ECLI:NL:RBGEL:2024:1082

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
C/05/429253 / FZ RK 23-3661
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om uitsluitend gebruik van de echtelijke woning in het kader van voorlopige voorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen met betrekking tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De man en de vrouw, die sinds 1999 met elkaar zijn gehuwd, hebben beiden verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een belangenafweging tussen partijen gemaakt moet worden, waarbij de redelijkheid bepalend is voor de beslissing.

De rechtbank heeft geconstateerd dat de onderlinge verhoudingen tussen partijen verstoord zijn en dat er spanningen zijn die het delen van de woning onrealistisch maken. De vrouw stelde voor om de woning te delen, maar de rechtbank oordeelde dat de door haar aangedragen opties niet als reëel konden worden beschouwd. De man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het voor hem van groot belang is om de woning alleen te gebruiken, vooral gezien de omstandigheden van de zaak.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de financiële situatie van partijen, waarbij de vrouw verantwoordelijk werd gehouden voor de administratie van de onderneming van de man. Dit heeft geleid tot een mogelijke hoge belastingaanslag, wat de spanningen tussen partijen verder heeft vergroot. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de man met uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, en dat deze voorziening geldt voor de duur van het geding. De overige verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: C/05/429253 / FZ RK 23-3661
Datum uitspraak: 13 februari 2024
beschikking voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[naam man](nader te noemen: de man),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. I.L. Kortenhoff te Apeldoorn,
tegen
[naam vrouw](nader te noemen: de vrouw),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S.P. ter Linden te Apeldoorn.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift, ingekomen bij de griffie op 14 december 2023;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift van 26 januari 2024.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 30 januari 2024 zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] 1999 te [woonplaats] met elkaar gehuwd.
2.2.
Uit het huwelijk zijn geboren de thans meerderjarige kinderen:
  • [naam 1] , geboren op [geboortedatum] 2001;
  • [naam 2] , geboren op [geboortedatum] 2003.

3.De beoordeling

Ordemaatregel
3.1.
De rechtbank stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is gericht op het verkrijgen van een ordemaatregel in een situatie waarin een beslissing in de hoofdzaak niet kan worden afgewacht en waarin een zekere mate van spoedeisendheid aan de orde is. Gelet hierop zal de rechtbank volstaan met een beknopte motivering.
Het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning
3.2.
Beide partijen verzoeken (primair) het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning in ( [postcode] ) [woonplaats] aan de [adres] , alsmede het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken met uitzondering van hetgeen aan de ander toebehoort.
3.3.
De rechtbank zal bepalen dat de man met uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank licht deze beslissing als volgt toe.
3.4.
De eerste vraag is of het nodig is aan één van partijen het uitsluitende gebruik van de woning toe te kennen. De man stelt hiertoe dat de onderlinge verhoudingen danig zijn verstoord, waardoor de spanningen oplopen. De man acht het daarom van groot belang dat partijen op korte termijn de samenleving verbreken. De vrouw vindt dat partijen de woning moeten kunnen delen totdat duidelijk is hoe dit bij de echtscheiding kan worden afgewikkeld. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de door de vrouw aangedragen opties voor gedeeld gebruik niet als reële optie worden gezien, gelet op de tussen partijen levende spanningen. De rechtbank is daarom van oordeel dat aan een van partijen het recht dient te worden toegekend de woning met uitsluiting van de ander te bewonen.
3.5.
De rechtbank stelt vast dat beide partijen belang hebben bij het uitsluitend gebruik van de woning. Voor de toewijzing van het uitsluitende gebruik van de woning aan een van hen dient daarom een belangenafweging tussen partijen te worden gemaakt. Bij de beslissing die de rechtbank moet nemen, is de redelijkheid bepalend. [1] In dat kader hebben beide partijen uitgelegd en aannemelijk gemaakt dat het uitsluitend gebruik van de woning voor (de afstand tot) hun werk belangrijk is en dat zij daarnaast andere redenen hebben om in de woning te blijven, dan wel terug te keren. Beide partijen hebben terecht argumenten aangevoerd voor hun situatie. Die doen er echter niet aan af dat de andere partij evengoed een gerechtvaardigd belang heeft bij het gebruik van de woning.
3.6.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de Belastingdienst heeft aangekaart dat privéuitgaven van partijen zijn voldaan via de zakelijke rekening van de onderneming van de man en dat over deze privéuitgaven geen BTW is afgedragen. Dit zal (naar alle waarschijnlijkheid) resulteren in een hoge aanslag in de richting van € 500.000,- tot mogelijk € 1.500.000,-. De vrouw heeft het beeld niet kunnen wegnemen dat zij verantwoordelijk was voor de administratie binnen de onderneming van de man en dat de man niet wist dat privéuitgaven zijn voldaan vanaf de zakelijke rekening, zonder dit goed te administreren. De man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij dit niet wist.
3.7.
Tegen deze achtergrond bezien houdt de rechtbank verder rekening met de feitelijke situatie dat de man altijd in de woning woont en de vrouw vaak elders verblijft. De vrouw heeft zich klaarblijkelijk tot nu toe weten te redden.
3.8.
Gelet op de specifieke context volgt de rechtbank de vrouw niet in haar redenering dat de man in de woning van de overleden moeder van de vrouw kan verblijven. Ditzelfde geldt voor het door de vrouw genoemde alternatief dat de man (gedeeltelijk) op zijn boot kan verblijven, waarbij bovendien door de man onbetwist is aangevoerd dat de boot binnenkort zal worden verkocht.
3.9.
Alles afwegende zal de rechtbank daarom op dit punt het verzoek van de man toewijzen en dat van de vrouw afwijzen.
3.10.
Omdat onder het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, gelet op vaste jurisprudentie, mede wordt verstaan het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken, acht de rechtbank het verzoek van partijen hieromtrent overbodig, zodat zij dit deel van de verzoeken zal afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat de man met ingang van heden bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning gelegen in ( [postcode] ) [woonplaats] , aan de [adres] ;
4.2.
verstaat dat deze voorziening geldt voor de duur van het geding;
4.3.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S.W. Lucassen, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. K.K.H. Wagemaker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2024.

Voetnoten

1.HR 2 mei 1975, NJ 1976/273.