In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 februari 2024 uitspraak gedaan over de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de betrokkene, die eerder was veroordeeld voor brandstichting. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de TBS voor een jaar, terwijl er ook een verzoek tot verlening van een zorgmachtiging was ingediend. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de TBS afgewezen, omdat de betrokkene stabiel is gebleven en er voldoende beschermende factoren zijn in zijn leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de noodzakelijke medicatie kan worden gewaarborgd via de zorgmachtiging, die tegelijkertijd is verleend. De rechtbank heeft daarbij de adviezen van deskundigen, waaronder een psychiater en een reclasseringswerker, in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat er geen noodzaak meer bestaat voor de verlenging van de TBS, aangezien het recidiverisico op een aanvaardbaar niveau is en de betrokkene in staat is om zijn leven zonder TBS verder vorm te geven. De beslissing houdt in dat de terbeschikkingstelling wordt beëindigd zodra deze beslissing onherroepelijk wordt.