ECLI:NL:RBGEL:2024:1092

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
10745721
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenovereenkomst en ambtshalve toetsing van informatieverplichtingen in een civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, heeft Louwmans Installatie Techniek B.V. een vordering ingesteld tegen een consument, aangeduid als [gedaagde], met betrekking tot een consumentenovereenkomst. De eisende partij vorderde betaling van € 2.059,02, vermeerderd met rente en kosten, voor werkzaamheden aan de meterkast van de gedaagde. De gedaagde had een deel van het bedrag, € 500,00, reeds betaald, maar betwistte de hoogte van de vordering en voerde aan dat hij benadeeld was doordat de oude meterkast was meegenomen, wat zijn verzekeringsclaim beïnvloedde.

De procedure omvatte een tussenvonnis en een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst tot stand is gekomen op basis van een telefonische opdracht, maar dat Louwmans niet heeft voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen zoals vastgelegd in de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of aan deze verplichtingen was voldaan en heeft vastgesteld dat er ernstige schendingen waren, waaronder het niet verstrekken van de totale prijs en de wijze van betaling.

Als gevolg van deze schendingen heeft de kantonrechter de bijkomende kosten afgewezen en de betalingsverplichting van de gedaagde verminderd met 25%. Uiteindelijk is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 898,75, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 2 februari 2024. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 28 februari 2024 door mr. E. Horsthuis.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10745721 \ CV EXPL 23-7260
Vonnis van 28 februari 2024
in de zaak van
LOUWMANS INSTALLATIE TECHNIEK B.V.,
te Nieuwegein,
eisende partij,
hierna te noemen: Louwmans,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 oktober 2023
- de mondelinge behandeling van 2 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Louwmans vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.059,02, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
Louwmans legt aan haar vordering ten grondslag dat tussen haar en [gedaagde] een overeenkomst tot stand is gekomen op grond waarvan zij werkzaamheden aan de meterkast van [gedaagde] heeft verricht en in verband daarmee materialen heeft geleverd. De kosten van deze reparatie bedroegen € 2.256,65. [gedaagde] heeft direct € 500,00 afgerekend. Met betaling van het restantbedrag van € 1.756,65 is hij in verzuim en daarover is (dus) wettelijke rente verschuldigd. Deze bedraagt, berekend tot 14 april 2023, € 38,87. Louwmans houdt [gedaagde] daarnaast aansprakelijk voor de buitengerechtelijk incassokosten van € 263,50.
2.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij geeft aan door Louwmans te zijn benadeeld. Zij heeft namelijk zijn oude meterkast meegenomen, waardoor de verzekering de schade niet wil vergoeden en hem de mogelijkheid tot bewijs of controle van schade en het herstel daarvan is ontnomen. Ondanks herhaald verzoek om de meterkast te retourneren, althans foto’s van de schade te overleggen, heeft Louwmans hier niet aan voldaan. [gedaagde] betwist daarnaast de hoogte van het in rekening gebrachte bedrag.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen staat vast dat de schoonzoon van [gedaagde] namens [gedaagde] op zondag 20 februari 2023 telefonisch opdracht heeft gegeven aan Louwmans tot het repareren van de meterkast in verband met het uitvallen van de stroom in een deel van de woning, het niet meer doen van de aardlekschakelaar en uit de meterkast komende vonken. Louwmans heeft daarbij aangegeven dat het zondagtarief geldt, dat de voorrijkosten € 250,00 bedragen en dat er daarnaast arbeidskosten en eventuele materiaalkosten in rekening gebracht worden. Voorts staat vast dat Louwmans vervolgens de meterkast heeft vervangen. Dat deze werkzaamheden deugdelijk zijn uitgevoerd staat niet ter discussie.
3.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument worden voldaan aan de precontractuele informatieverplichtingen van
art. 6:230m BW en de contractuele informatieverplichtingen van art. 6:230v BW. De in voornoemde artikelen genoemde informatie moet op duidelijke en begrijpelijke wijze worden verstrekt. Het is aan de eisende partij om gemotiveerd te stellen en onderbouwen dat en hoe aan deze verplichtingen is voldaan. Ter onderbouwing heeft Louwmans een opname van de telefoongesprekken waarin de overeenkomst tot stand is gekomen, de werkbon en een factuur in het geding gebracht.
3.3.
Ten aanzien van een aantal van de informatieverplichtingen moet de kantonrechter ambtshalve - dat wil zeggen ook als er op dat punt geen verweer is gevoerd - beoordelen of ze zijn nageleefd. Het gaat dan om de informatieverplichtingen van art. 6:230m lid 1 sub a, b, c, e, f, g, h, i, j, o en p BW en art. 6:230v lid 3 BW. Aan schending(en) van deze informatieverplichtingen moet de kantonrechter bovendien ambtshalve een sanctie verbinden. Die sanctie is ten aanzien van de informatieverplichtingen van art. 6:230m lid 1 sub e, f, h, i en j BW en art. 6:230v lid 3 BW specifiek in de wet bepaald. In geval van een voldoende ernstige schending van één of meer informatieverplichtingen van art. 6:230m lid 1 sub a, b, c, e, f, g, h, o en p BW geldt dat een doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sanctie moet worden opgelegd. Daarbij moet in beginsel worden gedacht aan een gehele of gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst, die ook naast of in plaats van een eventueel toepasselijke wettelijke sanctie kan worden toegepast. Een gedeeltelijke vernietiging kan bestaan in een vermindering van de betalingsverplichtingen van de consument. Ten aanzien van een dergelijke vernietiging is de (niet bindende) Richtlijn Sanctiemodel (pre)contractuele informatieverplichtingen opgesteld, die de kantonrechter tot uitgangspunt neemt. De rechtbanken toetsen ook of art. 6:230t lid 2 BW en art. 6:230v lid 7 BW correct zijn nageleefd, dat wil zeggen of de ambtshalve te toetsen informatie op een duurzame gegevensdrager aan de consument is verstrekt.
