ECLI:NL:RBGEL:2024:1009

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
Rek 23/1040
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot instemming met schuldregeling op basis van onvoldoende afloscapaciteit en onduidelijkheid over arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoekster] om [verweerder] te dwingen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. [verzoekster] heeft een totale schuld van € 66.657,50 en heeft een schuldregeling aangeboden waarbij zij € 1.216,36 ineens aan haar schuldeisers wil betalen. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat het aanbod niet het maximaal haalbare is. De aangeboden saneringskrediet is berekend op een minimale afloscapaciteit van € 39,- per maand, terwijl uit het dossier blijkt dat de werkelijke afloscapaciteit vanaf december 2023 € 91,38 bedraagt. Hierdoor zou er meer aan de schuldeisers aangeboden kunnen worden dan thans het geval is.

Daarnaast is er onduidelijkheid over de arbeidsongeschiktheid van [verzoekster], die een WIA-uitkering ontvangt en binnenkort zal worden herkeurd. De rechtbank oordeelt dat door het verstrekken van een saneringskrediet het zicht op een mogelijk hogere afloscapaciteit voor de schuldeisers wordt ontnomen. De rechtbank concludeert dat [verweerder] in redelijkheid niet kan worden gedwongen om in te stemmen met de schuldregeling, aangezien het aanbod niet het maximale is dat [verzoekster] kan dragen. De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen met inachtneming van de belangen van zowel [verzoekster] als de schuldeisers.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team Insolventies
Zittingsplaats Zutphen
Rekestnummer: Rek 23/1040 va
Uitspraakdatum: 22 februari 2024
Vonnis
in de zaak tussen
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
verzoekster, hierna te noemen [verzoekster]
en
[verweerder] ,
via gemachtigde/advocaat mr. Y. Cenik van Juust Advocaten, Zilverlinde 1, 7131 MN Lichtenvoorde,
verweerder, hierna te noemen [verweerder]
Samenvatting
De rechtbank zal [verweerder] niet bevelen om in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. [verweerder] heeft in redelijkheid kunnen weigeren om in te stemmen met dit aanbod.
Het verzoek dient te worden afgewezen omdat het aanbod niet het maximaal haalbare is. Het aangeboden saneringskrediet, dat meteen wordt uitgekeerd, is berekend op 36 maanden de minimale afloscapaciteit van € 39,-, terwijl uit het dossier is gebleken dat de maandelijkse afloscapaciteit vanaf december 2023 € 91,38 (zonder vakantiegeld) bedraagt. Hierdoor zou er meer aan de schuldeisers aangeboden kunnen worden dan thans het geval is; zelfs als de minnelijke looptijd gewijzigd wordt naar 18 maanden. Voorts is gebleken dat [verzoekster] een WIA-uitkering ontvangt, maar dat zij binnenkort zal worden herkeurd. Vooralsnog is onduidelijk of [verzoekster] blijvend arbeidsongeschikt wordt geacht. Ook de inkomsten van haar partner (WW-uitkering) zullen in de toekomst wijzigen, hetgeen ook invloed heeft op de afloscapaciteit van [verzoekster] . Door het verstrekken van een saneringskrediet wordt het zicht op een mogelijk hogere afloscapaciteit voor de schuldeisers ontnomen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure bestaat uit:
- het verzoek met bijlagen van [verzoekster] om [verweerder] te bevelen in te stemmen met een aangeboden schuldregeling, ingediend samen met een schuldsaneringsverzoek;
- het e-mailbericht van 7 februari 2024 van mr. Y. Cenik met bijlagen;
- de zitting van 8 februari 2024, waarbij aanwezig waren: [verzoekster] (met vriend), [schuldhulpverlener] (schuldhulpverlener van de gemeente [gemeente] ), [beschermingsbewindvoerder] (beschermingsbewindvoerder), [verweerder] (met echtgenote) en mr. Y. Cenik (advocaat van [verweerder] );
- de ter zitting overgelegde pleitnota van [verweerder] .
1.2.
Ten slotte is aangekondigd dat de rechtbank op 22 februari 2024 uitspraak zal doen.

2.De feiten

2.1.
[verzoekster] heeft volgens het verzoekschrift een totale schuld van € 66.657,50. Om hiervan af te komen heeft [verzoekster] aan al haar schuldeisers een schuldregeling aangeboden.
2.2.
De schuldregeling houdt in dat [verzoekster] € 1.216,36 ineens uitbetaalt aan de schuldeisers. [verzoekster] kan dit bedrag aanbieden, omdat de Kredietbank Nederland bereid is om dit ten behoeve van een schuldregeling aan haar ter beschikking te stellen. Het uit te keren bedrag wordt verdeeld onder de schuldeisers, waarbij de schuldeisers met een preferente vordering een dubbel percentage ontvangen. Het restant van de schulden wordt kwijtgescholden.
2.3.
Van de zeven schuldeisers hebben er zes met de aangeboden schuldregeling ingestemd. Alleen [verweerder] heeft niet ingestemd. Hij heeft € 12.741,45 te goed van [verzoekster] . [verweerder] vertegenwoordigt 19,11% van de totale schuld van [verzoekster] .

