ECLI:NL:RBGEL:2024:1118

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
05-271272-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in een woning en op een besloten erf met recidive

Op 13 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in een woning en op een besloten erf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 mei 2023 in Apeldoorn in een woning heeft ingebroken en diverse goederen heeft weggenomen, waaronder sleutels, een iPhone, een laptop en kleding. De verdachte heeft zich toegang verschaft tot de woning terwijl de bewoonster sliep. DNA-onderzoek heeft aangetoond dat celmateriaal op een aangetroffen schoen afkomstig was van de verdachte, wat leidde tot de conclusie dat hij de inbraak had gepleegd. Daarnaast heeft de verdachte op 5 oktober 2023 in Kampen een Ninebot elektrische step gestolen uit een schuur. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder smartengeld en materiële schadevergoeding. De rechtbank heeft rekening gehouden met de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare vermogensdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-271272-23 + 18-045815-23 (TUL)
Datum uitspraak : 13 februari 2024
Tegenspraak (279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
op dit moment gedetineerd in de P.I. Almelo.
Raadsvrouw: mr. M. Sahin, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 mei 2023 te Apeldoorn,
in een woning of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een of meerdere sleutels en/of een Iphone 12 en/of een Lenovo laptop en/of een paspoort en/of een kentekenkaart en/of een of meerdere pasjes en/of een Personal Polarizer en/of een geldbedrag van ongeveer 120 euro en/of een of meerdere Adidas en Nike schoenen en/of een Zara jas en/of een of meerdere Michel Kors (zonne)brillen en/of een of meerdere make-up artikelen en/of een vape en/of een Pandora ring en/of een Guess horloge en/of een of meerdere parfumflesjes en/of een Bluetooth Emberton box en/of een JBL box en/of een of meerdere pakjes Winston sigaretten en/of lenzen en/of een stralingsapparaat, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 5 oktober 2023 te Kampen, gemeente Kampen,
in een woning of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een Ninebot elektrische step, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat het aan wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, zodat voor dit feit vrijspraak dient te volgen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Op 28 mei 2023 was [slachtoffer 2] in haar woning aan de [adres] te Apeldoorn. De dochter van [slachtoffer 2] vertrok omstreeks 24.00 uur. [slachtoffer 2] lag op dat moment in bed. Op
29 mei 2023 omstreeks 9.15 uur kwam [slachtoffer 2] beneden in haar woning. Zij zag toen dat in de tuin meerdere mandjes lagen die uit haar woning afkomstig waren en dat de volgende goederen uit haar woning weg waren:
- sleutels auto;
- huissleutels;
- sleutels woning zoon;
- sleutels woning vriendin;
- telefoon iPhone 12;
- fietsen sleutels en reserve sleutels;
- laptop van het merk Lenovo;
- paspoort;
- kentekenkaart auto;
- pasjes (onbekend welke soorten);
- personal polarizer;
- geld (ongeveer 120 euro);
- schoenen van de merken Adidas en Nike;
- jas van de winkel Zara;
- make-up
- vape;
- ring (van het merk Pandora);
- horloge (van het merk Guess);
- zadig en Voltaire parfum;
- chanel nr 5.parfum;
- boxje Bluetooth Emberton;
- JBL box;
- zonnebril op sterkte van het merk Michael Kors;
- gewone bril op sterkte van het merk Michael Kors;
- normale bril Michael Kors;
- sigaretten 2 pakjes winston;
- lenzen;
- apparaatje voor de straling van electromagnetic veld. [2]
