ECLI:NL:RBGEL:2024:1129

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
412761
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na ontbinding franchiseovereenkomst tussen Autohopper en gedaagden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Autohopper c.s. en gedaagden, naar aanleiding van een ontbinding van een franchiseovereenkomst. Eiseres in conventie, Autohopper c.s., heeft schadevergoeding gevorderd na de ontbinding van de overeenkomst met gedaagden. De rechtbank heeft vastgesteld dat Autohopper c.s. haar vordering voldoende heeft onderbouwd, onder andere door het overleggen van schaderapporten van HeMeX. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering in conventie wordt toegewezen, terwijl de vordering in reconventie van gedaagden wordt afgewezen. De rechtbank heeft de hoogte van de schadevergoeding vastgesteld op € 116.474,32, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten. Gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten betalen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de wettelijke rente over de proceskosten toewijsbaar is. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. I.W.M. Olthof.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/412761 / HA ZA 22-543 / 1547
Vonnis van 28 februari 2024
in de zaak van

1.AUTOHOPPER FLEET B.V.,

te Veenendaal,
2.
AUTOHOPPER NEDERLAND B.V.,
te Veenendaal,
3.
AUTOHOPPER AUTVERHUUR B.V.,
te Veenendaal,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: Autohopper c.s., en afzonderlijk: Autohopper Fleet, Autohopper Nederland en Autohopper Autoverhuur,
advocaat: mr. W. Terhaerdt te Tiel,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 1] ,
3.
[gedaagde 3],
te [plaats 2] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden] , en afzonderlijk: [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ,
advocaat: mr. R.A. Schenk te Harderwijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 september 2023,
- de akte van Autohopper c.s. van 11 oktober 2023,
- de akte van [gedaagden] van 8 november 2023,
- de antwoordakte van Autohopper c.s. van 6 december 2023,
- de antwoordakte van [gedaagden] 17 januari 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie
Vooraf
2.1.
In het tussenvonnis van 13 september 2023 heeft de rechtbank, samengevat, het volgende geoordeeld:
Autohopper Nederland heeft de overeenkomst met [gedaagde 3] met recht ontbonden (r.o. 4.7),
De vordering in reconventie tot vergoeding van schade die [gedaagden] als gevolg van de ontbinding heeft geleden zal worden afgewezen (r.o. 4.7),
De vordering van Autohopper Autoverhuur op [gedaagde 3] zal worden afgewezen (r.o. 4.9),
Autohopper c.s. wordt in de gelegenheid gesteld nader te onderbouwen dat het door haar gevorderde bedrag, in het licht van de bedragen die zij bij klanten van [gedaagde 3] heeft geïncasseerd, is verschuldigd (r.o. 4.12),
De bedragen die Autohopper c.s. van voormalige klanten van [gedaagden] heeft geïncasseerd komen niet toe aan [gedaagden] (r.o. 4.14),
Autohopper c.s. wordt in de gelegenheid gesteld de door HeMeX opgestelde schaderapporten te overleggen en de hoogte van de door [gedaagden] betwiste facturen nader te onderbouwen (r.o. 4.18).
2.2.
In het vervolg van deze procedure dient te worden vastgesteld in hoeverre Autohopper c.s. aanspraak maakt op betaling van haar facturen, die zij nu bij wijze van vervangende schadevergoeding na ontbinding van [gedaagden] vordert. Deze facturen bestaan voor een deel uit kosten voor herstel van schade en onderhoud aan voertuigen. Ter nadere onderbouwing daarvan heeft Autohopper c.s. in vervolg op het tussenvonnis schaderapporten in het geding gebracht die door HeMeX zijn opgesteld. Ook heeft zij een toelichting gegeven op de bedragen die zij bij klanten van [gedaagde 3] heeft geïncasseerd. De rechtbank komt tot de conclusie dat Autohopper c.s. haar vordering hiermee voldoende heeft onderbouwd, zodat deze zal worden toegewezen.
Het incasseren van facturen van klanten van [gedaagde 3] door Autohopper Nederland
2.3.
In haar akte van 6 december 2023 heeft Autohopper c.s. herhaald dat zij geen andere betalingen heeft ontvangen van voormalige klanten van [gedaagde 3] dan de betalingen die zijn opgenomen in het Excelbestand dat zij tijdens de mondelinge behandeling heeft overgelegd. Autohopper c.s. heeft toegelicht dat het bankafschrift dat [gedaagden] met haar akte van 8 november 2023 had overgelegd een onjuist bankrekeningnummer weergeeft. Ten aanzien van het andere voorbeeld dat [gedaagden] in haar akte heeft aangehaald, erkent Autohopper c.s. met deze persoon contact te hebben opgenomen, maar ontkent zij van deze persoon een betaling te hebben ontvangen. Over het derde voorbeeld merkt zij op dat zij deze betaling wel degelijk in haar Excelbestand heeft opgenomen. [gedaagden] heeft geen andere betalingsbewijzen overgelegd waaruit zou blijken dat Autohopper c.s. meer betalingen heeft ontvangen dan die blijken uit het Excelbestand, hetgeen wel op haar weg had gelegen. Hieraan doet niet af dat [gedaagden] niet meer in staat is de betalingen te controleren, doordat zij geen toegang meer heeft tot het computersysteem van Autohopper. Dit is immers een gevolg van de ontbinding en dient voor haar rekening en risico te blijven. Daarnaast geldt dat [gedaagden] zelf met Autohopper c.s. heeft afgesproken dat Autohopper c.s. de huurcontracten met haar klanten zou afwikkelen, zoals zij tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard (zie ook r.o. 4.11 van het tussenvonnis). Aldus heeft zij bewust de controle op eventuele nabetalingen uit handen gegeven en kan zij zich nu niet verschuilen achter een gebrekkige eigen administratie.
2.4.
De conclusie is dat Autohopper c.s. voldoende heeft onderbouwd dat het Excelbestand alle betalingen bevat van de klanten die zij na ontbinding van de overeenkomst met [gedaagden] heeft benaderd. Dit levert daarom geen grond op om bedragen op haar vordering in mindering te brengen. Voor zover [gedaagden] daarnaast nog heeft betoogd dat (een deel van) de geïncasseerde bedragen aan haar dient toe te komen, geldt dat de rechtbank hierover al in het tussenvonnis heeft beslist. [gedaagden] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om terug te komen op die beslissing.
De betrouwbaarheid van de HeMeX-rapportages
2.5.
Het deel van de facturen dat ziet op herstel van schade en onderhoud heeft Autohopper c.s. nader onderbouwd met rapportages van HeMeX. De rechtbank gaat voorbij aan de bezwaren die [gedaagden] in haar akte van 8 november 2023 heeft geuit tegen de betrouwbaarheid van deze rapportages, waarbij [gedaagden] een ‘rapport van bevinding’ van Bolsenbroek & Partners B.V (hierna: Bolsenbroek) heeft overgelegd. Vooropgesteld wordt dat het gaat om nadere onderbouwing door Autohopper c.s. van haar facturen die zij nu bij wijze van vervangende schadevergoeding op [gedaagden] wenst te verhalen. Deze facturen zien weliswaar onder andere op schades aan gehuurde voertuigen, maar voor een contra-expertise daarvan bestaat in dit stadium van de procedure geen aanleiding meer. De reden hiervoor is dat [gedaagden] niet althans onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat het voor de ontbinding van de overeenkomst tussen partijen gebruikelijk was dat de auto’s door HeMeX werden ingenomen en geïnspecteerd. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft Autohopper c.s. gewezen op de algemene voorwaarden die zij c.q. Autohopper Fleet hanteert. Hieruit blijkt volgens Autohopper c.s. dat van het desbetreffende voertuig bij inlevering een innamerapport wordt opgesteld, waarin ook de kosten van eventuele schades en ontbrekende onderdelen staan vermeld en dat deze kosten voor rekening van de huurder zijn. [gedaagden] heeft hier enkel tegenin gebracht dat schades door haarzelf werden gerepareerd. Ook indien dit juist zou zijn, hetgeen Autohopper c.s. weerspreekt, doet dit niet af aan de kennelijke afspraak en gebruikelijke werkwijze tussen partijen om de hoogte van de eindafrekening te laten bepalen door HeMeX. Niet valt in te zien waarom daar na ontbinding van de overeenkomst van moet worden afgeweken. [gedaagden] heeft geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de schades aan de auto’s in dit geval dienen te worden beoordeeld door een deskundige van het NIVRE. Indien [gedaagden] de expertise van HeMeX in twijfel trekt, zoals zij in haar akte lijkt te doen, had zij Autohopper c.s. daarover bij het aangaan of in elk geval tijdens de looptijd van de overeenkomst dienen te informeren. Niet gebleken is dat zij dit heeft gedaan.
2.6.
Daarbij komt dat niet van Autohopper c.s. gevergd kan worden om de schade door [gedaagden] zelf te laten herstellen. Nog daargelaten dat zij weerspreekt dat dit voor de ontbinding gangbaar was, verbleef [gedaagden] in elk geval ten tijde van de ontbinding van de overeenkomst en de mondelinge behandeling in deze procedure in het buitenland. [gedaagden] heeft niet onderbouwd hoe de reparaties in die situatie door haar c.q. door haar ingeschakelde derden hadden moeten worden uitgevoerd en evenmin dat zij dit voor een lagere prijs had kunnen (laten) doen.
2.7.
Andersom heeft Autohopper c.s. voldoende onderbouwd dat, anders dan [gedaagden] betoogt, de facturen niet alleen bestaan uit de schadebedragen waarvan zij nu de rapporten heeft overgelegd. Zij heeft bij dagvaarding specificaties overgelegd waaruit blijkt dat eveneens kosten in rekening zijn gebracht voor bijvoorbeeld kilometers die buiten de overeenkomst om zijn gereden en voor het aftanken. Ten aanzien van de marketingbijdragen en maandfeest gaat [gedaagden] voorbij aan de eisvermindering die bij gelegenheid van de mondelinge behandeling op dat punt heeft plaatsgevonden. Voor het overige heeft [gedaagden] haar standpunt dat de gefactureerde bedragen niet overeenkomen met de bedragen uit de schaderapporten in het licht van hetgeen Autohopper c.s. heeft gesteld onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat hier daarom aan voorbij.
De onderbouwing van de schadebedragen van de voertuigen
2.8.
Als onbetwist staat vast dat de HeMeX-rapportages betrekking hebben op de voertuigen waarvoor Autohopper c.s. de facturen heeft gestuurd en die [gedaagden] had gehuurd. De rapporten bevatten onder meer kilometerstanden, foto’s en een specificatie van de schade aan het desbetreffende voertuig. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen ‘commercieel acceptabel’ en ‘verwijtbaar’. Ten aanzien van de verwijtbare schade vermeldt het rapport een bedrag aan herstelkosten. Hiermee heeft Autohopper c.s. inzicht gegeven in de schades, de kilomaterstanden, het onderhoud en de reparaties die aan de desbetreffende voertuigen zijn gepleegd.
2.9.
[gedaagden] heeft de verschuldigdheid en hoogte van de schade in haar conclusie van antwoord weliswaar in algemene zin betwist, maar na het overleggen van deze rapportages niet nader onderbouwd. Zij heeft enkel de betrouwbaarheid van de rapportages ter discussie gesteld zoals hiervoor vermeld en onder verwijzing naar het rapport van Bolsenbroek betoogd dat de kosten disproportioneel lijken te zijn. Het had echter op haar weg gelegen dit standpunt nader te onderbouwen, nu Autohopper c.s. haar facturen met de rapportages heeft gespecificeerd. Het standpunt ten aanzien van de disproportionaliteit wordt ook in het Bolsembroek-rapport niet nader onderbouwd. Hieraan doet niet af dat [gedaagden] geen toegang meer heeft tot het computersysteem van Autohopper en daardoor geen inzicht heeft in de lopende zaken. Zoals onder r.o. 4.7 van het tussenvonnis vermeld, heeft Autohopper c.s. de overeenkomst met recht mogen ontbinden. Voor zover zij daardoor niet meer in staat is de afzonderlijke facturen meer specifiek te betwisten is dit aan haarzelf te wijten. Dit betekent ook dat [gedaagden] niet meer in staat is zelf onderhoud of reparaties aan de voertuigen te verrichten, voor zover haar dit onder de overeenkomst was toegestaan. Tot slot betekent dit dat [gedaagden] niet zelf de voertuigen in ontvangst heeft kunnen nemen en onder meer op eventuele schades, achterstallig onderhoud, kilometerstand en brandstofverbruik heeft kunnen controleren.
