ECLI:NL:RBGEL:2024:1315

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
413845
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van vorderingen in faillissement met curator

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de curator van een failliete vennootschap en Geldersch Beheer B.V. De curator vorderde betaling van een bedrag uit hoofde van onverschuldigde betaling, maar Geldersch Beheer stelde dat zij een tegenvordering had die door verrekening de vordering van de curator teniet zou doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Geldersch Beheer een vordering op de failliete vennootschap had die tenminste gelijk was aan de vordering van de curator. De rechtbank oordeelde dat het beroep op verrekening slaagde, waardoor de curator geen vordering meer had op Geldersch Beheer. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de curator niet in de proceskosten van Geldersch Beheer werd veroordeeld, omdat de curator nodeloos kosten had veroorzaakt door onvoldoende informatie voorafgaand aan de procedure te verstrekken. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige administratie en communicatie in faillissementzaken, vooral met betrekking tot vorderingen en tegenvorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/413845 / HA ZA 23-21
Vonnis van 20 maart 2024
in de zaak van
[curator] Q.Q.,
in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[onder curatele].,
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: de curator,
advocaat: mr. C.F.H. Donners te Nijmegen,
tegen
GELDERSCH BEHEER B.V.,
te Millingen aan de Rijn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Geldersch Beheer,
advocaat: mr. C.W. Houtman te Arnhem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 november 2023,
- de conclusie na niet gehouden enquête van Geldersch Beheer (met producties 13 tot en met 40),
- de antwoordconclusie na niet gehouden enquête van de curator.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 1 november 2023 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering van de curator op de primaire grondslag niet toewijsbaar is omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 74 Fw. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering van de curator van € 116.297,98 op grond van onverschuldigde betaling (de subsidiaire grondslag) in beginsel toewijsbaar is, tenzij het beroep op verrekening met een vordering van Geldersch Beheer op [onder curatele] opgaat.
2.2.
Geldersch Beheer heeft in de conclusie van antwoord, onder verwijzing naar onder meer een openbaar verslag van de curator, onderbouwd gesteld dat Geldersch Beheer een voor verrekening in aanmerking komende (tegen)vordering heeft op (het gefailleerde) [onder curatele] van € 371.807,68 en dat de vordering van de curator dus door verrekening teniet is gegaan. Zij heeft daarvan ook bewijs aangeboden. De rechtbank heeft Geldersch Beheer in het tussenvonnis toegelaten tot het leveren van bewijs waaruit de door haar gestelde tegenvordering van ten minste € 116.297,98 blijkt.
2.3.
Geldersch Beheer heeft vervolgens een conclusie na niet gehouden enquête (hierna: de conclusie na tussenvonnis) genomen met de volgende producties:
13. De kolommenbalans van [onder curatele] op 20 mei 2020
14. E-mail van [betrokkene 1] aan de curator d.d. 25 mei 2020 (met stukken [onder curatele] )
15. Rapport [betrokkene 2] d.d. 4 mei 2023
16. Kolommenbalans [bedrijf 1] op 20 mei 2020
17. E-mail van [betrokkene 1] aan de curator d.d. 25 mei 2020 (met stukken [bedrijf 1] )
18. Grootboekrekening 1440 R/C Geldersch Beheer BV 2019 (administratie [onder curatele] )
19. Grootboekrekening 1440 R/C [onder curatele] 2018 (administratie Geldersch Beheer)
20. Grootboekrekening 1910 Af te dragen/Te ontvangen Vpb 2019 (admi. [onder curatele] )
21. Journaalpostverwerking resultaat [bedrijf 2] 2019
22. E-mail van advocaat Geldersch Beheer aan curator van 7 november 2023
23. Reactie hierop van de curator in een e-mail van 9 november 2023
24. Grootboekrekening 1490 Zero balancing Rabobank 2019 (administratie [onder curatele] )
25. Grootboekrekening Rabobank R/C 2019 (met 272 sweeping zero balancing boekingen)
