ECLI:NL:RBGEL:2024:1163

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
05-095139-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen wegens poging zware mishandeling met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 19 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen, die verdacht werden van poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten in de periode van 13 tot en met 14 april 2022 in Wageningen, samen met elkaar, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel hebben toegebracht aan twee slachtoffers. De slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], werden meerdere malen geslagen met een klauwhamer, wandelstok en paal. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachten. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 140 uur. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank verwierp dit argument en oordeelde dat er geen sprake was van noodweer. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachten, waarbij werd meegewogen dat de verdachten niet eerder waren veroordeeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/095139-22
Datum uitspraak : 19 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[aangever],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat in Doorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 13 april 2022 tot en met 14 april 2022 te Wageningen,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
- een of meerdere malen te slaan/stompen op/tegen het lichaam/de lichamen van
die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- een of meerdere malen met een (klauw)hamer en/of een koevoet en/of een
paal(tje) en/of een (wandel)stok, althans een of meerdere stomp(e) en/of puntig(e)
voorwerp(en), te slaan/hakken op/tegen het been/de benen en/of hand(en), althans het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 13 april 2022 tot en met 14 april 2022 te Wageningen,
althans in Nederland, openlijk, te weten op/aan/nabij de Bennekomseweg, in elk
geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) persoon/personen, te weten [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een of meerdere malen op/tegen het lichaam te
slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen met een (klauw)hamer en/of koevoet en/of
paal(tje) en/of (wandel)stok, althans een of meerdere stomp(e) en/of puntig(e)
voorwerp(en), te slaan/hakken op/tegen het been/de benen en/of hand(en), althans het lichaam.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Er is onvoldoende bewijs dat er door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] geweld is gebruikt. Zij hebben slechts de autodeur dichtgehouden. De verklaringen van het slachtoffer en van de verdachten staan tegenover elkaar, de verklaring van het slachtoffer is onbetrouwbaar en er zijn geen getuigen die hebben gezien wie wat deed.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte wordt kortgezegd verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door hen te slaan, met onder meer een klauwhamer.
Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij naar het adres van verdachte was gereden en aldaar met de auto vast kwam te zitten. [medeverdachte] en een tweede jongen deden de autodeur open en begonnen hem te slaan. Zij pakten de wandelstok af die hij gebruikte om hen op afstand te houden en begonnen hem daarmee te slaan. Hij denkt ook met een hamer geslagen te zijn, omdat het heel hard was, er overal rondingen opzitten en in zijn duim een klauw zit. Ze sloegen op zijn hele lichaam. [2]
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar is en kan worden gebruikt voor het bewijs. De verklaring is gedetailleerd en authentiek en vindt steun in de overige bewijsmiddelen in het dossier.
Het volgende letsel is bij slachtoffer [slachtoffer 1] geconstateerd [3] :
- wond bovenlip;
- bloeduitstorting onderarm en pols links;
- 2 schaafwonden hand links;
- 2 wonden duim links met botbreuk;
- 2 wonden scheenbeen links.
Getuige [getuige] heeft gezien dat twee mannen over een persoon heen gebogen stonden en dat een van hen aan het stompen was. [4]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat [medeverdachte] en een Marokkaanse jongen de deur van de auto opentrokken en met een koevoet en een hamer op zijn vader, [slachtoffer 1] , insloegen. [medeverdachte] sloeg met een hamer op het been van zijn vader. Ze sloegen de hele tijd, ook op het bovenlijf, met de koevoet en de hamer. Er werd wel 30 keer op zijn vader ingeslagen. [5]
De politie heeft bij de pedalen van de auto van [slachtoffer 1] een blauwe hamer aangetroffen en buiten, aan de bestuurderszijde, een zwarte wandelstok. [6]
Een getuige, tevens hoofdagent, hoorde dat er harde klappen met een hard voorwerp op de ruiten en carrosserie van een auto geslagen werd. Hij zag een man op de grond die bloedde die riep ‘Houd je bek man, ik kan niet lopen, ik ben geslagen met een hamer’. [7]
De verbalisant die de betreffende hamer in beslag nam, herkende deze direct als zijnde de klauwhamer die zij eerder aantrof bij een controle van een voertuig, op naam van en bestuurd door [medeverdachte] . [medeverdachte] overhandigde een bon waaruit bleek dat hij de klauwhamer op 12 april 2022 bij de Gamma had gekocht. [8] Uit de bijgevoegde foto’s blijkt dat de hamer van [medeverdachte] en de hamer die in het voertuig van [slachtoffer 1] is aangetroffen na het incident, op uiterlijke kenmerken en bijzonderheden overeenkomen.
