ECLI:NL:RBGEL:2024:115

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
10563905
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande factuur in het kader van aanneming van werk met geschil over meerwerk en tekortkomingen

In deze zaak vordert VBH Totaalvloeren B.V. betaling van een openstaande factuur van € 7.684,26 van [ged.conv./eis.reconv.], die als opdrachtgever optrad in een aannemingsovereenkomst. De overeenkomst betrof de aanleg van een zwembad, waarbij VBH als aannemer optrad. De partijen hebben in oktober 2021 een overeenkomst gesloten, waarin VBH zich verbond tot het uitvoeren van diverse werkzaamheden. Na de uitvoering van de werkzaamheden heeft VBH een factuur gestuurd, die door [ged.conv./eis.reconv.] niet is voldaan. VBH stelt dat [ged.conv./eis.reconv.] zijn betalingsverplichting niet nakomt, terwijl zij het werk wel heeft verricht. [ged.conv./eis.reconv.] voert verweer en stelt dat hij niet meer dan het reeds betaalde voorschot van € 1.788,87 hoeft te betalen, omdat VBH tekortgeschoten zou zijn in de uitvoering van de werkzaamheden.

De kantonrechter heeft de procedure gezamenlijk beoordeeld, omdat de vorderingen in conventie en reconventie nauw met elkaar samenhangen. De rechter oordeelt dat VBH in de uitvoering van de werkzaamheden niet tekortgeschoten is en dat [ged.conv./eis.reconv.] de openstaande bedragen moet voldoen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [ged.conv./eis.reconv.] nog € 5.344,12 aan VBH verschuldigd is, inclusief btw, en heeft de wettelijke rente vanaf 24 december 2021 toegewezen. De vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.] in reconventie zijn afgewezen, omdat hij onvoldoende onderbouwd heeft dat hij schade heeft geleden door tekortkomingen van VBH. De proceskosten zijn voor rekening van [ged.conv./eis.reconv.].

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10563905 \ CV EXPL 23-4212
Vonnis van 10 januari 2024
in de zaak van
VBH TOTAALVLOEREN B.V.,
te Berlicum,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: VBH,
gemachtigde: mr. A. van Pelt,
tegen
[ged.conv./eis.reconv.],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [ged.conv./eis.reconv.] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 juli 2023
- de conclusie van antwoord in reconventie.
1.2.
Op 23 november 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[ged.conv./eis.reconv.] en VBH hebben in oktober/begin november 2021 een overeenkomst met elkaar gesloten. Het betrof aanneming van werk, met [ged.conv./eis.reconv.] als opdrachtgever en VBH als aannemer. Partijen spraken - kort gezegd - af dat VBH voorbereidend werk zou doen zodat een derde partij, [bedrijf 1] , in de schuur van [ged.conv./eis.reconv.] een zwembad kon aanleggen.
2.2.
In de offerte van VBH, gedateerd 19 oktober 2021, staan de volgende uit te voeren werkzaamheden:
Sloopwerkzaamheden
Betonvloer wegslopen
32 m²
€ 1.200,00
Uitgraven grondbed
32 m²
€ 1.750,00
Wapening
Leveren en plaatsen betonnetten 150 X 150 X 8
32 m²
€ 480,00
Afstandhouders
32 m²
€ 88,00
Maken bekisting t.b.v. zwembad
€ 500,00
Beton storten
Monoliet: CW 30/37 X C3 F5 (fijne grind)
6,5 m3
€ 1.887,50
Afwerking
Vlinderen
32 m²
€ 1.250,00
Totaal Excl BTW
€ 7.155,50
Btw
€ 1.502,66
Totaal Incl. btw
€ 8.658,16
2.3.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft sommige werkzaamheden die op de offerte staan zelf uitgevoerd en VBH heeft werkzaamheden verricht die niet op de offerte staan.
2.4.
