ECLI:NL:RBGEL:2023:966

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
C/05/398486 / HA ZA 22-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in geschil over wanprestatie en schadevergoeding in jeugdzorg

In deze zaak vordert de gemeente schadevergoeding van verschillende jeugdhulpverleners op basis van wanprestatie. De rechtbank Gelderland heeft op 22 februari 2023 een tussenvonnis uitgesproken in twee gevoegde zaken. De gemeente stelt dat de zorg die door de betrokken partijen is gedeclareerd niet is geleverd, en dat zij daardoor onterecht heeft betaald. De rechtbank oordeelt dat de gemeente voldoende aanwijzingen heeft dat de zorg niet conform de contractuele verplichtingen is verleend. De rechtbank laat de gedaagden toe tot tegenbewijs tegen de stelling dat zij tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen. De zaak betreft complexe juridische en feitelijke kwesties rondom de uitvoering van jeugdzorg en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en bepaalt dat getuigenverhoren zullen plaatsvinden om de feiten verder te onderzoeken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Vonnis in gevoegde zaken van 22 februari 2023
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/05/398486 / HA ZA 22-15 van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
[de gemeente],
zetelend te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaten mrs. M. Mussche en L.M. Smelik te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij 1],
gevestigd in [de gemeente] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.J. Verduijn te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij 2],
gevestigd in [de gemeente] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.J. Verduijn te Utrecht,
3.
[partij 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.J. Verduijn te Utrecht,
4.
[partij 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.J. Verduijn te Utrecht,
5. de stichting
[partij 5],
gevestigd in de gemeente [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mrs. L.A.P. Arends, J.P.J.M. Naus en R.E. Tak te Nijmegen,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij 6],
gevestigd in de gemeente [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaten mrs. L.A.P. Arends, J.P.J.M. Naus en R.E. Tak te Nijmegen,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/05/388171 / HA ZA 21-257 van
1. de stichting
[partij 5],
gevestigd in de gemeente [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij 6],
gevestigd in de gemeente [vestigingsplaats] ,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. L.A.P. Arends, J.P.J.M. Naus en R.E. Tak te Nijmegen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij 1],
gevestigd in [de gemeente] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij 2],
gevestigd in [de gemeente] ,
3.
[partij 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[partij 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. P.A. Visser te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [de gemeente] , respectievelijk [partij 1] , [partij 2] , [partij 3] , de [partij 4] (tezamen [gedaagden] ), [partij 5] en [partij 6] (tezamen [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] ) genoemd worden.

1.De procedure in de zaak 22-15

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 april 2022
  • de akte houdende vermeerdering van eis van [de gemeente]
  • de antwoordakte van [gedaagden]
  • de antwoordakte van [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] , bestaande in hoofdstuk 2 van de akte vermeerdering van eis in conventie II die [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] in de zaak 21-257 heeft ingediend
  • de akte overlegging producties van [de gemeente] , uitgezonderd de randnummers 2 t/m 5.2
  • het alsnog volledig overleggen van productie 8 door [de gemeente]
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 28 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de zaak 21-257

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 oktober 2021
  • de akte vermeerdering van eis in conventie van [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.]
  • de akte vermeerdering van eis in reconventie van [gedaagden]
  • de antwoordakte van [gedaagden]
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de akte vermeerdering van eis in conventie II van [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.]
  • de akte overlegging producties van [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.]
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 28 juni 2022.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Op grond van de Jeugdwet is het college van burgemeester en wethouders van [de gemeente] ervoor verantwoordelijk dat jeugdhulp wordt geboden aan jeugdigen uit [de gemeente] die kampen met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Het college kan deze taak door derden laten verrichten.
3.2.
[partij 5] biedt gemeenten jeugdhulp in zogenoemde gezinshuizen aan, die zij in onderaanneming door franchisenemers laat verrichten. De bedoeling is dat kleinschalige jeugdzorg wordt verleend in een omgeving die zo veel mogelijk lijkt op een normale gezinssituatie. [partij 5] is bestuurder en enig aandeelhouder van [partij 6] , de franchisegever.
3.3.
[partij 3 en 4] exploiteerden een onderneming in de jeugdzorg, aanvankelijk in de vorm van een eenmanszaak, vanaf 15 september 2014 in de vorm van een vennootschap onder firma en vanaf 6 december 2016 in [partij 1] , onder de handelsnaam [naam 1] . Met [partij 1] wordt verder gedoeld op de besloten vennootschap en tevens op de vennootschap onder firma. [partij 2] is de bestuurder en enig aandeelhouder van [partij 1] . [partij 3 en 4] zijn de bestuurders en enig aandeelhouders van [partij 2] . De zorg werd feitelijk verleend in een vrijstaand woonhuis aan de [adres gezinshuis] (verder: [gezinshuis 1] ), waar [partij 3 en 4] zelf ook woonden, met hun twee jonge kinderen.
3.4.
De Stichting Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ) is erkend als enig kwaliteitsregister jeugd in de zin van art. 5.2.1 lid 1 van het Besluit Jeugdwet (zie Stcrt, 2014/33806 en art. 10.4 van het Besluit Jeugdwet). [partij 3 en 4] waren in dit register opgenomen.
3.5.
Op 11 augustus 2014 heeft [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] een franchiseovereenkomst gesloten met [partij 3 en 4] , welk contract na haar oprichting is overgenomen door [partij 1] . In de akte die van deze overeenkomst is opgemaakte staat:
Artikel 5. Instructies en verwijzing samen te vatten in het handboek
5.1.
Ter uitvoering van deze overeenkomst zal de Franchisegever aan de Franchisenemer zodanige instructies ter hand stellen, een en ander omschreven in het [Handboek] (hierna te noemen: “Handboek”), dat daaruit de gehele in de franchise gegeven formule kan worden gekend. Dit handboek maakt deel uit van deze overeenkomst. (…)
5.3.
Franchisenemer is verplicht om alle voorschriften, zoals onder andere omschreven in het Handboek, en alle aanwijzingen (ter uitvoering van de voorschriften) van Franchisegever stipt op te volgen.(…)
5.7.
De Franchisenemer zal zich onthouden van handelingen die schadelijk zijn voor hemzelf, collega franchisenemers, Franchisegever, [partij 5] en het algemeen belang van het franchiseconcept.
(…)
Artikel 6. Exclusiviteit
De Franchisegever verleent aan de Franchisenemer het recht om de in de considerans omschreven formule te gebruiken gedurende de looptijd van deze overeenkomst in de onderneming waarvan de huisvesting voldoet aan de eisen van Franchisegever,
gericht op verblijf met begeleiding aan maximaal 5 cliënten
6.1.
Franchisenemer is en blijft ten allen tijde uitvoerende en verantwoordelijk in het primaire zorgproces zoals beschreven in artikel 6.1 van deze overeenkomst.
6.2
Het is de Franchisenemer zonder uitdrukkelijke toestemming van Franchisegever niet toegestaan het zorgaanbod zoals beschreven in artikel 6.1. uit te breiden binnen de formule en overeenkomstig de bepalingen in deze overeenkomst.
6.3.
Bij bedrijfsuitbreiding door Franchisenemer zonder expliciete toestemming van Franchisegever en [partij 5] behoudt Franchisegever zich het recht voor tot onmiddellijke beëindiging van deze franchiseovereenkomst over te gaan.
(…)
Artikel 26. Boetebeding
Indien de Franchisenemer in strijd handelt met het bepaalde in artikel (…), artikel 5 (…), en ook na schriftelijke sommatie nalatig blijft, zijn in genoemde artikelen neergelegde verplichtingen na te komen dan wel zich van de daarin verbonden handelingen te onthouden, verbeurt de Franchisenemer zonder nadere ingebrekestelling een direct opeisbare boete van € 5.000,00 (zegge: vijf duizend euro) per overtreding alsmede een direct opeisbare boete van € 500,00 (zegge: vijf honderd euro) per dag of een gedeelte daarvan dat de nalatigheid voortduurt, onverminderd het recht van de Franchisegever om schadevergoeding te vorderen alsmede nakoming van de hoofdverbintenis.
3.6.
Uit het hiervoor bedoelde Handboek, versie december 2017, wordt geciteerd:
4.2.3.
Kwaliteit van de zorg
De aspirant franchisenemer moet voldoen aan de door [partij 5] gestelde kwaliteitsnormen en processen. Het betreft nomen onder andere op het gebied van:
• Wet- en regelgeving (…)
Wet- en regelgeving
[partij 6] biedt de aspirant franchisenemer informatie of verwijzingen naar wetgeving op het gebied van huisvesting, personeel, veiligheid, zorg, etc. In samenwerking met [partij 5] beoordeelt [partij 6] de aspirant franchisenemer voortdurend op deze zaken. De aspirant franchisenemer houdt zich aan wet- en regelgeving.
Wetten die gelden voor de franchisenemer,
(…)
• Jeugdwet (JW)
3.7.
Met ingangsdatum 28 oktober 2014 is [partij 5] als aanbieder van jeugdhulp toegetreden tot het Inkoopnetwerk Jeugd van de gemeenten [plaats] , [plaats] , [plaats] , [plaats] en [plaats] (verder: de gemeenten [naam gemeente 2] ), een overlegorgaan dat in het leven is geroepen door de zogeheten Overeenkomst voor een Communicatie-, Overleg- en Besluitvormingsstructuur van deze gemeenten met aanbieders van Jeugdhulp (de COB-overeenkomst). [partij 5] verkreeg daarmee recht op het sluiten van een zogeheten deelovereenkomst met deze gemeenten, waarin concrete afspraken met haar over het verlenen van jeugdhulp worden vastgelegd.
3.8.
[partij 5] is op 12 november 2014 twee deelovereenkomsten met de gemeenten [naam gemeente 2] aangegaan, ingaande 1 januari 2015; de ene voor het leveren van behandeling en hulp en de andere voor het leveren van begeleiding.
3.9.
Uit de deelovereenkomst behandeling en hulp wordt geciteerd:
Artikel 1: Begrippen(…)
6)
Individuele voorziening: niet vrij toegankelijke voorziening gericht op:
a. behandeling van en hulp en zorg, niet zijnde preventie en begeleiding, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie-gerelateerde problemen;
b. behandeling/hulp voor de bevordering van de deelname aan het maatschappelijk verkeer, niet zijnde preventie en begeleiding, van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem.
c. Het herstellen van de veiligheid van de jeugdige en/of de samenleving. (…)
Artikel 2: Voorwerp van de Overeenkomst
Aanbieder voert in opdracht van Gemeente de Individuele voorziening(en) uit conform de Overeenkomst waaronder mede begrepen de bijlagen die integraal onderdeel uitmaken van de Overeenkomst. (…)
Artikel 7: Eisen aan de Individuele voorziening
1. Aanbieder voldoet bij het uitvoeren van de Individuele voorziening aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in
bijlage 2bij de Overeenkomst.
2. Aanbieder garandeert dat hij de Individuele voorziening zal uitvoeren in overeenstemming met de gangbare zorgvuldigheidsmaatstaven zoals die worden gehanteerd in de zorg- en welzijnssector. De reikwijdte van deze verplichting wordt beperkt door de eigen verantwoordelijkheid van Jeugdige om naar vermogen bij te dragen aan de uitvoering en het resultaat van deze Individuele voorziening.
3.10.
In bijlage 2 bij de deelovereenkomst behandeling en hulp staat:
3.2
Aanbieders passen bij het uitvoeren van de Individuele voorziening de wettelijke eisen inzake kwaliteit en verantwoording uit. Aanbieders die Individuele voorzieningen Jeugdhulp uitvoeren, passen minimaal hetgeen gesteld in paragraaf 4.3 van de Jeugdwet toe (bijlage 6). De Gemeente kan voor de Individuele voorziening Jeugdhulp op basis van de Jeugdwet bij Verordening nadere of andere regels stellen inzake kwaliteit.
3.3
De volgende,
niet limitatievelijst van wet- en regelgeving en normen zijn van toepassing op de Overeenkomst:
(…)
e) de Jeugdwet;
3.11.
Uit de deelovereenkomst begeleiding wordt geciteerd:
Artikel 1: Begrippen(…)
2)
Begeleiding: activiteiten waarmee een Jeugdige wordt ondersteund bij het uitvoeren van dagelijkse levensverrichtingen en het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven. (…)
8)
Individuele voorziening: voorziening gericht op het bevorderen, het behouden of
het compenseren van de zelfredzaamheid en participatie van een Jeugdige opdat
deze zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, in de Overeenkomst
gericht op Begeleiding.
Deze deelovereenkomst bevat de in 3.9. geciteerde artikelen 2 en 7. Bijlage 2 bij deze deelovereenkomst bevat de in 3.10. geciteerde bepalingen.
3.12.
Vanaf 2015 heeft [partij 5] , op basis van de COB- en deelovereenkomsten, bij de gemeenten [naam gemeente 2] jeugdzorg in rekening gebracht die zij door [partij 1] liet leveren. [partij 1] heeft vanaf 2015 daarnaast zelf direct bij [de gemeente] de verlening van met name ambulante jeugdzorg in rekening gebracht. In beide gevallen betrof het jeugdigen die geïndiceerd waren voor zogeheten ‘Verblijf met behandeling LVG (licht verstandelijk gehandicapt,
rb) en DB (dagbesteding,
rb)’ (productcode 43A55) of ‘Verblijf met begeleiding exclusief behandeling’ (productcode 44A06). [partij 1] declareerde verder zelf direct bij [de gemeente] (aanvullende) jeugdzorg genaamd ‘Ambulant individueel (op locatie instelling)’ met productcodes 45A51 en 45A52, ‘Ambulant individueel zwaar’ (productcode 45A32), ‘Begeleiding specialistische groep < 5’ (productcode 45A54) en ‘Specialistisch individueel op locatie instelling’ (productcode 45A57).
3.13.
In de zogeheten ‘Toelichting productcodes voor de jeugdhulp 2016’ van de gemeenten [naam gemeente 2] d.d. 15 januari 2016 staat:
Producten zijn nu voornamelijk ingedeeld op basis van de intensiteit/zwaarte van de behandeling. Het opleidingsniveau/specialisme van de benodigde professional is hiervoor de belangrijkste indicatie, terwijl eerder ook de duur van de behandeling een rol speelde bij de productindeling. (…)
J&O (Jeugd en Opvoedondersteuning,
rb): Om u te helpen bij het vaststellen van de juiste productcode is -indien van toepassing- per product(groep) een aparte toelichting opgenomen voor J&O. (…)
43A55 Verblijf met behandeling LVG en DB
ZZP 3LVG incl. BH incl. DB
Wonen met behandeling en begeleiding, kleine groep
Doel: Reguleren van de gedragsproblematiek. Ontwikkelen (waar mogelijk) van participatiemogelijkheden.
Doelgroep: Verstandelijk gehandicapten; integrale behandeling is noodzakelijk. In verband met de specifieke problematiek is verblijf binnen een kleine overzichtelijke groep en intensieve betrokkenheid vereist.
Inhoud: Cliënten ontvangen ondersteuning bij: praktische en sociale vaardigheden, het ontwikkelen en aanleren van emotionele vaardigheden, het verbeteren van vrijetijdsbesteding, het versterken van de motorische ontwikkeling en de autonomie en het verbeteren van het sociale netwerk en de seksuele opvoeding.
(BH) Behandelaar: indien behandeling wordt geleverd gaat een professional (behandelaar) aan de slag met de beperking van de cliënt. Dit heeft dan ook specifiek betrekking op de aandoening, stoornis of beperking en niet op ondersteunende hulp.
(DB) Dagbesteding: Dagactiviteiten zijn gericht op het structureren van de dag, praktische
ondersteuning en op het oefenen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen.
(…)
44A06 Verblijf met begeleiding excl. Behandeling
J&O woongroep/ zelfstandigheidstraining zwaar+ respijtzorg AWBZ (logeervoorziening). Dit is een etmaalvergoeding bestaande uit drie uur ambulant individueel tarief en 18,11 euro voor het bed. Bij een zeer beperkte jeugdige kan nog een (tijdelijke) stapeling plaatsvinden ten behoeve van maatwerk.
(…)
45A52 & 45A51 Ambulant Individueel
H126, H127, HlS0, H300, H305, H330, J&O Orthopedagogisch gezinsbehandeling korter dan 125dgn door HBO-er.
Persoonlijke verzorging
Doel: geheel of gedeeltelijk overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke
verzorging (incl.: enige begeleiding bij die activiteiten).
Doelgroep: Jeugdige met (gedeeltelijke) overname van ADL-activiteiten. Jeugdige met een tekort aan zelfredzaamheid op het gebied van PV (Persoonlijke Verzorging)
Inhoud:
- Hulp bij ADL (wassen, kleden, beweging en houding, eten en drinken, toiletgang en
eventueel ook de controle van lichaamsfuncties)
- Hulp bij zelfverzorging (haren, scheren, opmaken, etc)
- Advies, instructie en voorlichting over zelfverzorging, zelfredzaamheid en eventueel ook
medicijngebruik.
Persoonlijke verzorging extra
In deze zorgvorm kan de cliënt erop rekenen dat naast de planbare zorg ook oproepbare zorg geleverd kan worden binnen een redelijke tijd.
Doelgroep: kies deze zorgvorm als de cliënt naast de planbare zorg waarschijnlijk nog enkele keren per week op een onverwacht moment zorg nodig heeft.
Begeleiding
Doel: Het bieden van activiteiten gericht op de bevordering, behoud of compensatie van de
zelfredzaamheid. Door deze activiteiten wordt voorkomen dat de jeugdige opgenomen moet worden in een instelling.
Inhoud:
- Ondersteuning en oefening met vaardigheden, handelingen, het aanbrengen van een
(dag)structuur en het voeren van regie.
- Het overnemen van toezicht
- Aansturen van gedrag
Begeleiding extra
Begeleiding extra geldt als de cliënt naast geplande zorg tevens oproepbare zorg nodig heeft.
Doelgroep: cliënten die naar verwachting meerdere keren per week begeleiding moeten inroepen buiten en de afgesproken vaste tijden.
Inhoud:
- Ondersteuning en oefening met vaardigheden, handelingen, het aanbrengen van een
(dag)structuur en het voeren van regie.
- Het overnemen van toezicht
- Aansturen van gedrag
Behandeling paramedisch
Behandeling gericht op personen met chronische gezondheidsproblemen en beperkingen.
Doelgroep: jeugdigen met een somatische of psychogeriatrische aandoening/stoornis, een
verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke handicap.
Inhoud:
- CSLM-zorg (continue, systematische, langdurige, multidisciplinaire zorg)
- Gerichte interventies uit een zorgplan
Toelichting J&O
Vanwege de diversiteit aan zorgaanbod is alleen een grofmazige richtlijn aan te geven. Hiervoor is gekeken naar de intensiteit/ zwaarte van de behandeling. Het opleidingsniveau van de professional is hiervoor een belangrijke indicatie. Deze productgroep is ingericht op alle behandeling en begeleiding die gedaan wordt door HBO geschoold personeel. Met zwaarte en intensiteit van de behandeling/begeleiding is ook rekening gehouden voor de indeling van de categorieën.
(…)
45A32 & 45A29 Ambulant Individueel zwaar
H152, H153, H303 + J&O intensieve orthopedagogische gezinsbehandeling HBO-er, contextuele behandeling individueel, MDFT HBO & overig intensief ambulant
Begeleiding speciaal 1 NAH
Doel: Ondersteunen bij beperkingen op het vlak van zelfregie over het dagelijks leven.
Doelgroep: Zelfstandig wonende cliënten met niet-aangeboren hersenletsel (NAH), wat gepaard gaat met matig of zwaar regieverlies of met een matige of zware, invaliderende aandoening of beperking.
Inhoud:
- Begeleiden zelfregie
- Begeleiden bij sociaal-emotionele problematiek die samenhangt met de beperking.
- Begeleiden bij sociale participatie.
Gespecialiseerde begeleiding (psy)
Doel: ondersteuning bieden bij langdurig tekortschietende zelfregie over het dagelijks leven, als gevolg van een psychische stoornis.
Doelgroep: Cliënten met een langdurige psychische stoornis. Veelal beperkingen op het gebied van sociale redzaamheid en eigen regie.
Inhoud:
- Begeleiding op het gebied van zelfregulerend vermogen
- Begeleiding bij integratie in de samenleving (voornamelijk gericht op ontwikkeltrajecten op het vlak van wonen, werken, sociaal netwerk)
Vorm: voornamelijk begeleid wonen.
Begeleiding ZG Auditief
Doel: Het bieden van activiteiten gericht op de bevordering, behoud of compensatie van de
zelfredzaamheid. Door deze activiteiten wordt voorkomen dat de jeugdige opgenomen moet
worden in een instelling.
Doelgroep: cliënten met een ernstige auditieve/communicatieve beperking
Inhoud:
- Begeleiding om het zelfregelend vermogen te verbeteren.
- Begeleiding bij sociaal-emotionele problematiek die samenhangt met de
auditieve/communicatieve beperking.
- Begeleiding bij sociale participatie (bijvoorbeeld het opbouwen van een eigen netwerk)
Toelichting J&O
Vanwege de diversiteit aan zorgaanbod is alleen een grofmazige richtlijn aan te geven. Hiervoor is gekeken naar de intensiteit/ zwaarte van de behandeling. Het opleidingsniveau van de professional is hiervoor een belangrijke indicatie. Deze productgroep is ingericht op alle behandeling en begeleiding die gedaan wordt door HBO+ geschoold personeel. Met zwaarte en intensiteit van de behandeling/begeleiding is ook rekening gehouden voor de indeling van de categorieën.
(…)
45A54 Ambulant groep specialistisch: < 5 kinderen per groep
Dagactiviteit VG kind zwaar
Vorm: Dagactiviteit voor cliënten met een verstandelijke handicap die als gevolg van beperkingen niet kunnen deelnemen aan gewoon of begeleid werk (maatsch. integratie niet mogelijk). De activiteit is overdag, buiten woonsituatie, in groepsverband.
Doel: Het dagprogramma legt naar inhoud een accent op:
- arbeidsmatige dagbesteding (activiteiten met een zelfstandig karakter waarbij het vaak zal gaan om het tot stand brengen van een product of dienst, afgestemd op de mogelijkheden en interesse van de cliënt);
- " activering" (activiteiten gericht op zinvol besteden van de dag, aangepast aan
mogelijkheden, interesse cliënt, w.o. handvaardigheid, expressie, beweging,
belevingsactiviteit);
- " activering, individueel belevingsgericht" (belevingsgerichte activiteiten op eenvoudig
niveau met extra aandacht voor sfeer, geborgenheid, veiligheid, ritme en regelmaat).
Dagactiviteit LG kind zwaar
Vorm Dagactiviteit voor cliënten met een ernstige lichamelijke handicap die als gevolg van hun beperkingen niet kunnen deelnemen aan gewoon werk of begeleid werk (maatschappelijke integratie is niet mogelijk). Deze activiteiten vinden overdag plaats, buiten de woonsituatie, in groepsverband.
Doel: Het dagprogramma legt naar inhoud een accent op zelfgekozen bezigheid en activering. De begeleiding kan ook gericht zijn op arbeidsmatig werken. Het dagprogramma biedt ruimte voor vaardigheidstraining.
Grondslag De aanspraak op deze prestatie geldt ook voor cliënten die 65 jaar of ouder zijn.
Functie: BG-groep.
Dagactiviteit ZG kind auditief zwaar
Vorm: Dagactiviteit voor cliënten met ernstige zintuigelijke handicap die als gevolg van hun beperkingen niet kunnen deelnemen aan gewoon onderwijs, gewoon werk of begeleid werk (maatschappelijke integratie is niet mogelijk). De activiteit vindt overdag plaats, buiten de woonsituatie, in groepsverband.
Inhoud:
- Zelfgekozen bezigheid en activering, waaronder vaardigheidstraining
- Arbeidsmatig werken
- Tijdens de dagactiviteit is weinig of slechts beperkte verzorging nodig.
Groepsgrootte: wordt niet alleen bepaald door de zorgzwaarte van de cliënt, maar hangt ook samen met de aard van de aangeboden dagbestedingsactiviteiten.
Toelichting J&O
Hierbij hoort ook het voormalige product 'Langdurige daghulp J&O'. Dit betreft groepsopvang zoals MKD, BSO en vakantie.
Let op: Voor MKD is stapeling met dagbehandeling mogelijk (dit geldt niet voor BSO en vakantie).
(…)
45A57 & 45A56 Ambulant individueel specialistisch
H301, H302, H304 + intensieve orthopedagogische gezinsbehandeling HBO+/WO-er, contextuele behandeling individueel HBO+/WO-er, MDFT HBO+/WO-er + behandeling AWBZ H325, H328, H329, H331, H334
Begeleiding ZG Visueel
Doel: Het bieden van activiteiten gericht op de bevordering, behoud of compensatie van de
zelfredzaamheid. Door deze activiteiten wordt voorkomen dat de jeugdige opgenomen moet worden in een instelling.
Doelgroep: cliënten met een ernstige visuele beperking.
Inhoud:
- Begeleiding om het zelfregelend vermogen te verbeteren.
- Begeleiding bij sociaal-emotionele problematiek die samenhangt met de visuele beperking.
- Begeleiding bij sociale participatie (bijvoorbeeld het opbouwen van een eigen netwerk)
Begeleiding speciaal 2 visueel
Doel: Begeleiden bij het toepassen en inslijpen van aangeleerde vaardigheden en gedrag in het dagelijks leven door herhaling en methodische interventie.
Doelgroep: cliënten met een ernstige visuele beperking
Inhoud:
- Het oefenen met vaardigheden en handelingen
- Het aanbrengen van een (dag)structuur en het voeren van regie
Vorm:
De begeleiding kan zowel individueel als in kleine groepen plaatsvinden.
Begeleiding speciaal 2 auditief
Doel: Begeleiden bij het toepassen en inslijpen van aangeleerde vaardigheden en gedrag in het dagelijks leven door herhaling en methodische interventie.
Doelgroep: cliënten met een ernstige auditieve en/of communicatieve beperking
Inhoud:
- Oefenen met vaardigheden en handelingen
- Oefenen met het aanbrengen van (dag)structuur of het voeren van regie.
- Communicatietraining aan auditief gehandicapten of leden van het cliëntsysteem
Vorm: De begeleiding kan zowel individueel als in kleine groepen
Behandeling (j)LVG
Doel:
- Multidisciplinair onderzoek om helder te krijgen wat de situatie is van de jeugdige met
betrekking tot psychische en gedragsgerelateerde problemen.
Doelgroep: Verstandelijk Gehandicapten
Inhoud:
- Standaardonderzoek (16 uur)
- Uitgebreid onderzoek (Alleen als het standaardonderzoek niet voldoende is, duurt 6 uur)
- Aanvullende ambulante contacten (gemiddeld lx per week)
Behandeling gedragswetenschapper
Behandeling gericht op personen met chronische gezondheidsproblemen en beperkingen.
Doelgroep: jeugdigen met een somatische of psychogeriatrische aandoening/stoornis, een
verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke handicap.
Inhoud:
- Functionele diagnostiek door een gedragswetenschapper (welke zorg is nodig?)
- Consulten gericht op gedragswetenschappelijke advisering en/of interventies ter ondersteuning van de reguliere eerstelijnszorg.
- CSLM-zorg (continue, systematische, langdurige en multidisciplinaire zorg).
- Kortdurende behandeling gericht op herstel en/of het aanleren van nieuwe vaardigheden of
gedrag. Deze nieuw aan te leren vaardigheden of het gedrag richten zich op het
terugdringen van stoornissen en beperkingen.
Behandeling Families First (j)LVG
Doel: behandelen bij een crisissituatie van een (multiproblem) gezin. Vermijden dat het kind uit huis geplaatst moet worden. Het behandelen is gericht op het wegnemen of hanteerbaar maken van de crisisfactor in de gezinssituatie.
Doelgroep: Kinderen/jongeren met een verstandelijke handicap met een psychische stoornis en ernstig probleemgedrag.
Inhoud:
- Crisisinterventie ter vermindering van de crisissituatie in het gezin en het herstellen van de
veiligheid en opvoedingsmogelijkheden in het gezin en voorkomen van uithuisplaatsing
- Methodisch ingrijpen en training over gezinstaken en opvoeding.
- Begeleiding van kind/jongere met aandacht voor praktische training in vaardigheden.
Vorm:
- Hulpverlening start binnen 24 uur
- Is kortdurend: 4 tot 6 weken
- Hoge frequentie: 2 à 3 dagen, 5 tot 15 uur per week
Behandeling IOG (j)LVG
Behandeling-Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling voorkomt toekomstige verergering van het gedrag en mogelijke uithuisplaatsing door nieuwe vaardigheden en gedrag aan te leren bij jeugdige en ouder(s).
Doelgroep:
- Kinderen/jongeren met een licht verstandelijke handicap die gepaard gaat met ernstig
probleemgedrag.
- De ouder(s)/verzorger(s) en hun omgeving ervaren opvoedingsproblemen.
Inhoud:
- Het bieden van interventies voor het hanteren van probleemgedrag en versterking van de
zelfredzaamheid.
- Het aanleren van nieuwe vaardigheden aan het gezin om de thuissituatie op structurele
basis te verbeteren.
- Het bieden van interventies voor herstel en versterking van opvoedingsvaardigheden aan
ouders en het hanteren van probleemgedrag bij hun kind(eren).
Vorm:
- Behandeling wordt uitgevoerd door een multidisciplinair team
Toelichting J&O
Vanwege de diversiteit aan zorgaanbod is alleen een grofmazige richtlijn aan te geven. Hiervoor is gekeken naar de intensiteit/ zwaarte van de behandeling. Het opleidingsniveau van de professional is hiervoor een belangrijke indicatie. Deze productgroep is ingericht op alle behandeling en begeleiding die gedaan wordt door WO geschoold personeel. Met zwaarte en intensiteit van de behandeling/begeleiding is ook rekening gehouden voor de indeling van de categorieën.
(…)
3.14.
[de gemeente] heeft de rekeningen van [partij 5] en [partij 1] betaald tot begin 2021. Het gaat om bedragen van in totaal ten minste respectievelijk € 2.378.491,00 en € 1.027.332,00. [partij 5] betaalde de bedragen die zij van de gemeenten [naam gemeente 2] ontving door aan [partij 1] , verminderd met een overeengekomen franchisevergoeding. Van de bedragen die [partij 1] bij [de gemeente] in rekening bracht droeg [partij 1] ook een vergoeding af aan [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.]
3.15.
De gemeenten [naam gemeente 2] en [partij 5] zijn wijzigingen van de twee deelovereenkomsten overeengekomen, ingaande per 1 januari 2016. De gewijzigde overeenkomsten met bijlagen bevatten de in 3.9. en 3.10. geciteerde voorschriften. In art. 5.9. van bijlage 2 bij de gewijzigde overeenkomsten staat:
Onderaannemerschap en combinatievorming zijn mogelijk. (…) Bij onderaannemerschap (beroep op derden) is de hoofdaannemer hoofdelijk aansprakelijk voor o.a. de kwaliteitsbewaking.
3.16.
Op 8 september 2016 is tussen enerzijds de gemeenten [plaats] en [plaats] (verder: [naam gemeente 3] ) en anderzijds [partij 5] een zogeheten Overeenkomst inkoop Jeugd en MWO “Op weg naar resultaatgericht” (verder: Overeenkomst Inkoop Jeugd) tot stand gekomen, waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waaronder het verlenen van hulp en/of ondersteuning op grond van de Jeugdwet door [partij 5] wordt uitgevoerd. Daarin staat:
Artikel 8 KWALITEIT DIENSTVERLENING
8.1 .
Opdrachtnemer garandeert dat hijzelf en zijn Dienstverlening voldoen aan alle (kwaliteits)eisen en criteria zoals deze zijn opgenomen in de inkoopdocumenten.
8.2.
Opdrachtnemer garandeert dat hij voldoet aan de voor hem van toepassing zijnde weten regelgeving en de in en op basis van deze wetgeving genoemde kwaliteitscriteria.
8.3.
Opdrachtnemer garandeert dat de door hem ten behoeve van de Dienstverlening in te zetten personeelsleden voldoen aan de daaraan door de wet en door Opdrachtgever gestelde eisen, en dat hij voor de uitvoering van de betreffende Dienst die personeelsleden inzet die daarvoor het meest geschikt en gekwalificeerd zijn.
(…)
Artikel 18 SAMENWERKING
(…)
18.2.
Indien Opdrachtnemer derden als onderaannemer wenst in te schakelen dan is daarvoor toestemming van Opdrachtgever verplicht. Opdrachtgever zal deze toestemming niet op onredelijke gronden onthouden, en welwillend omgaan met verzoeken om een derde als onderaannemer te mogen inschakelen. Opdrachtnemer is te allen tijde verantwoordelijk en aansprakelijk voor het handelen van de onderaannemer en staat in voor de geschiktheid conform de overeenkomst. Op de kwaliteit van de geleverde zorg houdt Opdrachtnemer aantoonbaar toezicht.
3.17.
Tussen 2017 en 2020 heeft [partij 5] , op basis van de Overeenkomst Inkoop Jeugd, bij [naam gemeente 3] jeugdzorg in rekening gebracht die zij door [partij 1] liet leveren. Het betrof jeugdigen die geïndiceerd waren voor zogeheten ‘ [gezinshuis 2] ’, dat in de inkoopdocumenten als volgt is omschreven:
In een gezinshuis wonen uit huis geplaatste jeugdigen samen met de gezinshuisouders (en hun eigen kinderen). In een normaal huis in een gewone buurt. Deze verzorgers zijn de vaste opvoeders, vormen de vaste basis. Gezinshuisouders bieden naast veiligheid, rust, verzorging en opvoeding ook professionele begeleiding. Anders dan in bijvoorbeeld een leefgroep is dat 24 uur per dag en 7 dagen per week. En anders dan in een pleeggezin zijn de verzorgers professionele opvoeders. (…)
De problemen van jeugdigen in gezinshuizen variëren sterk maar zijn over het algemeen complex en meervoudig. Vaak is er sprake van problemen in het gezin/huishouden van herkomst, zijn de jeugdigen hierdoor onveilig gehecht en getraumatiseerd geraakt. (…)
De Jeugdwet schrijft voor dat jeugdigen die voor kortere of langere tijd niet thuis kunnen opgroeien in principe opgevangen moeten worden in een gezinsverband. Vanzelfsprekend zijn de vereisten uit de Jeugdwet van toepassing op gezinshuizen en de in de sector geldende afspraken. (…)
Er wonen maximaal 6 jeugdigen in een gezinshuis. (…)
Er wordt onderscheid gemaakt in twee producten. Het gezinshuis en het [gezinshuis 2] . Onderscheid tussen de twee producten is te vinden in de FTE en capaciteit verhouding, waarbij [gezinshuis 2] een hogere intensiteit van begeleiding heeft. (…)
Bij [gezinshuis 2] is er sprake van een zeer kleinschalige woonvoorziening (maximaal 3 Jeugdigen in het gezin) met stabiele begeleiding voor de jongeren door ervaren gezinshuisouders (alle gezinshuisouders dienen uitgebreide ervaring te hebben als gezinshuisouder). [gezinshuis 2] is een vorm van residentiële zorg voor jongeren met forse gedragsproblematiek. Anders dan bij een normaal gezinshuis is het belangrijkste doel in een [gezinshuis 2] : het voorkomen of verkorten van een gesloten traject. In het voortraject moet dan ook duidelijk de overtuiging bestaan dat, - indien geen alternatieve zwaardere woonvoorziening dan een normaal gezinshuis geboden wordt-, er een zeer groot risico bestaat op een residentiele (gesloten) plaatsing. De gezinshuisouders werken intensief samen met een specialistisch team, onder wie een systeembegeleider, een gedragswetenschapper en pedagogisch medewerkers. Tevens heeft een [gezinshuis 2] de capaciteit om, - zonder extra zorgtoekenning -, de jongere 24 uurs begeleiding te bieden indien hij of zij bijvoorbeeld (op dat moment) niet naar school (kan) gaan.
3.18.
[naam gemeente 3] hebben de rekeningen van [partij 5] betaald tot en met 2020. Het gaat in totaal om een bedrag van € 235.492,20.
3.19.
Op 3 april 2018 is [partij 1] zelf partij geworden bij de COB-overeenkomst en de gewijzigde deelovereenkomsten.
3.20.
Bij e-mail van 25 april 2018 heeft [partij 3] op vragen van [de gemeente] het volgende bericht:
1. Wat valt onder de prijs 24x7
Is verblijf met behandeling. Wonen met behandeling en begeleiding.
Doel: reguleren van de gedragsproblematiek, ontwikkelen van participatiemogelijkheden waar mogelijk.
Inhoud: cliënt ontvangen ondersteuning bij praktische en sociale vaardigheden en het ontwikkelen en aanleren van emotionele vaardigheden, het verbeteren van vrijetijdsbesteding, het versterken van motorische ontwikkeling en de autonomie en het vergroten van hel sociale netwerk en seksuele opvoeding.
Behandeling: Behandeling wordt door een professional (behandelaar) geleverd welke aan de slag gaat met de cliënt. Dit heeft specifiek betrekking op de aandoening, stoornis of beperking en niet op ondersteunende hulp.
Van de in totaal 10 woonkinderen zijn er 2 kinderen waarbij gestapeld zorg geleverd wordt. Zonder te veel In te
gaan op de persoonlijke problematieken Is er bij deze kinderen sprake van zeer ernstige gedragsproblematiek op verschillende gebieden waardoor 1 op 1 begeleiding noodzakelijk is. Er is dagelijks 1 op 1 begeleiding nodig van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat. De gemeente betaald 20 en 24 uur per week.
Voor iedere cliënt wordt een behandelplan gemaakt Deze wordt leder jaar aan de gemeente verstrekt.
Niveau professionals. De behandeling wordt bij ons gedeclareerd op code 45a57. Dit is een code voor hbo+ of WO opgeleide medewerkers. Binnen ons gezinshuis zijn er dan ook geen mbo-stagiaires or mbo-medewerkers welke behandeling verrichten. Behandeling wordt altijd door een orthopedagoog gegeven.
Indien stagiaires een SOVA-training of een seksuele voorlichtingstraining geven, wordt deze altijd gesuperviseerd door een behandeld orthopedagoog en zien wij dit als begeleiding.
Mag er zowel gestapeld behandeld als begeleid worden en hoe toetsen wij dit onderscheid? Wij maken het onderscheid door aan de hand van de onderstaande criteria te bepalen of iets dagbesteding, behandeling or begeleiding is.
Dagbesteding
dagactiviteit die overdag plaats vindt In woonsituatie in groepsverband. Er is sprake van dagbesteding, activering: zoals handvaardigheid, beweging en beleving waarbij er extra aandacht is voor geborgenheid, veiligheid, ritme en regelmaat.
Begeleiding
-Begeleiding op het aansturen van gedrag
-Het overnemen van toezicht
-Voeren van regie/ aanleren vaardigheden
Behandeling gedragswetenschapper
Kortdurende behandeling gericht op het herstel en/of nieuwe vaardigheden gericht op terugdringen van stoornis beperking
Door de intensieve problematiek van de kinderen welke bij ons geplaatst zijn, komt ook beide voor.
(…)
De begeleiding wordt uitgevoerd door MBO, HBO en WO medewerkers en stagiaires welke altijd onder supervisie staan van een orthopedagoog en/of gezinshuisouder.
3.21.
In 2018 is op het perceel van [gezinshuis 1] een bijgebouw gerealiseerd ten behoeve van de woonbegeleiding van 6 tieners, het zogeheten fasehuis.
3.22.
De jaarrekening 2018 van [partij 1] vermeldt op pagina 5 een netto-omzet van € 953.100,00 en op pagina 18 de uitkering van € 400.000,00 aan interimdividend.
3.23.
De jaarrekening 2019 van [partij 1] vermeldt op pagina 5 een netto-omzet van € 1.214.7672,00 en op pagina 19 de uitkering van € 425.000,00 aan interimdividend.
3.24.
Op 9 april 2020 heeft [partij 5] bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid (verder: IGJ) gemeld dat [partij 3] de titel ‘orthopedagoog’ voert zonder dat zij hiervoor is opgeleid.
3.25.
Bij brief van 17 april 2020 heeft [partij 5] aan [partij 1] en [partij 3 en 4] bericht dat zij in maart 2020 meldingen en signalen over [partij 3] heeft ontvangen, inhoudende dat [partij 3] zich ten onrechte uitgeeft als orthopedagoog, dat zij onbevoegd behandelingen heeft uitgevoerd of heeft laten uitvoeren, dat er een gebrekkig leef- en pedagogisch klimaat is in het gezinshuis en dat er meermaals fysieke incidenten hebben plaatsgevonden tussen [partij 3 en 4] en de kinderen. [partij 5] kondigt aan dat zij een melding zal doen bij IGJ en een onderzoek zal instellen.
3.26.
Op 6 november 2020 heeft een commissie, bestaande uit zelfstandig adviseur [zelfstandig adviseur] en vier medewerkers van [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] , gerapporteerd over de hiervoor bedoelde meldingen en signalen. In het rapport (verder: het rapport [zelfstandig adviseur] ) staat:
Team
Naast de GHO ( [partij 3 en 4] ,
rb) zijn er de volgende personeelsleden in dienst:
• Eén behandelcoördinator voor 16 uur in de week, eind 2018 is aangegeven dat er nog maar voor 8 uur in de week werk voor de behandelcoördinator in het gezinshuis beschikbaar was.
• Twee vaste jeugdzorg medewerkers (tot 30-11-2019 waren het er drie)
• Eén facilitair medewerker
Ieder jaar zijn er aanvullend aan het team meerdere stagiaires aan het werk. De stage start aan
het begin van het schooljaar of halverwege het schooljaar en stopt elk jaar voor de
zomervakantie. Inpandig woont een stagiaire die vaste diensten meedraait in het gezinshuis.
(…)
Stagiaires
2015-2016: 4 personen
2016-2017: 7 personen
2017-2018: 10 personen
2018-2019: 9 personen
2019-2020: 7 personen
(…)
Nadelige gevolgen van het titelmisbruik voor kwaliteit van zorg
Door zich uit te geven als orthopedagoog en gezinshuisouder heeft GHM-W ( [partij 3] ,
rb) collega professionals ‒waaronder voogden‒ welbewust op het verkeerde been gezet en hen laten denken dat zij over orthopedagogische expertise beschikte terwijl dit niet het geval was. GHM-W beroept zich erop dat behandel coördinator de noodzakelijke orthopedagogische taken uitvoerde. De commissie heeft vastgesteld dat dit in feite niet het geval was: in de dagelijkse praktijk stond de behandel coördinator op veel punten buiten spel omdat ook zij dacht dat de GHM-W orthopedagoog was en bij essentiële besluiten niet betrokken werd.
Het titelmisbruik heeft naast bovenstaand ook nadelig effect gehad op de cliënt en zorg aan de cliënt. Hierop wordt nader ingegaan bij de uitwerking van de onderzoeksvragen.
Conclusie A: Titelmisbruik
De commissie heeft kunnen vaststellen dat GHM-W zich structureel naar meerdere partijen heeft voorgedaan als orthopedagoog en in een incidenteel verslag staat GHM-W beschreven als orthopedagoog generalist. Hiermee heeft zij ten onrechte de betrokken partijen laten denken dat zij over een opleiding en daarmee over kennis en vaardigheden beschikte terwijl dit niet het geval was. De commissie heeft kunnen vaststellen dat dit onjuiste beeld van invloed is geweest op de besluitvorming van de betrokken voogden. De commissie classificeert het onjuist informeren van met name de voogden als ernstig. Deze hebben ten onrechte aan GHM-W expertise toegedicht en hiermee hun koers voor de behandeling van de betrokken kinderen bepaald. Ook werd hierdoor benodigde expertise voor de behandeling van de kinderen niet ingezet omdat dit in het gezinshuis aanwezig leek.
Het onderzoek heeft niet precies kunnen vaststellen wanneer GHM-W gestart is met het zich uitgeven als orthopedagoog, vermoedelijk is dit al gestart in 2015. Tijdens het onderzoek bleef GHM-W volhouden dat ze wel een minor orthopedagogiek gevolgd zou hebben. Zij heeft dit desgevraagd niet aannemelijk kunnen maken. (…)
Rechtmatigheid van uitvoering van de zorg:
Ten aanzien van de vraag of de zorg op rechtmatige wijze is uitgevoerd heeft de onderzoekscommissie geconstateerd dat alle cliënten geplaatst zijn met zware indicaties. In sommige gevallen is daar een vorm van behandeling of begeleiding gestapeld.
Zware indicaties impliceren dat er voldoende gekwalificeerd personeel aanwezig moet zijn om de zorg uit te voeren. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er sprake was van een niet goed functionerend team met een beperkt aantal vaste medewerkers en een veelheid aan stagiaires. Tevens wordt er maar in zeer beperkte mate externe expertise ingehuurd. (…)
Conclusie: Rechtmatigheid van verkrijging en uitvoering zorg
De commissie heeft vanwege de omvang en de voortgang van het onderzoek geen uitputtend onderzoek gedaan naar de rechtmatigheidsvraag. (…) De voorlopige bevindingen wijzen erop dat de indicering mogelijk op basis van onjuiste informatie is verkregen en uitgevoerd. Er is een verslag dat erop wijst dat voor de gemeenten de expertise van GHM-W bepalend is geweest voor de afgegeven beschikkingen.
In de beschikkingen die er liggen voor de kinderen die geplaatst zijn bij [naam 1] , staat dat alle kinderen recht hebben op begeleiding en behandeling. Vanuit de jaarrekening komt naar voren dat bij de uitvoering zeer weinig externe expertise is ingezet. De in dienst zijnde orthopedagoog geeft aan niet ingezet te zijn voor behandeling aan de kinderen. Hieruit zou opgemaakt kunnen worden dat de behandelcomponent vanuit de beschikkingen niet optimaal benut is, wat ten nadele van de kinderen kan zijn geweest.
De begeleiding werd grotendeels vormgegeven door GHO zelf in combinatie met een drietal medewerkers en veel stagiaires. (…)
De onderzoekscommissie heeft twijfels of de zorg rechtmatig is verkregen en uitgevoerd. Er zijn zware indicaties geïnd terwijl daar minimale kosten tegenover stonden. Vanwege de complexiteit en de tijdsdruk heeft de onderzoekscommissie dit niet verder kunnen onderzoeken. Nader onderzoek vanuit de betrokken gemeenten is op basis van de onderzoeksbevindingen gerechtvaardigd. Het is goed mogelijk dat de kinderen door de feitelijke gang van zaken niet de zorg hebben gekregen die passend en geboden was.
In bijlage 2 bij het rapport staat dat ten tijde van het onderzoek 10 bij [partij 5] ingeschreven kinderen in [gezinshuis 1] woonden en dat sinds 2015 9 andere bij [partij 5] ingeschreven kinderen daar hebben verbleven.
3.27.
Bij facturen van 4 juli 2020 en 3 februari 2021 heeft [zelfstandig adviseur] voor zijn diensten in totaal een bedrag van € ‭33.653,13‬ inclusief btw bij [partij 5] in rekening gebracht.‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
3.28.
Bij brief van 22 december 2020 heeft [partij 5] aan [partij 1] bericht dat de franchiseovereenkomst wordt beëindigd tegen drie maanden nadien.