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank om [verweerder] te dwingen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
3.2.
[verzoekster] voert onder meer aan dat het belang dat zij en de overige schuldeisers hebben bij de totstandkoming van de schuldregeling veel groter is dan het belang dat [verzoekster] heeft bij zijn weigering. Via de schuldregeling kan [verzoekster] een schuldenvrije toekomst bereiken en kan een deel van de schulden worden afgelost. Het alternatief voor [verzoekster] is dat zij wordt toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Dat traject gaat gepaard met hogere kosten, zodat er voor alle schuldeisers minder overblijft. De schuldhulpverlener heeft berekend dat op grond van de aangeboden schuldregeling € 1.216,36 verdeeld kan worden onder de schuldeisers, terwijl de wettelijke schuldsaneringsregeling waarschijnlijk zal leiden tot een uitkering van slechts € 0,-.

4.Het verweer

4.1.
[verweerder] heeft de rechtbank verzocht het verzoek van [verzoekster] af te wijzen.
4.2.
[verweerder] heeft – kort samengevat – het volgende aangevoerd. [verweerder] is van mening dat het door [verzoekster] gedane aanbod niet het maximaal haalbare is, zolang [verzoekster] geen opheldering geeft over de omvang van de verkregen nalatenschap van haar oom, die getrouwd was met de moeder van [verweerder] . In de visie van [verweerder] heeft [verzoekster] uit hoofde van de nalatenschap een bedrag van minstens € 60.000,- onder zich verkregen en vraagt hij zich af waarom de baten uit de nalatenschap niet zijn aangewend om crediteuren te betalen en waar deze baten zijn gebleven.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank wijst het verzoek af.
5.2.
Volgens de wet kan een schuldeiser alleen gedwongen worden om in te stemmen met een schuldregeling als hij/zij in redelijkheid niet tot weigering van instemming met deze schuldregeling heeft kunnen komen. Daarbij moet in aanmerking worden genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij/zij heeft bij de weigering en de belangen van verzoek(st)er of van de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad. Van een dergelijke onredelijke weigering is hier geen sprake.
5.3.
De schuldregeling die [verzoekster] heeft aangeboden houdt vooralsnog niet het maximale in dat zij financieel kan dragen. Het aangeboden saneringskrediet, dat meteen wordt uitgekeerd, is berekend op 36 maanden de minimale afloscapaciteit van € 39,-, terwijl uit het dossier is gebleken dat de maandelijkse afloscapaciteit vanaf december 2023 € 91,38 (zonder vakantiegeld) bedraagt. Hierdoor zou er meer aan de schuldeisers aangeboden kunnen worden dan thans het geval is; zelfs als de minnelijke looptijd gewijzigd wordt naar 18 maanden.
De schuldhulpverlener van de gemeente [gemeente] heeft ter zitting geweigerd om een nieuw (hoger) aanbod (op basis van een spaarregeling) aan de schuldeisers te doen, nu de inkomsten van [verzoekster] en haar partner telkens wisselen en zij ervan uit gaat dat de weigerende schuldeiser toch niet akkoord zal gaan met een hoger aanbod. De schuldhulpverlener vindt het aangeboden saneringskrediet dan ook de beste optie voor [verzoekster] ; het traject heeft al erg lang geduurd voor [verzoekster] en zij wil nu een oplossing voor [verzoekster] .
Het is de rechtbank ter zitting gebleken dat [verzoekster] een WIA-uitkering ontvangt, maar dat zij binnenkort zal worden herkeurd. Vooralsnog is onduidelijk of [verzoekster] blijvend arbeidsongeschikt wordt geacht. Ook de inkomsten van haar partner (WW-uitkering) zullen in de toekomst wijzigen, hetgeen ook invloed heeft op de afloscapaciteit van [verzoekster] . De rechtbank is van oordeel dat door het verstrekken van een (minimaal) saneringskrediet het zicht op een mogelijk hogere afloscapaciteit voor de schuldeisers (en mogelijk nog te ontdekken baten) wordt ontnomen.
5.4.
Doordat de aangeboden schuldregeling niet het maximale inhoudt dat [verzoekster] financieel kan dragen, kan niet worden gezegd dat [verweerder] in redelijkheid met het aanbod zou moeten instemmen.
5.5.
Op het schuldsaneringsverzoek van [verzoekster] zal bij afzonderlijk vonnis per gelijke datum worden beslist.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Boot, rechter, en in het openbaar uitgesproken in het bijzijn van de griffier op 22 februari 2024.