ECLI:NL:RBGEL:2024:1364

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
05.332997.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen poging doodslag en openlijke geweldpleging met steekwapens tijdens familieconflict

Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. De zaak vond zijn oorsprong in een familieconflict dat op 22 juli 2021 in Zutphen plaatsvond. Tijdens dit conflict heeft de verdachte, samen met medeverdachten, meerdere keren met een mes en een schaar gestoken naar de slachtoffers, die ook familieleden waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten opzettelijk zwaar lichamelijk letsel hebben toegebracht aan de slachtoffers, waarbij de verdachte met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en heeft een proeftijd van twee jaar opgelegd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van smartengeld aan de benadeelde partij [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van de tenlastelegging met betrekking tot deze benadeelde partij is vrijgesproken. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/332997-21
Datum uitspraak : 5 maart 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. G.J. Gerrits, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Zutphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2]
opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer 1] één of meermalen met een mes en/of schaar, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in diens bovenarm en/of nek en/of (linker)zijde van het lichaam te steken en/of te snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Zutphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer steekverwonding(en), heeft/hebben toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] met een mes en/of schaar, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in diens bovenarm en/of nek en/of (linker)zijde van het lichaam te steken en/of te snijden;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Zutphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer 1] met een mes en/of schaar, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in diens bovenarm en/of nek en/of zijde van het lichaam heeft/hebben gestoken en/of gesneden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Zutphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer steekverwonding(en), heeft/hebben toegebracht, door voornoemde [slachtoffer 1] met een mes en/of een schaar, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in diens rug te steken;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Zutphen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [slachtoffer 1] met een mes en/of een schaar, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) in diens rug heeft/hebben gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 22 juli 2021 te Zutphen openlijk, te weten op de openbare weg, Stokebrand, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer perso(o)n(en) te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door:
-naar en/of in de richting van de woning en/of verblijfplaats van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te rennen en/of (vervolgens)
-met één of meer steekwapens, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) (steek)voorwerp(en) op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (in) te steken en/of (vervolgens)
-één of meermalen krachtig op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer 1] krachtig in diens (onder)arm te bijten en/of (vervolgens)
-krachtig die [slachtoffer 2] op/tegen de grond te gooien en/of duwen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 22 juli 2021 heeft aan de Stokebrand te Zutphen, op straat, een familieconflict plaatsgevonden tussen enerzijds de familie van verdachte, zijn [medeverdachte 1] (allebei wonende aan de [adres 2] ) en zijn [medeverdachte 2] , en anderzijds de familie [familienaam] , wonende aan de [adres 3] . [2] Het conflict bestond uit twee incidenten. Bij het eerste incident waren onder andere [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] aanwezig. Dit incident is gesust. [3] Na dit eerste incident heeft dochter [naam 1] haar broers [verdachte] en [medeverdachte 1] gebeld, waarna [verdachte] en [medeverdachte 1] vanuit de kapperszaak waar zij werkten snel ter plaatse zijn gekomen. [4] [verdachte] reed zijn auto om 15.48 uur het trottoir op in de richting van de [adres 3] . Vlak daarna rende [medeverdachte 1] in de richting van de [adres 3] . Om 15.53 uur kwamen de personen weer in beeld van de beveiligingscamera’s van de [adres 4] en was het incident voorbij. [5]
