ECLI:NL:RBGEL:2024:1022

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
05-142585-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beïnvloeding van getuige en bezit van wapens in strafzaak

In deze strafzaak heeft de rechtbank Gelderland op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan beïnvloeding van een getuige en het bezit van wapens. De verdachte werd beschuldigd van het dwingen van de getuige, [slachtoffer], om een eerder afgelegde verklaring in een andere strafzaak in te trekken. Dit gebeurde op 26 mei 2023, waarbij de verdachte de getuige filmde en hem onder druk zette om zijn verklaring te wijzigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij een vuurwapen op de getuige had gericht, en sprak hem vrij van dit onderdeel van de aanklacht. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte de getuige had beïnvloed, wat in strijd is met artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht.

Daarnaast werd de verdachte ook aangeklaagd voor het bezit van een gaspistool, een patroonmagazijn en knalpatronen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze feiten, en legde een gevangenisstraf van 100 dagen op, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien de impact op de rechtsorde en de bescherming van getuigen. De benadeelde partij, [slachtoffer], had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze werd afgewezen omdat de rechtbank de aanwezigheid van een vuurwapen niet bewezen achtte. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-142585-23
Datum uitspraak : 13 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven aan de [adres] ,
feitelijk verblijvend aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 mei 2023 te Zevenaar, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 140,00 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of op, althans in de richting van die [slachtoffer] te richten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 26 mei 2023 te Zevenaar, althans in Nederland, een ander, te weten
[slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het betalen van 140,00 euro, althans enig gelbedrag aan hem, verdachte,
door
- in de woning van die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of op, althans in de richting van die [slachtoffer] te richten en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij 140,00 euro moet betalen en/of moet overmaken naar rekeningnummer [rekeningnummer] en/of
- zich tijdens het gesprek dwingend en/of dominant en/of manipulatief op te stellen;
2.
hij op 26 mei 2023 te Zevenaar, althans in Nederland, opzettelijk mondeling zich jegens [slachtoffer] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid te verklaren ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen, te beïnvloeden terwijl verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] benaderd en/of gefilmd en/of tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “Maar wat ga jij doen, jij gaat naar de advocaat (…) en gaat dat ding intrekken” en/of “En te laten zien aan de familie van [naam] , dat jij een hart van goud hebt en dat jij er voor wil zorgen dat [naam] eerder vrij komt, dan dat hij zijn straf uit moet zitten, toch of niet?” en/of “dat moet jij die advocaat, dat moet jij die rechter heel duidelijk gaan maken” en/of “jij kan ondertussen je hele leven achterom kijken als jij hier niks mee doet” en/of “En dat jij die rechter kan, dat jij die rechter kan vertellen hoe het werkelijk allemaal in elkaar steekt”, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 26 mei 2023 te Zevenaar, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten
- het intrekken van zijn verklaring (afgelegd in een andere zaak) en/of
- tijdens de behandeling van het hoger beroep in voornoemde andere zaak aanwezig te zijn en/of zijn verhaal te doen, (teneinde de verdachte uit voornoemde andere zaak vrij te krijgen),
door
- in de woning van die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of op, althans in de richting van die [slachtoffer] te richten en/of
- tijdens een gesprek die [slachtoffer] te filmen, althans een opname te maken waarin hij, verdachte, die [slachtoffer] laat zeggen en/of bevestigen dat hij zijn verklaring (afgelegd in een andere zaak) gaat intrekken en/of
- die [slachtoffer] laat zeggen en/of bevestigen dat hij tijdens de behandeling van het hoger beroep (in voornoemde andere zaak) zijn verhaal gaat doen en/of
- die [slachtoffer] laat zeggen dat hij [slachtoffer] is en/of
- zich tijdens het gesprek dwingend en/of dominant en/of manipulatief op te stellen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 12 juni 2023 te Arnhem, althans in Nederland, (een) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een gaspistool van het merk Heckler & Koch, type P30, kaliber 9 mm knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- een patroonmagazijn van het merk Glock, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 12 juni 2023 te Arnhem, althans in Nederland, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 12 juni 2023 te Arnhem, althans in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 34 knalpatronen, UMA, van het kaliber 9 mm P.A. Knall voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, primair dan wel subsidiair, feit 2, primair, en de feiten 3, 4 en 5.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van de feiten 1 en 2. Hiertoe is aangevoerd dat de verklaring van aangever dat verdachte een vuurwapen op hem gericht hield, geen steun vindt in het dossier. Dit maakt dat kan worden getwijfeld aan zijn verklaring in het geheel. Op grond van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat het is gegaan zoals aangever heeft verklaard. Uit het dossier volgt namelijk niet dat sprake is geweest van (dreiging met) geweld of enige andere feitelijkheid. Ook kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte opzettelijk de vrijheid van [slachtoffer] om naar waarheid te verklaren heeft willen beïnvloeden.
Ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Vast staat dat verdachte op 26 mei 2023 bij aangever [slachtoffer] thuis is geweest en dat [slachtoffer] een bedrag van 140 euro heeft overgemaakt naar het bankrekeningnummer van verdachte.
Aangever heeft verklaard dat hij dit geld van verdachte moest overmaken. Kort daarvoor had hij in opdracht van verdachte twee filmpjes moeten opnemen die zagen op het intrekken/wijzigen van een verklaring die hij eerder in een andere strafzaak had afgelegd. Bij het maken van deze filmpjes richtte verdachte met zijn linkerhand zijn telefoon met flits op aangever en met zijn rechterhand hield hij de hele tijd een vuurwapen (Glock) op hem gericht. Na het maken van de filmpjes ging verdachte rustig zitten en zei dat aangever 140 euro moest overmaken. Dat heeft aangever gedaan. Tijdens het overmaken van het geld had verdachte het wapen nog wel in zijn hand, maar niet meer op aangever gericht.
Verdachte heeft onder meer ontkend dat hij een vuurwapen bij zich had.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of het dossier voldoende steunbewijs bevat voor de aanwezigheid van een vuurwapen en overweegt hierover als volgt.
Uit het aanvullende proces-verbaal van 13 oktober 2023 volgt dat op het eerste fragment van de door verdachte gemaakte videobeelden de linkerhand deels en op enig moment volledig zichtbaar is. De handpalm van deze hand was leeg en in het gehele fragment was geen vuurwapen te zien. Uit het feit dat de linkerhand van verdachte te zien was op de beelden volgt dat hij zijn telefoon in zijn rechterhand moet hebben vastgehad om de opnames te maken. Het vermeende vuurwapen zou hij dus in zijn linkerhand moeten hebben gehad. Aangever heeft immers verklaard dat verdachte tijdens het maken van de filmpjes de hele tijd een vuurwapen op hem heeft gericht en dat hij niet heeft gezien dat verdachte het vuurwapen heeft losgelaten. Nu dit wordt weersproken door de videobeelden en ook uit de overige bewijsmiddelen in het dossier niet is gebleken van de aanwezigheid van een vuurwapen, kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat verdachte die avond een vuurwapen bij zich had.
Het enkele feit dat enkele weken later bij verdachte thuis een gaspistool en een patroonmagazijn van het merk Glock zijn aangetroffen, leidt niet tot een andere conclusie. Dit levert namelijk geen bewijs op dat verdachte deze voorwerpen die avond ook bij zich had.
Nu niet vaststaat dat verdachte een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp aan aangever heeft getoond of op hem gericht heeft gehouden, acht de rechtbank feit 1, primair, niet wettig en overtuigend bewezen. Zij zal verdachte hiervan vrijspreken.
Ook feit 1, subsidiair, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte ook hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank de aanwezigheid van een vuurwapen niet bewezen acht. Daarnaast volgt uit de verklaring van aangever niet dat verdachte zich ten aanzien van het overmaken van het geldbedrag dwingend, dominant of manipulatief heeft opgesteld (zoals tenlastegelegd). Dat verdachte zich zo zou hebben opgesteld, lijkt te zijn ingegeven door de kort daarna opgenomen filmpjes. Die zien blijkens de hierna opgenomen tekst echter enkel op de eerdere verklaring van aangever die ingetrokken moest worden; over het overmaken van een geldbedrag wordt op dat moment niet gesproken. Dit betekent dat van de ten laste gelegde feitelijkheden alleen resteert dat verdachte tegen aangever heeft gezegd dat hij 140 euro naar hem moest overmaken. Deze enkele opmerking levert echter geen (bedreiging) met geweld of enige andere feitelijkheid op. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ‘dwang’ als bedoeld in artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht niet bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 2
Niet ter discussie staat dat verdachte aangever op 26 mei 2023 twee keer heeft gefilmd. Evenmin staat ter discussie dat de uitlatingen van verdachte in de navolgende eerste video betrekking hadden op het hoger beroep in de strafzaak tegen [naam] , waarin aangever slachtoffer was. In de video’s werd onder meer het volgende gezegd:
Video 1 - 21:49 uur:
“Aangever: Het is voor mij ook, we gaan niet filmen
Verdachte: Ik film ook niet. Maar wat ga jij doen, jij gaat naar de advocaat
Aangever: Ja ik ga naar mijn advocaat
Verdachte: En wat ga jij bij die advocaat zeggen
Aangever: Ja babbelen
Verdachte: En wat ga je zeggen dan tegen die advocaat
Aangever: Ja intrekken
Verdachte: Dat dat je
Aangever: Dat ik hem in moet trekken
Verdachte: Dat je dat ding intrekt, maar dat intrekken, doe je dat onder dwang of is dat je eigen keus
Aangever: Mijn eigen keus
Verdachte: Oké dat vind ik netjes van je pik, dat vind ik echt netjes, daar haal jij alleen jouw gezicht mee terug en jouw respect mee terug, want jij hebt hier niks mee te maken. Jij bent hier bij in betrokken.