26. Grootboekrekening 1440 R/C Geldersch Beheer BV 2020 (administratie [onder curatele] )
27. Grootboekrekening 1490 Zero balancing Rabobank 2020 (administratie [onder curatele] )
28. Grootboekrekening Rabobank R/C 2020 (met 391 sweeping zero blancing boekingen)
29. Grootboekrekening 1410 R/C Geldersch Beheer BV 2019 (administratie [bedrijf 1] )
30. Grootboekrekening 1410 R/C Geldersch Beheer BV 2020 (administratie [bedrijf 1] )
31. Grootboekrekening 1910 Af te dragen/Te ontvangen Vpb 2019 (adm. [bedrijf 1] )
32. Grootboekrekening 1490 Zero balancing Rabobank 2019 (administratie [bedrijf 1] )
33. Rekeningafschriften 2019 van [rekeningnummer] van [bedrijf 1]
34. Grootboekrekening 1490 Zero balancing Rabobank 2020 (administratie [bedrijf 1] )
35. Rekeningafschriften 2020 van [rekeningnummer] van [bedrijf 1]
36. Grootboekrekening 1410 R/C [bedrijf 2] 2018 (administratie Geldersch Beheer)
37. Grootboekrekening 1410 R/C [bedrijf 2] 2019 (administratie Geldersch Beheer)
38. Grootboekrekeningen 1910 Af te dragen/Te ontvangen Vpb 2018 en 2019 ( [bedrijf 2] )
39. E-mail van [betrokkene 1] aan de curator d.d. 25 mei 2020 (met stukken [bedrijf 2] )
40. Openstaande posten Geldersch Beheer op [onder curatele] per 24 mei 2020 (verklaring van bedrag van € 8.185,28 met omschrijving ‘debiteuren’ in overzicht schuldverhoudingen dat als productie 21 bij dagvaarding is overgelegd)
2.4.
De curator heeft daarop gereageerd bij antwoordconclusie na niet gehouden enquête. Zij heeft daarin opgemerkt dat zij de analyse van de verstrekte onderbouwing zonder bijstand van haar financieel deskundige [betrokkene 2] heeft moeten doen. [betrokkene 2] was niet meer bereid om werkzaamheden voor de curator uit te voeren vanwege een door [betrokkene 1] (bestuurder van Geldersch Beheer en voormalig bestuurder van [onder curatele] ) tegen [betrokkene 2] ingediende tuchtklacht. Verder heeft de curator – samengevat – het volgende opgemerkt en betoogd:
  • De bij de curator ingediende vordering van € 371.807,68 is niet gelijk aan de vordering die nu door Geldersch Beheer wordt gesteld en uit de kolommenbalansen volgt, te weten € 349.923,02.
  • Daarnaast valt op dat Geldersch Beheer het saldo ‘Zero Balancing Rabobank’ van
€ 29.813,74 niet aftrekt van de schuld van [onder curatele] aan Geldersch Beheer.
  • Ook valt op dat er boekingen ten aanzien van vennootschapsbelasting zijn gedaan terwijl [onder curatele] (als geheel) vanaf 2018 verlieslatend was.
  • Zonder verdere toelichting, die ontbreekt, kan de curator uit de kolommenbalansen slechts opmaken dat [onder curatele] een schuld heeft aan Geldersch Beheer ter hoogte van € 132.430,65, terwijl [bedrijf 1] een vordering op Geldersch Beheer heeft van
€ 217.492,37. Per saldo heeft [onder curatele] dus een vordering op Geldersch Beheer.
2.5.
De rechtbank zal hierna ingaan op hetgeen partijen hebben aangevoerd over de gestelde vordering van Geldersch Beheer en komt tot de conclusie dat Geldersch Beheer is geslaagd in haar bewijsopdracht. De rechtbank zal daarna oordelen over het verzoek van de curator om Geldersch Beheer op grond van artikel 237 lid 1 Rv in de proceskosten te veroordelen.
De vordering van Geldersch Beheer op [onder curatele]
2.6.
Binnen [onder curatele] werden drie gescheiden administraties gevoerd voor de verschillende activiteiten die binnen deze vennootschap werden uitgevoerd, namelijk de administratie van [onder curatele] , [bedrijf 1] en [bedrijf 2] (tot 2020). Dit is volgens de curator één van de redenen waarom de administratie van [onder curatele] moeilijk te doorgronden was. Vanwege het staken van de [bedrijf 2] -activiteiten werden er ten tijde van het faillissement (19 mei 2020) nog twee gescheiden administraties gevoerd; die van [onder curatele] (verwarrend genoeg aangeduid met [onder curatele] ) en die van [bedrijf 1] . Samen vormden die op
19 mei 2020 dus de administratie van [onder curatele] Door deze separate administraties, is ook sprake van twee rekening-courantverhoudingen, die in juridische zin beide betrekking hebben op de relatie tussen [onder curatele] en Geldersch Beheer.