VBH heeft aan [ged.conv./eis.reconv.] op 9 december 2021 een factuur gestuurd met factuurdatum 2 december 2021 (hierna: de factuur). Op de factuur staat het volgende:
Omschrijving Aantal Prijs Totaal (…)
Werkzaamheden volgens offerte:
Sloopwerkzaamheden 1 1.200,00 1.200,00
Wapening + bekisting 1 918,00 918,00
Beton storten + 2m³ extra 1 2.467,50 2.467,50
Vlinderen 1 1.250,00 1.250,00
Meerwerk zaagwerk - 22 mtr * 20 bt 1 1.584,00 1.584,00
4 uur zaagwerk in de avond (omdat uw zaag kapot was) 1 270,00 270,00
Extra container voor afvoer zand/puin 1 450,00 450,00
Reeds gedeclareerd 1 -1.788,87
-1.788,87
Subtotaal 6.350,63
Totaal BTW
1.333,63
Te betalen € 7.684,26
2.5.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft de factuur van VBH niet voldaan.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
VBH vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [ged.conv./eis.reconv.] te veroordelen tot betaling van € 7.684,26, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het verzuim, namelijk 8 december 2021, althans 24 december 2021, althans 21 april 2023, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
II. [ged.conv./eis.reconv.] te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten conform het bepaalde in de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten;
met veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] in de volledige kosten van de procedure en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Aan haar vordering legt VBH ten grondslag dat zij een overeenkomst met [ged.conv./eis.reconv.] heeft gesloten en [ged.conv./eis.reconv.] zijn betalingsverplichting niet nakomt, hoewel VBH het betreffende werk wel heeft verricht. Voor het extra werk, dat niet op de offerte stond maar wel op de factuur staat, geldt dat ook dat is verricht door VBH en dat [ged.conv./eis.reconv.] daarvoor opdracht heeft gegeven. De wettelijke rente is verschuldigd omdat [ged.conv./eis.reconv.] niet tijdig betaalt. [ged.conv./eis.reconv.] moet daarnaast buitengerechtelijke incassokosten betalen, omdat VBH hem heeft moeten aanmanen, aldus VBH.
3.3.
[ged.conv./eis.reconv.] voert verweer. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van VBH, dan wel tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van VBH in de kosten van deze procedure, althans ieder der partijen te veroordelen tot betaling van de eigen kosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[ged.conv./eis.reconv.] vordert VBH te veroordelen tot betaling van € 4.175,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, ter vergoeding van de door [ged.conv./eis.reconv.] geleden schade, met veroordeling van VBH in de proceskosten, althans ieder der partijen te veroordelen tot betaling van de eigen kosten.
3.6.
Aan zijn vordering legt [ged.conv./eis.reconv.] ten grondslag dat VBH tekortgeschoten is in de nakoming van haar verbintenis tot het verwijderen van alle beton, het graven van een gat en het leggen van een geschikte ondervloer voor het zwembad. De kwaliteit van het vlinderwerk was ook ondermaats. VBH zou [ged.conv./eis.reconv.] ontzorgen, maar dat is niet gebeurd. Halverwege het project heeft VBH aangegeven de werkzaamheden niet conform de overeenkomst, tegen de overeengekomen prijs, uit te voeren en heeft [ged.conv./eis.reconv.] dus zelf, met hulp van derden, het werk uitgevoerd. VBH is verplicht de schade die [ged.conv./eis.reconv.] door de tekortkoming lijdt te vergoeden. De schade bedraagt € 4.175,00 en is als volgt opgebouwd, aldus [ged.conv./eis.reconv.] :
- Kosten graafwerk € 875,00
- Kosten afvoer grond/klei € 490,00
- Kosten aanvullend zaagwerk € 300,00
- Kosten huren gereedschap € 350,00
- Vergoeding voor de tijd van [ged.conv./eis.reconv.] € 2.160,00 (€ 60,00 per uur; 36 uur).
3.7.
VBH voert verweer. VBH concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [ged.conv./eis.reconv.] , dan wel tot afwijzing van zijn vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [ged.conv./eis.reconv.] in de kosten van deze procedure en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Algemeen
4.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk.
