ECLI:NL:RBGEL:2024:1229

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
C/05/406034 HZ ZA 22-203
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civielrechtelijke geschil over schadevergoeding na instorting van stal door storm of gebrekkige constructie

In deze civiele zaak vordert eiser, eigenaar van een monumentale woonboerderij met stal, schadevergoeding van Achmea Schadeverzekering N.V. na de instorting van de stal op 24 oktober 2020. Eiser stelt dat de instorting het gevolg is van storm, zoals gedekt in zijn opstalverzekering. Achmea betwist dit en stelt dat de instorting het gevolg is van gebrekkig onderhoud en verrotting van de constructie. De rechtbank Gelderland heeft de feiten en de procedure in detail uiteengezet, inclusief de deskundigenrapporten die zijn ingediend door beide partijen. De rechtbank concludeert dat de instorting niet uitsluitend het gevolg is van storm, maar ook van de gebrekkige toestand van de kapconstructie, met name de moerbalken die ernstig aangetast waren door insecten en schimmels. De rechtbank oordeelt dat de storm slechts een ondergeschikte rol heeft gespeeld in de instorting. Daarom wijst de rechtbank de vorderingen van eiser af, omdat de schade niet is veroorzaakt door een gedekt evenement onder de verzekeringsovereenkomst. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van Achmea, die in totaal € 4.578,00 bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/406034 / HZ ZA 22-203
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. E.J. Eijsberg te Rotterdam,
tegen
ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V.,
te Apeldoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Achmea,
advocaat: mr. R.H.J. Wildenburg te Arnhem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 mei 2023 (hierna: het tussenvonnis)
- het deskundigenbericht
- de conclusie na deskundigenbericht van Achmea
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Voor een beter begrip van het deskundigenbericht en de verdere beoordeling van de zaak neemt de rechtbank hierna alsnog de feiten op.
2.2.
[eiser] is met zijn echtgenote eigenaar van de monumentale woonboerderij met aangebouwde stal gelegen aan de [adres woonboerderij] . De woonboerderij met stal is gebouwd in 1871. [eiser] heeft de woonboerderij met stal gekocht in 2003. De woonboerderij is toen volledig gerenoveerd. [eiser] is de stal gaan gebruiken als schuur. De schuur is gereinigd en alle dakpannen zijn goedgelegd.
2.3.
De stal/schuur is haaks tegen de achterzijde van de woonboerderij aangebouwd. De buitenmuren van de stal/schuur zijn opgetrokken uit steens metselwerk. De hoofddraagconstructie bestaat uit eikenhouten spanten met rondhouten sporen en een onbeschoten kap met oudhollandse pannen. In de stal/schuur is een verdiepingsvloer. Deze rust op moerbalken. Deze moerbalken lopen van zijmuur tot zijmuur en rusten in deze buiten-/zijmuren. De moerbalken werden verder ondersteund door houten staanders die zich zowel direct tegen de buitenmuren als op enige afstand daarvan bevonden. Het dak bestond uit vijf houten spanten (verticale balken) met daarop drie houten gordingen (horizontale balken).
2.4.
[eiser] heeft de risico’s die zijn verbonden aan de woonboerderij met schuur verzekerd bij Achmea onder een “Interpolis Alles in één Polis”. Op de opstalverzekering zijn van toepassing de algemene verzekeringsvoorwaarden (AV-02-191) en de Verzekeringsvoorwaarden Woonhuis (WOO-RV-50-191).
2.5.
De Verzekeringsvoorwaarden Woonhuis bevatten onder meer de volgende bepalingen:

7 Wanneer is schade aan de woning verzekerd?
(…)
Bij schade door storm.

Storm is windkracht 7 of meer.
(…)

8.Wanneer is schade aan de woning nog meer verzekerd?

Bij schade door een andere plotselinge gebeurtenis.

  • De oorzaak is niet genoemd bij “Wanneer is schade aan de woning verzekerd”.
  • Ook bij een oorzaak in de woning zelf (eigen gebrek).
-
Maar niet het eigen gebrek zelf.
(…)

16 Wanneer is schade en het gevolg van de schade niet verzekerd?

(…)
Bij schade door veroudering, slijtage, verrotting en roest.

