ECLI:NL:RBGEL:2024:1091

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
C/05/428892 / FZ RK 23-3585
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake gebruik echtelijke woning tijdens echtscheidingsprocedure met belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 20 februari 2024 een beschikking gegeven in een voorlopige voorzieningenprocedure tussen een vrouw en een man die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De vrouw verzocht om het volledige gebruik van de echtelijke woning, terwijl de man verzocht om het uitsluitend gebruik van de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen een gelijk belang hebben bij het gebruik van de woning, aangezien deze gemeenschappelijk eigendom is. De vrouw heeft aangegeven dat zij vanwege spanningen met de man tijdelijk bij haar ouders verblijft, maar dat dit niet houdbaar is. De man betwist dat de vrouw nog de intentie heeft om terug te keren naar de woning en stelt dat hij niet kan beschikken over alternatieve woonruimte.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er een belangenafweging moet plaatsvinden. Gezien de omstandigheden heeft de rechtbank besloten dat de vrouw en de man om de beurt recht hebben op het gebruik van de woning. Dit betekent dat de vrouw de ene week in de woning verblijft en de man de andere week. De rechtbank heeft ook het verzoek van de vrouw om aanvullende toegang tot voorzieningen in de woning afgewezen, omdat deze vanzelfsprekend zijn bij het gebruik van de woning. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen voor het overige afgewezen, waaronder het verzoek van de vrouw om de proceskosten te vergoeden en de verzoeken om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: C/05/428892 / FZ RK 23-3585
Datum uitspraak: 20 februari 2024
beschikking voorlopige voorzieningen
in de zaak van:
[naam vrouw],
briefadres te [plaats 1] ( [gemeente] ),
verzoekster, verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. N. van de Gevel te Doetinchem,
t e g e n
[naam man],
wonende te [plaats 2] ,
verweerder, verder te noemen: de man,
advocaat: mr. D.G. Nagel te Almere.

1.Het procesverloop

1.1.
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op 6 december 2023;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met bijlagen, ingekomen op
14 december 2023;
- het journaalbericht met bijlagen van mr. Van de Gevel van 31 januari 2024;
- het journaalbericht met bijlagen van mr. Nagel van 1 februari 2024.
1.2.
Gehoord ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 6 februari 2024 zijn beide partijen, bijgestaan door hun advocaten.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] 2020 gehuwd in beperkte gemeenschap van goederen.
2.2.
Partijen hebben in gezamenlijk eigendom de woning gelegen aan de [adres] in [plaats 2] , verder te noemen: de woning.
2.3.
De vrouw staat blijkens het uittreksel uit de Basisregistratie Personen (verder te noemen: de BRP) ingeschreven op het adres [adres] in [plaats 1] ( [gemeente] ). Dit adres staat in de BRP vermeld als briefadres van de vrouw vanaf 22 november 2023. Vaststaat dat dit het adres van haar ouders is.
3.
De verzoeken en de verweren
3.1.
De vrouw verzoekt de rechtbank voor zover de wet dit toelaat bij voorlopige voorziening, uitvoerbaar bij voorraad:
-
primairaan de vrouw het volledige gebruik en de bewoning van de
woning toe te kennen, dan wel
subsidiairte bepalen dat de vrouw in de woning kan verblijven in de even weken en de man in de oneven weken, dan wel
meer subsidiairte bepalen dat de vrouw in de woning verblijft van zondagavond tot en met woensdagochtend en de man de rest van de week, steeds onder de volgende aanvulling: de vrouw heeft volledige toegang nodig tot de deurbel, de Home Assistant (lampen enzovoort), WIFI, het modem en alle toebehoren. Hieronder vallen: de UDM, de camera’s enzovoort, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van € 50.000,- voor iedere dag dat de man nalaat aan deze verplichting te voldoen;
- de man te veroordelen zijn melding bij de gemeente [gemeente plaats 2] over het verblijf van de
vrouw in te trekken, althans te verklaren dat zij (samen met hem) in de woning verblijft, zodat haar inschrijving kan worden hersteld, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van € 50.000,- voor iedere dag dat de man dit nalaat,
kosten rechtens.