Aangever: Ja dat klopt
Verdachte: [slachtoffer] jij bent zo niet
Aangever: Nee
Verdachte: Jij bent zo niet. Want anders had ik niet zo met jou op de bank gezeten. En dit wat ik nu doe, ik film dit ja, maar ik film jouw gezicht niet, want dat is met privacy, dus dat doe ik niet. Ik film naar de grond, dus de lamp is niet in jouw gezicht.
Verdachte: Ik neem alleen op wat wij zeggen. Ja, ik vind het echt respectvol van jou, dat jij dat voor die jongen wilt doen.
Aangever: Tuurlijk
Verdachte: Want wees eerlijk, dat heeft deze jongen ook niet verdiend.
Aangever: Nee tuurlijk niet
Verdachte: Jij hebt ook niet verdiend hoe jij in het ziekenhuis hebt gelegen. Jij bent ergens in terecht gekomen en [naam] is ergens in terecht gekomen. Snap je?
Aangever: Ja
Verdachte: Ja, en laat alleen één keer horen, laat alleen een keer horen, van, luister [naam] , [naam] , familie van [naam] , beste kinderen, ja, ik ga er voor zorgen, ik ga alles op alles zetten, dat die verklaring ingetrokken wordt en dat ik de rechter zal vertellen dat er heel veel dingen niet waar zijn die er gebeurd zijn
Aangever: Zo ga ik het zeggen ja. Ja dat klopt
(...)
Aangever: Dinsdag gaan we afspreken, en dan gaan we met ze praten
Verdachte: Maar er zijn ook heel veel dingen, [slachtoffer] , er zijn ook heel veel dingen die mensen tegen jou verteld hebben en jij gehoord en gelezen hebt, die helemaal niet werkelijk zo zijn toch. Wees eerlijk
Aangever: Ik weet het niet, daarom. Ik wil ook met hun praten
(...)
Verdachte: Ja, kijk dit is geen euh, je moet dit niet zien als dwang of wat dan ook. Als jij zegt het moet gewist worden, dan wordt het gewist. Snap je. Ik doe dit niet onder dwang. Absoluut niet. Dat wil ik niet. Dat zou ik zelf ook niet prettig vinden. Maar ik zeg jou heel eerlijk. Dit wat we nu doen, die opname die we nu maken, ja, kan je heel veel helpen, om jouw gezichtsverlies weer terug te krijgen. En te laten zien aan de familie van van [naam] , dat jij een hart van goud hebt en dat jij er voor wil zorgen dat [naam] eerder vrij komt, dan dat hij zijn straf uit moet zitten, toch of niet
Aangever: Tuurlijk
Verdachte: Dus jij bent ook bereid als ik mijn advocaat ter raad roep, om [advocaat] te vragen of jij bij het hoger beroep aanwezig mag zijn. Ben jij daartoe bereid om bij het hoger beroep aanwezig te zijn?
Aangever: Tuurlijk (...) Als het kan ga ik erheen, tuurlijk. (...) Bij die andere rechtszaak mocht ik niet bij zijn. Maar ik wil bij deze rechtszaak gaan.
Verdachte: Ja maar omdat je net zei ik wil heel graag daarbij zijn, ik denk ook dat je daar heel graag bij wilt zijn, ook voor jezelf om dingen af te sluiten, denk ik.