Bijvoorbeeld uw houten vloer vertoont na verloop van tijd slijtage plekken.
(…)
Bij schade die ontstaat door slecht onderhoud van de woning.
(…)”
2.6.
Op zaterdag 24 oktober 2020 is de stal – een groot deel van het dak en van de rechterbuitenmuur ervan – ingestort. Het deel van de stal dat zich aan/tegen de woonboerderij bevond, staat nog overeind. Op het moment van instorting was in de omgeving van de woonboerderij met stal sprake van storm (windkracht 7 of meer).
2.7.
[eiser] heeft de schade gemeld bij Achmea en aanspraak gemaakt op schadevergoeding onder de polis. Volgens [eiser] is de dakinstorting ontstaan als gevolg van storm als bedoeld in de polis(voorwaarden).
2.8.
Op 26 oktober 2020 heeft de heer [schade-expert] (bouwkundig schade-expert bij Achmea Expertise, hierna: [schade-expert] ) een bezoek gebracht aan [eiser] . Vervolgens heeft [schade-expert] aan [naam bedrijf 1] (hierna: [naam bedrijf 1] ) opdracht gegeven de constructieve gesteldheid te beoordelen en de schadeoorzaak vast te stellen.
2.9.
Op 7 december 2020 heeft [naam bedrijf 1] een onderzoeksrapport uitgebracht. Het rapport vermeldt onder meer het volgende:
“(…)
De oorzaak van de instorting is naar alle waarschijnlijkheid het bezwijken van de spanten 4 en 5 ter plaatse van de muurplaat. De schade aan deze spanten duidt hier ook op.
De muurplaat bij de spanten 4 en 5 (waar ook de staldeur aanwezig was) wordt de sporen zowel verticaal als horizontaal belast. Deze spanten hebben deze belasting niet meer kunnen dragen en daardoor zijn de uiteinden bezweken. Met name op foto 15 is dit voor spant 4 duidelijk zichtbaar. Het restant van het uiteinde is nu in spievorm waaruit volgt dat het bovenste deel is afgescheurd. Voor spant 5 is dit het beste te zien op foto 17. Hier is duidelijk zichtbaar dat de belasting op het uiteinde teveel is geworden waardoor dit deel is bezweken. Door het bezwijken van deze muurplaat is het dak naar beneden gezakt. Hierdoor is ook de topgevel naar binnen getrokken en ingestort (foto 9).
Het instorten van de stal is niet het gevolg van meteorologische invloeden maar meer de tand des tijds. Het basismateriaal van spant 4 en 5 is aangetast waardoor de sterkte van dit materiaal afneemt met bezwijken als gevolg.
(…)”
2.10.
Op 9 december 2020 heeft Achmea een “Expertiserapport Brand” uitgebracht, opgesteld door [schade-expert] . Daarin wordt de staat van onderhoud “
matig” genoemd en de vastgestelde schadeoorzaak “
gereclameerde stormschade”. Het rapport vermeldt verder onder meer:
“(…)
De bevindingen van de ingeschakelde constructeur komen overeen met mijn eigen bevindingen. Ook ik ben van mening dat klimatologische invloeden niet van invloed zijn geweest op het instorten van de stal/schuur. De staat van onderhoud van de stal is dermate slecht dat het gebouw bezweken is door veroudering en verrotting van constructiedelen.
(…)
De herbouwkosten zijn door mij niet vastgesteld.
(…)”
2.11.
Bij brief van 16 december 2020 heeft Achmea het verzoek van [eiser] om de schade onder de polis te vergoeden afgewezen. Zij heeft haar afwijzing gebaseerd op haar Expertiserapport Brand en het onderzoeksrapport van [naam bedrijf 1] :