3.29.
Op 14 februari 2021 heeft [naam bedrijf 1] in opdracht van en aan [de gemeente] gerapporteerd over de financiële ontwikkeling van [partij 1] in de periode 2016 tot en met 2020. Uit dit rapport wordt geciteerd:
In de jaarrekeningen 2017 tot en met 2019 zijn geen langlopende leningen opgenomen. Ook onder de kortlopende schulden zijn geen grote verplichtingen opgenomen. Onder de bedrijfskosten zijn drie kostensoorten opgenomen waarbij er sprake is van contractuele verplichtingen:
A: Personeelskosten. In het jaar 2019 waren gemiddeld 7 personen in dienst van [partij 1] op basis van een fulltime dienstverband. In 2018 waren dit 3 personeelsleden en in 2017 was dit 1 personeelslid.
B: [partij 1] heeft een huurovereenkomst gesloten, voor het pand [adres gezinshuis] , met [partij 2] Over de afgelopen voer kalenderjaren zijn de volgende huurlasten in rekening gebracht:
2016: € 92.950
2017: € 90.000
2018: € 227.500
2019: € 227.500
Het pand ( [adres gezinshuis] , is in 2015 voor een bedrag van € 660.000 aangekocht door [partij 2] Daarnaast is voor een bedrag van 105.362 verbouwd in de periode 2016 tot en met 2019. Deze nota’s zijn direct betaald door [partij 1]
C: [partij 1] heeft een managementovereenkomst gesloten, voor het aansturen van de activiteiten, met [partij 2] Over de afgelopen vier kalenderjaren zijn de volgende managementvergoedingen doorberekend:
2016: € 100.000
2017: € 148.242
2018: € 275.030
2019: € 214.000
(…)
Dividend
Boekjaar 2018: € 400.000
Boekjaar 2019: € 425.000
3.30.
[naam bedrijf 1] concludeert in haar rapport dat [partij 1] over de boekjaren 2016 tot en met 2019 vergoedingen ter hoogte van in totaal € 2.200.222,00 aan [partij 2] heeft betaald. Daarin staat ook dat het gemiddelde jaarsalaris van het personeel van [partij 1] in de jaren 2017, 2018 en 2019 respectievelijk € 23.799,00, € 23.876,00 en € 23.759,00 bedroeg, dat dit iets meer is dan het minimumloon van € 21.203,00 inclusief vakantiegeld in 2019 en dat er vrijwel geen sprake is geweest van inhuur van derden.
3.31.
Op 25 maart 2021 heeft [naam bedrijf 1] nader gerapporteerd aan [de gemeente] over de declaraties voor ambulante hulp. Uit dat rapport wordt geciteerd:
Naar aanleiding van de bovenstaande analyse van de declaraties voor ambulante begeleiding, zowel direct gedeclareerd bij [de gemeente] alsmede gedeclareerd via [partij 5] , zijn er de volgende observaties:
1. In 2018 is voor meer dan 7.000 uur voor extra ambulante (jeugdhulp-)begeleiding gedeclareerd bij [de gemeente] . Uit de jaarrekening 2018 blijken geen navenante kosten voor de inzet van deze specialistische begeleiding, gezien de beperkte personele kosten ad € 71.627. Een gemiddeld uurtarief van € 10 voor een dergelijke professional is opmerkelijk en voor alsnog niet realistisch.
2. In 2019 is er een forse daling van de het aantal uren voor ambulante (jeugdhulp)begeleiding van 7.050 uur in 2018 naar 4.549 uur in 2019. Ondanks deze daling van deze ambulante begeleidingsuren is er in de jaarrekening wel een stijging van de personele kosten zichtbaar van circa € 100.000.
Het gemiddelde uurtarief van € 38 in 2019 voor de ambulante vergoeding is hoger dan in 2018 (€ 10). Wij constateren wel ontvangsten uit het stagefonds, hetgeen betekent dat er ook diverse stagiaires zijn ingezet door [gezinshuis 1] . De personele kosten van deze stagiaires zijn wel meegenomen in de bepaling van het uurtarief. Indien deze stagekosten worden gecorrigeerd dan zal het uurtarief van € 38 lager. Overeenkomstig punt 1 zijn dergelijke lage tarieven voor dergelijke professionals opmerkelijk en voor alsnog niet realistisch. De gemiddelde uurvergoeding voor een specialistische behandeling bedraagt gemiddeld € 80 a € 90.
3. In 2018 is ambulante vergoeding per dagdeel gedeclareerd voor specialistische behandeling in groepsvorm. Er zijn 785 dagdelen gedeclareerd. Dat zijn omgerekend 393 dagen. Daarnaast blijkt uit de jaarrekening dat er beperkte kosten voor (extern) personeel zijn gemaakt om deze specialistische inhuur in te kopen. Naast deze specialistische groepsbehandeling zijn eveneens 814 uren aan individuele begeleiding besteed. Uitgaande van 8 uur per dag aan specialistische behandeling zijn dat omgerekend nog eens 100 fulltime dagen.
Op basis van de punten 1,2 en 3 bestaat het risico dat de specialistische behandelingen
(gedeclareerd via geldstroom 2) niet zijn geleverd. Uiteraard onder de restrictie dat beide
aandeelhouders niet geëquipeerd zijn om dergelijke specialistische behandelingen toe te
passen.
3.32.
Op 12 april 2021 heeft [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] , tot zekerheid van verhaal van een vordering tot schadevergoeding van € 1.007.678,00 inclusief rente en kosten, ten laste van [gedaagden] conservatoir derdenbeslag laten leggen onder Coöperatieve Rabobank U.A. te Amsterdam en laste van [partij 2] conservatoir beslag laten leggen op twee onroerende zaken.
3.33.
Bij brief van 15 april 2021 heeft [de gemeente] [partij 5] bericht dat zij [partij 5] aansprakelijk houdt voor de schade die zij uit hoofde van wanprestatie lijdt wegens ondermaatse of niet verleende jeugdzorg, althans dat zij aanspraak maakt op terugbetaling van hetgeen zij onverschuldigd heeft betaald.
3.34.
In mei 2021 heeft [de gemeente] , tot zekerheid van verhaal van een vordering tot schadevergoeding, althans onverschuldigde betaling van € 1.207.304,00 exclusief rente en kosten, ten laste van [gedaagden] conservatoir beslag laten leggen onder een viertal banken en ten laste van [partij 2] op twee onroerende zaken.
3.35.
Op 4 juli 2021 heeft [partij 1] een schriftelijk overzicht van gegeven behandelingen verstrekt. Daarin staat:
[partij 5] schrijft het volgende over behandeling:
"Behandeling is nodig om gezinshuisplaatsingen voor een complexe doelgroep mogelijk te maken. Binnen de gezinshuizen verblijft een doelgroep van kinderen met complexe problematiek waarbij hechtingsproblemen nogal eens samengaan met cognitieve beperkingen en/of psychiatrische ziektebeelden. Het vergt voortdurende inspanning en (behandel) interventies om deze kinderen te kunnen laten profiteren van de normaliteit van een gezin. Hun gedragingen vormen een voortdurende bedreiging voor het deel kunnen nemen aan het leven van alledag. Behandeling is kortdurend maar soms ook langdurend of terugkerend nodig om 'uitval' te voorkomen. Behandelen heeft drie dimensies:
1. Aanbieden van individuele behandelmodulen (bv. EMDR, cognitieve therapie, speltherapie, PMT, systeemgerichte interventies, etc.) ten behoeve van het opheffen van stagnaties in de ontwikkeling en/ of het bevorderen van een gezonde ontwikkeling. In de visie van [partij 5] betreft dit behandelingen die buiten het gezinshuis vorm krijgen en dus ingekocht worden bij andere zorgaanbieders.
2. De doelgroep kinderen die in gezinshuizen verblijven kenmerken zich door cognitieve beperkingen, psychiatrische ziektebeelden vaak in combinatie met hechtingsproblematiek. Van deze doelgroep is bekend dat zij moeite hebben met de transfer van het geleerde in de therapieruimte naar het leven van alledag.
Dit behoeft professionele begeleiding van de gezinshuisouders, die in aanvulling op de therapeut inspanningen leveren om het geleerde in de therapie te vertalen naar het dagelijks leven. In de visie van [partij 5] vindt deze verlengde behandeling plaats in het gezinshuis en moet dus onderdeel zijn van de zorgindicatie.
Na een opsomming van jeugdigen en hun behandeling door zorgverleners buiten [partij 1] staat:
Intern behandeling
Intern maakte we de transfer van het geleerde in de therapieruimte naar het leven van alle dag. Deze verlengde behandeling vond plaats binnen het gezinshuis. Ook was er een gedragsdeskundige aanwezig welke het personeel en gezinshuisouders bijstond en advies gaf maar ook individuele interventies deed of behandelgesprekken met kinderen.
Ook werd er intern IQ onderzoek afgenomen bij cliënten en sociaal emotioneel onderzoek gedaan waarna er weer doelen werden gevormd om aan te werken in het plan van de client. Deze plannen werden jaarlijks opnieuw gemaakt door de gedragswetenschapper in samenwerking met gezinshuisouders en personeel. Bij cliënten ouder dan 12 jaar werd het plan ook met hen besproken en hadden ze inspraak. Het plan werd voor akkoord ondertekend door de gezagsdrager(s) (vaak voogden/soms ouders) waarna de behandel coördinator het plan kon goedkeuren in het systeem.
Vanaf dat moment konden alle medewerkers ermee aan het werk. Dit plan werd geëvalueerd en waar nodig bijgesteld.
De basic trust interventie was ingebed in ons dagelijkse handelen. Ook bood de gedragswetenschapper groepstherapie bijv. d.m.v. sociale vaardigheidstrainingen waarbij het vergroten van competenties in sociale situaties en het vergroten van het zelfvertrouwen het doel is. Bij sommige kinderen is het sociale gedrag niet beschikbaar omdat ze d.it nooit geleerd hebben. Andere kinderen hebben het wel geleerd maar laten het niet altijd zien. Een voordeel van groepstraining is dat er mogelijkheid is tot sociaal leren, door de interactie met de groepsgenoten. Een belangrijk onderdeel van de training is het nieuw aangeleerde gedrag te oefenen via een rollenspel. Hierbij zat huiswerk en oefenopdrachten. Dit werd ook met de kinderen gedaan. Daarnaast zijn er ook veel groepsgesprekken met de cliënten gevoerd en is er seksuele voorlichting gegeven aan de hand van de methode verliefd enzo en het vlaggensysteem.
Niet alle kinderen in gezinshuizen kregen directe behandeling van een therapeut. Het is maatwerk en afhankelijk van de problematiek of een kind directe behandeling van een therapeut nodig had en hier baat bij zou kunnen hebben. Directe behandeling werd pas ingezet als een kind zich veilig voelde en een veilige vertrouwenspersoon heeft, om dit te bereiken moest er eerst indirecte behandeling worden ingezet. Ook moet het kind intrinsiek gemotiveerd zijn voor directe behandeling. Wij werden gecoacht door Mandy onze behandel-/zorg coördinatoren en andere gedragswetenschappers zoals psychologen en orthopedagogen en therapeuten en het volgen van cursussen. Door het aanleren van technieken, het geven van handvatten en advies aan vond er indirecte behandeling van kinderen in ons gezinshuis plaats. De interventies van de therapeut en van ons vulde elkaar aan zoals twee puzzelstukjes, beide zijn nodig om behandeling van kinderen in het gezinshuis te doen slagen. Wij hebben verschillende interventies ingezet bij het opvoeden van kinderen in gezinshuizen om de structuur te handhaven en de veiligheid te waarborgen. Naast de "gewone" opvoedingsvaardigheden werd er gebruik gemaakt de Basic Trust methode waarbij er doelgericht gewerkt werd aan zowel de hechting en de afname van (ernstige) gedrags- en/of emotionele problemen door het vergroten van het basisvertrouwen van het kind. Wij droegen bij aan het mentaliseren zodat een kind zichzelf leert kennen, er worden spiegelgesprekken gehouden met de kinderen en er worden hulpmiddelen ingezet zoals een emotieskaarten. Wij waren ons bewust van ons handelen en werkte gericht aan de behandeldoelen van een kind. Wij benutte de dagelijkse gebeurtenissen zoals de maaltijden of het aanleren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen, het doen van een spel of een boodschap in de supermarkt om de sociale vaardigheden te oefenen en te werken aan de behandeldoelen van de kinderen binnen het gezinshuis. Niet alleen de dagelijkse gebeurtenissen werden hierbij ingezet, er werd ook bewust tijd ingepland om te werken aan de behandeldoelen.
Ook was er veel contact met andere gezinshuizen. Dit hielp cliënten te reflecteren op hun ervaringen en versterkte daarmee hun coping strategieën (strategieën om effectief om te gaan met bepaalde situaties), hun positie ten opzichte van gezinshuisouders en andere buitenstaanders en hun eigen acceptatie van het proces. We deden met grote regelmaat uitjes met elkaar, kwamen bij elkaar op visite en gingen gezamenlijk op vakantie.
Ook hielden we intervisie met 5 andere gezinshuisouders. Hierin werden cliënten, voorvallen en thema's besproken.
Ook werd er natuurlijk zorg gedragen voor tandarts, ziekenhuis en orthodontie behandelingen voor cliënten.
3.36.
Op 4 november 2021 heeft [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] verlof verkregen om tot zekerheid van verhaal van een vordering tot schadevergoeding van € 1.636.175,00 inclusief rente en kosten, ten laste van [gedaagden] conservatoir derdenbeslag laten leggen onder [naam bedrijf 2] te [plaats] en onder Coöperatieve Rabobank U.A. te Utrecht.

4.Het geschil

in de zaak 22-15

4.1.
[de gemeente] vordert ‒ na vermeerdering van eis ‒ dat de rechtbank [gedaagden] en [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] hoofdelijk zal veroordelen om bedragen van € 2.075.934,02, € 12.458,78, € 6.775,00 en € 5.499,88 aan [de gemeente] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over het eerstgenoemde bedrag, alsmede te vermeerderen met de proceskosten inclusief de wettelijke handelsrente en de nakosten.
4.2.
De verschuldigdheid van het bedrag van € 2.075.934,02 baseert [de gemeente] kort gezegd daarop dat [partij 1] en [partij 5] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de COB- en deelovereenkomsten, door tot dit bedrag meer zorg te declaren dan is verleend, althans dat zij dit bedrag onverschuldigd heeft betaald, althans dat [gedaagden] en [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] ten koste van [de gemeente] ongerechtvaardigd met dit bedrag zijn verrijkt.
Omdat [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] , in strijd met haar contractuele verplichting, heeft nagelaten de kwaliteit van de door [partij 1] geleverde zorg te controleren en te waarborgen, waardoor [partij 1] declaratiefraude heeft kunnen plegen, is [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] ook aansprakelijk voor de schade die [de gemeente] heeft geleden uit de rechtstreeks door [partij 1] bij [de gemeente] ten onrechte gedeclareerde zorg, althans is [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] ten koste van [de gemeente] ongerechtvaardigd verrijkt ter zake van de franchisevergoeding die [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] van [partij 1] heeft ontvangen voor deze rechtsreeks gedeclareerde zorg.
4.3.
[de gemeente] heeft betaald voor verblijf, behandeling (met specialistische begeleiding) en dagbesteding c.q. (specialistische) (intensieve) orthopedagogische gezins- en individuele behandeling, terwijl de jeugdigen hooguit begeleide huisvesting c.q. dagbesteding hebben genoten. De € 2.075.934,02 betreft het verschil tussen de contractuele waarde van de gedaclareerde en van de feitelijk geleverde jeugdzorg over de jaren 2015 tot en met 2020.
4.4.
[partij 2] en [partij 3 en 4] zijn als (middellijk) bestuurders voor de schuld van [partij 1] aansprakelijk, nu hun van het ontstaan ervan een persoonlijk ernstig verwijt te maken valt.
4.5.