Verdachte heeft verklaard dat hij een paal pakte en daarmee op de benen van [slachtoffer 1] sloeg, zodat hij de deur kon dichtduwen. [9]
De rechtbank stelt voorop dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat [slachtoffer 2] door verdachte en [medeverdachte] is geslagen, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bovenstaande bewijsmiddelen dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] samen meermaals tegen het lichaam van [slachtoffer 1] hebben gestompt en hem hebben geslagen met een klauwhamer, wandelstok en paal. Er is sprake van en gezamenlijke uitvoering nu zij samen naar [slachtoffer 1] toe zijn gelopen, zijn autodeur hebben opengedaan en op hem hebben ingeslagen.
Voor een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, is het nodig dat bij verdachte sprake was van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] . De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat bij verdachte sprake is geweest van vol opzet. Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is sprake indien verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden en dat gevolg ook aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel kon oplopen. Het meermaals (met kracht) slaan met onder meer een klauwhamer en een paal op het lichaam van een ander (waaronder op kwetsbare lichaamsdelen zoals het hoofd) brengt in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans met zich dat ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel door die persoon wordt opgelopen. De gedragingen van verdachte kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de poging om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust die aanmerkelijke kans heeft aanvaard. De rechtbank acht daarom bewezen dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] .
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1] , door samen met medeverdachte tegen zijn lichaam te stompen en hem met een klauwhamer, wandelstok en paal te slaan.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode 13 april 2022 tot en met 14 april 2022 te Wageningen,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althansalleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2]opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet, die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2]
-
een ofmeerdere malen te slaan/stompen op/tegen het lichaam/
de lichamenvan
die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2]en
/of-
een ofmeerdere malen met een (klauw)hamer
en/of een koevoeten
/ofeen
paal(tje) en
/ofeen (wandel)stok,
althans een of meerdere stomp(e) en/of puntig(e)voorwerp(en),te slaan/hakken op/tegen het been/de benen en
/ofhand(en), althans het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
poging zware mishandeling, in vereniging gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat sprake was van een noodweer(exces)situatie, omdat verdachte net bijna was aangereden door [slachtoffer 1] . Verdachte en [medeverdachte] hebben slechts de deur dichtgehouden en met een stok op het been van [slachtoffer 1] geslagen. Als ze al geslagen zouden hebben, is dat pas gebeurd nadat [slachtoffer 1] hen met een zwaard wilde steken.
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie was er geen sprake van een noodweersituatie, nu verdachte en [medeverdachte] zich uit de situatie hadden kunnen onttrekken en zij dit niet hebben gedaan.
Beoordeling van de rechtbank
Een beroep op noodweer slaagt indien aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die was gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen verdediging noodzakelijk en geboden is.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat verdachte een beroep op noodweer(exces) toekomt. In het dossier bevinden zich geen aanknopingspunten dat verdachte zich moest verweren tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 1] samen met zijn zoon naar medeverdachte [medeverdachte] is gereden. Daar aangekomen, reed [slachtoffer 1] door de tuin van [medeverdachte] en de buurvrouw, om in de tuin van de buurvrouw tot stilstand te komen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn vervolgens naar de auto gerend. [10] De rechtbank is op grond van vorenstaande van oordeel dat verdachte zich, op het moment dat de auto tot stilstand kwam, had kunnen en moeten onttrekken aan de situatie, nu er op dat moment geen sprake was van een onmiddellijk en dreigend gevaar waartegen hij zich moest verdedigen. Verdachte had na het tot stilstand komen van de auto voldoende tijd en gelegenheid om van de auto weg te lopen, maar is in plaats daarvan is hij samen met medeverdachte [medeverdachte] naar de auto toegegaan.
Er zijn ook geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 140 uren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen gevangenisstraf op te leggen en de duur van de taakstraf te matigen en daar een eventueel voorwaardelijk deel aan de verbinden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld, wat maakt dat de rechtbank daarmee niet in strafverzwarende zin rekening zal houden.
Verdachte heeft samen met zijn vriend, medeverdachte [medeverdachte] , meerdere malen het slachtoffer [slachtoffer 1] gestompt en geslagen met onder meer een hamer. Hoewel daaraan het een en ander was voorgevallen, had verdachte zijn huis in kunnen gaan en/of de politie kunnen bellen. Desondanks heeft hij ervoor gekozen om juist de confrontatie met het slachtoffer op te zoeken en hem te mishandelen. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling in vereniging gepleegd, een ernstig feit dat de rechtbank hem aanrekent.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daarnaast een taakstraf van 140 uren, passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 140 (honderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 (zeventig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E. Venema (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. Y. van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2024.
mr. Venema en mr. Marijs zijn buiten
staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam Veluwe Vallei-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022201723, gesloten op 8 juni 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] d.d. 15 april 2022, p. 158-166.
3.Geneeskundige verklaring [slachtoffer 1] d.d. 10 mei 2022, p. 41
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 14 april 2022, p. 76.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] d.d. 14 april 2022, p. 169-170.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2022, p. 90.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 april 2022, p. 105.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 mei 2022, p. 120.
9.Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 april 2022, p. 73.
10.Proces-verbaal van aangifte [aangever] d.d. 23 april 2022, p. 72 ev.