2.7.
Geldersch Beheer stelt in haar conclusie na niet gehouden enquête dat de vordering van Geldersch Beheer op [onder curatele] € 349.923,02 bedraagt. Van de totale vordering van Geldersch Beheer op [onder curatele] heeft € 132.430,65 betrekking op de [onder curatele] -activiteiten en € 217.492,37 op de [bedrijf 1] -activiteiten.
2.8.
Geldersch Beheer licht toe dat zij in een e-mail van 12 juni 2020 aan de curator en in de conclusie van antwoord nog uitging van een hogere vordering op [onder curatele]
(€ 371.807,68) doordat zij ten aanzien van de [onder curatele] -activiteiten uitging van een vordering van € 154.315,31 in plaats van € 132.430,65. Dit verschil heeft Geldersch Beheer verklaard in randnummers 32 en 40 van haar conclusie na niet gehouden enquête, en heeft zij ook met stukken onderbouwd. In het schuldenoverzicht stond bij de [onder curatele] -activiteiten een rekening-courantschuld van € 146.130,03 vermeld en een post debiteuren van € 8.185,28 (samen € 154.315,31). Geldersch Beheer heeft erop gewezen dat € 146.396,53 de rekening-courantstand was op 30 april 2020 en dat vier memoriaal boekingen tussen 30 april 2020 en 4 mei 2020 het saldo hebben doen verminderen van € 146.396,53 naar € 132.430,65 (een verschil van € 13.699,38). Dat heeft zij onderbouwd met productie 26. Verder heeft Geldersch Beheer onder verwijzing naar productie 40 toegelicht dat een bedrag van
€ 8.185,28 ultimo mei 2020 door [onder curatele] nog aan haar betaald had moeten worden en dat zij dit bedrag daarom onder ‘debiteuren’ bij de rekening-courantvordering van Geldersch Beheer had opgeteld (zie productie 40). Als voormelde verschil van € 13.699,38 en de post debiteuren van € 8.185,28 in mindering worden gebracht op de oorspronkelijke vordering van € 154.315,31 resteert een vordering van € 132.430,65.
2.9.
De curator heeft op deze toelichting niet inhoudelijk gereageerd. De rechtbank gaat dan ook uit van de inmiddels door Geldersch Beheer verlaagde vordering op [onder curatele] van € 349.923,02, bestaande uit € 217.492,37 terzake de [bedrijf 1] -activiteiten en € 132.430,65 terzake de [onder curatele] -activiteiten. Deze bedragen corresponderen met de eindsaldi van de grootboekrekeningen 1440 en 1410, die door de curator bij dagvaarding al waren overgelegd als productie 23 en productie 22. Omdat de vermeende vordering van
€ 217.492,37 al genoeg zou zijn om de vordering van de curator na verrekening teniet te doen gaan, zal de rechtbank deze eerst bespreken.
De vordering van Geldersch Beheer terzake de [bedrijf 1] -activiteiten (€ 217.492,37)
2.10.
Begin 2019 is [onder curatele] onder de handelsnaam [bedrijf 1] gestart met de exploitatie van diverse websites en domeinnamen. Deze afdeling leed nog steeds aanloopverliezen toen het faillissement van [onder curatele] werd uitgesproken. Zoals hiervoor al is opgemerkt, werd voor de [bedrijf 1] -activiteiten een aparte administratie bijgehouden.
2.11.