2.10.
De rechtbank gaat ook voorbij aan het standpunt van [gedaagden] dat bepaalde facturen dubbel in rekening zijn gebracht. De facturen 1002217486 en 1002217915 zien weliswaar op een voertuig met hetzelfde kenteken, maar de posten en de hoogte van de bedragen in de facturen verschillen. Haar standpunt dat factuur 1002217438 dubbel is gefactureerd heeft zij in het geheel niet onderbouwd. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt dan ook niet in te zien dat Autohopper c.s. dezelfde kosten vaker in rekening heeft gebracht.
2.11.
Met het overleggen van de rapportages en de toelichting daarop heeft Autohopper c.s. de bedragen uit de facturen die zien op schade voldoende onderbouwd. Voor het overige heeft [gedaagden] de bedragen uit de facturen niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Dit geldt ook voor haar verder niet nader toegelichte standpunt dat een verzekering bedragen aan Autohopper c.s. heeft uitgekeerd. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de gefactureerde bedragen.
Afzonderlijke regeling voor bedrijfswagens
2.12.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij voor vijf bedrijfswagens een koopoptie hadden afgesproken, waarvan de looptijd ten tijde van de beëindiging van de samenwerking nog niet was verstreken. Uit de door Autohopper c.s. overgelegde leasecontracten blijkt dat was afgesproken dat de afschrijving van deze voertuigen is gebaseerd op een vooraf bepaalde slottermijn en dat eventuele schade niet van invloed is op de hoogte van die slottermijn. Evenmin is in geschil dat de samenwerking is beëindigd voordat de contractperiode voor deze voertuigen was verstreken en dat de desbetreffende slottermijnen niet zijn voldaan. Anders dan [gedaagden] stelt betekent dit echter niet dat zij de schadebedragen voor deze voertuigen kan verrekenen met de restwaarde van de voertuigen. Zij heeft de voertuigen immers niet overgenomen en de slottermijn, waarin de afschrijving was inbegrepen, niet betaald. Niet gebleken is dat zij de schade voor deze voertuigen op andere wijze heeft voldaan. Zonder nadere motivering, die ontbreekt, valt niet in te zien hoe [gedaagden] de schadebedragen kan verrekenen zonder gebruikmaking van de koopoptie c.q. betaling van de slottermijn. Haar beroep op ongerechtvaardigde verrijking heeft zij om dezelfde reden onvoldoende onderbouwd. Onder deze omstandigheden staat de betalingsregeling die voor deze voertuigen ten aanzien van eventuele schades kennelijk was afgesproken niet in de weg aan het in rekening brengen van de schade.
Reconventie
2.13.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Autohopper c.s. recht heeft op betaling door [gedaagden] aan haar ter hoogte van het gevorderde bedrag. Niet gebleken is dat Autohopper c.s. tot zekerheid van deze vordering op onterechte gronden beslag heeft gelegd ten laste van [gedaagden] . De vordering die [gedaagden] hiertoe in reconventie had ingesteld zal daarom worden afgewezen.
2.14.
