ECLI:NL:RBGEL:2024:1084

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
10376898 \ CV EXPL 23-1737
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen inzake zorgverzekering en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. J.B. de Jong, en de gedaagde partij, VGZ Zorgverzekeraar N.V. De eiser vorderde onder andere een overzicht van betalingsverplichtingen en een schadevergoeding van € 1.650,00, alsook terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen. De eiser stelde dat hij alle maandpremies correct had betaald, maar dat VGZ deze niet op de juiste wijze had verwerkt, wat leidde tot een betalingsachterstand. De gedaagde partij voerde verweer en betwistte de claims van de eiser, waarbij zij stelde dat de eiser niet ontvankelijk was in zijn vorderingen en dat er geen onverschuldigde betalingen waren gedaan.

De kantonrechter oordeelde dat VGZ aan de vordering tot het verstrekken van een overzicht had voldaan, aangezien dit overzicht tijdens de procedure was verstrekt. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van onverschuldigde betaling, omdat er nog steeds een betalingsachterstand bestond. De vordering tot schadevergoeding werd eveneens afgewezen, omdat er geen grondslag was voor de gestelde schade en het causaal verband niet was onderbouwd. De proceskosten werden gecompenseerd, omdat VGZ pas tijdens de procedure het verzochte overzicht had verstrekt. De uitspraak resulteerde in de afwijzing van de vorderingen van de eiser, met de beslissing dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 10376898 \ CV EXPL 23-1737 \ 53331 \ 918
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[eiser]
wonende te [plaats]
eisende partij
gemachtigde mr. J.B. de Jong
procederende krachtens toevoegingsnummer [nummer]
tegen
de naamloze vennootschap VGZ Zorgverzekeraar N.V.
gevestigd te Arnhem
gedaagde partij
gemachtigde Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso
Partijen worden hierna [eiser] en VGZ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 februari 2023 met producties
- de conclusie van antwoord van 12 april 2023 met producties
- de conclusie van repliek van 7 juni 2023 met producties
- de conclusie van dupliek van 1 augustus 2023 met producties
- de akte uitlating van 30 augustus 2023 met producties
- de akte uitlating van 25 oktober 2023 met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is voor zijn ziektekosten verzekerd bij VGZ.
2.2.
Op enig moment zijn er betalingsachterstanden geweest. Voor alle achterstanden tot en met december 2018 is er een sanering getroffen.
2.3.
Bij vonnis van 11 maart 2021 is [eiser] door de Rechtbank Den Haag, locatie Gouda, veroordeeld om aan VGZ te betalen een bedrag van € 500,00 met de wettelijke rente daarover vanaf 2 december 2020 tot de dag van volledige betaling, de proceskosten van
€ 287,85 en de nakosten van € 37,50.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis de veroordeling van VGZ:
a. om binnen tien dagen na dit vonnis aan hem te verstrekken een overzicht van alle betalingsverplichtingen van januari 2019 tot en met december 2022 waarin inzichtelijk is gemaakt aan de hand van ontvangen bedragen wat [eiser] vanaf januari 2019 heeft betaald respectievelijk op welke wijze die betaalde bedragen, per maand, zijn afgeboekt op openstaande bedragen, bij gebreke waarvan VGZ een dwangsom jegens [eiser] verbeurt van € 250,00 per dag dat VGZ in gebreke blijft hieraan te voldoen;
b. om binnen vier dagen na dit vonnis aan hem terug te betalen al hetgeen hij teveel en dus onverschuldigd aan VGZ heeft betaald;
c. om aan hem te betalen een schadevergoeding van € 1.650,00 vermeerderd met buitengerechtelijke kosten;
d. in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente over deze proceskosten vanaf de dag van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat VGZ ten onrechte stelt dat hij een betalingsachterstand heeft. Hij heeft alle maandpremies correct betaald, maar deze betalingen zijn door VGZ niet allemaal of niet op de juiste wijze verwerkt. Mogelijk is dat gekomen omdat hij een verkeerd kenmerk bij de betaling heeft vermeld. Ondanks herhaalde verzoeken heeft hij geen juist of duidelijk overzicht van de verschuldigde bedragen en betalingen van VGZ ontvangen. VGZ gaat in de overzichten uit van een onjuiste maandpremie over 2022. Dit moet € 126,15 zijn. [eiser] heeft voor het vonnis uit 2021 een betalingsregeling getroffen hoewel hij van mening is dat hij correct heeft betaald. Hetgeen hij hierdoor teveel heeft betaald moet terugbetaald worden. In november 2022 heeft [eiser] wederom een betalingsregeling getroffen. [eiser] erkent dat er een achterstand was, maar hij betwist dat die achterstand € 1.650,00 bedroeg. Hij wenste een duidelijk overzicht in de betalingsachterstand. Dit heeft hij niet gekregen, waardoor hij geen financiering heeft kunnen krijgen en niet kon overstappen naar een andere zorgverzekeraar. [eiser] ervaart stress en groot ongemak, slaapt slecht als direct gevolg van de onwelwillendheid van VGZ om correcte overzichten te verstrekken. [eiser] zit in de Wajong en het valt hem zwaar dat VGZ hem aanpakt op zijn beperkingen. [eiser] vordert daarom een schadevergoeding die gelijk is aan het bedrag van de achterstand.