De vordering van Geldersch Beheer op [onder curatele] , tevens rekening-courantschuld van [onder curatele] aan Geldersch Beheer, uit hoofde van de [bedrijf 1] -activiteiten bedraagt volgens Geldersch Beheer € 217.492,37. Dit bedrag volgde reeds uit de door de curator overgelegde grootboekkaart ‘1410 - R/C Geldersch Beheer B.V.’ gedateerd op 20 mei 2020. Bij conclusie na niet gehouden enquête heeft Geldersch Beheer ter nadere onderbouwing van haar gestelde vordering als productie 16 de (eveneens op 20 mei 2020 gedateerde) kolommenbalans/winst- en verliesrekening van [bedrijf 1] van 2020 overgelegd. Op die balans is het bedrag van € 217.492,37 opgenomen onder de vlottende activa (kopje ‘Groepsmaatschappen’, subkopje ‘1410 – R/C Geldersch Beheer BV’). Volgens de curator volgt uit deze nadere productie dat dit bedrag geen schuld is maar een vordering van [onder curatele] op Geldersch Beheer. De curator veronderstelt dit omdat het als een positief bedrag onder de vlottende activa is opgenomen. Zij verwijst daarbij ook naar de kolommenbalans/winst- en verliesrekening van [onder curatele] (productie 13), waar de gestelde schuld van € 132.430,65 terzake [onder curatele] -activiteiten als negatief bedrag (en dus als een schuld) onder de vlottende activa is opgenomen.
2.12.
Hoewel het wat vreemd voorkomt om een rekening-courantschuld onder de vlottende activa te scharen, kan de rechtbank de stelling van de curator dat het bedrag van
€ 217.492,37 geen schuld maar een vordering van [onder curatele] is, niet volgen. Daartoe overweegt zij het volgende. Op de kolommenbalans van [bedrijf 1] van 2020 zijn drie kolommen met bedragen zichtbaar, waarvan de eerste kolom voor alle posten de beginbalanscijfers 2020 weergeeft, de tweede kolom het debet-eindsaldo en de derde kolom het credit-eindsaldo. Het bedrag van € 217.492,37 met omschrijving ‘1410 – R/C Geldersch Beheer BV’ staat vermeld in de derde kolom en is dus een creditbedrag (schuld). Op de kolommenbalans van [onder curatele] van 2020 zijn slechts twee kolommen met bedragen zichtbaar, waarvan de eerste kolom wederom de beginbalans van de betreffende post weergeeft en de tweede kolom het eindsaldo van de betreffende post weergeeft. In die tweede kolom is dus telkens in één bedrag het verschil tussen debet en credit weergegeven. Aangezien [onder curatele] per saldo een rekening-courantschuld heeft aan Geldersch Beheer, is het eindsaldo in de tweede kolom een negatief bedrag (-/- € 132.430,65). De schuld van [bedrijf 1] aan Geldersch Beheer van € 217.492,37 wordt niet als een negatief bedrag weergegeven, omdat het bedrag in de creditkolom staat en daaruit reeds volgt dat het een schuld is en geen vordering. De rechtbank concludeert dan ook dat uit de overgelegde kolommenbalansen blijkt dat [onder curatele] ook uit hoofde van de [bedrijf 1] -activiteiten een rekening-courantschuld heeft aan Geldersch Beheer.
2.13.
De hoogte van die schuld bedraagt volgens de kolommenbalans van [bedrijf 1] dus € 217.492,37. Dit bedrag is gespecificeerd in de grootboekrekeningen van [bedrijf 1] van 2019 en 2020 (producties 29 en 30 van Geldersch Beheer). De schuld per ultimo 2019 (€ 114.663,32) bestond hoofdzakelijk uit het bedrag dat [bedrijf 1] als gevolg van de zero balancing in rekening gebracht heeft gekregen, minus een teruggave vennootschaps-belasting. In 2020 is daar nog omstreeks € 100.000 bijgekomen, hoofdzakelijk door vier boekingen in verband met de zero balancing. Geldersch Beheer heeft toegelicht dat de nieuwe controller die boekingen naar de rekening-courant vanaf 2020 niet meer aan het eind van het jaar maar aan het eind van iedere maand in de rekening-courant heeft verwerkt.
De curator heeft niet gemotiveerd betwist dat dit bedrag onjuist is. Ook anderszins is het de rechtbank niet gebleken dat de hoogte van deze schuld onjuist zou zijn.
2.14.