In haar tussenvonnis had de rechtbank al geoordeeld dat Autohopper c.s. de overeenkomst met [gedaagden] met recht heeft ontbonden en dat de vordering tot schadevergoeding gebaseerd op onterechte ontbinding zal worden afgewezen. In haar akte van 8 november 2013 houdt [gedaagden] vast aan haar vordering tot vergoeding van schade als gevolg van de ontbinding. Voor zover zij de rechtbank hiermee verzoekt om terug te komen op een bindende eindbeslissing gaat de rechtbank hieraan voorbij. Uitgangspunt is dat een rechter van een bindende eindbeslissing in dezelfde instantie in beginsel niet mag terugkomen. Dit is anders indien de eisen van een goede procesorde meebrengen dat van die eindbeslissing moet worden teruggekomen. Dat is bijvoorbeeld het geval indien die beslissing blijkt te berusten op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag, en voorts ingeval het op grond van de aard van de beslissing en een afweging van alle betrokken belangen en omstandigheden onaanvaardbaar zou zijn om aan de gegeven beslissing vast te houden. De rechtbank ziet in het herhaalde verzoek tot vergoeding van schade geen aanleiding om terug te komen op haar beslissing of op de in het tussenvonnis uitgezette lijn. [gedaagden] heeft geen nieuwe stukken in het geding gebracht en zijn standpunt evenmin nader onderbouwd.
2.15.
Tot slot heeft [gedaagden] in zijn akte van 8 november 2023 weliswaar verzocht om een verklaring voor recht dat Autohopper c.s. de rechtbank bewust onvolledig en onjuist heeft geïnformeerd, maar hij heeft hiertoe geen vordering ingesteld. Nu ook overigens niet is gebleken dat Autohopper c.s. facturen dubbel in rekening heeft gebracht of heeft nagelaten aan [gedaagden] toekomende bedragen met hem te verrekenen, zoals [gedaagden] stelt, gaat de rechtbank hieraan voorbij.
Conclusie in conventie
2.16.
De conclusie is dat de vordering van Autohopper c.s. tot een bedrag van € 109.759,72 zal worden toegewezen. De eveneens gevorderde wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar. Toegewezen wordt een bedrag aan vervangende schadevergoeding. Betaling daarvan is niet gebaseerd op een handelsovereenkomst als vermeld in artikel 6:119a BW. In plaats daarvan zal de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW worden toegewezen.
2.17.
Autohopper c.s. vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot schadevergoeding valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De rechtbank zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. De vordering van € 1.969,23 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 1.872,60 bij € 109.759,72 in hoofdsom. De rechtbank wijst deze vordering daarom toe tot een bedrag van € 1.872,60.
2.18.
Autohopper c.s. vordert [gedaagden] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 2.246,18 voor kosten deurwaardersexploten, € 676,00 voor griffierecht en € 1.929,00 aan salaris advocaat, in totaal € 4.842,00.
2.19.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
109.759,72
- buitengerechtelijke incassokosten
- beslagkosten
1.872,60
4.842,00
+
Totaal
116.474,32
2.20.
[gedaagden] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Zoals vermeld in r.o. 4.13 van het tussenvonnis houdt de rechtbank bij de begroting van de proceskosten rekening met de omstandigheid dat Autohopper c.s. eerder melding had kunnen maken van de bedragen die zij van klanten van [gedaagde 3] had geïncasseerd. Haar antwoordakte van 6 december 2023 ziet deels op deze omstandigheid. Deze akte telt daarom voor een kwart punt. De akte van Autohopper c.s. van 11 oktober 2023 heeft geen bijzondere inhoud, nu daarmee enkel producties worden overgelegd. Hieraan wordt daarom geen half punt toegekend. Dit brengt mee dat de proceskosten van Autohopper c.s. worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
- griffierecht
114,77
5.061,00
- salaris advocaat
- nakosten
4.340,25
139,00
(2,25 punten × tarief V € 1.929,00)
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
9.655,02
2.21.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
Conclusie in reconventie
2.22.
De vordering in reconventie zal worden afgewezen. [gedaagden] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden] worden begroot op:
- salaris advocaat
- nakosten
614,00
139,00
(2 punten × 0,5 x tarief II € 614,00)
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
753,00
2.23.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagden] om aan Autohopper c.s. te betalen een bedrag van € 116.474,32, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 9.655,02, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.4.
wijst de vorderingen van [gedaagden] af,
3.5.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 753,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
3.6.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.7.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe zijn betaald,
3.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder r.o. 3.1 vermelde beslissing, de proceskostenveroordelingen en de wettelijke rente daarover uitvoerbaar bij voorraad,
3.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Olthof en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.