ECLI:NL:RBGEL:2024:1051

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
10911742 \ VV EXPL 24-7
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en ziekte in arbeidsrelatie met Saint-Gobain

In deze zaak vordert de eisende partij, een werknemer van Saint-Gobain, betaling van loon en vakantiegeld na een periode van arbeidsongeschiktheid. De werknemer is sinds 1 februari 2011 in dienst bij Saint-Gobain en is op 11 juli 2022 arbeidsongeschikt geraakt door ernstige psychische problematiek. Na een incident op 4 december 2022 werd hij in voorlopige hechtenis geplaatst, waarna Saint-Gobain de loondoorbetaling per 1 januari 2023 stopzette. De werknemer heeft een vordering ingesteld voor het loon vanaf die datum, met de stelling dat zijn ziekte de primaire oorzaak is van zijn arbeidsongeschiktheid, en dat hij recht heeft op loon op grond van artikel 7:629 BW.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer tijdens zijn voorlopige hechtenis en opname in een psychiatrische instelling niet in staat was om te werken. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de werknemer ten tijde van het bewezen verklaarde feit volledig ontoerekeningsvatbaar was, wat betekent dat zijn ziekte de oorzaak was van zijn detentie en arbeidsongeschiktheid. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever, Saint-Gobain, gehouden is het loon te betalen, omdat de ziekte de reden was voor het niet kunnen werken. De vordering van de werknemer wordt toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente en de proceskosten.