Uit beide rapporten blijkt, dat er geen sprake is van stormschade. Er is sprake van schade door slecht onderhoud en de stal bezweek door veroudering en verrotting van constructiedelen. Beide oorzaken zijn helaas niet verzekerd.
2.12.
Bij brief van 20 januari 2021 heeft [eiser] Achmea verzocht haar standpunt te herzien en de schade (de herbouwkosten) te laten begroten. Partijen hebben vervolgens nader gecorrespondeerd, maar dat heeft niet tot wijziging van het standpunt van Achmea geleid.
2.13.
[eiser] heeft een contra-onderzoek laten verrichten door [naam bedrijf 4] (hierna: [naam bedrijf 4] ). Op 1 september 2021 heeft [naam bedrijf 4] een rapport uitgebracht. Het rapport vermeldt onder meer dat het op 24 oktober 2020 in [plaats] en omgeving heeft gestormd en dat volgens de waarnemingen van het KNMI windstoten zijn geregistreerd van 17 meter per seconde. [naam bedrijf 4] geeft daarbij aan dat er mogelijk lokaal nog hardere windstoten zijn geweest gezien de ligging van de stal/schuur aan een open vlakte (weilanden) en de bosrand aan de achterzijde. Het instorten van de stal is volgens [naam bedrijf 4] veroorzaakt door harde windstoten die waarschijnlijk hoger zijn geweest dan 17 meter per seconde. Volgens [naam bedrijf 4] is het zeer aannemelijk dat, door de harde vlagerige wind, de verbinding van één van de spanten het heeft begeven, waardoor de kap naar buiten is gezakt en zo de overige spanten en de gevel heeft meegetrokken.
2.14.
Het rapport van [naam bedrijf 4] luidt verder onder meer als volgt:
“(…)
Inspectie, bevindingen ter plaatse
Tijdens ons bezoek op locatie hebben wij de restanten van de schuur visueel geïnspecteerd. De restanten hebben gedurende de levensduur van het gebouw te lijden gehad van insecten en invloeden die je in een veestal gebruikelijk zijn zoals ammoniak ed. waardoor het hout van de constructie delen op sommige locaties in omvang is afgenomen. Dit is echter met name op de begane grond het geval aangezien daar het vee heeft gestaan. Over het algemeen zijn de hoofdspanten ruim over gedimensioneerd waardoor deze wel enige aantasting kunnen hebben. De constructie als zodanig is ook niet erger aangetast dan soortgelijke constructies uit deze tijd. Uiteraard beschikken dit soort gebouwen over andere eigenschappen dan gebouwen die tegenwoordig worden gebouwd.
Wij zijn van mening dat de schuur oud was maar dat van achterstallig onderhoud geen sprake was. Wij hebben de restanten bekeken en zien wel wat hout dat door houtworm of boktor is aangetast. Dit zijn echter voornamelijk onderdelen van de verdiepingsvloer en niet de hoofddraagconstructie. De houten constructie delen op begane grond niveau in de restanten van de kap die wij op locatie hebben kunnen bekijken zijn nog in redelijk goede staat.
(…)
Eindconclusie
Naar onze mening is er in dit geval wel degelijk sprake van stormschade gezien het voornoemde. Zowel de constructeur als de schade-expert van Achmea trekken conclusies maar zonder noemenswaardige onderbouwing. Verder menen wij dat een verzekeraar bekend was of had moeten zijn met het feit dat zij een gebouw hebben verzekerd dat gebouwd is in 1870. Een gebouw uit deze tijd heeft niet dezelfde constructieve eigenschappen als gebouwen die tegenwoordig worden gebouwd. Door leeftijd en constructiewijze zijn dergelijke bouwwerken gevoeliger voor schade. Achmea had bij het aangaan van de verzekering een inspectie kunnen uitvoeren om kennis te nemen van de verzekerde zaak maar heeft dat niet gedaan. Ook als ze dit wel hadden gedaan was het geheel waarschijnlijk gewoon in dekking genomen.
(…)”
2.15.
Nadat Achmea het [naam bedrijf 4] -rapport van [eiser] had ontvangen, heeft zij haar eigen onderzoeker ( [schade-expert] ) gevraagd daarop te reageren. Dat heeft de heer [schade-expert] gedaan door het opstellen van een aanvullend Expertiserapport Brand, gedateerd 30 september 2021.
Anders dan in het eerste rapport van Achmea (zie 2.10) staat in dit rapport vermeld dat de staat van onderhoud “
slecht” is (in plaats van “
matig”) en staat er dat de schadeoorzaak “
instorting” is (in plaats van “
gereclameerde stormschade”). Verder vermeldt het rapport dat de constructie van de stal/schuur “
absoluut niet” in een redelijke staat zou verkeren. Volgens het rapport is op de foto’s die bij het rapport van [naam bedrijf 1] zijn gevoegd “
duidelijk waarneembaar(…)
dat de constructie ernstig vermolmd en verzwakt is”. Het rapport vermeldt verder onder meer:
“(…)