Aangever: Tuurlijk. Dat speelt al heel lang door mijn hoofd. En ik wil ook gewoon
Verdachte: Ja. Jij bent zo niet jongen, jij bent bent gewoon een toffe kerel, je bent een hardwerkende jongen en ze hebben zwaar misbruik van jou gemaakt en dat moet jij die advocaat, dat moet jij die rechter heel duidelijk gaan maken. Dat die [naam] en die [naam] ja, want die springen overal met de dans onderuit, en die lopen lekker lachend rond, maar jij kan ondertussen je hele leven achterom kijken als jij hier niks mee doet. (...) En dat is geen fijn leven.
(...)
Verdachte: Dus wat gaan we doen, ik ga jou helpen. En dinsdag gaan we afspraken maken en we gaan ervoor zorgen dat jij bij de hoger beroep aanwezig kan zijn dat jij je woord kan doen.
Aangever: Graag.
Verdachte: En dat jij die rechter kan, dat jij die rechter kan vertellen hoe het werkelijk allemaal in elkaar steekt, want dan ga jij [naam] helpen, en geloof me als [naam] eruit komt is die jou eeuwig dankbaar.
Video 2 - 21:55 uur:
“Aangever: Nee dit is goed zo
Verdachte: [slachtoffer] , [slachtoffer] we hebben net een filmpje opgenomen he
Aangever: Ja dat klopt
Verdachte: Die stem die je in dat filmpje te horen hebt, dat was jij toch.
Aangever: Ja
Verdachte: Met wie heb ik nou te maken dan
Aangever: [slachtoffer]
Verdachte: Oké en over welke zaak hebben wij gesproken net
Aangever: [naam]
Verdachte: Van [naam] , oké, en, en wie waren daar nog meer bij betrokken, bij die zaak. [naam]
Aangever: [naam] , [naam] .
Verdachte: Oké hoe heet [naam] met de achternaam
Aangever: [naam]
Verdachte: En [naam]
Aangever: Die weet ik niet
Verdachte: Oké. Dat is die jongen die bij die euh, bij die euh, ontstoppingsdienst heeft gewerkt toch
Aangever: Ja klopt” [2]
Aangever heeft verklaard dat de filmpjes moesten worden opgenomen van verdachte. Verdachte vertelde hem eerst wat hij moest zeggen. In het eerste filmpje moest hij zijn aangifte intrekken en in het tweede filmpje moest hij zijn naam zeggen. [3]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de filmpjes op verzoek van aangever heeft opgenomen en dit niet onder druk gebeurde. Aangever zou hem die avond hebben verteld dat hij zich nu herinnerde dat het conflict met [naam] destijds anders was gegaan dan hij eerder had verklaard en hij vroeg hem of ze een filmpje konden opnemen waarin hij dit zou vertellen, zodat aangever het niet later weer zou vergeten.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt deze verklaring van verdachte geen steun in het dossier. Integendeel, het feit dat het eerste filmpje begint met de opmerking van aangever:
“(…) we gaan niet filmen”, vormt naar het oordeel van de rechtbank een contra-indicatie dat op verzoek van aangever zou zijn gefilmd. Daar komt bij dat uit de inhoud van het gesprek volgt dat het voornamelijk een eenzijdig gesprek betreft vanuit verdachte, waarbij hij manipulatief en erg sturend is en aangever slechts reageert met korte antwoorden die bevestigen wat verdachte daarvoor heeft gezegd. Dit past bij de verklaring van aangever dat verdachte hem vooraf had verteld wat hij moest zeggen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat niet gebleken is van enig belang voor aangever om deze filmpjes op te willen nemen.
Dat verdachte de filmpjes op verzoek van aangever, zonder uitoefening van enige druk, heeft opgenomen, wordt naar het oordeel van de rechtbank voorts weersproken door het hiernavolgende.
Eerder die dag heeft verdachte contact gehad met [naam] , de vader van [naam] . In de telefoon van verdachte is namelijk een whatsapp-conversatie aangetroffen met [naam] op 26 mei 2023 vanaf 14:49 uur. De volledige chat was gewist, waardoor de woordvolgorde incorrect werd weergegeven. In dit chatgesprek werd onder meer het volgende over en weer gestuurd:
“14:49:12 uur verdachte En los gaat het vanavond
Die vieze jino
Ophalen ga ik
Helemaal ik kaki ben
Gaat hij meee nou
Let op
14:50:44 uur [naam] Niet oke hier tog met hem heen
(...)
14:51:07 uur verdachte Los het op
Zullen wie ik ben zien
14:51:24 uur [naam] Tof man
(...)