4.2.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft gesteld dat hij met VBH een vaste prijs heeft afgesproken voor het verwijderen van beton (vloeren en een muurtje), het graven van een gat en het aanleggen van een, voor het zwembad geschikte, ondervloer. Van die afgesproken vaste prijs kan VBH niet achteraf afwijken, omdat het project naar haar zeggen “tegenviel”. Alle “tegenvallers” komen voor rekening van VBH, omdat [ged.conv./eis.reconv.] VBH juist en volledig heeft ingelicht over alles wat VBH moest weten in het kader van het project. Voor zover [ged.conv./eis.reconv.] informatie niet heeft gedeeld, geldt dat VBH, als ervaren aannemer, zelf over die informatie beschikte of had moeten beschikken. Er is - kort samengevat - dus geen sprake van meerwerk, aldus [ged.conv./eis.reconv.] .
4.3.
Dit betoog gaat niet op. [ged.conv./eis.reconv.] heeft erkend dat hij de offerte van VBH, met datum 19 oktober 2021, heeft ontvangen. Daarop is vermeld welke werkzaamheden VBH zal gaan verrichten en tegen welke prijs. Dat partijen mogelijk meer werkzaamheden hebben besproken dan op de offerte staan (wat overigens door VBH wordt betwist) kan zo zijn, maar maakt niet dat die besproken werkzaamheden binnen de offerte en dus binnen de afgesproken (vaste) prijs vallen. Daarbij komt dat [ged.conv./eis.reconv.] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard gezien te hebben dat de offerte vrij summier was, maar dat hij er om hem moverende redenen op dat moment voor koos daar niets van te zeggen. Als hij voor al het werk dat verricht moest worden een vaste prijs had gewild, had hij ervoor moeten zorgen dat al het te verrichten werk op de offerte stond. Het is dan ook niet zo dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de offerte uit te gaan en/of dat de offerte volgens de Haviltex-maatstaf (anders) uitgelegd moet worden.
4.4.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft nog gesteld dat hij wel degelijk betaald heeft voor het werk dat VBH heeft verricht. Hij heeft namelijk een voorschot van € 1.788,87 voldaan. Dat is ook niet in geschil. Het gaat erom of hij meer dan dat bedrag moet betalen. Het voorschot is door VBH op de factuur van 2 december 2021 in mindering gebracht.
Oorspronkelijk overeengekomen werk zoals aangegeven in de offerte
4.5.
[ged.conv./eis.reconv.] erkent dat hij nog een bedrag van € 3.655,50 exclusief btw aan VBH moet betalen voor verricht werk. Het betreft € 1.200,00 voor sloopwerkzaamheden, € 480,00 en € 88,00 voor wapening en € 1.887,50 voor beton storten, conform de offerte. Hij voert een verrekeningsverweer in de zin dat hij stelt dat hij ook nog iets te vorderen heeft van VBH (te weten het in reconventie gevorderde bedrag van € 4.175,00) en daarom niets hoeft te betalen. Dat verrekeningsverweer komt hieronder aan de orde. De kantonrechter zal allereerst beoordelen of [ged.conv./eis.reconv.] meer dan het door hem erkende bedrag moet betalen.
4.6.
VBH vordert € 350,00 voor “bekisting” (€ 918,00 - € 480,00 - € 88,00). Dit bedrag is verlaagd ten opzichte van de offerte, waarin een bedrag van € 500,00 voor bekisting vermeld is. Nu VBH in de dagvaarding heeft aangegeven dat geen bekisting is aangebracht, hoeft [ged.conv./eis.reconv.] dit bedrag niet te betalen. Deze vordering wordt dus afgewezen. VBH heeft nog gesteld dat het bedrag ziet op het plaatsen van netten en afstandhouders, maar dit heeft zij, mede gezien de gemotiveerde betwisting hiervan door [ged.conv./eis.reconv.] , onvoldoende onderbouwd.
4.7.