  • Aangezien de schuur meer dan 100 jaar oud is, mag je veronderstellen dat de constructie dergelijke zeer geringe windsnelheden moet kunnen weerstaan. Door de ernstige mate van aantasting van essentiële delen van de draagconstructie is de schuur bezweken en ingezakt. Ook bij een windstille situatie zou de schuur onvermijdelijk op korte termijn onder het eigen gewicht zijn bezweken.
  • Uit onderstaande foto van 2020 van Cyclomedia blijkt dat er al voor de instorting gaten in het dak zaten. Op meerdere plaatsen heeft neerslag langdurig de constructie kunnen indringen. Dit heeft een zeer nadelige invloed gehad op de al in slechte staat verkerende houten constructie. Op basis van de foto’s uit Cyclomedia heb ik kunnen vaststellen dat de gaten in het dak al minimaal 6 jaar voor de instorting aanwezig waren. Er is naar mijn mening dus wel degelijk sprake van verwijtbaar achterstallig onderhoud.
  • (…)
  • Windbelasting en/of andere wind gerelateerde klimatologische invloeden is in deze casus niet de oorzaak voor het instorten van het gebouw.
  • De conclusie van [naam bedrijf 1] is helder. Het instorten van de stal/schuur is niet het gevolg van meteorologische invloeden maar meer de tand des tijds. Het basismateriaal van spant 4 en 5 is aangetast, waardoor de sterkte van dit materiaal afneemt met bezwijken als gevolg.
  • Gelet op de mate van aantasting van de constructiedelen kan worden geconcludeerd dat dit gebouw al voor het bezwijken gesloopt en vernieuwd had moeten worden. De schade aan het gebouw als gevolg van wind acht ik dan ook nihil!
(…)”
2.16.
In een ongedateerd stuk, getiteld “Aanvullende informatie”, heeft [schade-expert] verder nog onder meer het volgende geschreven:
“(…)
Waterdichtheid gebouw
Op onderstaande luchtfoto van Streetsmart uit 2020 is duidelijk te zien dat de nokvorsten over een lengte van ca. 4 m1 ontbraken. De nokvorsten ontbraken ook op het gedeelte dat is ingestort. Uit foto’s van eerdere jaargangen blijkt dat het dak al vanaf minimaal 2015 niet meer waterdicht is geweest.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank het geschil niet weergegeven. Voor de volledigheid doet de rechtbank dat in dit vonnis alsnog.
3.2.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat Achmea dekking moet verlenen onder de verzekeringsovereenkomst voor de schade naar herbouwwaarde als gevolg van de instorting van de stal/schuur op 24 oktober 2020, zoals door de schade-experts moet worden vastgesteld conform het bepaalde in de verzekeringspolis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 december 2020, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen datum tot aan de dag van de algehele voldoening;
II. Achmea veroordeelt om aan [eiser] te betalen € 2.076,39, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2021, althans vanaf de datum van dagvaarding, althans van een door de rechtbank vast te stellen datum tot aan de dag van de algehele voldoening;
III. Achmea veroordeelt om aan [eiser] de buitengerechtelijke kosten te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf een door de rechtbank te bepalen dag tot aan de dag van de algehele voldoening;
IV. Achmea veroordeelt in de proceskosten;
V. Achmea veroordeelt in de nakosten.
3.3.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de stal/schuur is ingestort door storm in de zin van de toepasselijke polisvoorwaarden en dat Achmea dus de schade op basis van herbouwwaarde moet vergoeden onder de polis. Van slecht onderhoud en verrotting is volgens [eiser] geen sprake. De vordering onder II heeft betrekking op de kosten van het contra-onderzoek door [naam bedrijf 4] , die [eiser] door Achmea vergoed wil zien.
3.4.
Achmea voert verweer. Zij stelt zich primair op het standpunt dat geen sprake is van een gedekt evenement (geen sprake van schade door storm). Voor het geval de rechtbank oordeelt dat wel sprake is van schade door storm of schade door een andere plotselinge gebeurtenis en daarmee van een gedekt evenement, stelt Achmea zich (subsidiair) op het standpunt dat niet is voldaan aan het onzekerheidsvereiste van artikel 7:925 van het Burgerlijk Wetboek (BW), zodat Achmea niet is gehouden tot uitkering onder de polis. Daarnaast stelt Achmea zich (subsidiair) op het standpunt dat verschillende polisuitsluitingen van toepassing zijn op basis waarvan zij dekking mag weigeren.
Achmea concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , althans tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de proceskosten en in de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.