3.2.
De vrouw voert het volgende ter onderbouwing aan. Zij is voorlopig vertrokken uit de woning omdat het samenleven met de man in één woning niet meer mogelijk is. Er waren veel ruzies tussen partijen. De vrouw kon op korte termijn onderdak krijgen bij haar ouders in [plaats 1] . Dit is niet houdbaar omdat dit voor de vrouw en haar ouders niet te doen is. De afstand tussen [plaats 2] en [plaats 1] is ook te groot, namelijk 125 kilometer enkele reis, terwijl de vrouw haar baan en sociale leven in [plaats 2] heeft. Het pendelen tussen [plaats 1] en [plaats 2] brengt dusdanig veel aanvullende kosten en stress met zich mee dat dit voor de vrouw niet te dragen is. Zij wenst daarnaast ook gebruik te kunnen maken van haar eigen goederen. De man is gemakkelijker dan de vrouw in staat om elders te verblijven. Hij kan bij zijn zussen die in [plaats 3] wonen, dan wel bij zijn vader in [plaats 4] of bij vrienden die in de buurt wonen. De man rijdt voor zijn werk door het hele land. Ook om die reden is het voor de man gemakkelijker dan voor de vrouw om elders te verblijven.
3.3.
De man verzoekt de rechtbank de verzoeken van de vrouw af te wijzen.
Tevens verzoekt hij bij wege van zelfstandig verzoek:
  • te bepalen dat de man bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning en de daarbij behorende inboedel met het bevel dat de vrouw deze woning dient te verlaten en niet verder mag betreden;
  • de beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4.
De man voert het volgende ter onderbouwing aan. Volgens de man heeft de vrouw geen belang bij het gebruik van de woning en hij wel. De vrouw heeft bij haar vertrek uit de woning uitdrukkelijk aangegeven niet meer in de woning te zullen terugkeren en bij haar ouders te zullen intrekken. De man betwist dan ook de stelling van de vrouw dat zij slechts voorlopig uit de woning is vertrokken. De vrouw woont vanaf 15 september 2023 niet meer in de woning. Inmiddels is de vrouw ook door de gemeente [gemeente plaats 2] uitgeschreven. Dat de vrouw niet meer voornemens was de woning te betrekken, volgt ook uit het feit dat zij voor haar post een doorstuurservice heeft geregeld. De man stelt dat de vrouw pas nu het verzoek tot het uitsluitend gebruik van de woning doet omdat haar ouders gekort zullen worden op hun uitkering als blijkt dat de vrouw bij hen woont. De vrouw heeft vervangende woonruimte kunnen vinden. Voor de man is het niet mogelijk om een ander onderkomen te hebben op korte termijn. Het uitsluitend gebruik van de woning aan de vrouw toekennen, zou tot gevolg hebben dat de man geen onderdak meer heeft. Net als de vrouw heeft ook de man zijn sociale leven in [plaats 2] . De vrouw geeft aan dat zij gebruik wil kunnen maken van haar eigen goederen. Zij heeft echter haar spullen al uit de woning gehaald, aldus de man.
3.5.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover voor de beoordeling van belang, hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is gericht op het verkrijgen van een ordemaatregel in een situatie waarin een beslissing in de hoofdzaak niet kan worden afgewacht en waarin een zekere mate van spoedeisendheid aan de orde is. Gelet hierop zal de rechtbank op punten volstaan met een beknopte motivering.
De woning
4.2.
In geschil tussen partijen is wie voorlopig in de woning mag wonen. Vast is komen te staan dat de tussen partijen gerezen spanningen zodanig zijn dat partijen niet gezamenlijk de woning kunnen bewonen. Omdat de woning gemeenschappelijk eigendom is van partijen, hebben zij beiden evenveel recht op het gebruik ervan. Zowel de vrouw als de man heeft een belang bij het recht op het uitsluitend gebruik van de woning zodat de rechtbank een belangenafweging moet maken.
