ECLI:NL:RBGEL:2024:1166

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
05-095215-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen wegens poging zware mishandeling met een voertuig en een zwaard

Op 19 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen drie mannen die beschuldigd werden van poging zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten in de nacht van 13 op 14 april 2022 in Wageningen met een auto in de richting van twee slachtoffers hebben gereden en met een zwaard hebben gestoken. De verdachten waren onder invloed van alcohol en drugs en hebben zich schuldig gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk en een taakstraf van 140 uur. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging zware mishandeling. De rechtbank veroordeelde de verdachten tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 140 uur, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachten zich bewust waren van de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij de slachtoffers en dat hun gedragingen als zodanig konden worden aangemerkt. De rechtbank verwierp het verweer van noodweer, aangezien de verdachten zelf de agressor waren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/095215-22
Datum uitspraak : 19 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] .
Raadsman: mr. J.L. Vermeer, advocaat in Rhenen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 13 april 2022 tot en met 14 april 2022 te Wageningen,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen:
- met een (auto)voertuig (met snelheid) in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] te rijden en/of
- een of meerdere malen te zwaaien en/of steken en/of prikken en/of gooien met
een zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp op/tegen/in de richting van
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 13 april 2022 tot en met 14 april 2022 te Wageningen,
althans in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, door
- met een (auto)voertuig (met snelheid) in de richting van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] te rijden en/of
- een of meerdere malen te zwaaien en/of steken en/of prikken en/of gooien met
een zwaard, althans een scherp en/of puntig voorwerp op/tegen/in de richting van
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is in de avond/nacht van 13 op 14 april 2022 met zijn zoon naar het adres van [slachtoffer 1] gereden. Verdachte had die avond alcohol gedronken en cocaïne gerookt. Zijn auto is in de struiken van de tuin van de buren van [slachtoffer 1] tot stilstand gekomen. Verdachte had een zwaard bij zich. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging zware mishandeling van [slachtoffer 2] , door stekende bewegingen met het zwaard te maken. Dat hij ook opzettelijk met de auto op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is ingereden, is niet wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Volgens de verdediging bevat het dossier onvoldoende bewijs dat verdachte op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is ingereden. Verdachte is juist uitgeweken. Wat betreft het gebruik van het zwaard, heeft verdachte geen aanvallende of bedreigende handelingen verricht. Hij heeft het zwaard alleen uit de auto gegooid.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte wordt kortgezegd verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door met zijn auto in hun richting te rijden en [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te steken met een zwaard.
Inrijden met auto
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij een auto met piepende banden in hun richting zag rijden. Hij stapte achter een geparkeerde auto zodat hij de auto kon ontwijken. [3] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de auto met slippende banden op hen kwam inrijden, hij nog net op tijd kon wegspringen en dat zijn vriend bijna werd aangereden. [4] Een buurtbewoner, tevens hoofdagent, hoorde een doffe klap en een hoop geschreeuw. Hij hoorde ‘Wilde je me ondersteboven rijden dan kanker mongool’. [5] Na zijn aanhouding heeft verdachte tegen de politie gezegd dat hij met een auto op de mannen was ingereden, maar naar zijn idee niemand had geraakt. [6]
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bovenstaande bewijsmiddelen dat verdachte met zijn auto met snelheid in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is gereden. Voor een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, is het nodig dat bij verdachte sprake was van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat bij verdachte sprake is geweest van vol opzet. Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is sprake indien verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden en dat gevolg ook aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel konden oplopen. Het met snelheid met een auto rijden in de richting van een persoon brengt in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans met zich dat ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel door die persoon wordt opgelopen. Verdachte was daarnaast onder invloed van alcohol en cocaïne en heeft verklaard dat hij door het dolle heen was en klappen wilde gaan uitdelen. De gedragingen van verdachte kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de poging om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard. De rechtbank acht daarom bewezen dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Steken met zwaard
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte het zwaard meermaals op verschillende plekken waar de autodeur open was naar buiten stak, [slachtoffer 2] werd geraakt en daarvan een gaatje in zijn buik heeft. [7] Verdachte heeft tijdens de terechtzitting verklaard dat hij twee keer met het zwaard door de opening van de autodeur heeft gestoken. [8]
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] met een zwaard heeft gestoken, nu dat onvoldoende uit de bewijsmiddelen blijkt. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte meerdere malen met een zwaard in de richting van [slachtoffer 2] heeft gestoken en daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel kon oplopen. Het meerdere malen steken in de richting van iemands buik met een scherp voorwerp, in dit geval een groot en puntig zwaard, is naar het oordeel van de rechtbank gericht op en geschikt voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bovenlichaam een kwetsbaar onderdeel is van het menselijk lichaam, waarin zich vitale organen bevinden. De kans dat er ernstig en blijvend letsel ontstaat als deze delen van het lichaam met een zwaard worden geraakt, is aanzienlijk.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , door met de auto in hun richting te rijden en met een zwaard te steken in de richting van [slachtoffer 2] .