VBH vordert € 1.250,00 voor “vlinderen”. [ged.conv./eis.reconv.] erkent dat dit werk door VBH verricht is, maar volgens hem is het niet deugdelijk gebeurd. De vloer was volgens hem niet vlak/glad. VBH heeft dit weersproken. Volgens VBH zijn de werkzaamheden wel deugdelijk uitgevoerd en voor het geval de vloer niet volledig glad en vlak is, komt dat doordat [ged.conv./eis.reconv.] het advies van VBH om drainage in de vloer aan te brengen niet heeft opgevolgd. Daarnaast, zo betoogt VBH, heeft [bedrijf 1] aangegeven dat de vloer functioneel is en geen mankementen vertoont en het zwembad ook op de door VBH gestorte vloer is gerealiseerd. [ged.conv./eis.reconv.] heeft hier niet meer op gereageerd. De kantonrechter is van oordeel dat [ged.conv./eis.reconv.] het bedrag voor het vlinderen moet betalen. [ged.conv./eis.reconv.] heeft onvoldoende onderbouwd dat er iets aan de vloer mankeerde en voor zover er al iets aan de vloer mankeerde, heeft hij ook niet gespecificeerd of en zo ja welke kosten hij heeft gemaakt om de vloer alsnog goed te krijgen. Deze vordering van VBH wordt daarom toegewezen.
Meerwerk
4.8.
[ged.conv./eis.reconv.] heeft erkend dat hij € 270,00 moet betalen voor “zaagwerk in de avond.” Omdat dit bedrag niet op de offerte stond, wordt het toegewezen als meerwerk, door partijen nader overeengekomen. Getwist wordt over nog drie andere op de factuur vermelde meerwerkposten.
4.9.
De eerste meerwerk post waarover getwist wordt, is “2m3 extra” (beton storten). Op de offerte is hiervoor een bedrag van € 1.887,50 berekend, maar er is uiteindelijk € 2.467,50 door VBH in rekening gebracht. € 580,00 extra dus. De vraag is of [ged.conv./eis.reconv.] opdracht heeft gegeven voor dit meerwerk en of VBH heeft gewaarschuwd voor prijsverhoging of [ged.conv./eis.reconv.] dat zelf had moeten begrijpen (art. 7:755 BW). Als dat het geval is, is [ged.conv./eis.reconv.] voor deze werkzaamheden een redelijke prijs verschuldigd (vergelijk HR 1 juli 2022, ECLI:NL:2022:989 en art. 7:752 BW).
4.10.
Op de offerte staat dat 6,5 m3 beton wordt gestort voor € 1.887,50. Dat betekent dat door partijen is afgesproken dat voor beton € 290,00 per m3 in rekening wordt gebracht. Vast staat dat VBH in totaal 8,5 m3 beton aan [ged.conv./eis.reconv.] heeft geleverd. Ter zitting heeft VBH namelijk de factuur die zij van de betoncentrale daarover gekregen heeft aan [ged.conv./eis.reconv.] getoond. Volgens VBH was dit extra beton nodig omdat [ged.conv./eis.reconv.] een groter gat had gegraven dan VBH zelf zou hebben gedaan, als zij het graafwerk had uitgevoerd. [ged.conv./eis.reconv.] heeft dit betwist. Hij heeft echter wel te kennen gegeven dat volgens hem voor een zwembad zoals het zijne van 8x4 meter, 6,5 m3 beton voldoende had moeten zijn. De kantonrechter is van oordeel dat [ged.conv./eis.reconv.] voor de 2 m3 extra beton moet betalen. VBH heeft namelijk een tekstbericht van haarzelf en [ged.conv./eis.reconv.] overgelegd waarin staat dat zij 8,5 m3 beton heeft besteld, waarop [ged.conv./eis.reconv.] reageert met een “duimpje”. De kantonrechter ziet dit zo dat er tussen partijen overeenstemming over bestond dat, in afwijking van de offerte, (iets) meer beton besteld zou worden. Dat daarvoor dan extra kosten in rekening worden gebracht, had [ged.conv./eis.reconv.] kunnen begrijpen. Waarom precies 2 m3 beton extra nodig was, kan dan in het midden blijven. Het bedrag van € 580,00 wordt dus toegewezen.
4.11.