3.3.
VGZ voert hiertegen verweer. Zij concludeert tot niet ontvankelijkheid van [eiser] in zijn vordering, althans hem de vordering te ontzeggen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten en nakosten.
3.4.
VGZ betwist dat zij geen duidelijke en correcte overzichten heeft verstrekt.
Voor de achterstand tot en met december 2018 heeft sanering plaatsgevonden. Voor de achterstanden die daarna zijn ontstaan is [eiser] op 2 december 2020 gedagvaard en heeft de kantonrechter op 11 maart 2021 een vonnis gewezen. Dit vonnis is onherroepelijk geworden. Voor zover de vordering van [eiser] zich richt tegen de veroordeling in dat vonnis dient hij daarom niet ontvankelijk te worden verklaard. Deze vordering is bij de gemachtigde van VGZ in behandeling onder [dossiernummer] . Deze vordering is inmiddels voldaan. Op 30 juni 2020 is voor de na februari 2020 ontstane betalingsachterstand een nieuw dossier aangemaakt bij de gemachtigde van VGZ onder [dossiernummer] . Doordat nadien nieuwe betalingsachterstanden zijn ontstaan is de vordering in dit dossier inmiddels € 1.459,41. Het klopt dat in 2022 ten onrechte € 132,65 is afgeschreven terwijl het maandbedrag was vastgesteld op € 126,15. VGZ heeft het teveel betaalde bedrag verrekend met openstaande bedragen. [eiser] en zijn gemachtigde zijn hiervan op de hoogte gesteld. Aan [eiser] , zijn gemachtigde en een gemeentelijke schuldsaneerder zijn diverse overzichten verstrekt. Daarbij is toegelicht dat indien [eiser] bij de betalingen geen of een onjuist kenmerk vermeld de betaling is afgeschreven op de oudste openstaande post.
3.5.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, waar nodig voor de beoordeling van de zaak, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Overzicht
4.1.