4.Het deskundigenbericht

4.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank de heer [deskundige] , verbonden aan [naam bedrijf 2] in [plaats] , benoemd tot deskundige ter beantwoording van de vraag wat de oorzaak/oorzaken is/zijn van het instorten van de stal.
4.2.
Naar aanleiding van het conceptrapport van de deskundige heeft [eiser] aan [naam bedrijf 3] gevraagd om op het conceptrapport te reageren. De conclusie van [naam bedrijf 3] luidt:

De storm heeft het dak weggeduwd richting het pad langs de schuur. Dat heeft de muur daar ter plaatse doen bezwijken. Daardoor hing het dak zonder noemenswaardige ondersteuning in de lucht en is daardoor ingezakt. Bij de klap waarmee het op de grond terecht kwam is veel hout van de kap gebroken waaronder de moerbalk van spant nummer 5. De breuk is mede veroorzaakt door de deugdelijke driehoeken die het inzakken niet hebben kunnen verhinderen.
De storm is de hoofdoorzaak van de instorting.
Onder verwijzing naar het (ongedateerde) rapport van [naam bedrijf 3] heeft [eiser] de deskundige verzocht zijn (voorlopige) conclusies aan te passen.
4.3.
Op 9 november 2023 heeft de deskundige zijn definitieve rapport uitgebracht, waarin hij al zijn bevindingen en conclusies uit het conceptrapport heeft gehandhaafd. De deskundige heeft in de reacties van partijen op het conceptrapport – en daarmee ook in het rapport van [naam bedrijf 3] – geen aanleiding gezien om het conceptrapport aan te passen.
4.4.
De deskundige vermeldt in hoofdstuk 3.5 van zijn rapport onder meer het volgende over de oorzaak van de instorting:

Tot slot merk ik op dat het mogelijk is, en gezien het moment van bezwijken waarschijnlijk, dat een sterke wind de trigger is geweest voor het bezwijken van de moerbalk en daarmee van de kapconstructie. De oorzaak daarvan blijft echter de gebrekkige toestand van delen van de constructie, in het bijzonder de staat van de moerbalken van de spanten 4 en 5. De moerbalken vormen verreweg de zwaarst uitgevoerde onderdelen van de constructie. Het is dan ook uitgesloten dat een storm heeft geleid tot breuk van moerbalken van deze afmetingen, wanneer de moerbalken in een goede staat hadden verkeerd.
4.5.
In hoofdstuk 4 van zijn rapport beantwoordt de deskundige de vragen van de rechtbank als volgt:
1.
Wat is op basis van de beschikbare stukken de oorzaak/zijn de oorzaken van het instorten van de stal? Indien er meerdere oorzaken zijn, kunt u dan in percentages uitdrukken hoeveel iedere oorzaak heeft bijgedragen aan het instorten?
De beschikbare foto’s geven een redelijk goed beeld van de situatie na het bezwijken van de stal. Dit geldt in het bijzonder voor foto P1 van [eiser] en voor de foto’s uit het rapport van [naam bedrijf 1] .
Op basis van deze foto’s in combinatie met de toelichting door partijen en de beschikbare tekening kan tevens een goed beeld gevormd worden van de aard van de constructie, van het schadebeeld en van het bezwijkmechanisme.(…)
Op basis van deze gegevens is de oorzaak van het instorten van de stal te herleiden tot een gebrekkige toestand van delen van de kapconstructie, in het bijzonder de ernstig aangetaste oostelijke kop van de moerbalk van spant 5. Deze balkkop is in ernstige mate aangetast door insecten, in ieder geval houtworm, maar vermoedelijk ook meer schadelijke insecten. Daarnaast zijn er ook duidelijke aanwijzing voor schimmelaantasting in deze balkkop. Hierdoor is de sterkte van het hout op deze locatie sterk afgenomen en is deze balk op meerdere plekken gescheurd en gebroken. Daardoor is op enig moment het spantbeen, dat door middel van een pen verbinding in deze moerbalk verankerd was, losgeschoten en naar buiten gedrukt, met instorting van het spant en instorting van aangrenzende dak-, gevel, en vloerdelen tot gevolg.
2.
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Onderstaand wordt op enkele punten ingegaan die in de stukken naar voren komen en al dan niet in verband zijn gebracht met het bezwijken van de constructie.
In het rapport van [naam bedrijf 4] wordt genoemd dat de hoofdspanten over het algemeen ruim over gedimensioneerd zijn en dat een zekere mate van aantasting niet afdoet aan de sterkte. Dit is op zichzelf juist, tenzij de aantasting ernstige vormen aanneemt en zich voordoet in essentiële verbindingen, zoals in deze situatie het geval is.
Het rapport van [naam bedrijf 4] vermeldt ten aanzien van de aantasting door houtworm of boktor dat dit zich voornamelijk voordoet bij onderdelen van de verdiepingsvloer en niet de hoofddraagconstructie. Ik merk hierover op dat de houtaantasting door schimmels en/of insecten met name is vastgesteld bij de moerbalken van de verdiepingsvloer, maar dat deze moerbalken een essentieel onderdeel vormen van zowel de hoofddraagconstructie als van de kopconstructie.