Op 29 mei 2023 heeft [slachtoffer 2] in haar achtertuin een paar schoenen gevonden die niet van haar of een andere bewoner van het adres waren. [3] [slachtoffer 2] heeft de schoenen gevonden vlakbij de achterdeur van haar woning, ongeveer 7,5 meter de achtertuin in gezien vanaf de tuinpoort. [4] De schoenen zijn onder de tong en bij de instap bemonsterd op humane biologische sporen. [5] Uit DNA-onderzoek blijkt dat op de rechterschoen celmateriaal is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte, waarbij de matchkans kleiner is dan één op één miljard. [6]
In een ander politieonderzoek naar verdachte zijn verschillende goederen in beslag genomen, waaronder een paar brillen. Van deze brillen werden foto’s gemaakt. Deze foto’s werden getoond aan [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] gaf aan dat zij van de drie getoonde brillen op de foto de Michael Kors bril op sterkte herkende als zijnde van haar. Vervolgens is verbalisant met voornoemde bril bij [slachtoffer 2] geweest. [slachtoffer 2] bevestigde dat het inderdaad haar Michael Kors bril op sterkte is. [7]
De rechtbank merkt de in de achtertuin aangetroffen schoenen aan als daderspoor. Daarvoor is van belang dat de dader van de woninginbraak, gelet op de in de tuin aangetroffen mandjes, de woning heeft verlaten via de achtertuin, dat daar vlak bij de achterdeur - dus diep de tuin in -schoenen zijn aangetroffen, terwijl bij de inbraak (andere) schoenen zijn weggenomen, hetgeen doet vermoeden dat de dader er op gestolen schoenen vandoor is gegaan. Gelet op de uitkomsten van het DNA-onderzoek concludeert de rechtbank dat het celmateriaal dat is aangetroffen op één van de in de achtertuin aangetroffen schoenen, van verdachte afkomstig is. Dit in combinatie met het feit dat verdachte in het bezit was van een bril op sterkte die aangeefster [slachtoffer 2] heeft herkend als één van haar weggegenomen brillen, maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte heeft ingebroken in de woning van [slachtoffer 2] en daar de in de aangifte genoemde goederen heeft weggenomen.
Gelet op de bewijsmiddelen passeert de rechtbank het ter zitting gevoerde verweer dat het in een asielzoekerscentrum gebruikelijk is dat men elkaars schoenen gebruikt en dat het (daarom) mogelijk iemand anders is geweest die de schoenen van verdachte in de achtertuin van [slachtoffer 2] heeft achtergelaten. Van enige betrokkenheid van een ander dan verdachte is niet gebleken.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 36;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 73-75.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt dat de step in de schuur aan een slotje stond en dat het slotje was doorgeknipt. Uit het verhoor van verdachte volgt dat hij bekent dat hij de step heeft weggenomen. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat verdachte het slotje heeft doorgeknipt en derhalve de step door verbreking onder zich heeft gekregen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks29 mei 2023 te Apeldoorn,
in een woning
of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een ofmeerdere sleutels en
/ofeen
iPhone12 en
/ofeen Lenovo laptop en
/ofeen paspoort en
/ofeen kentekenkaart en
/of een ofmeerdere pasjes en
/ofeen Personal Polarizer en
/ofeen geldbedrag van ongeveer 120 euro en
/of een of meerdereAdidas en Nike schoenen en
/ofeen Zara jas en
/of een ofmeerdere Michel Kors (zonne)brillen en
/of een of meerderemake-up
artikelenen
/ofeen vape en
/ofeen Pandora ring en
/ofeen Guess horloge en
/of een ofmeerdere parfumflesjes en
/ofeen Bluetooth Emberton box en
/ofeen JBL box en
/of een ofmeerdere pakjes Winston sigaretten en
/oflenzen en
/ofeen stralingsapparaat
, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op
of omstreeks5 oktober 2023 te Kampen, gemeente Kampen,
in een woning ofop een besloten erf waarop een woning stond, te weten aan de [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een Ninebot elektrische step,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachtetoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/ofdat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:.
feit 1:
diefstal, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feit 2:
diefstal, op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte, in geval van bewezenverklaring, een gevangenisstraf dient te worden opgelegd gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten, namelijk een woninginbraak en de diefstal van een step uit een schuur. Verdachte is op 29 mei 2023 in de nacht een woning ingeslopen, terwijl de bewoonster boven lag te slapen. Op 5 oktober 2023 is verdachte eveneens in de nacht een schuur ingeslopen, terwijl in de op het erf staande woning ook bewoners lagen te slapen. In beide gevallen heeft verdachte spullen gestolen. Dergelijke misdrijven veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners en op de veiligheidsgevoelens binnen de samenleving als geheel en van de bewoners in het bijzonder. Het is voor de slachtoffers erg onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning of schuur is geweest en hun spullen heeft doorzocht, in het bijzonder als slachtoffers op dat moment aanwezig waren. De eigen woning/het eigen perceel is bij uitstek een plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Dat gevoel van veiligheid is door verdachte aangetast. Verdachte heeft enkel rekening gehouden met zijn eigen geldelijk gewin. De rechtbank vindt dit bijzonder kwalijk.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 22 december 2023. Daaruit blijkt dat verdachte recent is veroordeeld voor verscheidene vermogensdelicten, waaronder op 31 juli 2023 voor een diefstal met braak. Hiervoor is aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaar opgelegd. Dit betekent dat met betrekking tot de op 5 oktober 2023 door verdachte gepleegde diefstal sprake is van recidive tijdens de proeftijd.
Uit het reclasseringsadvies van 19 oktober 2023 blijkt het volgende. Verdachte is een jongvolwassene van Algerijnse afkomst die sinds januari 2023 in Nederland zou verblijven. Op basis van het justitiële verleden kan worden gesproken van een patroon in het plegen van vermogensdelicten. Verdachte zou inmiddels geen verblijfsstatus meer hebben waardoor hij niet langer in het asielzoekerscentrum verblijft en niet in aanmerking komt voor sociale voorzieningen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstallen omdat hij op straat leefde en geen financiële middelen tot zijn beschikking had. Het niet kunnen maken van een inschatting van de risico’s in combinatie met zijn verblijfsstatus maakt dat de reclassering geen mogelijkheden ziet voor reclasseringsbemoeienis.
Blijkens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht is het oriëntatiepunt voor insluiping in een woning, terwijl sprake is van recidive, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. In het onderhavige geval neemt de rechtbank in aanmerking dat twee insluipingen zijn bewezen, één in een woning en één in een schuur bij een woning.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Gelet op het voornoemde oriëntatiepunt en wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd, wijkt deze strafoplegging af van de eis van de officier van justitie.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Ten aanzien van feit 1
Benadeelde [slachtoffer 2] heeft in verband met het onder feit 1 bewezenverklaarde een vordering tot schadevergoeding ingediend. [slachtoffer 2] vordert € 1.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente, en verzoekt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van feit 2
Benadeelde [slachtoffer 1] heeft in verband met het onder feit 2 bewezenverklaarde een vordering tot schadevergoeding ingediend. [slachtoffer 1] vordert € 799,00 aan materiele schadevergoeding en € 300,00 aan smartengeld, beide vermeerderd met de wettelijke rente, en verzoekt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] geheel en de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de materiële schade kunnen worden toegewezen, beide met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering te verklaren voor wat betreft het gevorderde smartengeld.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, in geval van bewezenverklaring van het onder feit 1 tenlastegelegde, de vordering van [slachtoffer 2] dient te worden gematigd tot een bedrag van € 500,00. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vergoeding voor materiele schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 500,00 omdat de step ten tijde van de diefstal twee maanden oud was. [slachtoffer 1] dient in haar smartengeldvordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde [slachtoffer 2]
Niet ter discussie staat dat benadeelde ontvankelijk is in haar vordering. Voldoende is gebleken dat benadeelde als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Benadeelde stelt ten gevolge van het bewezenverklaarde lichamelijke klachten te ervaren in de vorm van stress en hartkloppingen en psychische gevolgen te ondervinden in de vorm van – kort gezegd – angst en onrust. Benadeelde grondt haar vordering op artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW).
In artikel 6:106 aanhef en onder b BW is voor zover relevant bepaald dat benadeelde voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen of op andere wijze in haar persoon is aangetast.