[eiser] vordert in de eerste plaats om aan hem een overzicht te verstrekken van alle betalingsverplichtingen van januari 2019 tot en met december 2022 waarin inzichtelijk is gemaakt aan de hand van ontvangen bedragen wat [eiser] vanaf januari 2019 heeft betaald respectievelijk op welke wijze die betaalde bedragen, per maand, zijn afgeboekt op openstaande bedragen. In de dagvaarding en de conclusie van repliek geeft [eiser] daarbij specifiek aan dat hij een overzicht wenst conform het overzicht van 20 juni 2022. Dit overzicht is bij conclusie van dupliek gegeven (productie 4). De kantonrechter is van oordeel dat VGZ daarmee aan de eerste vordering heeft voldaan, zodat [eiser] hier niet langer een belang bij heeft. De stelling van [eiser] dat dit overzicht nauwelijks te begrijpen is maakt dit niet anders. Het overzicht voldoet aan hetgeen [eiser] vordert. Dat het overzicht moeilijk leesbaar is, is verder onder meer te wijten aan het feit dat er vele storneringen en verrekeningen hebben plaatsgevonden. Het overzicht betreft verder een overzicht uit het system van VGZ zodat de betalingen aan de gemachtigde van VGZ hierin niet zijn meegenomen. Het overzicht moet daarom worden gelezen in samenhang met de overige stukken uit het dossier en de toelichting daarop van VGZ. Dat de bedragen steeds veranderen, zoals [eiser] heeft aangevoerd, komt omdat er steeds nieuwe termijnen en facturen bijkomen en betalingen worden gedaan. Het betreft daardoor een dynamisch overzicht. Dat het overzicht een langere periode bestrijkt dan verzocht en dateert van 28 juni 2023 doet aan de juistheid van het overzicht niet af. De gevraagde periode is hierin immers ook opgenomen.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] in het licht van dit overzicht en de daarop in de conclusie van dupliek en de akte uitlating gegeven toelichting, mede gelezen in samenhang met het als productie 2 bij conclusie van antwoord in het geding gebrachte overzicht van de gemachtigde van VGZ, onvoldoende heeft onderbouwd dat VGZ ten onrechte aanspraak maakt op betaling. Gesteld noch gebleken is dat hij meer of andere betalingen heeft verricht dan in het overzicht zijn opgenomen en blijkens de toelichting aan de gemachtigde van VGZ zijn betaald.
Het vonnis van 11 maart 2021 is onherroepelijk, zodat van de juistheid daarvan uitgegaan dient te worden. VGZ heeft verder bij akte uitlating onder 3. uitgelegd op welke wijze het betaalde bedrag van € 82,00 is afgeboekt. Dat dit valse facturen zouden betreffen is op geen enkele wijze onderbouwd. De kantonrechter begrijpt de toelichting zo dat deze betalingen zijn verrekend met de nog openstaande maandtermijnen over februari en (gedeeltelijk) maart 2022.
Dat over 2022 twee maandtermijnen teveel in rekening gebracht, zoals [eiser] stelt, valt zonder nadere toelichting, welke ontbreekt niet uit het overgelegde overzicht op te maken. Dat over de maanden januari 2022 tot en met mei 2022 € 132,65 in rekening is gebracht in plaats van € 126,15 wordt door VGZ erkend. Dit is immers gecorrigeerd en verrekend. VGZ heeft dit meegedeeld en uitgelegd (zie productie 3 bij conclusie van antwoord).
Onverschuldigde betaling
4.2.
Uit het door VGZ in het geding gebrachte overzicht en de toelichting daarop volgt niet dat sprake is van een onverschuldigd betaald bedrag. Sterker nog, er is nog steeds sprake van een betalingsachterstand. Van een vordering wegens onverschuldigde betaling kan dan ook geen sprake zijn. De vordering wordt om die reden afgewezen.
Schadevergoeding
4.3.
Gelet op het hiervoor overwogene kan evenmin sprake zijn van een vordering tot schadevergoeding. Daar komt nog bij dat, nog daargelaten dat VGZ terecht een vordering bij [eiser] heeft ingesteld en [eiser] wel degelijk overzichten heeft verstrekt, geen grondslag is gesteld of gebleken voor vergoeding van enige schade en de gestelde schade alsmede het causaal verband tussen deze schade en het handelen van VGZ op geen enkele wijze is onderbouwd. De vordering wordt dan ook afgewezen. Dit geldt eveneens voor de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
Proceskosten
4.4.
Hoewel [eiser] in het ongelijk wordt gesteld ziet de kantonrechter in de omstandigheden van het geval aanleiding om de proceskosten te compenseren. Het terecht door [eiser] verzochte overzicht van het nog verschuldigde heeft VGZ immers eerst in deze procedure gegeven door de combinatie van het bij conclusie van antwoord ingediende overzicht van de deurwaarder (productie 2) en de verrekening van de creditering van de teveel in rekening gebrachte premie over 2022 (productie 3), het bij conclusie van dupliek ingediende overzicht uit het systeem van VGZ (productie 4) en de ten slotte daarop bij akte uitlating gegeven toelichting.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. L.J.P. Lambooij en in het openbaar uitgesproken op