3.4.
Op basis van wat Louwmans in deze procedure heeft gesteld en onderbouwd, wordt geoordeeld dat de volgende informatieverplichtingen (voldoende ernstig) zijn geschonden:
- het verstrekken van de totale prijs van de zaken of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van de zaak of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend (art. 6:230m lid 1 sub e BW)
- de wijze van betaling, levering, uitvoering, de termijn waarbinnen de handelaar zich verbindt de zaak te leveren of de diensten te verlenen en, voor zover van toepassing, het klachtafhandelingsbeleid van de handelaar (art. 6:230m lid 1 sub g BW).
3.5.
Uit de stellingen van Louwmans en overgelegde producties blijkt namelijk niet, althans niet voldoende duidelijk dat voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst is aangegeven wat de prijs zou zijn en evenmin op welke wijze deze moet worden berekend. Zowel het (uur/kwartier)tarief voor de arbeid als de btw is onvermeld gelaten. Evenmin is gesproken over de wijze van betaling. [gedaagde] mocht er daarom in ieder geval van uit gaan dat de bedragen inclusief btw waren. De ondertekening van de werkbon achteraf maakt dat niet anders. Hiermee wordt immers niet de verschuldigdheid daarvan erkend of het recht prijsgegeven om zich in een gerechtelijke procedure daartegen te verzetten. Ten aanzien van de omvang van de arbeid heeft Louwmans tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat dit een kwartiertarief betreft en er zes kwartier is gewerkt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] aangegeven dat er hooguit drie kwartier is gewerkt. Nu [gedaagde] eerder in de conclusie van antwoord heeft aangegeven dat de elektricien ruim een uur aanwezig is geweest en de werkbon waarop zes tijdseenheden staan heeft ondertekend, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de in rekening gebrachte bestede tijd. Dat de kosten voor de nieuwe meterkast exorbitant hoog zijn is op geen enkele wijze onderbouwd, zodat aan deze stelling voorbij wordt gegaan.
3.6.
Deze schendingen van de informatieverplichtingen hebben, gelet op de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677) en de Richtlijn Sanctiemodel (pre)contractuele informatieverplichtingen de volgende gevolgen:
- de bijkomende kosten zijn niet verschuldigd (art. 6:230n lid 3 BW) en worden daarom afgewezen. Dit betreft de btw ten bedrage van € 391,65.
- de betalingsverplichting van [gedaagde] wordt conform de Richtlijn Sanctiemodel (pre)contractuele informatieverplichtingen verminderd met 25%. Dat betekent dat een bedrag van (€ 1.865,00 x 0,25 =) € 466,25 wordt afgewezen.
3.7.
Van het oorspronkelijk in rekening gebrachte bedrag resteert dus (na betaling door [gedaagde] van € 500,00) nog (€ 2.256,65 - € 391,65 - € 466,25 - € 500,00 =) € 898,75.
Namens [gedaagde] is per mail van 22 februari 2022 een beroep op opschorting (een pressiemiddel, om druk uit te oefenen op de wederpartij om een tegenvordering na te komen) gedaan. In deze mail staat onder meer:
(...)
Om 16.15 vertrok hij(de monteur, ktr.)
met afgekomen alle rommel zo achterlatend maar met de “oude stoppenkast” in de bus. Foto’s van de achtergelaten rommel zijn bijgevoegd.
Toen mijn dochter zag dat die stoppenkast weg was, heeft zij meteen meneer [betrokkene](de monteur, ktr.)
gebeld dat die kast terug moest voor de verzekering en dat hij geen toestemming had gekregen om die kast mee te nemen, waarop een erg geirriteerde reactie van meneer [betrokkene] kwam, dat-ie daar nog nooit van gehoord had en hij zou wel foto’s van de kast sturen. Daar zijn wij niet mee akkoord gegaan en hebben gezegd dat er niets betaald wordt totdat die stoppenkast bij ons is teruggebracht.
(...)
Louwmans heeft niet betwist dat [gedaagde] tot opschorting bevoegd was. Deze bevoegdheid is echter inmiddels komen te vervallen. Louwmans heeft immers meegedeeld dat de meterkast is afgevoerd en geen foto’s zijn gemaakt, zodat nakoming door Louwmans (als niet van het terugbrengen van de meterkast dan wel van het sturen van foto’s) blijvend onmogelijk is (art. 6:54 BW).
3.8.
Nu [gedaagde] niet meer bevoegd is de betaling op te schorten, moet hij het hiervoor onder 3.7 vermelde bedrag betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
2 februari 2024 (omdat eerst toen bleek dat nakoming blijvend onmogelijk was). Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat gesteld noch gebleken is dat (en waarom) de betalingsverplichting zou zijn vervallen.
3.9.
Louwmans vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking. Er is namelijk niet gebleken dat aan [gedaagde] een aanmaning is verstuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
3.10.
Omdat beide partijen op enkele punten in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij belast blijft met de eigen kosten.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Louwmans te betalen een bedrag van € 898,750, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 2 februari 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.
520 \ 918