4.3.
De vrouw stelt dat zij op dit moment niet kan beschikken over geschikte vervangende woonruimte. Zij is op 15 september 2023 uit de woning vertrokken en ingetrokken bij haar ouders in [plaats 1] . Dat de vrouw gezegd heeft dat zij niet meer terugkeert naar de woning en daar ook naar gehandeld heeft door haar spullen mee te nemen, wat de man stelt en de vrouw betwist, legt voor de rechtbank geen gewicht in de schaal. De vrouw is en blijft mede-eigenaar van de woning. Haar belang bij het gebruik van de woning ligt er vooral in dat zij vier dagen per week werkt in [plaats 2] . Voor zover de man heeft betwist dat de vrouw vaak op haar werk in [plaats 2] moet zijn, acht de rechtbank gelet op de werkgeversverklaring voldoende aangetoond dat de vrouw in ieder geval drie dagen per week fysiek aanwezig behoort te zijn in [plaats 2] . Dit heeft tot gevolg dat de vrouw veel reistijd en extra kosten heeft vanwege de grote afstand tussen [plaats 2] en [plaats 1] . De vrouw verblijft daarom de laatste tijd noodgedwongen als tijdelijke oplossing afwisselend bij haar ouders, haar broers (in [plaats 5] en [plaats 6] ) en bij vrienden. Voor de rechtbank staat vast dat het leven van de vrouw vanaf 15 september 2023 dus zeer onrustig is geworden. Door de vrouw is ook aangevoerd dat zij paniekklachten heeft door alle stress en is doorgestuurd naar een psycholoog. In tegenstelling tot de vrouw, heeft de man geen aanpassingen in zijn leven hoeven te dragen omdat hij nog steeds in de woning woont. Er is in dit verband sprake van een ongelijke verhouding tussen partijen. Daar staat voor de rechtbank tegenover dat de man in emotioneel opzicht gebonden is aan de woning wat voor de vrouw niet opgaat. De man woont al vanaf 1999 in de woning en is daar opgegroeid. Hij heeft ook de intentie om de woning over te nemen. Voor wat betreft het werk van de man, is voor de rechtbank gebleken dat hij in mindere mate dan de vrouw, gebonden is aan [plaats 2] . Naar voren is gekomen dat de man werkzaam is als [functie] voor een bedrijf in [plaats 7] . Hij werkt zowel op kantoor in [plaats 7] als bij klanten op locatie in heel Nederland maar grotendeels in de Randstad. De man is zodoende gewend om te reizen voor zijn werk. Door de vrouw is gesteld dat de man beschikt over een auto van de zaak en hij om die reden geen extra kosten zal hebben als hij elders dan in [plaats 2] verblijft. De man heeft deze stelling betwist en de rechtbank wil ook wel aannemen dat de werkgever van de man niet genegen zal zijn om onbeperkt extra benzinekosten van de man te vergoeden. De man heeft aangegeven dat hij niet kan beschikken over alternatieve woonruimte en moet verblijven in een hotel als hij geen gebruik kan blijven maken van de woning. De rechtbank vindt evenwel dat de man er geen blijk van heeft gegeven zich voldoende te hebben ingespannen voor het vinden van vervangende woonruimte. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij niet bij zijn zus in [plaats 3] kan verblijven omdat die zus haar woning verbouwt. Over een eventueel verblijf van de man bij zijn andere zus in [plaats 3] , heeft de man zich niet uitgelaten en evenmin over of hij bij zijn vader of vrienden in de buurt terecht kan.
4.4.