Het bedrag van € 12.458,78 ziet op kosten die [de gemeente] stelt te hebben gemaakt ter vaststelling van de hiervoor bedoelde schade. Zij heeft verder € 6.775,00 aan buitengerechtelijke incassokosten gemaakt en € 5.499,88 aan beslagkosten, aldus [de gemeente] .
4.6.
[gedaagden] en [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] voeren verweer.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de zaak 21-257
in conventie
4.8.
[gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] vordert ‒ na vermeerderingen van eis en klaarblijkelijk ‒ dat de rechtbank [gedaagden] hoofdelijk zal veroordelen om bedragen van € 2.565.018,52, € 775.500,00, € 122.054,88 en € 6.775,00 aan [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] te betalen, steeds te vermeerderen met de wettelijke rente alsmede te vermeerderen met de proceskosten, waaronder beslagkosten ad € 4.157,13, en de nakosten.
4.9.
[gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] baseert de verschuldigdheid van het bedrag van € 2.565.018,52 kort gezegd daarop dat [partij 1] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de franchiseovereenkomst, althans jegens [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] onrechtmatig heeft gehandeld, door tot dit bedrag meer zorg bij [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] te declaren dan [partij 1] heeft verleend, althans dat [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] dit bedrag onverschuldigd heeft betaald, althans dat [partij 1] ten koste van [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] ongerechtvaardigd met dit bedrag is verrijkt. Het betreft hier zorg die in de periode 2015 tot en met 2020 werd c.q. had moeten worden verleend aan jeugdigen uit [de gemeente] en uit de gemeenten [plaats] , [plaats] , [plaats] en [plaats] .
4.10.
In het als volledig gepresenteerde petitum van de laatste eiswijziging in conventie staat een hoofdsom van € 2.217.884,92. Onderdeel daarvan is een bedrag van € 1.559.515,80 ter zake van niet geleverde zorg aan jeugdigen uit [de gemeente] , de gemeente [plaats] en de gemeente [plaats] in de jaren 2017, 2018, 2019 en 2020, aldus randnummer 3.2. van de akte vermeerdering van eis in conventie II. Uit de daaraan voorafgaande tabellen volgt echter dat deze schade over deze jaren volgens [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] niet € 1.559.515,80 maar in totaal € 1.906.649,4‬0 bedraagt. De schade in 2017 ad € ‭347.133,6‬0 (die op een eerdere pagina is gespecificeerd) heeft [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] hier kennelijk over het hoofd gezien. De rechtbank leest het petitum daarom in die zin verbeterd dat een hoofdsom van € 2.565.018,52 (€ 2.217.884,92 + € ‭347.133,6‬0) wordt gevorderd. ‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
4.11.
[gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] heeft [gedaagden] betaald voor verblijf met behandeling en, ter zake van jeugdigen uit [naam gemeente 3] , voor [gezinshuis 2] (d.i. een zeer kleinschalige woonvoorziening gericht op het voorkomen of verkorten van een gesloten traject, waarin 24-uurs begeleiding geboden kan worden), terwijl de jeugdigen hooguit lichte begeleiding hebben genoten.
De € 2.565.018,52 betreft het verschil tussen de contractuele waarde van de gedaclareerde en van de feitelijk geleverde jeugdzorg over de jaren 2015 tot en met 2020. [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] heeft de declaraties van [gedaagden] doorbelast aan en betaald gekregen van [de gemeente] en de gemeenten [plaats] , [plaats] , [plaats] en [plaats] . Deze gemeenten hebben jegens [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] aanspraak op vergoeding van het bedrag van € 2.565.018,52, welk bedrag [gedaagden] aan [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] verschuldigd is.
4.12.
[partij 2] en [partij 3 en 4] zijn als (middellijk) bestuurders voor de schuld van [partij 1] aansprakelijk, nu hun van het ontstaan ervan een persoonlijk ernstig verwijt te maken valt.
4.13.
Het bedrag van € 775.500,00 ziet op een door [gedaagden] verbeurde boete uit art. 26 van de franchiseovereenkomst, te weten € 5.000,00 boete voor overtreding art. 5 van de franchiseovereenkomst, vermeerderd met de 1541 dagen à € 500,00 dat deze overtreding vanaf 1 januari 2017 tot en met 22 maart 2021 heeft voortgeduurd.
4.14.
Volgens [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] bedragen de kosten van het onderzoek onder leiding van [zelfstandig adviseur] in totaal € 122.054,88 en is [gedaagden] gehouden om deze schade te vergoeden. [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] heeft in de dagvaarding betaling van dit bedrag gevorderd, als onderdeel van de gevorderde hoofdsom van € 1.222.983,08. In het als volledig gepresenteerde petitum van de laatste eiswijziging in conventie komt het bedrag van € 122.954,08 niet meer terug. Het is niet begrepen in de hoofdsom van € 2.217.884,92 en ook niet afzonderlijk opgenomen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] echter laten weten dat de onderzoekskosten volledig moeten worden toegewezen en dat het verweer dat [gedaagden] tegen vergoeding van deze kosten heeft gevoerd geen hout snijdt. Daaruit wordt afgeleid dat [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] deze vordering niet heeft willen prijsgeven.
4.15.
Het bedrag van € 6.775,00 ziet op buitengerechtelijke kosten van haar advocaat, aldus [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.]
4.16.
[gedaagden] voert verweer.
4.17.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
4.18.
[gedaagden] vordert – na vermeerdering van eis – dat de rechtbank,
primair [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] hoofdelijk zal veroordelen om een bedrag van € 2.562.000,00 vermeerderd met rente aan [gedaagden] te betalen,
subsidiair [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] hoofdelijk zal veroordelen om een bedrag van € 1.820.238,00 vermeerderd met rente aan [gedaagden] te betalen en
meer subsidiair voor recht zal verklaren dat [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] jegens [gedaagden] wanprestatie heeft gepleegd althans onrechtmatig heeft gehandeld en mitsdien schadeplichtig is ter hoogte van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag gelijk aan de waarde van de onderneming,
en voorts, zowel primair, subsidiair en als meer subsidiair, [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] hoofdelijk zal veroordelen om bedragen van € 6.303,64 en € 4.235,00 aan [gedaagden] te betalen,
met veroordeling van [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] in de proceskosten inclusief wettelijke rente.
4.19.
[gedaagden] stelt dat [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] de franchiseovereenkomst op onjuiste gronden heeft opgezegd en aldus jegens haar onrechtmatig gehandeld, althans zij is in de nakoming van haar verplichtingen uit deze overeenkomst tekortgeschoten. Deze handelwijze van [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] heeft ertoe geleid dat de onderneming van [gedaagden] moest worden gestaakt. De schade die [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] dient te vergoeden kan worden begroot op de waarde van de teloor gegane onderneming, te weten € 2.562.000,00, althans € 1.820.238,00, althans een door de rechtbank op basis van een deskundigenbericht van een accountant te bepalen waarde.
4.20.
Het bedrag van € 6.303,64 betreft een factuur van 14 april 2021 voor in maart 2021 door [gedaagden] geleverde zorg, die [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] nog moet voldoen.
4.21.
Het bedrag van € 4.235,00 ziet op de kosten die [gedaagden] heeft gemaakt voor het laten waarderen van haar gewezen onderneming. Dit zijn redelijke kosten ter vaststelling van schade en komen dus voor vergoeding door [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] in aanmerking, aldus [gedaagden]
4.22.
[gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] voert verweer.
4.23.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij zich zal concentreren op die onderdelen van het partijdebat die voor de beoordeling van de vorderingen relevant zijn.
in de zaak 22-15
in de procedure tegen [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.]
5.2.
[gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] erkent dat zij (hoofdelijk) aansprakelijk kan worden gesteld voor schade (in de jaren 2016-2020) veroorzaakt door [partij 1] in haar hoedanigheid van onderaannemer als gevolg van het feit dat zij over onvoldoende gekwalificeerd personeel beschikte en te weinig zorg, althans zorg van onvoldoende kwaliteit heeft verleend (randnummers 3.5., 3.7., 3.8. en 3.12. van de conclusie van antwoord), maar lijkt aan het slot van randnummer 3.9. wel een soort voorbehoud te maken voor het geval [partij 1] niet veroordeeld wordt tot het betalen van schadevergoeding, in welk geval [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] stelt dan ook niet aansprakelijk te kunnen worden gehouden voor de zorg die [partij 1] als onderaannemer van [partij 5] voor [de gemeente] heeft geleverd.
5.3.
Uit het feit dat in bijlage 2 bij de oorspronkelijke deelovereenkomsten niet en in bijlage 2 bij de gewijzigde overeenkomsten wel is bepaald dat bij onderaannemerschap de hoofdaannemer hoofdelijk aansprakelijk is voor o.a. de kwaliteitsbewaking (art. 5.9 van bijlage 2), kan niet worden afgeleid dat [partij 5] over 2015, in welk jaar de gewijzigde overeenkomsten nog niet golden, niet jegens [de gemeente] aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door [partij 1] . Zoals [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] zelf opmerkt (in randnummer 3.5. van haar conclusie van antwoord), is zij als hoofdaannemer aansprakelijk voor de schade die [partij 1] als onderaannemer heeft veroorzaakt. Deze aansprakelijkheid van de hoofdaannemer jegens de opdrachtgever voor handelen van een onderaannemer is gebaseerd op art. 6:76 BW. Of [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] al dan niet jegens [de gemeente] specifiek contractueel gehouden is de kwaliteit te bewaken, doet daaraan niet af, zoals [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] in randnummer 3.1. van de spreekaantekeningen van mr. Arends ook erkent.
5.4.
Op welk bedrag de schade moet worden begroot die [de gemeente] door de tekortkoming van [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] lijdt zal de rechtbank om proceseconomische redenen zo nodig op een later moment bepalen.
5.5.
Ter zake van de vraag of [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] ook aansprakelijk is voor schade die [de gemeente] lijdt door eenzelfde tekortkoming, maar dan van [partij 1] in de overeenkomst die [partij 1] rechtstreeks met [de gemeente] heeft gesloten, geldt het volgende.
5.6.
Het gaat hier met name om ambulante jeugdzorg die [partij 1] zelf bij de gemeente in rekening heeft gebracht. [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] heeft niet betwist dat dit gebeurde op basis van een met de COB-overeenkomst en de (gewijzigde) deelovereenkomsten vergelijkbare overeenkomst die [partij 1] en [de gemeente] destijds (mondeling) hebben gesloten, welke rechtsverhouding later is geformaliseerd door ondertekening op 3 april 2018 van de COB-overeenkomst en de gewijzigde deelovereenkomsten door [partij 1] (randnummer 2.7 van de dagvaarding). Hiervan kan dan in de procedure tegen [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] worden uitgegaan.
5.7.
Op zichzelf ligt niet voor de hand dat een derde als [partij 5] aansprakelijk is voor schade die gevolg is van tekortschieten door de contractuele wederpartij. Blijkens randnummers 8.6 en 8.7 van de dagvaarding legt [de gemeente] daaraan ten grondslag dat [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] , door ingevolge art. 5.9 van bijlage 2 bij de gewijzigde overeenkomsten te aanvaarden dat zij met [partij 1] als onderaannemer hoofdelijk aansprakelijk is voor de kwaliteitsbewaking, ook de verplichting op zich heeft genomen om de kwaliteit van de zorg te bewaken die [partij 1] als hoofdaannemer rechtstreeks in opdracht van [de gemeente] leverde, althans dat [de gemeente] daarop in redelijkheid mocht vertrouwen omdat [gezinshuis 1] zich als ‘ [naam 1] ’ mocht afficheren, en [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] vervolgens in de nakoming van deze verplichting is tekortgeschoten.
5.8.
Deze uitleg, die [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] heeft betwist, kan de rechtbank niet volgen. De verbintenis tot bewaking van kwaliteit uit art. 5.9 van bijlage 2 bij de gewijzigde overeenkomsten ziet naar haar aard als uitgangspunt slechts op zorg die onder deze overeenkomsten door een onderaannemer van [partij 5] wordt verleend en dus niet op rechtstreeks door [partij 1] als hoofdaannemer met de gemeente gecontracteerde zorg. Het enkele feit dat [partij 1] franchisenemer is betekent niet dat zorg die zij op basis van een eigen overeenkomst met [de gemeente] verleende ook onder dit toezicht van [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] valt, of dat [de gemeente] daarop mocht vertrouwen. Van professionele partijen als [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] en de gemeente mocht worden verwacht dat een dergelijke onwaarschijnlijk ruime aansprakelijkheid voor kwaliteitsbewaking in de tekst van hun overeenkomsten tot uitdrukking zou zijn gebracht. Dat is niet gebeurd. In deze procedure is gebleken dat [partij 1] ook over haar omzet uit de overeenkomst die zij rechtstreeks met [de gemeente] sloot een franchisevergoeding aan [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] betaalde. Dat deze omstandigheid [de gemeente] bij het aangaan en de uitvoering van de overeenkomsten met [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] bekend was heeft zij niet gesteld. Deze omstandigheid kan daarom niet aan haar gestelde vertrouwen bijdragen. [de gemeente] heeft haar uitleg verder niet toegelicht.
5.9.
Voor zover het gevorderde erop is gebaseerd dat [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] ook aansprakelijk is voor schade die [de gemeente] lijdt door een tekortkoming van [partij 1] in de overeenkomst die [partij 1] rechtstreeks met [de gemeente] heeft gesloten, is deze vordering dus niet toewijsbaar.
5.10.
[de gemeente] heeft verder nog uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking aanspraak gemaakt op de franchisevergoeding die [partij 1] aan [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] heeft betaald over de omzet uit de overeenkomst die [partij 1] rechtstreeks met [de gemeente] heeft gesloten. [de gemeente] heeft echter niet toegelicht hoe zij door afdracht van deze vergoeding is verarmd. Dat is bepaald niet evident. De afdracht staat los van de betaling van de rekeningen van [partij 1] door [de gemeente] , zij is ten laste gekomen van het vermogen van [partij 1] en niet van [de gemeente] , en [de gemeente] maakt jegens [partij 1] aanspraak op schadevergoeding, inclusief de door [partij 1] aan [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] afgedragen gelden. Ook in zoverre is het gevorderde niet toewijsbaar.
5.11.
Iedere verdere beslissing in de procedure tegen [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] zal worden aangehouden.
in de procedure tegen [gedaagden]
5.12.
Dit geschil spitst zich toe op de vraag of [partij 1] is tekortgeschoten in de verplichting uit haar eigen overeenkomst met [de gemeente] om de jeugdigen die aan haar zorg werden toevertrouwd ook daadwerkelijk de gecontracteerde en in rekening gebrachte zorg te verlenen, zoals [de gemeente] stelt en [gedaagden] betwist. Dan is in de eerste plaats van belang wat deze partijen hebben afgesproken over de aan deze zorg te stellen eisen. In dat verband geldt het volgende.
5.13.
[gedaagden] heeft niet betwist (en in randnummer 109 van de conclusie van antwoord in wezen beaamd) dat zij zorg verleende op basis van een met de COB-overeenkomst en de (gewijzigde) deelovereenkomsten vergelijkbare overeenkomst die [partij 1] en [de gemeente] in 2015 (mondeling) hebben gesloten, welke rechtsverhouding later is geformaliseerd door ondertekening op 3 april 2018 van de COB-overeenkomst en de gewijzigde deelovereenkomsten door [partij 1] . Hiervan kan dan ook in deze procedure tegen [gedaagden] worden uitgegaan. [partij 1] moest dus vanaf 2015 de verplichtingen van een aanbieder nakomen uit de COB-overeenkomsten en de (gewijzigde) deelovereenkomsten, die zij later alsnog heeft ondertekend.
5.14.
