ECLI:NL:RBGEL:2024:1086

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
05.252910.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het voorhanden hebben van wapens en drugs met bijzondere voorwaarden voorwaardelijke straf

Op 18 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 51-jarige man uit Arnhem, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van meerdere wapens en drugs. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De verdachte was op het moment van de uitspraak gedetineerd en had een advocaat, mr. P.K. de Blieck-Willemsen, die hem bijstond tijdens de rechtszaak.

De tenlastelegging omvatte verschillende feiten, waaronder het voorhanden hebben van vuurwapens van categorie III, amfetamine, MDMA en hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de meeste van de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van het feit dat hij valse bankbiljetten in zijn bezit had, waarvoor hij werd ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank overwoog dat de verdachte een bekennende verdachte was en dat de bewijsvoering voldoende was om de feiten te bewijzen.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat het illegaal bezit van wapens en drugs een ernstige bedreiging vormt voor de samenleving. De verdachte had in het verleden al meerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten, wat meegewogen werd in de strafmaat. De rechtbank volgde het advies van de reclassering en legde bijzondere voorwaarden op aan de voorwaardelijke straf, waaronder behandeling en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.252910.23
Datum uitspraak : 18 januari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] , wonende aan [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de [adres] .
Raadsvrouw: mr. P.K. de Blieck-Willemsen, advocaat in Vaassen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Apeldoorn, een of meerdere wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een pistool, van het merk: Crvena Zastava, kaliber 7.65mm,
- een pistool van het merk: Valtro, type: Libera Vendita, kaliber 7.65mm, met bijbehorende munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere (ongeveer 7) kogelpatronen van het kaliber 7.65mm en/of
- een revolver van het merk: Smith & Wesson, kaliber .38mm (telkens) zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
Feit 2
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Apeldoorn, opzettelijk in voorraad heeft gehad
een of meerdere (ongeveer 20) bankbiljetten van 50,00 euro dat/die hij, verdachte, waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was;
Feit 3
hij in of omstreeks 29 september 2023 tot en met 30 september 2023 te Apeldoorn
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van (ongeveer) 502,47 gram van een materiaal bevattende amfetamine en/of
- een hoeveelheid van (ongeveer) 13,73 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 4
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Apeldoorn, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (ongeveer) 550 gram, van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 5
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Apeldoorn een wapen van categorie III, onder 3, van de Wet wapens en munitie te weten een werpmes voorhanden heeft gehad;
Feit 6
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Apeldoorn, een wapen, te weten een werpster, van categorie I, onder 1° of 3°, voorhanden heeft gehad;
Feit 7
hij op of omstreeks 29 september 2023 te Apeldoorn een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een pistool, van het merk Browning, model Challenger/Concours voorhanden heeft gehad.

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De raadsvrouw heeft bepleit dat de officier van justitie ten aanzien van feit 2 niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat in de tenlastelegging ontbreekt dat verdachte het valse geld ook heeft uitgegeven.
De rechtbank constateert dat het bestanddeel ‘met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven’ ontbreekt in de tenlastelegging. Dit leidt echter niet tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, maar – indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht – tot ontslag van alle rechtsvervolging. De officier van justitie is dan ook ontvankelijk in de strafvervolging.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 7 moet de tenlastelegging verbeterd worden gelezen, namelijk als ‘een nabootsing van een pistool’ in plaats van ‘een pistool’.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van feit 7, omdat ten laste is gelegd dat verdachte een pistool voorhanden heeft gehad. Nu verdachte niet een pistool, maar een nabootsing van een pistool voorhanden heeft gehad, kan het feit niet worden bewezen. De woorden ‘nabootsing van een pistool’ mogen namelijk niet in de tenlastelegging worden gelezen; daarmee zou de huidige tenlastelegging te ver opgerekt worden. Daarbij heeft verdachte verklaard dat het balletjespistool niet lijkt op een pistool van het merk Browning, model Challenger/Concours.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 t/m 6
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 51;
  • het proces-verbaal van onderzoek wapen p. 85;
  • het proces-verbaal van onderzoek wapen p. 91;
  • het proces-verbaal van onderzoek wapen p. 97;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 januari 2024.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen is het tenlastegelegde onder feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 51;
  • het (aanvullend) proces-verbaal Forensisch technisch onderzoek valse biljetten, in de wettelijke vorm opgemaakt en afgesloten door verbalisant [verbalisant] op 29 november 2023;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 januari 2024.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen is het tenlastegelegde onder feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 51;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 148, incl. fotobijlagen;
  • het proces-verbaal Onderzoek verdovende middelen, p. 135 – 138;
  • het rapport NFiDENT, p. 142;
  • het rapport NFiDENT, p. 143;
  • het rapport NFiDENT, p. 144;
  • het rapport NFiDENT, p. 145;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 januari 2024.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen is het tenlastegelegde onder feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 51;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 129;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 januari 2024.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen is het tenlastegelegde onder feit 4 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 51;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 120;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 januari 2024.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen is het tenlastegelegde onder feit 5 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 51;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 113;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 januari 2024.
