In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede, dat op 26 juli 2022 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de legalisatie van een in 1985 gerealiseerde paardenbak. Eiser, die zich zorgen maakt over de gevolgen van de paardenbak voor zijn woon- en leefklimaat, heeft zijn beroep op 13 november 2023 behandeld gekregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghouder de aanvraag voor de omgevingsvergunning op 14 september 2019 heeft ingediend, met als doel de paardenbak te legaliseren die zich binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Agrarisch Buitengebied Ede 2012' bevindt.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser tegen het besluit van het college beoordeeld, waarbij de focus lag op de vraag of de omgevingsvergunning in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Eiser heeft aangevoerd dat het gebruik van de paardenbak zijn woon- en leefklimaat onaanvaardbaar aantast door geluid, geur en stofhinder. De rechtbank concludeert dat het college niet voldoende heeft gemotiveerd dat het gebruik van de paardenbak geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van eiser met zich meebrengt. De rechtbank vernietigt het besluit van het college en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college het griffierecht en proceskosten aan eiser moet vergoeden.
De rechtbank heeft ook de beroepsgronden van eiser over de alternatieve locatie en het vertrouwensbeginsel beoordeeld, maar deze gronden zijn niet gehonoreerd. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de alternatieve locatie een gelijkwaardig resultaat kan opleveren met minder bezwaren, en dat er geen sprake is van een toezegging door de gemeente over de alternatieve locatie. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten van het college en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van belangen.