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode 13 april 2022 tot en met 14 april 2022 te Wageningen,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen:
- met een (auto)voertuig (met snelheid) in de richting van die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
[slachtoffer 2] te rijden en
/of- een of meerdere malen te
zwaaien en/ofsteken
en/of prikken en/of gooienmet
een zwaard
, althans een scherp en/of puntig voorwerp op/tegen/in de richting van
die
[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
poging zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat voor wat betreft het steken met het zwaard sprake was van een noodweersituatie, omdat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] verdachte mishandelden.
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie is van noodweer geen sprake, aangezien verdachte zelf naar [slachtoffer 1] is toegereden, nadat [slachtoffer 1] gezegd zou hebben dat hij verdachte dood zou maken. Daarbij heeft verdachte een zwaard meegenomen.
Het oordeel van de rechtbank
Een beroep op noodweer slaagt indien aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die was gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen verdediging noodzakelijk en geboden is.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat verdachte een beroep op noodweer toekomt, omdat er geen sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich moest verweren. Immers, verdachte is samen met zijn zoon met een auto op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in gereden, waarna hij in de tuin van de buurvrouw tot stilstand kwam. Verdachte heeft verklaard dat toen de autodeur openging, hij vervolgens tweemaal met het door hem meegenomen zwaard naar buiten stak. Daarnaast heeft verdachte tijdens zijn aanhouding tegen de politie gezegd dat hij was geslagen met een hamer nadat hij zelf met een zwaard had geslagen. [9] Uit voorgaande volgt dat geen sprake is van een situatie waarin verdachte zich moest verdedigen, maar van een situatie waarin verdachte de agressor was.
Er zijn ook geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk en een taakstraf van 140 uren, waarvan 70 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat een geheel voorwaardelijke straf op zijn plaats is, omdat verdachte gelet op zijn fysieke toestand niet in staat is detentie te ondergaan of een taakstraf uit te voeren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is onder invloed van alcohol en drugs met zijn auto in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gereden. Daarmee heeft hij het risico genomen dat hij hen zou aanrijden en zij daarbij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Verdachte heeft verklaard dat hij daarheen ging om klappen uit te delen. Daarnaast had verdachte een zwaard bij zich dat hij vervolgens ook heeft gebruikt, door daarmee tweemaal in de richting van [slachtoffer 2] te steken. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling, een ernstig feit dat de rechtbank hem aanrekent.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van een maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een taakstraf van 140 uren, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 140 (honderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 (zeventig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E. Venema (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. Y. van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2024.
mr. Venema en mr. Marijs zijn buiten
staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam Veluwe Vallei-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022201723, gesloten op 8 juni 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 februari 2024.
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 april 2022, p. 72-74.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 14 april 2022, p. 154.
5.Proces-verbaal bevindingen d.d. 15 april 2022, p. 105.
6.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] d.d. 14 april 2022, p. 30.
7.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 april 2022, p. 73.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 februari 2024.
9.Proces-verbaal van aanhouding [verdachte] d.d. 14 april 2022, p. 30.