Tot deze verplichtingen behoorde de uitvoering van de zogeheten Individuele voorziening ‒ dat wil zeggen, de behandeling van en het verlenen van hulp, zorg en begeleiding aan jeugdigen ‒ conform de overeenkomsten met bijlagen, met voldoening aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving zoals de Jeugdwet, waaronder de wettelijke eisen inzake kwaliteit. De zorgverlening moest bovendien in overeenstemming zijn met de gangbare zorgvuldigheidsmaatstaven zoals die worden gehanteerd in de zorg- en welzijnssector. Zie hiervoor onder 3.9., 3.10., 3.11. en 3.15.
5.15.
[de gemeente] heeft, voor de eisen waaraan de door [partij 1] te verlenen jeugdhulp moest voldoen, gewezen op de ‘Toelichting productcodes voor de Jeugdhulp 2016’, geciteerd in 3.13. [gedaagden] heeft daarbij (in randnummers 58 en 61 van de antwoordakte vermeerdering van eis) de kanttekening geplaatst dat deze toelichting geen onderdeel uitmaakt van de COB-overeenkomst of de deelovereenkomsten, maar is bedoeld als werkinstructie voor ambtenaren van de gemeenten. Daarmee heeft [partij 1] echter niet betwist dat deze toelichting, zoals [de gemeente] klaarblijkelijk stelt, een beschrijving bevat van de gangbare zorgvuldigheidsmaatstaven zoals die worden gehanteerd in de zorg- en welzijnssector bij de verschillende indicaties, in de zin van art. 7 lid 2 van de (gewijzigde) deelovereenkomsten. In tegendeel, [partij 3] haalt in de bijlage bij haar e-mail van 25 april 2018 (hiervoor onder 3.20. geciteerd) klaarblijkelijk zelf de toelichting op productcode 43A55 aan. Van de toepasselijkheid van de normen uit de toelichting wordt dan uitgegaan. Dat geldt thans niet voor de normen uit de handleiding en de productenwaaier (respectievelijk productie 41 en 42 bij de akte vermeerdering van eis), nu deze dateren van na de periode waarop de vordering ziet. Het enkele feit dat deze normen volgens [de gemeente] zijn gebaseerd op wel in deze periode geldende wet- en regelgeving is onvoldoende om [partij 1] aan deze posterieur geformuleerde normen te kunnen houden. [partij 1] heeft de toepasselijkheid van normen uit productie 40 bij de akte vermeerdering van eis, getiteld ‘BIJLAGE 1: Regionale Inkoopplan 2016 e.v. Zuid Oost [plaats] ’ betwist op de grond dat het stuk geen onderdeel uitmaakt van de COB- en deelovereenkomsten en dat de status van dit stuk onbekend is (randnummer 52 van de antwoordakte vermeerdering van eis). [de gemeente] heeft de herkomst en relevantie van dit stuk niet meer toegelicht. Er bestaat dan thans eveneens onvoldoende aanleiding [partij 1] aan deze normen te houden.
5.16.
De productcodes van de zorg die [partij 1] op basis van haar eigen overeenkomst met [de gemeente] aan jeugdigen verleende, staan in deze procedure tussen partijen vast. Het staatje dat [partij 1] in randnummer 105 van de conclusie van antwoord daarvan heeft gegeven bevat dezelfde productcodes die [de gemeente] in haar akte houdende vermeerdering van eis als basis voor haar schadeberekening neemt, met uitzondering van de code 45A51. De toelichting bij deze code is echter gelijk aan die bij code 45A52, zodat dit onderscheid hier niet relevant is. In de beoordeling wordt dan ook betrokken of [partij 1] heeft gehandeld conform de in 3.13. geciteerde toelichting op de productcodes 43A55, 44A06, 45A52 & 45A51, 45A32, 45A54 en 45A57, met dien verstande dat hier met name de productcodes voor ambulante zorg van belang zijn, nu [partij 1] met name die zorg onder haar eigen overeenkomst met [de gemeente] moest verlenen en heeft gedeclareerd.
5.17.
Ingevolge art. 4.1.1 lid 1 van de Jeugdwet, aan de naleving waarvan [partij 1] zich dus ook contractueel heeft verbonden, verleent de jeugdhulpaanbieder verantwoorde hulp, waaronder wordt verstaan hulp van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige. In lid 2 is bepaald dat de jeugdhulpaanbieder zich op zodanige wijze organiseert, zich zodanig voorziet van kwalitatief en kwantitatief personeel en materieel en zorg draagt voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling, dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde hulp.
5.18.
In art. 5.1.1 van het Besluit Jeugdwet is de norm voor verantwoorde werktoedeling voorgeschreven; de jeugdhulpaanbieder zorgt ervoor dat de taken worden uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van een geregistreerde professional, zoals een bij de SKJ geregistreerde beroepsbeoefenaar. De aanbieder kan ook anderen dan geregistreerde professionals met deze taken belasten, mits de aanbieder aannemelijk kan maken dat de kwaliteit van de uit te voeren taken daardoor niet nadelig wordt beïnvloed. De aanbieder zorgt er voor dat de geregistreerde professionals hun taken kunnen verrichten volgens de voor hen geldende professionele standaarden.
5.19.
Dit voorschrift is als volgt toegelicht: “De norm van de verantwoorde werktoedeling komt erop neer dat organisaties in het jeugddomein het werk binnen hun organisatie moeten toedelen aan een geregistreerde professional. Dit is alleen anders als de organisatie aannemelijk kan maken dat werktoedeling aan anderen niet leidt tot kwaliteitsverlies (…) (
comply or explain). Een geregistreerde professional is een in het kwaliteitsregister jeugd (…) geregistreerde beroepsbeoefenaar. Met het oog daarop bepaalt artikel 5.1.1 van het Besluit dat werkzaamheden bij organisaties in het jeugddomein worden verricht door of onder verantwoordelijkheid van geregistreerde professionals. Daarmee wordt een balans gevonden tussen enerzijds een wettelijke verplichting en anderzijds maatwerk bij het inzetten van professionals. Organisaties in het jeugddomein kunnen ook andere beroepsbeoefenaren inzetten, mits die organisaties aannemelijk kunnen maken dat in die specifieke gevallen ook sprake is van verantwoorde werktoedeling. (…) De bewijslast rust dus op de organisaties; zij zullen aan moeten geven waarom wordt afgeweken van de hoofdnorm en dat deze afwijking niet gepaard gaat met kwaliteitsverlies. (…) Het kwaliteitsregister jeugd ziet op registratie van voor het jeugddomein relevante beroepen op minimaal hbo-niveau” (Stb. 2014/441 p. 43, 44 en 45).
5.20.
Vervolgens is de vraag of de jeugdzorg die [partij 1] heeft verleend in het licht van het voorgaande voldeed. In dat verband is het volgende van belang.
5.21.
In productie 43a bij de akte vermeerdering van eis heeft [de gemeente] een overzicht gegeven van de hoeveelheid zorg die over de jaren 2015 tot en met 2020 per productcode bij haar in rekening is gebracht. [gedaagden] heeft dit overzicht niet betwist. Van de juistheid wordt nu in deze procedure uitgegaan. De eerste regel van het overzicht ziet op zorg die [partij 5] bij [de gemeente] heeft gedeclareerd en is hier dus niet van belang. Verder luidt het overzicht als volgt:
AANTAL GEDECLAREERDE EENHEDEN
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verblijf met behandeling LVG en DB
43A55 (direct) in etmalen
15
41
4
28
313
Ambulant Individueel
45A52 in uren
2.451
4.837
3.096
2.169
389
Begeleiding specialistisch groep < 5
45A54 in dagdelen
444
761
785
513
86
Specialistisch individueel op loc. instelling
45A57 in uren
370
554
814
328
59
Verblijf met begeleiding excl. behandeling
44A06 in uren
46
41
Ambulant individueel zwaar
45A32 in uren
23
Ambulant individueel
45A51 in uren
162
5.22.
Ter zake van het personeel van [partij 1] geldt het volgende. [de gemeente] heeft in randnummer 2.3 van haar akte vermeerdering van eis in een staatje haar stellingen over het personeelsbestand van [partij 1] neergelegd. [gedaagden] heeft deze stellingen betwist en een eigen overzicht ingediend (productie 32 bij haar antwoordakte). Op dit overzicht staan twee, voor de zorgverlening niet relevante, facilitair medewerkers en ook gezinshuisouder [gezinshuisouder 1] , die pas op 1 januari 2021 in dienst is gekomen en dus voor de beoordeling van de vordering, die ziet op de periode tot 1 januari 2021, evenmin van belang is. Het overzicht vermeldt verder, in aanvulling op het staatje van [de gemeente] , dat in dienst zijn geweest; behandelcoördinator en psycholoog [behandelcoörd. en psycholoog] vanaf 1 juni 2020, gezinshuisouders [gezinshuisouders 2 en 3] gedurende twee zomermaanden in 2020, 2 jeugdzorgwerkers vanaf 1 juni c.q. 1 november 2020, externe pedagogen [externe pedagoog 1] en [externe pedagoog 2] gedurende 8 maanden in 2017, [partij 3 en 4] zelf en voorts een aanzienlijk aantal stagiaires.
5.23.
Met deze aanvulling wordt nu rekening gehouden, met dien verstande dat het overzicht niet de omvang van de aanstelling vermeldt. Zodoende onthoudt [gedaagden] de rechtbank en [de gemeente] gegevens die noodzakelijk zijn om goed inzicht te krijgen in de personele bezetting. Dat een aanstelling alleen niet zo veel zegt volgt bijvoorbeeld daaruit dat de inzet van [behandelcoörd. en psycholoog] volgens haar eigen zeggen beperkt is gebleven tot wekelijks aan paar uur (productie 40 van [gedaagden] ). [gedaagden] heeft niet concreet de omvang van de aanstelling en het opleidingsniveau betwist van de medewerkers op het staatje van [de gemeente] . Van de juistheid daarvan gaat de rechtbank dan in dit vonnis verder uit.
5.24.
Het voorgaande komt erop neer dat, naast [partij 3 en 4] , die in de gehele periode van 2015 tot en met 2020 werkzaam waren voor [partij 1] , de volgende werknemers in deze periode in dienst waren van [partij 1] :
- [naam 2] (WO): vanaf 2015 tot 1 september 2017 een halve dag per 3 maanden (ZZP), daarna tot medio 2019 0,46 FTE en vervolgens medio 2020 1 dag per week (ZZP).
- [naam 3] (MBO, vanaf 1 juni 2019 HBO): vanaf medio 2017 tot 31 augustus 2018 weekenddiensten, daarna tot 31 oktober 2018 0,6 FTE en daarna tot 31 augustus 2019 1 FTE en daarna tot 15 november 2019 0,8 FTE.
- [naam 4] (MBO): van 1 december 2018 tot 30 juni 2019, 0,2 FTE en daarna tot 31 juli (feitelijk tot medio mei) 2020 0,9 FTE.
- [naam 5] (MBO): van 21 januari 2019 tot 31 juli (feitelijk tot medio mei) 2020 0,9 FTE.
- [behandelcoörd. en psycholoog] (WO): vanaf 1 juni 2020, paar een per week
- [gezinshuisouder 2] (onbekend):vanaf 1 juni tot 1 augustus 2020, FTE onbekend
- [gezinshuisouder 3] (onbekend): vanaf 1 juni tot 1 augustus 2020, FTE onbekend
- [naam 6] (MBO): vanaf 1 juni 2020, ? FTE
- [naam 7] (MBO): vanaf 1 november 2020, FTE onbekend
- [externe pedagoog 1] (WO): vanaf 20 februari 2017 tot 13 oktober 2017, FTE onbekend
- [externe pedagoog 2] (WO): vanaf 20 februari 2017 tot 13 oktober 2017, FTE onbekend
5.25.
De Toelichting productcodes vermeldt voor ambulante zorg dat de productgroep is ingericht op individuele behandeling en begeleiding die gedaan wordt door HBO(+) geschoold personeel (productcodes 45A52 & 45A51 en 45A32), dat het specialistische zorg betreft aan cliënten met een verstandelijke handicap, een ernstige lichamelijke handicap of ernstige zintuigelijke handicap, die moet worden verleend in een groep van minder dan 5 kinderen (45A54) en dat het individuele, specialistische zorg betreft aan cliënten met een ernstige visuele beperking, een ernstige auditieve en/of communicatieve beperking, een somatische of psychogeriatrische aandoening/stoornis, een verstandelijke, lichamelijk of zintuigelijke handicap, een verstandelijke handicap met een psychische stoornis en ernstig probleemgedrag of met een licht verstandelijke handicap die gepaard gaat met ernstig probleemgedrag, waarbij alle behandeling en begeleiding wordt gedaan door WO geschoold personeel (45A57).
5.26.
Volgens [de gemeente] verbleven in het [gezinshuis 1] vanaf 2017 tot en met 2020 12 jeugdigen, exclusief de 2 kinderen van [partij 3 en 4] (randnummer 4.13 van de dagvaarding). [gedaagden] werpt op dat in [gezinshuis 1] zelf niet meer dan 8 kinderen aanwezig waren (randnummer 43 van de conclusie van antwoord). Hoeveel kinderen vanaf 2018 in het fasehuis werden opgevangen heeft [gedaagden] niet toegelicht. Over het overzicht van het aantal bij [partij 5] ingeschreven kinderen, bijlage 2 bij het rapport van [zelfstandig adviseur] (zie hiervoor onder 3.26., laatste zin) merkt [gedaagden] op dat dit overzicht niet representatief is voor de periode waarop de vordering ziet. Hoe het wel zit verduidelijkt zij niet, terwijl zij daartoe bij uitstek in staat moet worden geacht. Onduidelijk blijft dan hoeveel jeugdigen door de jaren heen in het [gezinshuis 1] en in het fasehuis verbleven c.q. werden opgevangen. Nu het echter in beide lezingen in ieder geval aanzienlijk meer dan 4 kinderen betreft, rijst de vraag hoe zorg werd verleend in een groep van minder dan 5 kinderen, zoals in productcode 45A54 is voorgeschreven. Een concrete toelichting van [gedaagden] op dit punt ontbreekt. Of de onder deze code gedeclareerde zorg daadwerkelijk is verleend kan dan in twijfel getrokken worden.
5.27.
De andere in 5.25. genoemde productcodes betreffen individuele zorg. Hoe deze individuele zorg binnen [partij 1] concreet vorm kreeg heeft [gedaagden] niet toegelicht. [partij 3] heeft ter zitting wel opgemerkt dat niet alle behandeling één op één hoeft plaats te vinden. Dat klopt op zichzelf, maar met deze opmerking blijft de onduidelijkheid op dit vlak bestaan. Die onduidelijkheid wordt vergroot door de toelichting van [gedaagden] in haar ‘Overzicht van gegeven behandelingen’ van 4 juli 2021, geciteerd in 3.35. en aangehaald in randnummer 15 van de antwoordakte vermeerdering van eis. Daarin staat namelijk dat het aanbieden van individuele behandelmodulen, zoals bijvoorbeeld EMDR, cognitieve therapie en speltherapie, buiten het gezinshuis vorm krijgt en bij andere zorgaanbieders wordt ingekocht. Het moge zo zijn dat [partij 3 en 4] zich inspanden om het geleerde in de therapieruimte te vertalen naar het dagelijks leven, door [gedaagden] ‘verlengde behandeling’ genoemd, maar, wat daarvan overigens zij, daarmee is niet concreet gemaakt dat deze verlengde behandeling ook individueel werd gegeven. In tegendeel, daarmee ontstaat de indruk dat de individuele zorg (grotendeels) werd uitbesteed en ook niet voor rekening kwam van [partij 1] nu zij niet opwerpt dat zij degene was die de individuele zorg bij andere zorgaanbieders inkocht en bovendien slechts in zeer beperkte mate uit de jaarstukken blijkt dat dit laatste gebeurde. Dat [naam 2] de gedragsdeskundige was die de gedeclareerde individuele zorg verleende weerspreekt zij, zoals hierna zal worden besproken.
5.28.