De belangen van de vrouw en de man tegen elkaar afwegend, leidt er voor de rechtbank toe dat de vrouw noch de man een groter belang kan worden toegedicht bij het uitsluitend gebruik van de woning. Toch is het voor partijen wel van belang dat er duidelijkheid ontstaat over wie voorlopig de woning kan gebruiken. De rechtbank zal daarom in de geest van het subsidiaire verzoek van de vrouw, bepalen dat de vrouw de ene week bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning en dat de man de andere week bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de woning. De rechtbank overweegt hierbij dat de man tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd heeft aangegeven dat hij de voorkeur geeft aan voormelde regeling in plaats van toewijzing van het meer subsidiaire verzoek van de vrouw. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in staat zijn om af te spreken wanneer de week start en om tijdelijk elders te verblijven in de week dat zij niet in de woning zijn.
4.5.
Nu onder het uitsluitend gebruik van de woning, gelet op vaste jurisprudentie, mede wordt verstaan het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken, acht de rechtbank het verzoek van de man hieromtrent overbodig zodat de rechtbank dit deel van het verzoek zal afwijzen.
4.6.
De vrouw verzoekt om aanvullend te bepalen dat zij volledige toegang heeft tot de deurbel, de Home Assistant (de lampen enzovoort), WIFI, het modem en alle toebehoren waaronder de UDM en de camera’s. De rechtbank wijst dit verzoek af nu buiten kijf staat dat als de vrouw in de woning verblijft, zij ook gebruik dient te kunnen maken van de voorzieningen zoals voormelde toebehoren.
De gebruiksvergoeding
4.7.
De vrouw verzoekt bij journaalbericht van 31 januari 2024 ingeval de man het uitsluitend gebruik van de woning krijgt, om de man een gebruiksvergoeding op te leggen ter hoogte van de eigenaarslasten van de woning zodat deze direct met elkaar verrekend kunnen worden en er per saldo geen bijdrage door de vrouw in de woonlast hoeft te worden voldaan.
4.8.
Aangezien het uitsluitend gebruik van de woning aan beide partijen afwisselend zal worden toegekend, is een gebruiksvergoeding niet aan de orde, voor zover daar al grond voor zou bestaan in dit stadium van de procedure. De rechtbank wijst daarom het verzoek van de vrouw af.
De inschrijving van de vrouw in de BRP
4.9.
De vrouw verzoekt om de man te veroordelen om zijn melding bij de gemeente [gemeente plaats 2] van het feit dat de vrouw de woning had verlaten, in te trekken.
4.10.
De rechtbank overweegt dat in de voorlopige voorzieningen procedure slechts een beperkt aantal voorzieningen kan worden verzocht die limitatief staan opgesomd in artikel 822 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder te noemen: Rv). Het hierboven vermelde verzoek van de vrouw valt niet onder deze opsomming. De rechtbank zal dan ook het verzoek afwijzen. De vrouw heeft overigens tijdens de mondelinge behandeling ook naar voren gebracht dat indien zij het uitsluitend gebruik van de woning krijgt, het mogelijk niet meer nodig is dat de man zijn melding intrekt en voorstelbaar is dat de rechtbank dan niet op het verzoek beslist.
De proceskosten
4.11.
De rechtbank verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek inzake de proceskosten nu een beslissing over de proceskosten pas kan worden genomen in de procedure tot ontbinding van het huwelijk.
Niet uitvoerbaar bij voorraad
4.12.
De verzoeken om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, worden afgewezen wegens gebrek aan belang. Immers de beslissing kan ten uitvoer worden gelegd omdat tegen beslissingen in voorlopige voorziening op grond van het bepaalde in artikel 824 lid 1 Rv geen hoger beroep mogelijk is. Met het geven van deze beschikking tot het treffen van een voorlopige voorziening is de uitvoerbaarheid bij voorraad ervan gegeven.

5.De beslissing voor de duur van het geding

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat de vrouw de ene week bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te [plaats 2] , en dat de man de andere week bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van deze woning, met bevel dat de man/de vrouw de woning dient te verlaten in de week dat de ander het uitsluitend gebruiksrecht van de woning heeft en deze niet verder mag betreden;
5.2.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek omtrent de proceskosten;
5.3.
wijst hetgeen meer of anders is verzocht af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Hilberink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Stroink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.