18:53:04 uur verdachte Pik
Kom hier heen
Stuur lokatie ik
Bang maken alleen (…)” [4]
Verdachte heeft ter zitting over de aanleiding voor dit gesprek als volgt verklaard. Op 26 mei 2023 werd hij in de auto gebeld. Hij reed op dat moment bij Velp. Zijn kinderen en hijzelf werden door de persoon aan de telefoon, waarvan hij op dat moment dacht dat het aangever was, ernstig bedreigd. Na dit telefoongesprek was verdachte zo kwaad dat hij [naam] heeft geappt, omdat hij wist dat de familie Zweers ook een conflict had met aangever en hij wilde laten zien dat hij niet over zich heen liet lopen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij na de vermeende telefonische bedreiging direct naar de woning van aangever in Zevenaar is gereden. Uit camerabeelden van de Ring-deurbel van deze woning volgt dat verdachte en aangever rond 19:58 uur naar binnen zijn gegaan. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat voornoemd gesprek niet in relatie kan hebben gestaan tot de vermeende telefonische bedreiging.
Zonder andersluidende aannemelijke verklaring voor het gesprek met [naam] is de rechtbank van oordeel dat dit gesprek kan worden bezien in relatie tot het hoger beroep in de strafzaak tegen [naam] . Dit leidt de rechtbank onder meer af de omstandigheid dat verdachte aan [naam] aankondigt dat hij die avond naar [slachtoffer] gaat, dat het losgaat en dat hij hem bang gaat maken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de ter zitting afgelegde verklaringen van verdachte ongeloofwaardig. Daartegenover staat de verklaring van aangever, die steun vindt in de uitlatingen van verdachte in de video’s en ook past bij het door verdachte met [naam] gevoerde gesprek. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om de verklaring van aangever in twijfel te trekken, ook niet om de reden dat aangever niet direct aangifte heeft gedaan, maar enkele dagen later, op 2 juni 2023.
De rechtbank overweegt vervolgens dat de strafbaarstelling van artikel 285a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van de vrijheid van personen om onbelemmerd ten overstaan van een rechter of een ambtenaar een verklaring te kunnen afleggen. Van "beïnvloeden" in de zin van dit artikel is derhalve sprake indien de gedane uiting ertoe strekt deze verklaringsvrijheid aan te tasten. Voldoende is dat komt vast te staan dat de uiting kennelijk bedoeld was om de verklaringsvrijheid te beïnvloeden zonder dat wordt vereist dat dit ook tot een daadwerkelijke beïnvloeding heeft geleid. Het beïnvloeden van een getuige kan ook inhouden dat een getuige een afgelegde verklaring intrekt of wijzigt.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aard van de door verdachte gedane uitlatingen volgt dat hij aangever ertoe wilde aanzetten dat hij zijn eerder afgelegde verklaring ten behoeve van het hoger beroep in de strafzaak tegen [naam] ten overstaan van een rechter zou intrekken, dan wel wijzigen. Hiermee staat vast dat het de kennelijke bedoeling van verdachte was om de verklaringsvrijheid van aangever te beïnvloeden. Verdachte had minst genomen ook ernstige reden om te vermoeden dat aangever zijn verklaring daadwerkelijk zou intrekken/wijzigen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van de feiten 3 en 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 80-81;
- het proces-verbaal onderzoek wapen p. 106-119;
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting.
Ten aanzien van feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal onderzoek wapen p. 123-127;
- de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 2, primair, feit 3, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
2, primair.
hij op 26 mei 2023 te Zevenaar,
althans in Nederland,opzettelijk mondeling zich jegens
[slachtoffer] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid te verklaren ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen, te beïnvloeden terwijl verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer]
benaderd en/ofgefilmd en
/oftegen die [slachtoffer]
heeftgezegd: “Maar wat ga jij doen, jij gaat naar de advocaat (…) en gaat dat ding intrekken” en
/of“En te laten zien aan de familie van [naam] , dat jij een hart van goud hebt en dat jij er voor wil zorgen dat [naam] eerder vrij komt, dan dat hij zijn straf uit moet zitten, toch of niet?” en
/of“dat moet jij die advocaat, dat moet jij die rechter heel duidelijk gaan maken” en
/of“jij kan ondertussen je hele leven achterom kijken als jij hier niks mee doet” en
/of“En dat jij die rechter kan, dat jij die rechter kan vertellen hoe het werkelijk allemaal in elkaar steekt”
, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
3.