Uit het in opdracht van de curator door forensisch accountant [betrokkene 2] opgestelde, en door Geldersch Beheer als productie 15 overgelegde, rapport blijkt niet dat [betrokkene 2] de hoogte van deze schuld heeft bevestigd of tot een ander bedrag is gekomen. Zoals de curator terecht heeft opgemerkt, was dat ook niet de opdracht aan [betrokkene 2] . Opvallend is wel dat het rapport alleen opmerkingen en vragen aan [betrokkene 1] over de kolommenbalans van [onder curatele] bevat, terwijl ervan mag worden uitgegaan dat hij tevens de beschikking had over de kolommenbalans en overige administratie van [bedrijf 1] . Gelet op het feit dat deze stukken op 25 mei 2020 als bijlagen bij een e-mail aan de curator zijn verzonden (zie productie 17), mag ervan worden uitgegaan dat [betrokkene 2] tevens de beschikking had over deze stukken uit de administratie van [bedrijf 1] . Kennelijk had [betrokkene 2] over deze kolommenbalans dus geen opmerkingen en had hij daarover ook geen vragen aan [betrokkene 1] . De conclusie is in ieder geval dat de stelling van de curator dat het bedrag van
€ 217.492,37 geen schuld maar een vordering van [bedrijf 1] op Geldersch Beheer zou zijn, geen steun vindt in het rapport van [betrokkene 2] en dat daaruit ook geen ander bedrag blijkt.
2.15.
De tussenconclusie is dan ook dat de schuld van [onder curatele] aan Geldersch Beheer uit hoofde van de [bedrijf 1] -activiteiten de vordering van de curator op Geldersch Beheer ruimschoots overtreft. In beginsel is Geldersch Beheer daarmee geslaagd in haar bewijsopdracht. Dit zou nog anders kunnen zijn indien die schuld van € 217.492,37 (veel) lager is vanwege ten onrechte niet aan [bedrijf 1] teruggegeven vennootschaps-belasting, zoals de curator heeft betoogd.
Vennootschapsbelasting
2.16.
In de antwoordconclusie heeft de curator betoogd dat er in beide administraties in de rekening-courant boekingen ten laste van [onder curatele] zijn gedaan ten aanzien van vennootschapsbelasting. Deze boekingen zijn volgens haar opvallend omdat [onder curatele] (als geheel) vanaf 2018 verlieslatend was en dus geen vennootschapsbelasting was verschuldigd. Daarnaast heeft zij erop gewezen dat Geldersch Beheer blijkens het rapport van [betrokkene 2] niet het hoofd van de fiscale eenheid was maar [bedrijf 3] , zodat zij ervan uitgaat dat eventuele vennootschapsbelasting door [bedrijf 3] is afgedragen en niet door Geldersch Beheer. In haar brief aan [betrokkene 1] van 9 mei 2023 heeft de curator vermeld dat in 2018 en 2019 sprake was van een teruggave van vennootschapsbelasting van respectievelijk € 43.594 en € 77.697 en dat deze bedragen ten gunste dienden te komen aan [onder curatele] in verband met geleden verliezen.
2.17.
De rechtbank kan niet vaststellen of de door [onder curatele] af te dragen/te ontvangen vennootschapsbelasting in plaats van via Geldersch Beheer via [bedrijf 3] had moeten lopen. Uit het eerder overgelegde rapport van [betrokkene 2] blijkt dat [betrokkene 1] op de vraag van [betrokkene 2] waarom de vennootschapsbelasting in de rekening-courant met Geldersch Beheer is geboekt terwijl [bedrijf 3] het hoofd is van de fiscale eenheid, heeft geantwoord:
‘Zie zoals hierboven al aangegeven; er is geen directe relatie tussen grootmoeder en dochter. De overeenkomst is ook tussen Geldersch Beheer en de dochters.’Mede gelet op het feit dat in het verleden via de rekening-courantverhouding boekingen ten aanzien van vennootschapsbelasting zijn gedaan, zoals hierna ook wordt overwogen, neemt de rechtbank deze overeenkomst aan. Voor dit geschil is van belang of er ten onrechte vennootschapsbelasting bij [onder curatele] in rekening is gebracht dan wel ten onrechte te weinig vennootschapsbelasting aan [onder curatele] is teruggegeven, zoals de curator betoogt.
2.18.
Op de overgelegde grootboekrekeningen is te zien dat er zowel bij [onder curatele] , als bij [bedrijf 2] als bij [bedrijf 1] ten laste en ten gunste van [onder curatele] boekingen zijn gedaan in rekening-courant ten aanzien van vennootschapsbelasting. In de boekhouding van [bedrijf 1] is te zien dat er alleen in 2019 een rekening-courant boeking ten aanzien van vennootschapsbelasting heeft plaatsgevonden en dat dit geen boeking ten laste van [bedrijf 1] is geweest. Zij heeft blijkens productie 31 vennootschapsbelasting teruggekregen en op 31 december 2019 is daardoor € 52.643,87 in debet geboekt op de rekening-courant met Geldersch Beheer (zie productie 29). Gesteld noch gebleken is dat [bedrijf 1] met dit bedrag te weinig vennootschapsbelasting zou hebben teruggekregen via Geldersch Beheer. De curator heeft gesteld dat [onder curatele] (als geheel) over 2019 gerechtigd was tot een teruggave van vennootschapsbelasting van € 77.697,-. Kennelijk heeft zij zich hierbij gebaseerd op het rapport van [betrokkene 2] , die dit bedrag heeft berekend door uit te gaan van een tarief van 25,1% over een negatief resultaat van € 309.775,- (pagina 11 van het rapport van [betrokkene 2] ). Indien deze uitgangspunten juist zijn, en indien het volledige bedrag van
€ 77.697,- uitsluitend aan [bedrijf 1] toegerekend had moeten worden (hetgeen niet aannemelijk is nu [onder curatele] in 2019 ook verlieslijdend was), zou dit betekenen dat ongeveer
€ 25.000,- te weinig is gedebiteerd bij [bedrijf 1] . Indien dit bedrag wordt afgetrokken van de schuld van € 217.492,37, resteert nog steeds een schuld van € 192.492,- en dus een schuld die ruimschoots hoger is dan de vordering van de curator.
2.19.
Nu moet enkel nog komen vast te staan dat de failliet uit hoofde van de [onder curatele] -activiteiten geen vordering op Geldersch Beheer heeft, om te kunnen concluderen dat Geldersch Beheer geslaagd is in haar bewijsopdracht en zij haar vordering op de failliet kan verrekenen met de vordering van de curator. De curator heeft terzake van de [onder curatele] -activiteiten niet betoogd dat de failliet een vordering heeft op Geldersch Beheer. Zij heeft echter wel vraagtekens geplaatst bij de door Geldersch Beheer gestelde vordering terzake van de [onder curatele] -activiteiten (zie onder 2.4 de middelste twee streepjes) en meer in het algemeen haar verbazing uitgesproken over de grote wijzing van de rekening-courantverhouding terzake de [onder curatele] -activiteiten. Om deze reden zal de rechtbank ook de gestelde vordering van Geldersch Beheer terzake van de [onder curatele] -activiteiten beoordelen. Daarbij hoeft de hoogte van die vordering niet te worden vastgesteld maar is reeds voldoende dat wordt vastgesteld dat er sprake is van een schuld van [onder curatele] aan Geldersch Beheer (van tussen de € 0 en € 132.430,65) terzake van deze activiteiten en geen vordering op Geldersch Beheer.
De vordering van Geldersch Beheer terzake van de [onder curatele] -activiteiten (€ 132.430,65)
2.20.
Ten aanzien van de schuld uit hoofde van de [onder curatele] -activiteiten ging de discussie tussen [betrokkene 2] en Geldersch Beheer over de volgens [betrokkene 2] ontbrekende aansluiting van het eindsaldo 2018 en het beginsaldo 2019 van grootboekkaart 1440, en de vraag of de schuld aan Geldersch Beheer € 132.430,65 bedraagt, dan wel van een hoger bedrag (van
€ 349.750,02, zoals Geldersch Beheer betoogde). De rechtbank zal hier niet verder op ingaan aangezien een bedrag van € 132.430,65 reeds de vordering van de curator overtreft, en bovendien slechts hoeft te komen vast te staan dat er terzake deze activiteiten een vordering van Geldersch Beheer bestaat.
2.21.
