ECLI:NL:RBGEL:2024:1021

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
05-204492-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor afpersing, veroordeling voor diefstal met geweld en oplegging van gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden

Op 13 februari 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man en een vrouw. De man werd niet schuldig bevonden aan afpersing en werd daarvan vrijgesproken. Echter, voor het medeplegen van diefstal werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De man heeft de straf inmiddels uitgezeten en moet zich houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder het betalen van een schadevergoeding van 50 euro aan het slachtoffer. De vrouw werd vrijgesproken van beide feiten, omdat er geen bewijs was voor haar betrokkenheid.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de man bij de afpersing, maar dat hij wel schuldig was aan diefstal. De rechtbank nam in overweging dat de man aanwezig was tijdens de afpersing en later met de gestolen pinpas geld heeft gepind. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank vond een gevangenisstraf van 120 dagen passend, gezien de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank hield rekening met de reclasseringsadviezen en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn middelengebruik en de noodzaak voor behandeling.

De benadeelde partij, het slachtoffer, diende een vordering tot schadevergoeding in, die door de rechtbank gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op om het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank wees ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf af, omdat de verdachte zich aan de voorwaarden hield en positieve ontwikkelingen vertoonde.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05-204492-23 en 05-165552-22 (tul)
Datum uitspraak : 13 februari 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. K. Meijer, advocaat in Enschede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 juni 2023, te Winterswijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft gedwongen tot de afgifte van een (pin)pas en/of een (pin)code, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele behorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s):
- nadat die [slachtoffer] via een dating site ("Facebook Messenger") een afspraak had gemaakt met verdachte(n) en/of die [slachtoffer] naar de afgesproken plek, te weten naar de woning van verdachte(n)(gelegen aan de [adres] , te Winterswijk) is gegaan,
- ( vervolgens) die [slachtoffer] agressief en/of dreigend heeft/hebben benaderd,
- ( vervolgens) die [slachtoffer] dreigend de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: "Kanker homo, wie denk je dat je bent, denk je dat je mijn vriendin kan neuken, ik zal je een lesje leren’’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- ( vervolgens) die [slachtoffer] dreigend de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: "Ik heb wel vaker iemand koud gemaakt, diegene hebben zij niet meer teruggevonden’’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
- ( vervolgens) die [slachtoffer] een of meerdere malen, (met kracht) in/op/tegen het
gezicht/hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt,
- ( vervolgens) die [slachtoffer] dreigend de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: `Jij mag niet weg" en/of "Ik ben een getrainde vechtsporter, ik laat mij even losgaan op jou", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben meegedeeld: "Wil je nog een portie klappen? Ik wil 5000 euro, anders mag je niet weg", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 12 juni 2023, te Winterswijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) geld(bedrag) (te weten ongeveer 200 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door bij een geldautomaat (gelegen aan de Torenstraat 9), (een)pintransactie(s) uit te voeren met gebruikmaking van de bankpas op naam van voornoemde persoon en de aan die pas gekoppelde pincode.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak voor feit 1. Hij heeft gesteld dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor feit 1. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij feit 1. Niet blijkt dat een plan is gemaakt voor de afpersing en diefstal, evenmin blijkt dat verdachte uitvoeringshandelingen heeft verricht. Nu het bewijs ontbreekt, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 1.
Ten aanzien van feit 2 is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 22-23;
- afbeelding 4 van het fotoblad, betreffende de afbeelding van een transactie, p. 31;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte p. 278.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op
of omstreeks12 juni 2023, te Winterswijk, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, (een
)geld
(bedrag
)(te weten
ongeveer200 euro),
in elk geval enig goed,dat
/die geheel of ten deleaan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/ofdat weg te nemen goed onder
zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door bij een geldautomaat (gelegen aan de Torenstraat 9),
(een
)pintransactie