Benadeelde heeft de stelling dat zij lichamelijke klachten en psychische gevolgen ondervindt van het bewezenverklaarde handelen van verdachte concreet gemotiveerd. Zo heeft benadeelde toegelicht dat het gegeven dat verdachte in haar woning is geweest terwijl zij boven lag te slapen haar angstig heeft gemaakt en dat zij nog vaak nachtmerries heeft. Zij slaap licht, is veel wakker en nog altijd bang dat iemand haar woning binnenkomt. Het veiligheidsgevoel van benadeelde is ernstig aangetast. Verdachte heeft dit niet betwist, zodat de rechtbank het voorgaande tot uitgangspunt neemt. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande komen vast te staan dat de aard en de ernst van de normschending door verdachte en de gevolgen daarvan voor benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106 aanhef en onder b BW bedoelde aantasting in persoon op andere wijze sprake is.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Gelet op wat in de onderhavige zaak is komen vast te staan en wat in vergelijkbare zaken aan schadevergoeding wordt toegewezen, stelt de rechtbank de naar billijkheid toe te kennen schadevergoeding vast op een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 29 mei 2023. In het overige deel van de vordering zal de rechtbank benadeelde niet-ontvankelijk verklaren. Voor dat deel van de vordering kan de benadeelde zich slechts tot de burgerlijke rechter wenden.
Ten aanzien van benadeelde [slachtoffer 1]
Niet ter discussie staat dat benadeelde ontvankelijk is in haar vordering voor zover het betreft de gevorderde materiele schade. Voldoende is gebleken dat benadeelde als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiele schade heeft geleden.
Benadeelde stelt materiele schade te hebben geleden, wat verdachte niet heeft betwist. Benadeelde heeft de omvang van de schade onderbouwd met een op 1 augustus 2023 gedateerde factuur voor de step en het slot van in totaal € 799,00. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat de step en het slot zijn aangeschaft op 1 augustus 2023. Vast is komen te staan dat de step is gestolen op 5 oktober 2023. Omdat de step en het slot ten tijde van de diefstal slechts twee maanden oud waren, ziet de rechtbank geen aanleiding om de gevorderde schadevergoeding te matigen. Dit betekent dat de materiële schadevergoeding zal worden toegewezen voor een bedrag van in totaal € 799,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 5 oktober 2023.
Benadeelde vordert daarnaast smartengeld en stelt daartoe dat zij van het onder feit 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte psychische gevolgen ondervindt, zulks in de vorm van – kort gezegd – angst en onrust. Bewezenverklaard is echter dat verdachte de step heeft gestolen uit de schuur van benadeelde. Dat is wezenlijk anders dan diefstal uit een woning. Dat benadeelde regelmatig vanuit haar woning naar de schuur loopt, maakt dat niet anders. Dit brengt mee dat tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de door benadeelde gestelde schade niet voldoende verband bestaat om, zonder nadere onderbouwing die ontbreekt, te kunnen aannemen dat benadeelde door het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks de door haar gestelde immateriële schade heeft geleden, zodat de rechtbank benadeelde in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. Voor dat deel kan de benadeelde zich slechts tot de burgerlijke rechter wenden.
Ten aanzien van beide benadeelde partijen
Op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 18-045815-23)

De politierechter heeft verdachte op 31 juli 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen en subsidiair dat de proeftijd dient te worden verlengd met een jaar.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 31 juli 2023 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten gevangenisstraf voor de duur van zes (6) weken (parketnummer 18-045815-23);
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf;
ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 2]
 veroordeelt verdachte in verband met het onder feit 1 bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 verklaart de benadeelde in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, een bedrag te betalen van € 500,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het onder feit 2 bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 799,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van smartengeld;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, een bedrag te betalen van € 799,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 15 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betalingsverplichting aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. van den Toorn (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023483438, gesloten op 15 november 2023, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 9-10.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 28.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
5.Proces-verbaal vooronderzoek lab, p. 30-31.
6.Rapport DNA-onderzoek, p. 33.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22.