Hetgeen de curator in haar antwoordconclusie na niet gehouden enquête nog heeft gesteld ten aanzien van de schuld van [onder curatele] aan Geldersch Beheer, kan er niet toe leiden dat niet van een schuld maar van een vordering op Geldersch Beheer moet worden uitgegaan terzake van de [onder curatele] -activiteiten. De curator heeft opgemerkt dat het opvalt dat Geldersch Beheer het saldo ‘Zero Balancing Rabobank’ van € 29.813,74 niet aftrekt van de schuld van [onder curatele] aan Geldersch Beheer (van € 132.430,65, zie productie 13). Wat hier ook van zij, zelfs indien dit bedrag daarvan wordt afgetrokken resteert een schuld aan Geldersch Beheer (van € 102.616,91). Ook resteert er nog steeds een schuld aan Geldersch Beheer indien ervan zou moeten worden uitgegaan dat over 2018 een bedrag van € 43.594,- ten onrechte niet in mindering zou zijn gebracht op de rekening-courant schuld terzake de [onder curatele] -activiteiten vanwege de door de curator genoemde teruggave vennootschaps-belasting.
2.22.
Afgezien van de hiervoor behandelde stellingen van de curator, heeft de curator meer in het algemeen haar verbazing uitgesproken over het feit dat de schuld aan Geldersch Beheer zo is opgelopen, gelet op het feit dat uit de administratie van [onder curatele] blijkt dat [onder curatele] per 1 januari 2018 nog een vordering van ruim € 88.000 op Geldersch Beheer had.
2.23.
Hoewel de curator met deze opmerking de door Geldersch Beheer gestelde en met stukken onderbouwde vordering op [onder curatele] onvoldoende weerlegt, concludeert de rechtbank nog wel - ten overvloede - dat Geldersch Beheer in ieder geval een plausibele verklaring heeft gegeven voor de grote verandering in de rekening-courantschuld aan Geldersch Beheer tot 1 januari 2020. Volgens Geldersch Beheer is de (hoge) vordering op [onder curatele] het gevolg van het feit dat twee van de drie afdelingen van [onder curatele] verlies leden ( [bedrijf 2] en [bedrijf 1] ). Die verliezen over de jaren 2018, 2019 en 2020 heeft Geldersch Beheer gefinancierd doordat zij die verliezen heeft afgerekend met de bank. Zo is de vordering (in rekening-courant) op [onder curatele] ontstaan. Het in 2017 gestarte detacheringsbureau [bedrijf 2] liep niet goed en is ultimo 2018/begin 2019 opgehouden te bestaan. De daarop betrekking hebbende administratie is per 31 december 2019 afgesloten en hetgeen in die administratie verschuldigd was aan Geldersch Beheer
(€ 109.055,95) is bij [onder curatele] geboekt in de grootboekrekening 1440. Dit blijkt uit de als productie 18 overgelegde grootboekrekening van 2019 van [onder curatele] . Daaruit blijkt ook dat de vordering op Geldersch Beheer terzake van de [onder curatele] -activiteiten per ultimo 2019 nog maar € 7.690,43 bedroeg. In 2020 is dat gewijzigd in een schuld aan Geldersch Beheer, en gelet op de overgelegde stukken is dit voornamelijk te wijten aan de ‘sweeping transacties’.
[betrokkene 2] heeft bij zijn weergave van de cijfers over 2017 t/m 2020 de administraties van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] niet meegenomen en daardoor ontstaan de grote verschillen waarover [betrokkene 2] en de curator vragen hadden.
Beroep op verrekening slaagt
2.24.
De rechtbank concludeert dat Geldersch Beheer erin is geslaagd te bewijzen dat zij een vordering op [onder curatele] / de boedel heeft van tenminste € 116.297,98. Dat betekent dat haar beroep op verrekening opgaat en dat de curator niets meer te vorderen heeft van Geldersch Beheer. De vordering van de curator zal dan ook worden afgewezen.
Proceskostenveroordeling
2.25.
