ECLI:NL:RBGEL:2023:945

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
05-291365-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zedenzaken wegens gebrek aan ondersteunend bewijs

In de zaak voor de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is op 27 februari 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en aanranding. De tenlastelegging omvatte onder andere het ongevraagd binnentreden in de woning van het vermeende slachtoffer, het fysiek overmeesteren en het plegen van ontuchtige handelingen. De officier van justitie eiste een veroordeling voor feit 2, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat zedenzaken vaak gekenmerkt worden door het ontbreken van objectief bewijs, aangezien er doorgaans slechts twee betrokkenen zijn: het vermeende slachtoffer en de verdachte. De rechtbank heeft de verklaringen van beide partijen zorgvuldig gewogen. Hoewel de verklaring van het slachtoffer niet op voorhand als onbetrouwbaar werd aangemerkt, waren er inconsistenties en ontbrak het aan ondersteunend bewijs om de beschuldigingen te staven. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor zowel de verkrachting als de aanranding. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van beide feiten. Tevens werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/291365-19
Datum uitspraak : 27 februari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 in Tiel,
wonende aan de [adres] in ( [postcode] ) Tiel.
Raadsman: mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat in Maastricht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2016 tot en met 30 april 2016 te Tiel, in elk geval in
Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- door zich ongevraagd naar de woning van [slachtoffer] te begeven,
- die [slachtoffer] op te tillen en/of naar boven te tillen,
- die [slachtoffer] op bed te gooien,
- ( vervolgens) bovenop haar te gaan liggen,
- haar op haar rug te duwen en/of
- waarbij verdachte een of meermalen voorbij is gegaan aan het verbale en/of non-verbale verzet
van die [slachtoffer] ,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden
uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het brengen van zijn penis in haar vagina;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 augustus 2017 te Tiel, in elk geval in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- door voorbij te gaan aan (eerdere) signalen van verzet en/of weerstand van [slachtoffer]
en/of
- door die [slachtoffer] op onverhoedse wijze te benaderen,
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van haar borsten en/of vagina en/of billen en/of het losmaken van haar bh;

2.De standpunten

De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 en dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2.
De verdediging heeft voor integrale vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank overweegt dat veel zedenzaken in het algemeen worden gekenmerkt door het feit dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (beweerdelijke) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dit maakt dat extra zorgvuldig naar de waardering van de afgelegde verklaringen moet worden gekeken, zeker als het een ontkennende verdachte betreft.
De rechtbank stelt voorop dat de verklaring van [slachtoffer] niet op voorhand onbetrouwbaar is. Op enkele details is de verklaring inconsistent. Dat betekent echter niet, mede gelet op het tijdsverloop van meerdere jaren, dat de verklaring innerlijk tegenstrijdig en dus onbetrouwbaar is. De rechtbank overweegt dat naast de verklaring van [slachtoffer] een ontkennende verklaring van verdachte ligt die even zwaar weegt. Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde is dus naast de aangifte van [slachtoffer] bewijs nodig dat steun biedt aan die aangifte.
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier geen ondersteunend bewijs aanwezig is dat [slachtoffer] in de periode van 1 april 2016 tot en met 30 april 2016 verkracht zou zijn door verdachte. Feit 1 kan dus niet worden bewezen.
De rechtbank is verder van oordeel dat in het dossier onvoldoende ondersteunend bewijs aanwezig is dat verdachte [slachtoffer] in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 augustus 2017 zou hebben aangerand. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat verdachte aan de borsten, billen en vagina van [slachtoffer] zou hebben gezeten en dat [slachtoffer] dat niet wilde. Daargelaten de omstandigheid dat het hier geen objectieve getuigen betreft en de politie nauwelijks tot niet heeft doorgevraagd op hetgeen de getuigen hebben verklaard, blijkt uit deze verklaringen niet met welke andere feitelijkheden verdachte [slachtoffer] gedwongen zou hebben tot het dulden van ontuchtige handelingen. Daarnaast blijkt uit deze verklaringen niet in welke periode deze ontuchtige handelingen plaats hebben gevonden. Ook blijkt hieruit niet dat verdachte [slachtoffer] onverhoeds zou aanraken. Feit 2 kan dus ook niet worden bewezen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van beide feiten vrijspreken.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.000 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.L. Heldens (voorzitter), mr. Y. van Wezel en mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 februari 2023.
mr. M. Hoedeman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen