ECLI:NL:RBGEL:2024:1023

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
10889524 BM VERZ 24-377
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing onderbewindstelling wegens niet functioneren opvolgend bewindvoerder en toelaten schuldhulptraject via de gemeente

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, uitgesproken op 29 januari 2024, is de opheffing van de onderbewindstelling van de rechthebbende aan de orde. De rechthebbende, die onder bewind stond vanwege verkwisting en problematische schulden, heeft zelf het initiatief genomen om een schuldhulptraject aan te vragen bij de gemeente. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opvolgend bewindvoerder, Reeling Bewindvoerders B.V., niet naar behoren functioneerde. Er zijn ernstige tekortkomingen geconstateerd, waaronder het niet indienen van de vereiste rekening en verantwoording over de jaren 2020 en 2021, en het niet tijdig indienen van de boedelbeschrijving. De rechthebbende heeft aangegeven dat zij graag wil stoppen met het bewind en over wil stappen naar budgetbeheer bij de gemeente. Ondanks dat de grond voor de onderbewindstelling nog aanwezig is, heeft de kantonrechter besloten het bewind op te heffen, omdat voortzetting van het bewind niet zinvol is gezien het onvoldoende functioneren van de bewindvoerder. De kantonrechter heeft bepaald dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de opheffingsdatum een eindrekening en verantwoording moet afleggen aan de rechthebbende.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team bewind en erfrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer: 10889524 BM VERZ 24-377
uitspraak van: 29 januari 2024

beschikking opheffing onderbewindstelling

in de zaak van

[naam rechthebbende] ,

geboren te [geboorteplaats] , [geboorteland] op [geboortedatum] ,
wonende te [postcode en woonplaats] , [straat en huisnummer] ,
hierna te noemen: rechthebbende,
over wier goederen bewindvoerder is:

Reeling Bewindvoerders B.V.,

correspondentieadres: [postbus] , [postcode en plaats] ,
hierna te noemen: bewindvoerder.

De procedure

De kantonrechter heeft in het kader van haar toezichthoudende taak bij brief van 7 november 2023 ambtshalve de bewindvoerder en rechthebbende(n), van wie de bewindvoerder het beheer over de goederen heeft, uitgenodigd voor een gesprek met de kantonrechter op 28 november 2023. Aan het beheer van de goederen van rechthebbende wordt sinds de instelling van het bewind door deze uitvoering geven.
Op voorhand zijn schriftelijk vragen gesteld aan zowel de rechthebbende(n) als de bewindvoerder over een aantal in het Besluit Kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren vermelde eisen, waaraan een professionele bewindvoerder moet voldoen.
Op 28 november 2023 zijn in dit verband verschenen rechthebbende, vergezeld door de partner van haar dochter, en namens de bewindvoerder [naam medewerker 1] en [naam medewerker 2] .
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
  • de brief van de griffier aan de bewindvoerder van 26 januari 2022, met het verzoek de boedelbeschrijving vóór 1 juni 2022 in te dienen;
  • de brief van de griffier aan rechthebbende van 7 november 2023;
  • de brief van de griffier aan de bewindvoerder van 7 november 2023;
  • de rekening en verantwoording over het jaar 2022, ontvangen op 28 november 2023;
  • de boedelbeschrijving, ontvangen op 29 november 2023;
  • de e-mail van rechthebbende van 17 januari 2024 met als bijlage een brief van de gemeente [naam gemeente] van dezelfde datum.