Na het incident is [slachtoffer 2] met verwondingen naar het ziekenhuis gebracht. [6] Ook [slachtoffer 1] is naar het ziekenhuis gebracht. Beiden moesten daar worden gehecht. [7]
[slachtoffer 2] had een viertal snijwonden, te weten een snijwond van 15 centimeter links over de thorax onder de tepel richting het schouderblad, een snijwond van 10 centimeter op de linker bovenarm, een snijwond van 3 centimeter in de nek en een snijwond van 1 centimeter op het linker schouderblad. [8] [slachtoffer 1] had op zijn rug oppervlakkige steekwonden met in totaal twee hechtingen, een oppervlakkige krasverwonding en een rafelige open wond die niet gehecht is. [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Niet bewezen kan worden dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de dood. Ook is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie heeft gesteld dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 meer subsidiair tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken, omdat verdachte niet degene is geweest die het geweld jegens [slachtoffer 1] heeft toegepast. De officier van justitie heeft tot slot gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat verdachte van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken, omdat sprake is van onvoldoende bewijs dat verdachte [slachtoffer 2] heeft gestoken. De verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [getuige 2] , [getuige 3] , [naam 2] en [naam 3] zijn onbetrouwbaar en dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Ook is geen sprake van een aanmerkelijke kans op de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel. Tevens is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 bepleit dat verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde wordt vrijgesproken, omdat sprake is van onvoldoende bewijs dat verdachte [slachtoffer 1] heeft gestoken. Ten aanzien van het primair tenlastegelegde heeft de raadsman zich tevens op het standpunt gesteld dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
De raadsman heeft verder bepleit dat verdachte van het onder feit 3 tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de samenhang tussen de tenlastegelegde feiten zal de rechtbank de bewijsmiddelen van de feiten gezamenlijk uiteenzetten, waarbij ieder bewijsmiddel wordt gebruikt ten aanzien van het feit waarop het blijkens zijn inhoud ziet. Vervolgens zal de rechtbank ten aanzien van elk feit een conclusie trekken.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld hoe de letsels van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn ontstaan. Verdachte en zijn medeverdachten hebben ontkend zich aan het ontstaan van de letsels schuldig te hebben gemaakt.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij buiten werd aangevallen door zijn neefjes [verdachte] en [medeverdachte 1] . Toen aangever werd aangevallen door [verdachte] , viel hij op de grond. Hij dacht dat hij werd geslagen, maar toen zag hij dat op zijn linker bovenarm een flinke wond zat waarbij hij in het vlees kon kijken. Aangever zag toen dat [verdachte] een kappersscheermes en een schaar in zijn handen had. [10]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat ongeveer een half uur na het eerste incident iedereen bij de voordeur stond. [verdachte] en [medeverdachte 2] hadden allebei een mes en [medeverdachte 1] had een barbiersmes. Zij vielen daarmee [slachtoffer 2] aan. Omdat aangever er tussen sprong, heeft hij een steekwond op zijn rug opgelopen. [11] Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij door [medeverdachte 2] is gestoken. [slachtoffer 2] is in zijn bovenarm en zijkant gestoken door [verdachte] . [medeverdachte 1] stak [slachtoffer 2] in zijn rug. [medeverdachte 2] wilde [slachtoffer 2] ook steken, maar aangever heeft zijn zoon beschermd door de messteek op te vangen. De steek kwam in aangevers rug. [12]
[getuige 2] heeft verklaard dat de hele familie, waaronder [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] , buiten voor de achtertuin van de familie [slachtoffer 1] stond. [medeverdachte 2] had een keukenmes vast, [verdachte] een stanleymes en [medeverdachte 1] een kappersschaar. [medeverdachte 2] en [verdachte] kwamen met hun handen omhoog met de messen aangerend. [verdachte] viel [slachtoffer 2] aan en begon direct te steken. Hij werd in zijn linkerarm en linkerzij geraakt. [medeverdachte 1] stak met een kappersschaar in de nek van [slachtoffer 2] . Dit deed hij met kracht. [slachtoffer 1] werd in zijn rug gestoken door [medeverdachte 2] . [13]
[getuige 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] iets in zijn hand had en dat hij daarmee [slachtoffer 2] aan het steken was. [medeverdachte 1] raakte [slachtoffer 2] op de achterzijde van zijn nek en hoofd. [verdachte] had een mes vast en stak [slachtoffer 2] hiermee meerdere malen. [verdachte] raakte [slachtoffer 2] op de linkerzijde van zijn lichaam. [14]
