Uitspraak
1.De procedure
2.De verdere beoordeling van het geschil
overeengekomen(onderstreping ktr.), aldus
gewezenpraktijk (niet om onzekerheid weg te nemen, maar om af te rekenen).
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 10 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en de Gemeente Rheden, de gedaagde partij. De werknemer vorderde betaling van loon tijdens ziekte en extra vakantie-uren. De procedure volgde op een tussenvonnis van 26 juli 2023, waarin de werknemer was uitgenodigd om zich uit te laten over de toepassing van de cao versus de wettelijke regeling van artikel 7:628 lid 3 BW. De werknemer stelde dat zij te veel uren had gewerkt en dat de cao slechter voor haar uitpakte dan de wettelijke regeling. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer recht had op een bedrag van € 9.334,44 bruto voor de weken 2 tot en met 29 van 2020, en dat er een aanvullend bedrag van € 2.183,17 bruto moest worden toegewezen, omdat de werknemer bij uitbetaling op grond van de wet meer had ontvangen dan op basis van de cao.
De kantonrechter heeft ook de vordering van de werknemer tot betaling van extra vakantie-uren afgewezen, omdat de cao geen grondslag bood voor uitbetaling van zowel salaris als vakantie-uren voor de extra gewerkte uren. De rechter oordeelde dat de werknemer geen recht had op een verhoging van de pensioenopbouw en het Individueel Keuze Budget (IKB) omdat er geen uitbreiding van de arbeidsduur was vastgesteld. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De gemeente werd veroordeeld tot betaling van het toegewezen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en de veroordelingen werden uitvoerbaar bij voorraad verklaard.