HPPC stelt verder te hebben geconstateerd dat sommige constructiedelen door de jaren heen aangetast zijn maar niet van dien aard dat dit van buitenaf zichtbaar was en direct ingrijpen noodzakelijk was. Ik merk op dat het waarschijnlijk is dat de mate van aantasting voorafgaand aan het bezwijken waarschijnlijk niet goed waarneembaar is geweest. Dit doet echter niet af aan de ernst van de aantasting zoals deze blijkt uit de beschikbare foto’s van (een deel van ) de bezweken onderdelen.
Ten aanzien van het ontbreken van nokpannen leid ik uit het beschikbare beeldmateriaal af dat dit zich voordoet ergens tussen spant 1 en spant 4. Gezien de locatie is dit niet van invloed geweest op het bezwijken van de constructie.
[eiser] stelt bij de foto’s P26 t/m P28 dat het afgescheurde deel van moerbalk 5 hard is en niet in te prikken met een schroevendraaier. Tegelijk blijkt uit de foto’s P18 t/m P20 dat dezelfde balk op de plek waar deze is afgescheurd ernstige houtrot vertoont, terwijl ook het uiterste einde van het afgescheurde deel ernstig is aangetast door insecten en mogelijk tevens door houtrot, zoals onder meer zichtbaar op foto S19.
4.6.
Achmea voert in haar akte na deskundigenbericht kort gezegd het volgende aan. Achmea kan zich vinden in het deskundigenrapport en vindt dat het tot uitgangspunt moet worden genomen bij de verdere beoordeling van de zaak. De bezwaren van [naam bedrijf 3] tegen onderdelen van het rapport zijn volgens Achmea geen reden om aan de bevindingen van de deskundige voorbij te gaan, vooral omdat de deskundige de kritiek van [eiser] op zijn conceptrapport gemotiveerd heeft weerlegd. Achmea handhaaft haar conclusie dat de vordering van [eiser] niet toewijsbaar is, primair omdat geen sprake is van schade door storm in de zin van de polis en dus niet van een gedekt evenement, en subsidiair omdat Achmea naar eigen zeggen een beroep toekomt op de polisuitsluitingen met betrekking tot de schadeoorzaken verrotting, insecten en schimmels.
4.7.
[eiser] voert in zijn akte na deskundigenbericht samengevat het volgende aan. De deskundige heeft zijn conclusie – dat de oostelijke kop van de moerbalk van spant 5 zodanig zwak was dat deze het heeft begeven – uitsluitend gebaseerd op de eerder genomen foto’s. De deskundige heeft echter niet op locatie onderzocht of die conclusie juist is. Hij heeft het betreffende deel van de constructie helemaal niet onderzocht. Tegelijkertijd trekt de deskundige de conclusie dat de gehele stal is ingestort doordat deze kop van de moerbalk het zou hebben begeven. De deskundige geeft niet aan hoe het bezwijken van dit ene punt heeft geleid tot de instorting van de gehele stal. Tegelijkertijd geeft de deskundige aan dat de storm de trigger is geweest van de instorting. Dit heeft dus wel degelijk een bijdrage geleverd aan de instorting. De deskundige vermeldt niet in welke mate (uitgedrukt in percentage) de ene oorzaak en de andere oorzaak tot instorting van de gehele stal hebben geleid. [eiser] verzoekt de rechtbank daarover een eigen oordeel te vellen.