De tweede meerwerk post waarover getwist wordt betreft “Meerwerk zaagwerk” van € 1.584,00. Deze ziet op het wegzagen van een betonnen wand. [ged.conv./eis.reconv.] heeft gemotiveerd betwist dat hij opdracht tot deze werkzaamheden heeft gegeven en ook betwist dat de werkzaamheden plaats hebben gevonden. VBH heeft deze post vervolgens niet (nader) onderbouwd. Dat betekent dat deze vordering wordt afgewezen.
4.12.
De laatste meerwerk post waarover partijen het oneens zijn betreft “Extra container voor afvoer zand/puin”. Volgens VBH is de extra container op uitdrukkelijk verzoek van [ged.conv./eis.reconv.] besteld. VBH heeft een tekstbericht overgelegd waaruit dat verzoek van [ged.conv./eis.reconv.] om een extra container blijkt. Het bedrag van € 450,00 exclusief btw ziet op de kosten voor huur en vervoer van die container, aldus VBH. [ged.conv./eis.reconv.] erkent dat de extra container nodig was, maar betwist dat het gaat om meerwerk. Volgens hem valt de afvoer van zand/puin onder de kosten zoals genoemd op de offerte onder het kopje sloopwerkzaamheden.
4.13.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Zoals hierboven in overweging 4.3 al aan de orde kwam, was de offerte van VBH niet volledig. Zij is er bij het maken van de offerte vanuit gegaan dat 32 m² weggesloopt/uitgegraven moest worden. Tijdens de werkzaamheden is gebleken dat een aanwezige betonnen muur een meter diep de grond in liep en moest worden weggezaagd en dat er een extra betonnen vloer aanwezig was die moest worden verwijderd. Voor wat betreft de extra betonnen vloer zijn partijen het erover eens dat die (voor beiden) onbekend was bij opdrachtverstrekking. [ged.conv./eis.reconv.] is van mening dat VBH had kunnen weten dat de muur dieper doorliep dan gedacht. Dat VBH het had kunnen weten maakt echter, naar het oordeel van de kantonrechter, niet dat VBH bij het maken van de offerte rekening heeft gehouden met de diepte van de aanwezige betonnen muur. Integendeel, ze heeft er juist geen rekening mee gehouden. Daarom heeft zij [ged.conv./eis.reconv.] ook door middel van een tekstbericht laten weten dat sprake was van een “tegenvaller”. Dat het wegslopen van een extra betonnen vloer en het wegzagen van de betonnen muur voor extra zand/puin zorgen is evident en blijkt ook uit een tekstbericht van [ged.conv./eis.reconv.] waarin staat “
Er ligt nog beton wat niet in de container paste. Kun jij nog voor een container zorgen? Dan rijden wij het beton van dat muurtje gelijk in de container.” Hiermee heeft [ged.conv./eis.reconv.] opdracht gegeven voor meerwerk en daarom is hij gehouden een redelijke prijs daarvoor te betalen. Hij heeft niet betwist dat € 450,00 een redelijke prijs is en dus zal dat bedrag worden toegewezen.
Samenvattend
4.14.
Het voorgaande betekent dat VBH in totaal het volgende bedrag exclusief btw zou moeten betalen:
- Sloopwerkzaamheden € 1.200,00
- Wapening + bekisting € 568,00
- Beton storten € 1.887,50
- Vlinderen € 1.250,00
- 4 uur zaagwerk in de avond € 270,00
- Beton storten 2m³ extra € 580,00
- Extra container voor afvoer zand/puin € 450,00
Reeds gedeclareerd
€ -1.788,87
Totaal zonder btw € 4.416,63
4.15.
Inclusief 21% btw gaat het dan om een bedrag van € 5.344,12. Dit bedrag is [ged.conv./eis.reconv.] aan VBH verschuldigd, wanneer het verrekeningsverweer van [ged.conv./eis.reconv.] niet wordt gehonoreerd.
Verrekeningsverweer
4.16.