hij op
of omstreeks12 juni 2023 te Arnhem,
althans in Nederland, (een)wapen
(s
)van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een gaspistool van het merk Heckler & Koch, type P30, kaliber 9 mm knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool en
/of
- een patroonmagazijn van het merk Glock, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op
of omstreeks12 juni 2023 te Arnhem,
althans in Nederland,een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
5.
hij op
of omstreeks12 juni 2023 te Arnhem,
althans in Nederland,munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 34 knalpatronen, UMA, van het kaliber 9 mm P.A. Knall voorhanden heeft gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2, primair:
opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter/ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd;
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 4:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, dient hierop in mindering te worden gebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht in strafmatigende zin rekening te houden met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft en hij in deze zaak drie maanden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, hetgeen zeer veel impact heeft gehad op het leven van verdachte en zijn gezin. Verzocht is verdachte, in geval van bewezenverklaring van alle feiten, te veroordelen tot een taakstraf van 180 uren en zes maanden gevangenisstraf, waarvan drie maanden voorwaardelijk.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan beïnvloeding van een getuige, zijnde [slachtoffer] . [slachtoffer] is in 2020 slachtoffer geworden van poging tot doodslag, waarvoor [naam] op 8 juli 2021 door de rechtbank is veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf. In aanloop naar het hoger beroep in deze strafzaak heeft verdachte er bij [slachtoffer] op aangedrongen zijn eerder afgelegde verklaring aan te passen dan wel in te trekken. Hiertoe heeft hij [slachtoffer] gefilmd en hem laten zeggen dat hij de rechter zou gaan vertellen hoe het daadwerkelijk was gegaan. Dit is een ernstig vergrijp, omdat iemand die getuige is geweest van voor een geding relevante feiten, daarover ten overstaan van de politie en een rechter in vrijheid en onbelemmerd behoort te kunnen verklaren. Beperkingen van deze vrijheid, van welke aard ook, ondermijnen de rechtsorde. Verdachte heeft op onaanvaardbare wijze getracht de uitkomst van een strafzaak te beïnvloeden door de verklaringsvrijheid van [slachtoffer] aan te tasten.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de ernst van dit feit de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Daarnaast heeft verdachte een gaspistool, een patroonmagazijn, knalpatronen en een flesje pepperspray voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen en een gevoel van onveiligheid in de samenleving veroorzaken. Vuurwapenbezit is bovendien ontwrichtend voor de maatschappij en kan tot ernstige geweldsdelicten leiden, waardoor het met kracht moet worden bestreden.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 december 2023 volgt dat verdachte niet recent is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
Uit het reclasseringsrapport van 16 januari 2024 volgt dat de tijd in voorlopige hechtenis veel impact heeft gehad op verdachte. Na de opheffing van zijn voorlopige hechtenis is hij erin geslaagd zijn maatschappelijke leven op positieve wijze op te pakken. Hij beschikt over werk en er zijn geen problemen op de verschillende leefgebieden. De familie en de gezinssituatie wordt door de reclassering gezien als een sterk ondersteunende en beschermende factor. De kans op recidive wordt ingeschat als laag en de reclassering acht interventies of toezicht niet nodig.
Gelet op het advies van de reclassering ziet de rechtbank geen aanleiding een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest passend. Zij zal verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 100 dagen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de feiten 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 140,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De gevorderde materiële schade ziet op het geldbedrag dat de benadeelde partij onder dwang zou hebben overgemaakt naar verdachte, zoals ten laste gelegd onder feit 1 primair en subsidiair. Verdachte zal van deze feiten worden vrijgesproken. Daarmee is niet vast komen te staan dat de benadeelde partij dit bedrag als gevolg van een door verdachte jegens hem gepleegd strafbaar feit heeft overgemaakt. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de gevorderde materiële schade.
Smartengeld
In de toelichting op de vordering tot schadevergoeding wordt gesteld dat de gebeurtenis zeer grote impact heeft gehad op benadeelde, voornamelijk doordat hij in zijn eigen woning onder dreiging van een vuurwapen zou zijn afgeperst en bedreigd. Nu de rechtbank de aanwezigheid van een vuurwapen niet bewezen acht, is zij van oordeel dat op grond van het bewezenverklaarde niet is komen vast te staan dat dit feit heeft geleid tot de gevorderde schade. De rechtbank zal om die reden de benadeelde partij ook niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het gevorderde smartengeld.
De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 57 en 285a van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van materiële schade en smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. S. van den Toorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.I. Warringa, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [Verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023243121, onderzoek 0N4R023054 (ORKA), gesloten op 10 augustus 2023, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 72-74; verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 23-25.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 89-91.