Thans moet aangenomen worden dat [naam 2] tot medio 2020 de enige wetenschappelijk geschoolde medewerker was die [partij 1] op duurzame basis in dienst heeft gehad. [naam 2] heeft schriftelijk verklaard dat zij zelf geen (structurele) behandeling of specialistische begeleiding heeft gegeven (productie 37 van [de gemeente] ). Er is dan aanleiding te betwijfelen of de onder productcode 45A57 gedeclareerde zorg daadwerkelijk is verleend. Te meer daar [partij 3] bij e-mail van 25 april 2018 (hiervoor onder 3.20. geciteerd) heeft verklaard dat deze zorg altijd door een orthopedagoog wordt gegeven en zij zelf geen orthopedagoog is. Volgens [gedaagden] waren gedurende 8 maanden in 2017 twee externe pedagogen voor haar werkzaam. Welk werk zij concreet verrichtten en voor hoeveel uur per week heeft zij echter niet duidelijk gemaakt. Zodoende wordt de hiervoor bedoelde twijfel niet weggenomen, nog daargelaten dat blijkens het overzicht in 5.21. onder productcode 45A57 is gedeclareerd in de periode 2016 tot en met 2020, dus grotendeels buiten de 8 maanden in 2017.
5.29.
De zorg met productcodes 45A52 & 45A51 en 45A32 moest volgens de Toelichting productcodes, behalve individueel, ook worden verleend door HBO respectievelijk HBO+ geschoold personeel. Onder deze codes, en met name code 45A52, heeft [partij 1] een aanzienlijk aantal zorguren gedeclareerd, bijvoorbeeld in 2017 4.837 uren. Dat is voor meer dan twee mensen een fulltime baan, zelfs aangenomen dat zij 40 uur per week en 52 weken per jaar individuele zorg zouden kunnen verlenen. Behalve [naam 2] , die zoals gezegd heeft verklaard dat zij zelf geen (structurele) behandeling of specialistische begeleiding heeft gegeven, waren alleen [partij 3 en 4] als HBO(+)’ers werkzaam voor [partij 1] . In aanmerking genomen dat in [partij 1] ook de door [partij 5] bij gemeenten [naam gemeente 2] en [naam gemeente 3] gedeclareerde zorg moest worden verleend en dat [partij 3 en 4] naast het verlenen van zorg verder nog een onderneming hadden te besturen, rijst ook om deze reden twijfel eraan dat de gedeclareerde individuele zorg daadwerkelijk is verleend. Dat volgens [gedaagden] [partij 3 en 4] ieder 16 uur per dag, 7 dagen per week en 51 weken per jaar werkten (randnummer 107 van de conclusie van antwoord en 10.9 van productie 30 bij die conclusie) maakt het voorgaande niet wezenlijk anders. Dat zij in staat waren meer dan fulltime individuele zorg te verlenen wordt daarmee niet aannemelijk. [gedaagden] heeft er verder op gewezen dat volgens art. 5.1.1. van het Besluit Jeugdwet zorg ook onder verantwoordelijkheid van [partij 3 en 4] door anderen mocht worden verleend. Zonder nadere toelichting, die nu ontbreekt, moet echter ervan worden uitgegaan dat dit voor productcodes 45A52 en 45A32 niet was toegestaan, nu in de toelichting op deze code erop wordt gewezen dat het opleidingsniveau van de professional een belangrijke indicatie is voor de intensiteit/zwaarte van de behandeling en alle behandeling en begeleiding wordt gedaan door HBO(+) geschoold personeel. Te meer nu [partij 3] heeft verklaard dat behandelingen niet door MBO’ers werden verricht (zie hiervoor onder 3.20.).
5.30.
[partij 1] heeft verder zelf onder productcode 43A55 gedeclareerd, volgens [de gemeente] voor in totaal een bedrag van € 91.954,24 (randnummer 4.1 van en productie 43a bij de akte vermeerdering van eis). Het gaat hier om verblijf binnen een kleine overzichtelijke groep waarbij intensieve betrokkenheid is vereist, met behandeling door een professional die specifiek betrekking heeft op de aandoening, stoornis of beperking van de jeugdige (zie hiervoor onder 3.13.) Dit product wordt per etmaal gedeclareerd. Evident is dat niet gedurende het hele etmaal behandeling hoeft plaats te vinden. Anderzijds ligt ook niet voor de hand dat onder deze code zorg mocht worden gedeclareerd terwijl geen behandeling werd gegeven. Voor verblijf met begeleiding exclusief behandeling bestond immers het product 44A06 (dat tegen een aanzienlijk lagere vergoeding declarabel was).
5.31.
De Toelichting sluit niet uit dat deze behandeling niet persoonlijk door [partij 3 en 4] als geregistreerde professionals (SKJ’ers) werd verleend, maar onder hun verantwoordelijkheid door anderen, zoals art. 5.1.1 van het Besluit Jeugdwet toestaat. [gedaagden] maakt echter niet duidelijk aan wie en op welke manier dergelijke delegatie van zorgverlening vorm kreeg. Nu [partij 3] wel heeft verklaard dat behandelingen niet door MBO’ers werden verricht (zie onder 3.20.) ligt in de rede nu aan te nemen dat delegatie van behandelingen niet daadwerkelijk plaatsvond. [gedaagden] heeft zich niet duidelijk op het standpunt gesteld dat zorgverlening in de vorm van behandeling ook zelfstandig door anderen dan geregistreerde professionals werd verricht, zoals volgens art. 5.1.1 van het Besluit Jeugdwet in beginsel ook mogelijk is. Mocht zij dat wel hebben beoogd, dan geldt nu dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kwaliteit van de behandeling daardoor niet nadelig werd beïnvloed, zoals zij ingevolgde toelichting op deze bepaling moet stellen en zo nodig moet bewijzen. Bij deze stand van zaken moet nu worden aangenomen dat [partij 3 en 4] ook zelf het leeuwendeel van de behandelcomponent van de onder productcode 43A55 gedeclareerde zorg voor hun rekening moesten nemen. Zoals hiervoor onder 5.29. is overwogen, is nu niet aannemelijk dat zij daartoe in staat waren.
5.32.
Verder is van belang dat [partij 1] haar inkomsten voor het overgrote deel verwierf met zorgverlening aan jeugdigen uit [de gemeente] . De inkomsten uit deze bron bedroegen in de periode 2015 tot en met 2020 in totaal ongeveer € ‭3.400.000, zie hiervoor onder 3.14. Ook als in aanmerking wordt genomen dat [partij 1] tevens aan enkele jeugdigen uit andere gemeenten zorg verleende en [partij 3 en 4] voor hun inzet moest belonen, is opmerkelijk dat [partij 1] volgens [naam bedrijf 1] (zie 3.30.) in staat is gebleken over de boekjaren 2016 tot en met 2019 ‬in totaal ruim € 2.200.000,00 voor c.q. aan haar aandeelhouder [partij 2] te betalen. Uiteraard mag [partij 1] aan de zorgverlening verdienen, maar een zodanig disproportioneel geldelijk gewin ondersteunt de twijfels die over de daadwerkelijke levering van de gedeclareerde zorg zijn gerezen, zeker in het licht van de opmerking van de wetgever dat ‘Van jeugdhulpaanbieders wordt verwacht dat ze zich als maatschappelijk ondernemer gedragen’ (TK 2012–2013, 33 684, nr. 3, p. 164). ‬‬‬‬‬
5.33.
Al met al heeft [gedaagden] het standpunt van [de gemeente] dat zij is tekortgeschoten in de verplichting uit haar eigen overeenkomst met [de gemeente] om de jeugdigen die aan haar zorg werden toevertrouwd ook daadwerkelijk de gecontracteerde en in rekening gebrachte zorg te verlenen, op weinig overtuigende wijze betwist. De verklaringen van de [partij 4] ter zitting dat ‘het geleerde in de praktijk brengen’ ook onder behandeling moet worden begrepen en dat [partij 1] nooit is gevraagd of de productcode wel juist was, alsmede de verklaringen van [partij 3] ter zitting dat wonen in het [gezinshuis 1] op zichzelf reeds als behandeling kan gelden en dat behandeling ook kan bestaan in een bepaalde manier van communiceren, lijken, in tegendeel, het standpunt van [de gemeente] juist te onderschrijven.
5.34.
Het voorgaande, waaraan niet kan afdoen dat [de gemeente] zelf geen rechtmatigheidsonderzoek in de zin van art. 6b.1 van de Regeling Jeugdwet heeft verricht, biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat [partij 1] daadwerkelijk is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit haar overeenkomsten met [de gemeente] , in die zin dat de rechtbank voorshands bewezen acht dat [partij 1] in de jaren 2015 tot en met 2020 niet alle onder productcodes 43A55, 44A06, 45A32, 45A51, 45A52, 45A54 en 45A57 vereiste zorg ook daadwerkelijk heeft verleend. [de gemeente] heeft daarvoor voldoende overtuigende aanwijzingen verschaft. De rechtbank zal [gedaagden] toelaten tot tegenbewijs. [de gemeente] zij erop gewezen dat zij desgewenst in contra-enquête nader bewijs van de voorshands bewezen geachte feiten dient te leveren. Zij zal in beginsel nadien daartoe geen gelegenheid meer krijgen (zie HR 26 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ8766).
5.35.
Verdere beslissingen, waaronder beslissingen over de omvang van een eventuele schadevergoedingsverplichting en over bestuurdersaansprakelijkheid, zullen worden aangehouden.
in de zaak 21-257
in conventie
5.36.
[gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] verwijt [gedaagden] in de nakoming van uiteenlopende verplichtingen uit de franchiseovereenkomst te zijn tekortgeschoten. Zij vordert in de eerste plaats schadevergoeding bestaande uit het verschil tussen gedeclareerde en daadwerkelijk verleende zorg. In dat verband is van belang dat [gedaagden] volgens [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] is tekortgeschoten in de nakoming van de uit art. 5.3. van de franchiseovereenkomst in samenhang met art. 4.2.3. van het franchisehandboek voortvloeiende verplichting om aan art. 4.1.1. van de Jeugdwet te voldoen, dat wil zeggen de verplichting om verantwoorde hulp te verlenen.
5.37.
[gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] beroept zich op het franchisehandboek uit 2017. [gedaagden] betwist de ontvangst van dit handboek en werpt op dat aan haar alleen het handboek uit 2013 ter beschikking is gesteld. In art. 4.2.3. van het handboek uit 2013 staat hetzelfde als in 3.6. is geciteerd uit het handboek uit 2017, met dien verstande dat in de opsomming van wetten die gelden voor de franchisegever niet de Jeugdwet is genoemd. Dit laatste ligt voor de hand nu de Jeugdwet na 2013 in werking is getreden. Dat [partij 1] op basis van de franchiseovereenkomst, vanaf de volledige inwerkingtreding van de Jeugdwet op 1 januari 2015 gehouden was aan art. 4.1.1. van die wet te voldoen, heeft zij echter verder niet betwist. [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] kan haar daaraan dan houden. Bij deze stand van zaken kan hier in het midden blijven of [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] het handboek uit 2017 aan [gedaagden] heeft verstrekt, omdat het niet aan de gebondenheid van [partij 1] aan de Jeugdwet in de weg staat.
5.38.
[partij 1] moest dus verantwoorde hulp verlenen in de zin van art. 4.1.1. van de Jeugdwet. In overwegingen 5.17. tot en met 5.19. heeft de rechtbank uiteengezet wat daaronder moet worden verstaan. Deze overwegingen worden hier als herhaald en ingelast beschouwd.
5.39.
Dat [partij 1] in de jaren 2015 tot en met 2020 geen verantwoorde hulp heeft verleend heeft [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] daarop gegrond dat bij [partij 1] jeugdigen met zware indicaties waren geplaatst, terwijl [partij 1] onvoldoende gekwalificeerd personeel in dienst had en in te beperkte mate externe expertise inhuurde om aan die zorgvraag en aan de norm van verantwoorde werktoedeling te kunnen voldoen. [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] heeft dit zakelijk weergegeven als volgt toegelicht.
5.40.
Voor zorg aan jeugdigen uit de gemeenten [plaats] , [plaats] en [plaats] die bij [partij 1] waren geplaatst is door [partij 5] vanaf 2016 steeds gedeclareerd onder productcode 43A55. Blijkens de Toelichting productcodes voor de jeugdhulp 2016 (zie hiervoor onder 3.13.) betreft dit wonen met behandeling en begeleiding, waarbij integrale behandeling en verblijf in een kleine overzichtelijke groep en intensieve betrokkenheid vereist zijn en behandeling wordt geleverd door een professional die specifiek met de aandoening, stoornis of beperking van de jeugdige aan de slag gaat.
Voor zorg aan jeugdigen uit de gemeenten [de gemeente] en [naam gemeente 4] die bij [partij 1] waren geplaatst is door [partij 5] in 2015 gedeclareerd onder productcode 38410 (J 3 LVG BH en DB). Volgens [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] betreft dit, net als de vanaf 2016 gehanteerde productcode 43A55, een verblijfsproduct met behandeling en dagbesteding, maar waren de codes van zorgproducten onder de Jeugdwet in 2015 nog niet gestandaardiseerd en is daarom toen de code gebruikt die voorheen onder de werking van de AWBZ voor deze zorg werd gehanteerd.
5.41.
Voor zorg aan jeugdigen uit [naam gemeente 3] die bij [partij 1] waren geplaatst is door [partij 5] steeds gedeclareerd onder productcode 43105, te weten ‘ [gezinshuis 2] ’. Blijkens de inkoopdocumenten (zie hiervoor onder 3.17.) betreft dit een zeer kleinschalige woonvoorziening van maximaal 3 jeugdigen in het gezin, waarin de gezinshuisouders intensief samenwerken met een specialistisch team, onder wie een systeembegeleider, een gedragswetenschapper en pedagogische medewerkers, en waarin 24-uursbegeleiding geboden kan worden.
5.42.
Het was aan [partij 1] om deze door [partij 5] in rekening gebrachte zorg daadwerkelijk te verlenen. [partij 1] bood geen hulp in een kleine overzichtelijke groep (van maximaal 3 jeugdigen), maar aan een veel grotere groep tot zelfs 12 jeugdigen; zelfs ruim het dubbele van het maximum van 5 cliënten uit art. 6 van de franchiseovereenkomst. [partij 1] had 1 behandelcoördinator in dienst voor 16 uur per week en vanaf eind 2018 voor 8 uur per week. Daarnaast waren tot 31 juli 2020 2 jeugdzorgmedewerkers voor 36 uur per week werkzaam en tot 30 november ook nog 1 jeugdzorgmedeweker voor 27 uur per week. Verder was een groot aantal stagiaires werkzaam voor [partij 1] , in de jaren 2019 en 2020 7 personen, voor in totaal 146 uur per week. Met deze bezetting beschikte zij niet over voldoende gekwalificeerde personeel om aan zoveel jeugdigen de in 5.40. en 5.41. bedoelde intensieve zorg te kunnen verlenen. Die zorg is ook niet ingehuurd, nu dat alleen in 2019 en voor het relatief geringe bedrag van € 4.194,00 is gebeurd, aldus [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.]
5.43.
Over de door [partij 5] in 2015 gedeclareerde zorg onder productcode 38410 merkt [gedaagden] op dat de AWBZ niet van toepassing is en dat [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] ten onrechte stelt dat de zorg bij de overgang van de AWBZ naar de Jeugdwet inhoudelijk is veranderd (randnummers 23 en 24 van de antwoordakte vermeerdering van eis in conventie). De rechtbank kan [gedaagden] hierin niet volgen. In randnummer 2.5. van de akte vermeerdering van eis in conventie stelt [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] niet dat in 2015 ingevolgde AWBZ zorg werd verleend of dat deze zorg inhoudelijk is veranderd, maar enkel dat de zorg die onder code 38410 in 2015 is gedeclareerd gelijk is aan de vanaf 2016 op productcode 45A55 gedeclareerde zorg en dat in 2015 alleen de AWBZ-code is gebruikt, omdat nog geen standaardcodes onder de nieuwe Jeugdwet beschikbaar waren. Dat betwist [gedaagden] niet. Daarvan wordt nu verder uitgegaan.
5.44.
Dat van productcode 38410 geen beschrijving voorhanden is, zoals [gedaagden] in randnummer 27 van de antwoordakte vermeerdering van eis in conventie op zichzelf terecht opmerkt, is dan niet van belang. Uit het voorgaande volgt dat voor dit zorgproduct inhoudelijk de eisen golden van productcode 45A55, waarvan wel een beschrijving voorhanden is.
5.45.
[gedaagden] werpt in randnummer 27 eveneens terecht op dat [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] in randnummer 2.6. van de akte vermeerdering van eis in conventie ten onrechte de zorg die onder codes 38410 en 45A55 aan jeugdigen uit de gemeenten [naam gemeente 2] moest worden verleend, toetst aan de beschrijving van zorg op basis van ‘ [gezinshuis 2] ’, die met [naam gemeente 3] was overeengekomen. Dit laat echter onverlet dat [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] in de dagvaarding wel mede aan de hand van de juiste beschrijving heeft gesteld dat de onder productcode 43A55 vanaf 2017 gedeclareerde zorg niet is verleend. Nu valt aan te nemen dat deze stellingen ook zien op de in 2015 en 2016 gedeclareerde zorg.
5.46.
Volgens [gedaagden] heeft [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] in randnummers 4.24 en 4.25 van de dagvaarding een cruciale denkfout gemaakt door aan te nemen dat binnen het gezinshuis tevens ruimte moet zijn voor 24-uurs begeleiding en aldus te miskennen dat er tijdens schooltijd geen begeleiding aanwezig hoeft te zijn (randnummer 162 van de conclusie van antwoord). Ook daarin kan [gedaagden] niet worden gevolgd. [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] doelt klaarblijkelijk en terecht slechts daarop dat in het product ‘ [gezinshuis 2] ’ begrepen is dat zo nodig, bijvoorbeeld als de jeugdige niet naar school kan gaan, 24-uurs begeleiding kan worden geboden zonder extra zorgtoekenning, en niet dat deze mogelijkheid ook continu wordt benut.
5.47.
Van groter gewicht is de tegenwerping van [gedaagden] dat [partij 5] de productcode bepaalde van de te verlenen zorg, dat [partij 5] maar één code hanteerde, dat over de code geen overleg met [partij 1] plaatsvond en dat [partij 1] van [partij 5] ook geen instructie over de te verlenen zorg heeft gekregen. Zie randnummers 124 en 152 van de conclusie van antwoord, randnummer 10 van de antwoordakte vermeerdering van eis in conventie en randnummer 14 van de spreekaantekeningen van mr. Visser. Daarmee miskent [gedaagden] evenwel dat zij zich contractueel heeft verbonden verantwoorde hulp te verlenen in de zin van art. 4.1.1 lid 1 van de Jeugdwet. Dat brengt mee dat zij er zelf voor moest zorgen dat de zorg die zij verleende voldeed aan de geïndiceerde, aan de hand van de productcode inhoudelijk beschreven zorg. Zij kan zich niet verschuilen achter onwetendheid daarover. Voor zover zij niet precies wist wat haar te doen stond had zij daar zelf door [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] duidelijkheid over moeten laten scheppen, waartoe in art. 4.2.3. van het Handboek ook de duidelijke mogelijkheid is geschapen. De vraag of de indicaties al dan niet terecht zijn gesteld is in dit verband niet relevant. Het gaat om de vraag of de geïndiceerde zorg is verleend. Dat blijkens de ‘Taken en verantwoordelijkheden bij zorgverlening cliënten in [naam 1] ’ (productie 36 bij conclusie van antwoord, aangehaald in randnummer 142 van de conclusie van antwoord en in randnummer 9 van de antwoordakte vermeerdering van eis in conventie) de hoofdbehandelaar van [partij 5] ook taken en verantwoordelijkheden heeft ter zake van de zorgkwaliteit, ontslaat [partij 1] niet van haar eigen, contractueel bedongen verantwoordelijkheden op dit vlak.
5.48.
[gedaagden] betwist dat [partij 1] de in de toelichting op productcode 43A55 beschreven zorg niet daadwerkelijk heeft geleverd (randnummer 160 conclusie van antwoord). In de opsomming van de zorg die [gedaagden] vervolgens in randnummer 164 ter toelichting op deze betwisting heeft gegeven wordt echter op het eerste gezicht niet gerept van de onder productcode 43A55 beschreven, specifiek op de aandoening, stoornis of beperking van de betreffende jeugdige betrekking hebbende behandeling door een professional (behandelaar). Zeker niet als daarbij de, in de hiervoor aangehaalde ‘Taken en verantwoordelijkheden’ genoemde voorbeelden van behandelingen die door een behandelaar worden geboden, in aanmerking worden genomen, te weten logopedie, fysiotherapie, psychotherapie en speltherapie. Het faciliteren van het halen van een zwemdiploma en van het beoefenen van sport, bijbaan- en huiswerkbegeleiding, ondersteuning bij het onderhouden van vriendschappen en van een sociaal netwerk en het geven van seksuele voorlichting steekt daarbij bepaald schril af. Deze opsomming is mogelijk niet limitatief bedoeld en deze zorg valt wellicht ook onder de beschrijving van productcode 43A55, maar het voorgaande biedt niettemin gerede grond te betwijfelen dat de volgens productcodes 38410 en 43A55 vereiste
behandelingdaadwerkelijk aan de jeugdigen is geboden. De stukken uit de twee cliëntendossiers die [gedaagden] heeft overgelegd (producties 70, 71 en 72 bij de antwoordakte vermeerdering van eis in conventie) doen hieraan onvoldoende af, nu daaruit niet blijkt van concrete behandeling.
5.49.
Deze twijfel wordt versterkt door de verklaringen van de [partij 4] ter zitting dat ‘het geleerde in de praktijk brengen’ ook onder behandeling moet worden begrepen en dat [partij 1] nooit is gevraagd of de productcode wel juist was, alsmede de verklaringen van [partij 3] ter zitting dat wonen in het [gezinshuis 1] op zichzelf reeds als behandeling kan gelden en dat behandeling ook kan bestaan in een bepaalde manier van communiceren.
5.50.
De auditrapporten die [gedaagden] als productie 20 bij de conclusie van antwoord in het geding heeft gebracht werpen geen overtuigend ander licht op de zaak. Ook daaruit blijkt niet van concrete door [partij 1] verleende behandeling in de hierboven bedoelde zin.
5.51.
Thans kan worden aangenomen dat in het [gezinshuis 1] aanvankelijk 5 à 6 jeugdigen verbleven (randnummer 33 van de antwoordakte vermeerdering van eis in conventie). Later, na opening van het fasehuis, werd een veel grotere groep tot zelfs 12 jeugdigen opgevangen (randnummer 39 van de conclusie van antwoord). De 2 kinderen van [partij 3 en 4] zijn in deze aantallen niet begrepen. Niet onbegrijpelijk is dan de stelling van [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] dat geen sprake meer is van verblijf binnen een kleine overzichtelijke groep, zoals de zorg onder productcode 43A55 vereist. Een zeer kleinschalige woonvoorziening van maximaal 3 jeugdigen in het gezin, zoals het [gezinshuis 2] vereist, is in ieder geval niet aan de orde, zoals [gedaagden] ook erkent in randnummer 101 van de conclusie van antwoord. [gedaagden] werpt in dit laatste verband op dat [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] ervan wist en erop aanstuurde dat meer dan 3 jeugdigen werden opgevangen en dat [gedaagden] ook vele jeugdigen heeft geweigerd te plaatsen (randnummers 19, 39, 95 e.v. en 146 van de conclusie van antwoord). [gedaagden] heeft zich echter, zoals gezegd, contractueel verbonden verantwoorde hulp te verlenen in de zin van art. 4.1.1 lid 1 van de Jeugdwet, hetgeen meebrengt dat zij er zelf voor moest zorgen dat de zorg die zij verleende voldeed aan de geïndiceerde, aan de hand van de norm ‘ [gezinshuis 2] ’ inhoudelijk beschreven zorg. Dat [partij 5] wellicht ook zelf een verwijt van de schaalgrootte valt te maken en [partij 1] ook nee heeft verkocht, ontslaat [partij 1] niet van haar eigen, contractueel bedongen verantwoordelijkheid. Voor zover [partij 1] hiermee beoogt een beroep te doen op eigen schuld van [partij 5] , is voor een beoordeling daarvan pas in een later stadium van deze procedure plaats, in het geval dat schadebegroting aan de orde zal zijn. In dit verband is dus aannemelijk (productcode 43A55), c.q. staat vast ( [gezinshuis 2] ) dat de gedeclareerde zorg niet is verleend.
5.52.
Dat cliënten van [partij 1] verklaren dat zij tevreden zijn over de verleende zorg is niet bepalend. Daaruit blijkt niet dat de gedeclareerde en geïndiceerde zorg daadwerkelijk is verleend, alleen dat de zorg die is verleend bij de betreffende cliënten niet tot klachten heeft geleid.
5.53.
De stelling dat [partij 1] niet beschikte over voldoende (gekwalificeerd) personeel om aan zoveel jeugdigen de in 5.40. en 5.41. bedoelde intensieve zorg te kunnen verlenen heeft [gedaagden] in de eerste plaats betwist door op te werpen dat haar behandelcoördinator niet vanaf eind 2018 8 uur per week is gaan werken maar voor 16 uur per week in dienst is gebleven (randnummer 23 van de conclusie van antwoord). [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] heeft niet meer toegelicht waarom dat niet juist is, zodat daarvan nu wordt uitgegaan, net als van het verder door [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] gestelde personeelsbestand van [partij 1] .
5.54.
[gedaagden] werpt vooralsnog terecht op dat geen concrete contractuele norm voor de omvang van haar personeelsbestand valt aan te wijzen (randnummers 23, 42, 45, 46 en 126 van de conclusie van antwoord). [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] heeft niet meer toegelicht op grond waarvan 1 medewerker per 1½ jeugdige of de continue aanwezigheid van een SKJ-geregistreerde medewerker was vereist (randnummer 2.20 van de dagvaarding). Daarvan kan dan nu niet worden uitgegaan. Thans kan dan ook niet worden vastgesteld dat [partij 1] zonder meer over onvoldoende (gekwalificeerd) personeel beschikte. Dit laat echter onverlet dat de zorg die zij verleende aan de beschrijving onder productcode 43A55 c.q. ‘ [gezinshuis 2] ’ moest voldoen. In dat verband zijn zoals gezegd wezenlijke twijfels gerezen.
5.55.
Deze twijfels worden daardoor versterkt dat [partij 1] in staat is gebleken in de jaren 2018 en 2019 bij een netto-omzet van € 953.100,00 respectievelijk € 1.214.672,00, bedragen van € 400.000,00 respectievelijk € 425.000,00 aan dividend uit te keren. Het moge zo zijn dat partijen over de maximale winstmarge geen concrete afspraken hebben gemaakt (randnummer 113 en verder van de conclusie van antwoord in conventie), maar dat [partij 1] zich dergelijke verhoudingsgewijs grote uitkeringen kon permitteren draagt niettemin bij aan de gerezen twijfels over de verleende zorg. In de rede ligt immers aan te nemen dat met de vergoedingen die de gemeenten bereid waren voor de zorg te betalen, met inachtneming van de aan deze zorg te stellen eisen niet een zodanig gunstig bedrijfsresultaat kon worden gerealiseerd dat dividenduitkeringen van deze omvang mogelijk werden. Zeker niet in het licht van de al aangehaalde opmerking van de wetgever dat ‘Van jeugdhulpaanbieders wordt verwacht dat ze zich als maatschappelijk ondernemer gedragen’.‬‬‬‬‬‬
5.56.
Het voorgaande biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat [partij 1] daadwerkelijk is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de franchiseovereenkomst met [partij 5] , in die zin dat de rechtbank voorshands bewezen acht dat door [partij 1] niet alle onder productcodes 38410, 43A55 en ‘ [gezinshuis 2] ’ vereiste zorg ook daadwerkelijk is verleend. [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] heeft daarvoor voldoende overtuigende aanwijzingen verschaft. De rechtbank zal [gedaagden] toelaten tot tegenbewijs. [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] zij erop gewezen dat zij desgewenst in contra-enquête nader bewijs van de voorshands bewezen geachte feiten dient te leveren. Zij zal in beginsel nadien daartoe geen gelegenheid meer krijgen (zie HR 26 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ8766).
5.57.
In randnummers 18 en 19 van haar antwoordakte vermeerdering van eis in conventie alsmede ter zitting heeft [gedaagden] nog aangevoerd dat de vordering tot schadevergoeding ook daarop strandt dat zij niet door [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] in gebreke is gesteld en zij daarom niet in verzuim verkeert. Dat verweer slaagt niet. Mocht de rechtbank vaststellen dat [partij 1] in de hiervoor bedoelde zin is tekortgeschoten, dan ziet die tekortkoming op het niet verlenen van de vereiste zorg aan jeugdigen. Deze zorg kon niet alsnog worden verleend, nu de periode waarin zij moest worden verleend al was verstreken. Behoorlijke nakoming is in dat geval blijvend onmogelijk. Verzuim is dan niet vereist voor het ontstaan van een vordering tot schadevergoeding uit hoofde van art. 6:74 BW.
5.58.
Verdere beslissingen, waaronder beslissingen over verjaring en klachtplicht (randnummers 11 tot en met 17 van de antwoordakte vermeerdering van eis in conventie), over de omvang van een eventuele schadevergoedingsverplichting inclusief de vraag welke andere gemeenten dan [de gemeente] [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] aansprakelijk hebben gesteld, over bestuurdersaansprakelijkheid en over de boete en de kosten, zullen worden aangehouden.
in reconventie
5.59.
De vorderingen in reconventie zijn erop gebaseerd dat [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] de franchiseovereenkomst op onjuiste gronden heeft opgezegd en aldus jegens [gedaagden] onrechtmatig heeft gehandeld, althans in de nakoming van haar verplichtingen uit deze overeenkomst is tekortgeschoten. Voor een beoordeling van deze vorderingen is de uitkomst van de bewijslevering in conventie ter zake van de tekortkoming die aan de opzegging ten grondslag is gelegd van belang. Daarom zal iedere verdere beoordeling in reconventie worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in de zaak 22-15, in de procedure tegen [gedaagden]
6.1.
laat [gedaagden] toe tot tegenbewijs tegen de voorshands bewezen stelling van [de gemeente] dat [partij 1] is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit haar overeenkomsten met [de gemeente] , in die zin dat [partij 1] in de jaren 2015 tot en met 2020 niet alle onder productcodes en 43A55, 44A06, 45A32, 45A51, 45A52, 45A54 en 45A57 vereiste zorg ook daadwerkelijk heeft verleend,
in de zaak 21-257, in de procedure in conventie
6.2.
laat [gedaagden] toe tot tegenbewijs tegen de voorshands bewezen stelling van [gedaagden/eisers in con.-verw in reconv.] dat [partij 1] is tekortgeschoten in haar verplichtingen uit de franchiseovereenkomst met [partij 5] , in die zin dat [partij 1] in de jaren 2015 tot en met 2020 niet alle onder productcodes 38410, 43A55 en ‘ [gezinshuis 2] ’ vereiste zorg ook daadwerkelijk heeft verleend,
in de zaak 22-15, in de procedure tegen [gedaagden] alsmede in de zaak 21-257, in de procedure in conventie
6.3.
bepaalt dat, voor zover [gedaagden] het bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. K. van Vlimmeren-van Ommen in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
8 maart 2023voor het opgeven door [gedaagden] van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden maart tot en met juni 2023, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
6.5.
verwijst voor het geval [gedaagden] op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of,
maar alleen indien [gedaagden] daarom op de onder 6.4. bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van
[gedaagden] , waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,
6.6.
bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
6.7.
bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
in beide zaken
6.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen, mr. D.T. Boks en mr. G.C.G. Metz en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023.