In reconventie vordert [ged.conv./eis.reconv.] bedragen van VBH vanwege een gestelde tekortkoming van VBH. De kantonrechter is van oordeel dat VBH niet tekortgeschoten is in de nakoming van haar verbintenis tot het verwijderen van beton, het graven van een gat en het leggen van een geschikte ondervloer voor het zwembad. Zoals in het voorgaande is geoordeeld, is vast komen te staan dat VBH beton heeft verwijderd, graafwerkzaamheden heeft verricht en een ondervloer heeft gemaakt. Dat het vlinderwerk ondermaats was, is door [ged.conv./eis.reconv.] onvoldoende onderbouwd. Zonder tekortkoming heeft [ged.conv./eis.reconv.] geen recht op schadevergoeding.
4.17.
Los hiervan heeft [ged.conv./eis.reconv.] ook onvoldoende onderbouwd dat hij schade heeft geleden. VBH heeft [ged.conv./eis.reconv.] , naar zijn zeggen, niet ontzorgd. Hij heeft bepaalde werkzaamheden zelf verricht, terwijl hij, zo begrijpt de kantonrechter, liever had gehad dat VBH dat werk had gedaan. Hij heeft echter voor die zelf verrichte werkzaamheden ook niets aan VBH betaald. Hij heeft dat werk zelf verricht of daar derden voor ingeschakeld. Dat betekent dat hij geen schade heeft geleden. De kosten had hij in alle gevallen moeten maken (of zelf, of door betaling aan derden of door betaling aan VBH).
4.18.
De reconventionele vordering wordt daarom afgewezen. Dat betekent dat [ged.conv./eis.reconv.] geen bedragen te verrekenen heeft en € 5.344,12 inclusief btw aan VBH moet betalen. Hij zal tot betaling van dit bedrag worden veroordeeld, vermeerderd met wettelijke rente. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf 24 december 2021, omdat de betalingstermijn van 14 dagen na 9 december 2021, die op de factuur vermeld is, op die datum is verstreken. Dat VBH een eerdere factuur, waar andere bedragen op stonden, al op 2 december 2021 aan [ged.conv./eis.reconv.] heeft verstuurd maakt niet dat [ged.conv./eis.reconv.] eerder in verzuim was. Partijen waren toen met elkaar in overleg over verschillende in de factuur vermelde bedragen. Anders dan [ged.conv./eis.reconv.] stelt geldt overigens ook niet dat hij pas hoeft te betalen als er een naar zijn mening “correcte” factuur verstuurd is. Hij had, om betaling van rente te voorkomen, in ieder geval bedragen die hij niet betwistte kunnen betalen.
Buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
4.19.
VBH heeft aanspraak gemaakt op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, omdat VBH niet, althans niet voldoende duidelijk, heeft gesteld op welke datum de aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW door [ged.conv./eis.reconv.] op zijn laatst is ontvangen, dan wel op welke datum VBH deze aanmaning aan [ged.conv./eis.reconv.] heeft verzonden. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704. Daarnaast geldt dat uit productie 14 en 15 bij de dagvaarding onvoldoende duidelijk blijkt dat [ged.conv./eis.reconv.] de mogelijkheid had om binnen 14 dagen vanaf de dag nadat de aanmaningsbrief bij hem was bezorgd de vordering te betalen zonder buitengerechtelijke incassokosten. Er is ook geen bedrag genoemd aan buitengerechtelijke incassokosten.
4.20.
[ged.conv./eis.reconv.] is de partij die in conventie grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. VBH heeft, zo lijkt uit het petitum te volgen, volledige proceskostenveroordeling gevorderd en geen veroordeling conform het liquidatietarief. Zij heeft deze vordering echter niet onderbouwd en daarom worden de proceskosten aan de zijde van VBH tot aan dit vonnis als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 107,32
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde
€ 660,00(2,00 punten × € 330,00)
Totaal € 1.281,32
4.21.
[ged.conv./eis.reconv.] is de partij die in reconventie ongelijk krijgt en hij zal daarom ook in die proceskosten veroordeeld worden.
4.22.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] tot betaling van € 5.344,12, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf 24 december 2021 tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van VBH tot dit vonnis vastgesteld op € 1.281,32, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over deze nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen van [ged.conv./eis.reconv.] af,
5.7.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van VBH tot dit vonnis vastgesteld op € 264,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Weerkamp-Beens en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2024.
693 \ 40141