De feiten

Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 12 maart 2019 is een bewind ingesteld over alle goederen die rechthebbende (zullen) toebehoren wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden, met benoeming van [naam eerste bewindvoerder] tot bewindvoerder. Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 24 januari 2022 is met ingang van 1 februari 2022
[naam eerste bewindvoerder] ontslagen als bewindvoerder en Reeling Bewindvoerders B.V. benoemd tot opvolgend bewindvoerder.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, voor zover thans van belang, kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen.
De kantonrechter stelt vast dat voormalig bewindvoerder [naam eerste bewindvoerder] geen rekening en verantwoording heeft afgelegd over het jaar 2020 en 2021 en ondanks een aanschrijving van de rechtbank evenmin een eindrekening heeft ingediend. De kantonrechter constateert tevens dat de bewindvoerder en de voormalig bewindvoerder begin 2022 aan de kantonrechter hebben verzocht de voormalig bewindvoerder per direct te ontslaan en de bewindvoerder te benoemen. Bij brief van 26 januari 2022 heeft de griffier aangegeven dat de boedelbeschrijving vóór 1 juni 2022 aan de rechtbank diende te worden toegezonden.
De kantonrechter overweegt dat het dossier van rechthebbende (en andere dossiers) op verzoek van de bewindvoerder en mevrouw [naam eerste bewindvoerder] aan de bewindvoerder zijn overgedragen. De kantonrechter constateert dat de boedelbeschrijving vervolgens meer dan een jaar te laat is ingediend (eind november 2023), terwijl deze niet is besproken met rechthebbende met een vermelding dat rechthebbende geen Nederlands spreekt en leest. De rekening en verantwoording over 2022 is eerst op de dag van de zitting door de rechtbank ontvangen, terwijl deze evenmin met rechthebbende is besproken. Op de boedelbeschrijving en de rekening en verantwoording is de eigen woning van rechthebbende niet vermeld. Ook een plan van aanpak en aanvullend plan van aanpak ontbreken. Rechthebbende geeft aan dat er nooit een gesprek bij haar thuis met de bewindvoerder heeft plaatsgevonden.
De bewindvoerder heeft zich door het niet dan wel veel te laat indienen van stukken onttrokken aan het toezicht van de kantonrechter. Juist in een dossier als het onderhavige had dit niet mogen voorkomen. Daarnaast heeft de bewindvoerder in een bijlage bij de rekening en verantwoording aangegeven dat in 2023 een schuldhulpverleningstraject bij de gemeente is aangevraagd. Onduidelijk is wanneer in 2023 schuldhulpverlening bij de gemeente is aangevraagd en waarom dit niet al in 2022 is verzocht. In het licht van het door rechthebbende zelf betaalde hoge schuldentarief had de bewindvoerder hier meer informatie over moeten verschaffen.
Tijdens de zitting is door rechthebbende zelf aangegeven dat zij graag wil stoppen met het bewind en over wil stappen naar budgetbeheer bij de gemeente [naam gemeente] . Zij is Spaanstalig maar weet ter zitting haar wensen ook in het Nederlands te verwoorden. Rechthebbende heeft nog een behoorlijke schuld, maar een groot deel daarvan bestaat uit een hypotheek ten behoeve van haar woning. Zij geeft aan dat deze hypotheek over 4 jaar zal vervallen en dat dan een restschuld over blijft van iets minder dan € 100.000,00.
Niet gebleken is dat de bewindvoerder, afgezien van haar mededeling dat er op enig moment in 2023 een schuldhulpverleningstraject is aangevraagd, voldoende adequate stappen heeft ondernomen om rechthebbende toe te geleiden naar een schuldhulptraject. Door rechthebbende is na de zitting meegedeeld, dat zij is toegelaten tot een schuldhulpverleningstraject via de gemeente [naam gemeente] . Ter bevestiging hiervan heeft zij de brief overgelegd van de gemeente [naam gemeente] waaruit blijkt dat zij op grond van haar aanvraag van 6 december 2023 wordt toegelaten tot het schuldhulpverleningstraject bij deze gemeente. De kantonrechter is van oordeel dat hoewel de grond voor de onderbewindstelling nog aanwezig is, rechthebbende de kans moet krijgen om dit traject zelfstandig te doorlopen. Zij zal het bewind opheffen nu voortzetting van het bewind gelet op het onvoldoende functioneren van de bewindvoerder ook niet zinvol is.

De beslissing

De kantonrechter:
- heft het bewind over de goederen van [naam rechthebbende] op met ingang van 15 februari 2024;
- bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de opheffingsdatum eindrekening en verantwoording aflegt aan rechthebbende.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.J.H. Schuurman en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.
Tegen deze beslissing kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
a. door de verzoeker en degenen aan wie de griffier een afschrift van deze beschikking heeft verstrekt of verzonden:
binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op
andere wijze bekend is geworden.