Op 10 januari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, uitspraak gedaan in een bevoegdheidsincident in een civiele zaak. De eisende partijen, gezamenlijk aangeduid als [gezamenlijke eisers], hebben een vordering ingediend tegen de gedaagde partijen, gezamenlijk aangeduid als [gezamenlijke gedaagden], met betrekking tot het gebruik van landbouwgrond die door de eisers wordt gepacht van [gedaagde 3]. De eisers vorderen onder andere dat de gedaagden hen toestaan een dam aan te leggen op de percelen die zij pachten, om zo de toegang tot andere percelen te vergemakkelijken. De gedaagden hebben verweer gevoerd en stellen dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren, omdat het geschil voortvloeit uit de pachtovereenkomst en derhalve onder de bevoegdheid van de pachtkamer valt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van de eisers en de gedaagden samenhangen met de pachtovereenkomst. Gezien de bepalingen van artikel 1019j van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, heeft de rechtbank besloten zich onbevoegd te verklaren en de zaak door te verwijzen naar de bevoegde pachtkamer. De rechtbank heeft ook de proceskosten in het incident toegewezen aan de gedaagden, vastgesteld op € 598,00. De zaak is verwezen naar de rolzitting van de pachtkamer op 7 februari 2024 voor verdere behandeling.