De kantonrechter heeft Saint-Gobain veroordeeld tot betaling van het loon over de gevorderde periodes, inclusief vakantiegeld, en heeft de proceskosten aan de zijde van de werknemer toegewezen. De wettelijke verhoging is beperkt tot nihil vanwege de principiële aard van het geschil en het onvoldoende voortvarend handelen van de werknemer. Het vonnis is uitgesproken op 27 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 10911742 \ VV EXPL 24-7
Vonnis in kort geding van 27 februari 2024
in de zaak van
[eisende partij],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
gemachtigde: mr. L.G.M. van der Meer (DAS),
tegen
SAINT-GOBAIN ABRASIVES B.V.,
te Eibergen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Saint-Gobain,
gemachtigde: mr. C. Bosma.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 14 februari 2024 uitgebrachte dagvaarding
- de producties van Saint-Gobain
- de mondelinge behandeling van 20 februari 2024. De gemachtigde van Saint-Gobain heeft spreekaantekeningen voorgedragen en van het overige verhandelde is aantekening gehouden door de griffier.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] is sinds 1 februari 2011 bij Saint-Gobain in dienst voor onbepaalde tijd. Laatstelijk was hij Persoperator B tegen een brutoloon van € 3.800,85 exclusief emolumenten per maand.
2.2.
Op 11 juli 2022 is [eisende partij] arbeidsongeschikt geworden in verband met (ernstige) psychische problematiek.
2.3.
Op 4 december 2022 heeft [eisende partij] thuis zijn echtgenote aangevallen. [eisende partij] is hierop in voorlopige hechtenis geplaatst.
2.4.
Bij brief van 20 januari 2023 heeft Saint-Gobain aan [eisende partij] medegedeeld de loondoorbetaling stop te zetten per 1 januari 2023.
2.5.
De voorlopige hechtenis is op 16 februari 2023 geschorst waarna klinische behandeling op een penitentiair psychiatrische afdeling is gestart.
2.6.
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 10 november 2023 is geoordeeld dat [eisende partij] volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het bewezen verklaarde feit en is hij ontslagen van alle rechtsvervolging.
Aan hem is de maatregel van tbs opgelegd met voorwaarden. Een van deze voorwaarden was de opname in een zorginstelling zoals reeds gestart op 16 februari 2023.
2.7.
Sinds 11 december 2023 verblijft [eisende partij] weer thuis en krijgt hij dagbehandeling.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert - samengevat - veroordeling van Saint-Gobain tot betaling van het loon vanaf 1 januari 2023 tot de dag dat de dienstbetrekking zal zijn geëindigd, het vakantiegeld over de maanden juni 2022 tot en met mei 2023, alles vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, met veroordeling van Saint-Gobain in de proceskosten.
3.2.
[eisende partij] legt bezien tegen de achtergrond van de feiten, aan de vordering het volgende ten grondslag.
[eisende partij] is niet in staat te werken. Dit komt op grond van het bepaalde in artikel 7:628 BW voor rekening van Saint-Gobain, omdat de primaire reden voor het niet kunnen werken ligt in de omstandigheid dat [eisende partij] volledig arbeidsongeschikt is.
Hij heeft al sinds januari 2023 geen inkomsten meer en er is geen geld meer voor de meest elementaire levensbehoeften.
3.3.
Saint-Gobain voert verweer. Saint-Gobain concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partij] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] , met veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voor toewijzing van de vordering in deze procedure is vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [eisende partij] , anders dan door Saint-Gobain bepleit, een voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Hij heeft onweersproken gesteld dat de mogelijkheden om door middel van onderhandse leningen in het levensonderhoud te voorzien, inmiddels zijn uitgeput. Aan Saint-Gobain moet worden toegegeven dat [eisende partij] niet op alle momenten voorafgaand aan de procedure voortvarend heeft gehandeld, maar dit betekent niet dat op dit moment geen spoedeisend belang aanwezig is.
4.3.
Uitgangspunt voor de beoordeling van de vraag of Saint-Gobain gehouden is het gevorderde loon te betalen, is het bepaalde in de artikelen 7:628 en 7:629 BW. In artikel 7:628 BW is bepaald, dat de werkgever ook loon moet voldoen als de werknemer geen arbeid heeft verricht. Volgens hetzelfde artikel hoeft de werkgever dit echter niet, als het niet verrichten van de arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. De omstandigheid dat een werknemer in detentie is geplaatst komt in beginsel voor rekening van de werknemer.
In artikel 7:629 BW is bepaald dat als geen arbeid wordt verricht vanwege ziekte, de werknemer recht op loon behoudt.
Vast staat dat [eisende partij] gedurende de tijd dat hij in voorlopige hechtenis was geplaatst en in de periode waarin hij was opgenomen op de penitentiair psychiatrische afdeling, geen arbeid kon verrichten. Vast staat ook, dat [eisende partij] vanaf 11 juli 2022 en gedurende de gehele genoemde periode ziek was.
De vraag die ter beantwoording voorligt is daarmee welke bepaling in dit geval prevaleert.
4.4.
[eisende partij] is bij vonnis van 10 november 2023 ter zake van het bewezen verklaarde, ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank is tot dit oordeel gekomen omdat [eisende partij] ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit, volledig ontoerekeningsvatbaar was. Het feit kon daarom niet aan [eisende partij] worden toegerekend.
Uit de opname van [eisende partij] op de psychiatrische afdeling en voormeld vonnis van de rechtbank moet worden afgeleid dat bij [eisende partij] sprake was van [eisende partij] ernstige psychische problematiek. Uit het vonnis van de rechtbank kan daarnaast niet anders worden geconcludeerd dan dat deze ziekte van [eisende partij] heeft geleid tot het bewezen verklaarde feit. De voorlopige hechtenis en de opname op de penitentiair psychiatrische afdeling zijn hiermee naar alle waarschijnlijkheid het gevolg van deze ziekte. Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat de ziekte als de primaire oorzaak van de verhindering van [eisende partij] om te werken moet worden aangemerkt. Dit betekent dat in dit geval het bepaalde in artikel 7:629 BW prevaleert.
4.5.
Uit het bovenstaande volgt dat Saint-Gobain het loon vermeerderd met de wettelijke rente moet betalen.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eisende partij] in het tweede ziektejaar, dus vanaf 11 juli 2023, slechts recht heeft op 70% van het loon. Dit betekent dat het loon vanaf 11 juli 2023
€ 2.660,60 bedraagt (70% van € 3.800,85).
Saint-Gobain heeft verder aangevoerd, dat de vakantietoeslag over de maanden juli 2022 tot december 2022 van € 1.445,34 al door haar is betaald in mei 2023. [eisende partij] heeft betwist dit bedrag te hebben ontvangen. De overigens niet weersproken vordering zal daarom worden toegewezen, met de bepaling dat het bedrag in mindering strekt voor zover dit inderdaad reeds aan [eisende partij] is betaald.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft Saint-Gobain aangegeven niet te betwisten dat zij vanaf 11 december 2023 loon moet betalen, inclusief een verhoging van 3,5% per 1 januari 2024. Zij heeft dit nog niet gedaan, omdat zij eerst bij dagvaarding kennis kreeg van het feit dat [eisende partij] weer thuis was. De kantonrechter heeft geen redenen te twijfelen aan de door Saint-Gobain gedane mededeling dat het loon vanaf 11 december 2023 wordt betaald, zodat zij hiertoe niet zal worden veroordeeld.
4.6.
De medegevorderde wettelijke verhoging zal in verband met de principiële aard van het geschil en het onvoldoende voortvarend handelen van [eisende partij] , worden beperkt tot nihil.
4.7.
Saint-Gobain is overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Saint-Gobain om aan [eisende partij] te betalen onder overlegging van een deugdelijke bruto/netto specificatie:
- over de periode van 1 januari 2023 tot 11 juli 2023 een bedrag van € 3.800,85 bruto per maand;
- over de periode van 11 juli 2023 tot 11 december 2023 een bedrag van € 2.660,60 bruto per maand;
- het vakantiegeld over de periode van juni 2022 tot en met mei 2023 ten bedrage van
€ 3.952,88 bruto, waarop in mindering strekt het mogelijk reeds door Saint-Gobain al betaalde en door [eisende partij] ontvangen bedrag van € 1.445,34 bruto,
alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de onderscheiden verzuimdata tot de dag der voldoening;
5.2.
veroordeelt Saint-Gobain in de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] , welke kosten worden vastgesteld en begroot op
- € 139,42 aan explootkosten van de dagvaarding;
- € 706,00 aan griffierecht;
- € 814,00 aan salaris gemachtigde;
- € 135,00 aan nakosten, te vermeerderen met de kosten van betekening indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.C.J.I.M. van Dorp en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2024.