[naam 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] een mes in zijn hand had en dat [verdachte] en [medeverdachte 1] een kappersschaar en een kappersscheermes bij zich hadden. [verdachte] en [medeverdachte 1] vielen [slachtoffer 2] aan en staken hem op zijn arm en aan de zijkant. [15]
De rechtbank overweegt dat bovengenoemde verklaringen elkaar onderling ondersteunen en bovendien worden ondersteund door de vastgestelde letsels bij zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] . De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard van het letsel van [slachtoffer 2] , het letsel niet door een ander wapen dan een steekwapen als een mes en/of een schaar kan zijn veroorzaakt. De omstandigheid dat getuigen niet eensluidend verklaren over de exacte steekwapens die verdachten bij zich hadden, doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen geen afbreuk. Verdachten hebben verklaard geen letsels bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gezien te hebben. Gelet op de ernst van het letsel van met name [slachtoffer 2] hecht de rechtbank geen geloof aan deze verklaringen. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangevers en de getuigenverklaringen. Zij zal deze verklaringen gebruiken voor het bewijs.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn [medeverdachte 1] , tezamen en in vereniging, de snijverwondingen van [slachtoffer 2] hebben toegebracht en ook dat zij stekende bewegingen naar hem hebben gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte betrokken was bij het toebrengen van steekverwondingen bij [slachtoffer 1] en zal verdachte daarom vrijspreken van het hem onder feit 2, primair en subsidiair, tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde is de rechtbank op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] Faiq op 22 juli 2021 te Zutphen openlijk en in vereniging geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door in de richting van hun woning of verblijfplaats te rennen en vervolgens met steekwapens op hen in te steken. Van het op het hoofd en/of tegen het lichaam van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] slaan en/of stompen, het bijten in de arm van [slachtoffer 1] en het tegen de grond gooien van [slachtoffer 2] wordt verdachte vrijgesproken. Uit de verklaringen volgt dat [slachtoffer 1] niet door verdachte of een van zijn medeverdachten, maar door [naam 1] in zijn arm is gebeten. Ook volgt uit de verklaringen niet dat aangevers zijn geslagen of dat [slachtoffer 2] tegen de grond is gegooid.
De vraag is vervolgens hoe de handelingen van verdachte en [medeverdachte 1] ten aanzien van feit 1 moeten worden gekwalificeerd.
[slachtoffer 2] is aan een risicovolle situatie blootgesteld. Indien de snijwond op de thorax dieper was geweest, had een klaplong of bloeding in de borstholte kunnen ontstaan. Dat had een levensbedreigende situatie kunnen opleveren. Bij de snijwond in de nek had een groot bloedvat geraakt kunnen worden, met een levensgevaarlijke bloeding tot gevolg. [16]
De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] en [medeverdachte 1] Faiq met hun handelen voorwaardelijk opzet hebben gehad op de dood van [slachtoffer 2] . Verdachten hebben aangever op meerdere plekken op zijn lichaam geraakt. De snijverwondingen op de linkerarm en op de thorax zijn bovendien diep geweest, waaruit de rechtbank afleidt dat de letsels met een scherp steek- dan wel snijwapen en met kracht zijn toegebracht. Op de thorax en in de nek bevinden zich vitale en kwetsbare onderdelen van het menselijk lichaam. Het is een feit van algemene bekendheid dat met een steekwapen als een mes of een schaar dodelijk letsel kan worden toegebracht. Door met een steekwapen stekende of snijdende bewegingen naar aangever te maken richting deze kwetsbare delen van zijn lichaam, niet wetende waar dat wapen precies terecht zou komen en niet wetende wat het effect zou zijn van de gebruikte kracht, hebben verdachten bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever niet aan zijn nek maar bijvoorbeeld aan vaten in de hals zou worden geraakt, of dat een diepere verwonding op de thorax zou zijn ontstaan waardoor een klaplong of bloeding had kunnen ontstaan, met als gevolg dat aangever aan zijn verwondingen zou kunnen overlijden. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aan [verdachte] en [medeverdachte 1] Faiq primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks22 juli 2021 te Zutphen tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2]
opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer 1]
één ofmeermalen met een mes en/of schaar
, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en)in diens bovenarm en
/ofnek en
/of (linker
)zijde van het lichaam
te steken en/ofte snijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks22 juli 2021 te Zutphen openlijk, te weten op de openbare weg, Stokebrand,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
één of meerperso
(o)n
(en
)te weten [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] door:
-
naar en/ofin de richting van de woning
en/of verblijfplaats van voornoemde [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] te rennen en
/of (vervolgens
)-met
één of meersteekwapens
, althans met één of meer scherp(e) en/of puntig(e) (steek)voorwerp(en)op die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
(in
)te steken
en/of (vervolgens)-één of meermalen krachtig op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te slaan en/of te stompen en/of (vervolgens)-die [slachtoffer 1] krachtig in diens (onder)arm te bijten en/of (vervolgens)-krachtig die [slachtoffer 2] op/tegen de grond te gooien en/of duwen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair en feit 3:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van poging tot doodslag
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

5.De strafbaarheid van de feiten

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op noodweer of noodweerexces toekomt. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte een beroep op noodweer toekomt. Verdachte is met een mes aangevallen door de familie [slachtoffer 1] , heeft het mes afgepakt en heeft zich vervolgens met het mes verdedigd.
De beoordeling door de rechtbank
De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. Voor een geslaagd beroep op noodweer dient sprake te zijn van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf waartegen noodzakelijke verdediging geboden is, dan wel een ogenblikkelijk dreigend gevaar daartoe.
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten op dit punt onvoldoende steun vinden in het dossier. Enkel de familie van verdachte heeft verklaard door de familie [slachtoffer 1] te zijn aangevallen. Andere getuigen spreken niet over een aanval van de familie [slachtoffer 1] jegens verdachte en zijn medeverdachten. Het is de familie [slachtoffer 1] die de meeste en de zwaarste verwondingen heeft opgelopen. Daarbij hebben Paiwand en [slachtoffer 1] ook snijwonden op hun vingers opgelopen, die passen bij het beeld van afweerverwondingen. Verdachten hebben in verhouding relatief oppervlakkig letsel opgelopen. Verdachte heeft als enige wel een snijverwonding opgelopen, aan zijn linkerhand. In zijn letselrapportage is echter vermeld dat het mogelijk is dat hij die wond aan zichzelf heeft toegebracht. Uit de camerabeelden volgt bovendien dat verdachten degenen zijn geweest die naar de woning van de familie [slachtoffer 1] zijn gesneld. Uit hun eigen verklaringen volgt ook dat dit gepaard ging met teksten als “welke pooier heeft mijn zusje geslagen?” of woorden van soortgelijke strekking. Hun verklaring dat zij enkel kwamen praten, wordt weersproken door de bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestaan van een noodweerscenario niet aannemelijk geworden. Een beroep op noodweer dan wel noodweerexces kan daarom niet slagen en wordt verworpen.
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de duur van het voorarrest wordt opgelegd. Een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke straf, volstaat.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft geprobeerd iemand van het leven te beroven. Verdachte heeft, naar aanleiding van een familieconflict, samen met zijn broer, zijn neef met steekwapens op de thorax, in zijn arm, in zijn nek en op zijn schouder geraakt. Door zijn handelen heeft verdachte het slachtoffer ernstige verwondingen toegebracht. Verdachte heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft door het handelen van verdachte littekens opgelopen en zal hierdoor altijd worden herinnerd aan hetgeen is gebeurd. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging.
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn met ruim een half jaar is overschreden. De rechtbank zal daarmee bij de strafoplegging, in voor verdachte gunstige zin, rekening houden.
De reclassering heeft in haar rapport van 31 mei 2022 beschreven dat zij, wegens de culturele kwesties die aan de orde zijn, geen mogelijkheden ziet om met reclasseringsbemoeienis of forensische hulpverlening een bijdrage te leveren aan passende risicobeheersing.