5.De verdere beoordeling

5.1.
In deze zaak staat de vraag centraal of de schade die [eiser] heeft geleden, is veroorzaakt door een evenement dat is gedekt onder de verzekeringsovereenkomst die [eiser] met Achmea heeft gesloten. Gelet op de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is het aan [eiser] om te stellen en, zo nodig, te bewijzen dat de schade door een door de verzekering gedekt evenement is veroorzaakt.
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat op 24 oktober 2020 ter plaatse sprake is geweest van storm in de zin van de polisvoorwaarden, namelijk een storm met windkracht 7 of meer. Anders dan [eiser] kennelijk meent, is daarmee de causaliteit tussen de storm en de schade in dit geval nog niet gegeven. Dat volgt uit artikel 7 van de polisvoorwaarden, dat uitdrukkelijk bepaalt dat de verzekering dekking biedt bij schade
door(in dit geval) storm.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval sprake van samenwerkende oorzaken van het instorten van de stal. Het gaat daarbij om de volgende oorzaken.
5.4.
De eerste oorzaak is een gebrekkige toestand van delen van de kapconstructie, in het bijzonder de ernstig aangetaste oostelijke kop van de moerbalk van spant 5. De deskundige
heeft uitvoerig gemotiveerd uiteengezet dat en waarom de oorzaak van het instorten van de stal volgens hem tot die gebrekkige kapconstructie is te herleiden. [eiser] brengt hier hoofdzakelijk tegenin dat de deskundige het betreffende deel van de constructie helemaal niet heeft onderzocht, maar zijn conclusie uitsluitend baseert op de eerder genomen foto’s. De deskundige heeft in zijn rapport echter gemotiveerd aangegeven dat en waarom hij tijdens zijn inspectie ter plaatse niet is ingegaan op de suggestie van (de advocaat van) [eiser] om een stuk hout mee te nemen om nader te onderzoeken. Ten eerste was de vraag welk stuk hout daarvoor zou moeten worden gekozen en wat de kwaliteit van dat stuk hout zou zeggen over de kwaliteit van het overige toegepaste hout en van de kwaliteit van de kapconstructie als geheel. Ten tweede heeft het hout inmiddels bijna drie [jaar] onbeschermd buiten gelegen, waardoor de huidige kwaliteit ervan niet direct iets zegt over de kwaliteit ten tijde van de instorting, aldus de deskundige. De rechtbank kan de deskundige volgen in de afweging die hij op dit punt heeft gemaakt. Volgens de deskundige geven de foto’s – die afkomstig zijn van [eiser] zelf, uit het rapport van [naam bedrijf 1] en uit de beide rapporten van Achmea – een redelijk goed beeld van de situatie na het bezwijken van de stal. Een foto van [eiser] (P1) is gemaakt op de dag van de instorting, na het voorval. De foto’s van [naam bedrijf 1] zijn gemaakt op 26 november 2020 en de foto’s van Achmea dateren van 26 oktober 2020 en 16 november 2020. Al deze foto’s dateren dus van vrij kort na de instorting. Op basis van de foto’s, in combinatie met de toelichting door partijen en de beschikbare tekening, kan volgens de deskundige een goed beeld worden gevormd van de aard van de constructie, van het schadebeeld en van het bezwijkmechanisme. De deskundige heeft in zijn rapport gemotiveerd uiteengezet wat hij constateert op de diverse foto’s en welke conclusies hij daaraan verbindt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de deskundige daarmee op inzichtelijke, consistente en overtuigende wijze zijn conclusie onderbouwd dat de oorzaak van het instorten van de stal is te herleiden tot een gebrekkige toestand van delen van de kapconstructie, in het bijzonder de ernstig aangetaste oostelijke kop van de moerbalk van spant 5.
5.5.
De tweede oorzaak is de storm. De deskundige vermeldt in zijn rapport namelijk dat het waarschijnlijk is dat een sterke wind “
de trigger” is geweest van de instorting. [eiser] voert dan ook terecht aan dat de storm wel degelijk een bijdrage heeft geleverd aan de instorting. In die zin is naar het oordeel van de rechtbank ook de storm te beschouwen als oorzaak van de instorting.
5.6.
Omdat de schade gezien het voorgaande is veroorzaakt door de combinatie van de gebrekkige kapconstructie en de storm, is de vraag welk van beide de relevante oorzaak is.
5.7.
Bij de beantwoording van de vraag van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan om te bepalen of het in een verzekeringsovereenkomst verlangde causale verband aanwezig is, komt het in de eerste plaats aan op de uitleg van de overeenkomst en wat partijen daarover zijn overeengekomen (vgl. Hoge Raad 4 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:815). De in deze zaak toepasselijke polisvoorwaarden bevatten geen causaliteitsmaatstaf aan de hand waarvan kan worden bepaald of sprake is van schade die onder de verzekeringsovereenkomst wordt gedekt. Deze leemte moet met toepassing van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid worden gedicht (vgl. Hoge Raad 15 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1523). Naar het oordeel van de rechtbank is de leer van de
dominant causein dit geval de meest passende maatstaf. Daarbij wordt een gebeurtenis als de rechtens relevante schadeoorzaak gezien als deze gebeurtenis geldt als de meest effectieve of meest dominerende oorzaak voor het ontstaan van de schade, ook al is er feitelijk een andere samenwerkende oorzaak nodig geweest om de schade te doen intreden. De rechtens relevante schadeoorzaak wordt mede vastgesteld met inachtneming van de regels van gezond verstand.
5.8.
In het licht hiervan ziet de rechtbank de gebrekkige kapconstructie, in het bijzonder de ernstig aangetaste oostelijke kop van de moerbalk van spant 5, als de meest effectieve of meest dominerende oorzaak van de instorting van de stal, en niet de storm. De storm is bij de instorting van ondergeschikt belang geweest. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het volgens de deskundige is uitgesloten dat een storm heeft geleid tot breuk van moerbalken van de afmetingen als waarom het hier gaat, wanneer de moerbalken in een goede staat hadden verkeerd.
5.9.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat de schade niet is veroorzaakt door een gedekt evenement, maar door de gebrekkige staat van de constructie van de stal. Gelet hierop heeft Achmea op goede gronden geweigerd dekking te verlenen voor de schade. De rechtbank zal de vorderingen van [eiser] daarom afwijzen. Aan de beantwoording van de vervolgvraag die op de mondelinge behandeling aan de orde is geweest, namelijk de vraag naar de herbouwwaarde van de stal, komt de rechtbank niet meer toe.
5.10.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Achmea worden begroot op:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.563,00
(3,00 punten × € 521,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.578,00
5.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 4.578,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.
JE/KH