Op basis van de opgesomde bewijsmiddelen is het tenlastegelegde onder feit 6 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 7
Op 29 september 2023 is in de woning van verdachte in Apeldoorn een handvuurwapengelijkend voorwerp aangetroffen. [2] Verdachte heeft ook verklaard dat hij het balletjespistool thuis had liggen. [3]
Een verbalisant van de van de forensische opsporing heeft geconcludeerd dat het voorwerp een nabootsing is van een pistool, dat voor wat betreft vorm en afmetingen een gelijkenis vertoont met een bestaand vuurwapen, namelijk een pistool. Het voorwerp lijkt zodanig op een vuurwapen dat het geschikt is voor bedreiging of afdreiging. De inbeslaggenomen nabootsing is niet voorzien van een CE-keurmerk en valt daarom niet onder de Speelgoedrichtlijn van het Europees Parlement(2009/48/EG). Het voorwerp is daarmee een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie. [4]
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het voorwerp een ‘sprekende gelijkenis’ vertoont met vuurwapens (in de zin van artikel 2 Wet Wapens en Munitie en artikel 3 Regeling wapens en munitie). Daartoe is van belang of de vorm (en in mindere mate de afmetingen) van het voorwerp overeenkomt met die van vuurwapens in het algemeen. De rechtbank acht op basis van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte een voorwerp voorhanden heeft gehad dat voor wat betreft vorm en afmeting dusdanig lijkt op een vuurwapen dat het daarmee een ‘sprekende gelijkenis vertoont’ en dus geschikt is voor bedreiging of afdreiging.
De rechtbank stelt vast dat in het tenlastegelegde feit ten gevolge van een kennelijke misslag ‘een nabootsing van’ een pistool is weggelaten. De rechtbank zal deze evidente verschrijving als verbeterd lezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Feit 1
hij op
of omstreeks29 september 2023 te Apeldoorn,
een ofmeerdere wapen
(s
)van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een pistool, van het merk: Crvena Zastava, kaliber 7.65 mm en
- een pistool van het merk: Valtro, type: Libera Vendita, kaliber 7.65 mm, met bijbehorende munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
een of meerdere (ongeveer7
)kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm en
/of
- een revolver van het merk: Smith & Wesson, kaliber .38 mm,
(telkens
)zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
Feit 2
hij op
of omstreeks29 september 2023 te Apeldoorn, opzettelijk in voorraad heeft gehad
een of meerdere (ongeveer20
)bankbiljetten van 50,00 euro
dat/die hij, verdachte,waarvan de valsheid
en/of vervalsinghem, toen hij deze ontving, bekend was;
Feit 3
hij op
in of omstreeks29 september 2023
tot en met 30 september 2023te Apeldoorn
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-
een hoeveelheid van (ongeveer)502,47 gram van een materiaal bevattende amfetamine en
/of
-
een hoeveelheid van (ongeveer)13,73 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde amfetamine
en/of MDMA,
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 4
hij op
of omstreeks29 september 2023 te Apeldoorn, opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van (ongeveer)550 gram, van een materiaal bevattende hennep
, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep,
(telkens)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 5
hij op
of omstreeks29 september 2023 te Apeldoorn een wapen van categorie III, onder 3, van de Wet wapens en munitie, te weten een werpmes, voorhanden heeft gehad;
Feit 6
hij op
of omstreeks29 september 2023 te Apeldoorn, een wapen, te weten een werpster, van categorie I, onder
1° of3°, voorhanden heeft gehad;
Feit 7
hij op
of omstreeks29 september 2023 te Apeldoorn een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp
dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/ofdat zodanig op een wapen geleek dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een nabootsing van een pistool
, van het merk Browning, model Challenger/Concours,voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd in de bewezenverklaring.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Handelen in strijd met art. 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, strafbaar gesteld bij art. 55 lid 3 onder a van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
Handelen in strijd met art. 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij art. 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
feit 2:
Nu het bestanddeel “met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven” ontbreekt in de tenlastelegging en bewezenverklaring, levert het bewezenverklaarde geen strafbaar feit op. De verdachte wordt ten aanzien van dit feit dan ook ontslagen van alle rechtsvervolging.
feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, strafbaar gesteld bij artikel 10, derde lid, van de Opiumwet
feit 4:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij art. 11 tweede lid, van de Opiumwet
feit 5:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 6:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 7:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 3 t/m 7 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met een proeftijd van 3 jaren, en met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 12 maanden, waarbij het onvoorwaardelijk deel van die straf gelijk dient te zijn aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten en de rest van de straf als voorwaardelijk deel opgelegd dient te worden, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in zijn woning voorhanden hebben van drie vuurwapens, waarvan er één geladen was, munitie, een werpmes, een werpster, een voorwerp dat op een vuurwapen leek, 550 gram hennep, ruim 500 gram amfetamine en 13 gram MDMA. Het illegaal bezit van wapens, vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico en een bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Deze goederen lagen op direct toegankelijke plekken in de woonkamer van de woning verspreid. Verder is het bezit van verdovende middelen kwalijk, omdat deze zeer verslavend zijn, met alle nadelige gevolgen voor de gebruikers en de samenleving, terwijl ook de verwerving en vervaardiging vaak gepaard gaan met ernstige vormen van criminaliteit.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de geldende oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daaruit volgt dat de oriëntatiepunten voor de bewezen verklaarde feiten als volgt zijn: voor het voorhanden hebben van een vuurwapen een gevangenisstraf van 4 maanden, het voorhanden hebben van ruim 500 gram harddrugs een gevangenisstraf van 3 maanden, het voorhanden hebben van 550 gram hennep een taakstraf voor 100 uur – omgerekend 50 dagen gevangenisstraf – en dat voor de overige bewezenverklaarde feiten geldboetes geïndiceerd zijn. Opgeteld zou dit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ruim 16 maanden opleveren als uitgangspunt voor de strafoplegging. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte voor een deel openheid van zaken heeft gegeven. Hij geeft aan de drugs voorhanden te hebben gehad voor eigen gebruik vanwege de clusterhoofdpijn die hij na een ongeluk enkele jaren geleden ondervindt. De drugs houdt de pijn volgens verdachte enigszins draaglijk.
Aan de andere kant vindt de rechtbank het zorgelijk dat verdachte het voorhanden hebben van wapens en grote hoeveelheden drugs normaliseert. Verdachte is in het verleden meermaals veroordeeld voor verboden drugs- en wapenbezit, maar dit heeft hem er niet van weerhouden om (grote hoeveelheden) drugs voorhanden te hebben en evenmin is hij gestopt met zijn – naar eigen zeggen – vuurwapenhobby. Dat rekent de rechtbank verdachte in strafverzwarende zin aan.
Uit het advies van de reclassering van 22 december 2023 volgt dat de reclassering het van groot belang acht dat verdachte reclasserings- en hulpverleningscontacten krijgt om hem te begeleiden bij het beheersen van zijn drugsgebruik, bij zijn re-integratie en bij het voorkomen van recidive. De reclassering adviseert daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Hiervan zullen 6 maanden voorwaardelijk worden opgelegd met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met een proeftijd van drie jaren.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
  • 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het onder feit 2 bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte voor dit feit van alle rechtsvervolging;
 verstaat dat het overige bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 maanden;
• bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
6 maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich meldt binnen drie werkdagen bij Tactus verslavingsreclassering. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte zich laat behandelen door een forensische verslavingsinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt wanneer en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- verdachte zich laat begeleiden door een forensische verslavingsinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
• stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen.
• geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.A. Arts (voorzitter), mr. G. Edelenbos en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. Schoen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 januari 2024.
Mr. Edelenbos is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 29 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres] ), p. 78 en 79.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 januari 2024.
4.Het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 104 en 105.