De curator heeft de rechtbank verzocht om Geldersch Beheer op grond van artikel 237 lid 1 Rv in de proceskosten te veroordelen. Zij heeft haar stelling dat de proceskosten nodeloos zijn veroorzaakt door Geldersch Beheer als volgt toegelicht. De beslissing om de primaire vordering af te wijzen is gegrond op de verplichting tot vooruitbetaling van de huur die volgens de rechtbank volgt uit de ‘Overeenkomst van doorbelastingen’. Hoewel de curator en [betrokkene 2] vóór deze procedure al naar deze overeenkomst hebben gevraagd, heeft Geldersch Beheer deze overeenkomst pas kort voor de mondelinge behandeling in het geding gebracht. Als de rechtbank ook de subsidiaire vordering van de curator afwijst, dan is deze afwijzing gegrond op de toelichting die pas bij conclusie na niet gehouden enquête door Geldersch Beheer is gegeven. Vóór deze procedure en in haar conclusie van antwoord heeft Geldersch Beheer nagelaten om deze toelichting te verstrekken. Hierbij acht de curator tevens van belang dat [betrokkene 1] , als bestuurder van [onder curatele] , niet heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht ex artikel 105 lid 1 Fw. Indien Geldersch Beheer, althans [betrokkene 1] , de curator voorafgaand aan deze procedure deugdelijk had geïnformeerd, hadden de curator en de rechter-commissaris in het faillissement van [onder curatele] een andere afweging kunnen maken.
2.26.
Artikel 237 Rv bepaalt dat de partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld, in de kosten wordt veroordeeld (in dit geval dus de curator). Wel kan de rechter de kosten die nodeloos zijn aangewend of veroorzaakt voor rekening laten van de partij die deze kosten aanwendde of veroorzaakte (artikel 237 lid 1, laatste volzin, Rv). Deze bepaling biedt naar de letter genomen geen grond om de nodeloos bij de verliezende partij veroorzaakte kosten voor rekening van de winnende partij te brengen. Wat wel mogelijk is, is dat bepaalde nodeloos aangewende kosten aan de zijde van de winnende partij voor eigen rekening dienen te blijven.
2.27.
De omstandigheid dat [betrokkene 1] als bestuurder van [onder curatele] mogelijk de inlichtingenplicht van artikel 105 lid 1 Fw heeft geschonden kan geen consequenties hebben voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, waarin Geldersch Beheer partij is en niet [betrokkene 1] in zijn hoedanigheid van voormalig bestuurder van [onder curatele] Bovendien staan op schending van de inlichtingenplicht en medewerkingsplicht door de bestuurder van een gefailleerde vennootschap andere (strafrechtelijke) sancties.
2.28.
De rechtbank is met de curator van oordeel dat de ‘Overeenkomst doorbelastingen [onder curatele] ’ van 15 juli 2011 met de conclusie van antwoord laat in het geding is gebracht. Dat de door de mondelinge behandeling veroorzaakte kosten voorkomen waren indien dit stuk al bij de conclusie van antwoord was ingebracht, lijkt echter niet waarschijnlijk. De curator had immers ook nog een tweede grondslag voor haar vordering en die stond los van deze overeenkomst. De curator had de zaak na ontvangst van de betreffende overeenkomst nog kunnen intrekken voor de mondelinge behandeling maar heeft dat niet gedaan. De vraag is of zij dat wel had gedaan indien Geldersch Beheer voorafgaand aan de mondelinge behandeling ook alle stukken had overgelegd die zij nu bij de conclusie na tussenvonnis heeft overgelegd ter nadere onderbouwing van haar tegenvordering. De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten om daar vanuit te gaan en kan daarom niet concluderen dat de kosten van de mondelinge behandeling nodeloos zijn veroorzaakt door Geldersch Beheer. Wel mag worden aangenomen dat de bewijsopdracht, en daardoor de conclusie na tussenvonnis, achterwege was gebleven indien Geldersch Beheer direct in de conclusie van antwoord haar gestelde tegenvordering deugdelijk had onderbouwd. De kosten die gerelateerd zijn aan deze laatste conclusie zijn dan ook nodeloos veroorzaakt door Geldersch Beheer en behoeven niet door de curator te worden vergoed. Als salaris advocaat zullen dan ook 2 punten worden toegekend (voor de conclusie van antwoord en de mondelinge behandeling). De proceskosten van Geldersch Beheer worden begroot op:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × tarief V € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
9.773,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen van de curator af,
3.2.
veroordeelt de curator in de proceskosten, aan de zijde van Geldersch Beheer begroot op € 9.773,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024.
754