Ter zitting is naar voren gebracht dat verdachte en zijn broer [medeverdachte 1] wegens het familieconflict tot twee keer toe zijn verhuisd en thans niet meer in Zutphen wonen. [medeverdachte 1] heeft zijn kapperszaak in Zutphen voor een laag bedrag moeten verkopen. [medeverdachte 1] is op een nieuwe locatie een nieuwe kappersonderneming gestart, waarin verdachte mede werkzaam is. In geval van een gevangenisstraf zal de kappersonderneming verloren gaan. Ook raken verdachte en [medeverdachte 1] dan hun woning kwijt. In de tussentijd zijn verdachte en [medeverdachte 1] door de familie [slachtoffer 1] bedreigd en aangevallen.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de ernst van de feiten, ondanks bovengenoemde consequenties, enkel oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt er wel rekening mee dat het familieconflict op het leven van verdachte zelf ook veel negatieve impact heeft gehad, dat dit conflict nog niet is opgelost en mogelijk nog rancune bestaat. De rechtbank ziet aanleiding dit in het voordeel van verdachte mee te wegen en aan hem een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
Indien geen sprake was geweest van overschrijding van de redelijke termijn, had de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, opgelegd. Nu sprake is van overschrijding van de redelijke termijn acht de rechtbank, alles overziend, een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht wordt daarop in mindering gebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 10.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 6.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] hoofdelijk kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich, wegens de gevorderde vrijspraak ten aanzien van feit 2, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
De verdediging heeft zich primair, wegens het verzoek om vrijspraak dan wel de gestelde noodweer, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vordering moeten worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vordering moeten worden verklaard, omdat de behandeling van de vorderingen een te grote belasting van het strafgeding is. De vorderingen zijn namelijk onvoldoende onderbouwd, waardoor voor een goede beoordeling van de vorderingen een aanhouding van de zaak noodzakelijk is.
Overweging van de rechtbank
Vordering [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het feit heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van littekens opgelopen en is benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. De aard en de ernst van de normschending maken dat aantasting in de persoon op andere wijze kan worden aangenomen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit, de ernst van het letsel en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen.
De rechtbank overweegt dat benadeelde weliswaar littekens heeft overgehouden aan het incident, maar dat geen spoedoperatie heeft plaatsgevonden, geen pezen of spieren zijn geraakt en de littekens in het dagelijks leven geen beperkingen geven. Omdat geen foto’s van de littekens bij de vordering zijn gevoegd, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen in welke mate de littekens ontsierend zijn. Ook is gesteld dat benadeelde is gediagnosticeerd met PTSS en sinds het incident onder behandeling van een psycholoog staat, maar uit de bijgevoegde brief van de psycholoog volgt niet dat de PTSS is opgelopen ten gevolge van het incident en dat de EMDR-behandelingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Ook in de verhoudingen tussen beide families ziet de rechtbank aanleiding het gevorderde smartengeld ernstig te matigen. Al met al zal de rechtbank naar maatstaven van billijkheid het smartengeld op een bedrag van € 2.500,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 22 juli 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn [medeverdachte 1] ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Vordering [slachtoffer 1]
Verdachte is vrijgesproken van feit 2. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 55, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 10 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 2.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 2.500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 35 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de [medeverdachte 1] (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en mr. T. Mol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 februari 2024.
mr. Clevers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202107240800, gesloten op 8 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 34.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 64.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 34.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 235-243.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 64.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 65.
8.Letselrapportage Forensische Geneeskunde, p. 182-190.
9.Letselrapportage Forensische Geneeskunde, p. 213-217.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 97.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 87.
12.Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de R-C.
13.Proces-verbaal verhoor [getuige 2] , p. 74-75.
14.Proces-verbaal verhoor [getuige 3] , p. 115-116.
15.Proces-verbaal verhoor [getuige 1] bij de R-C.
16.Letselrapportage Forensische Geneeskunde, p. 184.