(s)uit te voeren met gebruikmaking van de bankpas op naam van voornoemde persoon en de aan die pas gekoppelde pincode.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen waarvan 87 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de eis van de officier van justitie meer ziet op een straatroof, een situatie die in dit geval niet aan de orde is. De eis is daarom te hoog. De raadsvrouw heeft verder betoogd dat, gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 1, een gevangenisstraf voor feit 2 niet op zijn plaats is. Indien een straf wordt opgelegd, wordt verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met het recent uitgebrachte reclasseringsrapport dat een goede weerspiegeling is van de situatie van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met een medeverdachte schuldig gemaakt aan diefstal. Aan deze diefstal ging een afpersing vooraf, waarbij door de medeverdachte geweld is gebruikt jegens het slachtoffer. Verdachte is niet bij de afpersing en het daarbij gebruikte geweld betrokken geweest, maar was wel in de ruimte waar dit plaatsvond aanwezig. Met de pinpas die bij de afpersing buit werd gemaakt heeft verdachte geld gepind. Hij heeft dat geld gedeeld met de medeverdachte. De rechtbank is van oordeel dat het om een ernstig feit gaat, mede gezien de context waarin de diefstal heeft plaatsgevonden. De rechtbank vindt het kwalijk dat verdachte met de pinpas is gaan pinnen, terwijl hij op dat moment ook de keuze had om de politie te waarschuwen.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen de justitiële documentatie van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder het rapport van [naam reclassering] Reclassering van 22 januari 2024 in aanmerking genomen. Daaruit blijkt dat de belangrijkste delictgerelateerde factoren het sociaal netwerk van verdachte in combinatie met zijn middelengebruik zijn. De afgelopen jaren vormden met name alcohol, cannabis en speed problemen. Verdachte gebruikt middelen om tot rust te komen en spanningen te reguleren. In het kader van een lopend reclasseringstoezicht is hij met een ambulante behandeling voor de fors aanwezige middelenproblematiek gestart bij de polikliniek van [naam instantie] in Doetinchem. Het recidiverisico en het risico op letselschade worden door de reclassering ingeschat als gemiddeld - hoog, het risico op onttrekken aan voorwaarden als gemiddeld. De reclassering heeft geadviseerd een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft volgens de reclassering gevolgen voor zijn sociaal en maatschappelijke inbedding. Vanaf de schorsing van de voorlopige hechtenis woont hij in een woning in Terborg en is hij gestart met dagbesteding bij BW Oost in Doetinchem. Hij zal in het geval van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn dagbesteding en mogelijk zijn huisvesting kwijtraken, hetgeen nu juist positieve factoren zijn als het gaat om het reduceren van de risico’s. Daarnaast zal een detentie zijn ambulante behandeling bij [naam instantie] onderbreken, terwijl verdachte op dit moment gemotiveerd is voor behandeling. De reclassering acht het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf daarom niet wenselijk.
De rechtbank is anders dan de raadsvrouw van oordeel dat een gevangenisstraf passend is, mede gelet op de context waarin de diefstal heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 180 dagen te fors. Zij acht een gevangenisstraf van 120 dagen passend en geboden. De rechtbank zal daarvan 27 dagen in voorwaardelijke vorm opleggen om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank zal daaraan de voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door [naam reclassering] Reclassering. De rechtbank ziet geen aanleiding de proeftijd op een langere termijn te stellen dan twee jaar.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de feiten 1 en 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 209,30 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot feit 2 kan worden toegewezen tot een bedrag van € 50,-, met toekenning van de wettelijke rente. Hij vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de medeverdachte verantwoordelijk dient te worden gehouden voor de te betalen schadevergoeding. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie voorgestelde verdeling van de schadevergoeding passend is.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 14 november 2023 verklaard dat hij er hooguit € 50,- aan over heeft gehouden. De rechtbank zal hiervan uitgaan. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot dit bedrag kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05-165552-22)

De politierechter van deze rechtbank heeft verdachte op 11 november 2022 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 30 uur.
De officier van justitie vordert afwijzing van de vordering.
De raadsvrouw heeft eveneens afwijzing van de vordering bepleit.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen nu verdachte op 27 september 2023 een tweede kans heeft gekregen van deze rechtbank om de opgelegde bijzondere voorwaarden na te komen. Het bewezenverklaarde feit betreft een feit dat voor deze datum is gepleegd. De rechtbank acht tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf daarom nu niet opportuun, te minder nu verdachte blijkens het reclasseringsrapport een positieve ontwikkeling doormaakt en zich houdt aan de voorwaarden en afspraken.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 27 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij [naam reclassering] Reclassering op het adres [adres] in Doetinchem en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- verdachte zich onder behandeling zal stellen van [naam instantie] of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich,
nadat dit door de rechter is bevolen, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • verdachte, indien de reclassering dat nodig acht, zal verblijven in een instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte zich blijft inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
- verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 11 november 2022 voorwaardelijk opgelegde taakstraf af (parketnummer 05-165552-22);
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 50,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 50,- aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan één (1) dag gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. E.S.M. van Bergen en
mr. T. Mol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023264004, gesloten op 2 oktober 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.