In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen met betrekking tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De man en de vrouw, die sinds 1999 met elkaar zijn gehuwd, hebben beiden verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een belangenafweging tussen partijen gemaakt moet worden, waarbij de redelijkheid bepalend is voor de beslissing.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de onderlinge verhoudingen tussen partijen verstoord zijn en dat er spanningen zijn die het delen van de woning onrealistisch maken. De vrouw stelde voor om de woning te delen, maar de rechtbank oordeelde dat de door haar aangedragen opties niet als reëel konden worden beschouwd. De man heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat het voor hem van groot belang is om de woning alleen te gebruiken, vooral gezien de omstandigheden van de zaak.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de financiële situatie van partijen, waarbij de vrouw verantwoordelijk werd gehouden voor de administratie van de onderneming van de man. Dit heeft geleid tot een mogelijke hoge belastingaanslag, wat de spanningen tussen partijen verder heeft vergroot. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de man met uitsluiting van de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, en dat deze voorziening geldt voor de duur van het geding. De overige verzoeken zijn afgewezen.