ECLI:NL:RBGEL:2023:858

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
05-092095-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor doorrijden na aanrijding en weigeren bloedonderzoek met vrijspraak voor poging doodslag en drugsbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere verkeersdelicten, waaronder doorrijden na een aanrijding en het weigeren van een bloedonderzoek. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het overtreden van artikel 5a van de Wegenverkeerswet, waarbij hij op 11 april 2022 in Arnhem op hoge snelheid binnen de bebouwde kom reed en een stopteken van de politie negeerde. De verdachte is vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, evenals van het bezit van drugs, omdat het bewijs hiervoor onvoldoende was. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging, maar dat er onherstelbare vormverzuimen waren met betrekking tot de camerabeelden, die niet meer beschikbaar waren. Dit leidde tot bewijsuitsluiting van deze beelden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, wat levensgevaar voor anderen met zich meebracht. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 140 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte is vrijgesproken van het feit waar de vordering op was gebaseerd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/092095-22
Datum uitspraak : 23 februari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , wonende aan [adres] .
Raadsvrouw: mr. G. Vermaak, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 oktober 2022 en 9 februari 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 april 2022 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, op of tegen de dienstauto van die [slachtoffer] is in- of aangereden terwijl die [slachtoffer] zich in die auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2022 te Arnhem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, op of tegen de dienstauto van die [slachtoffer] is in- of aangereden terwijl die [slachtoffer] zich in die auto bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2022 te Arnhem, [slachtoffer] heeft mishandeld door op of tegen de dienstauto van die [slachtoffer] in of aan te rijden terwijl die [slachtoffer] zich in die auto bevond;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 11 april 2022 te Arnhem, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, te weten op meerdere locaties, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, door:
- een of meerdere keren op hoge snelheid binnen de bebouwde kom te rijden, waarbij de maximaal toegestane snelheid ter plaatse werd overschreden en/of
- een of meerdere keren een stopteken van de politie te negeren;
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
(art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2022 te Arnhem, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, te weten op meerdere locaties, een of meerdere keren op hoge snelheid binnen de bebouwde kom heeft gereden, waarbij de maximaal toegestane snelheid ter plaatse werd overschreden en/of een of meerdere keren een stopteken van de politie heeft genegeerd, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
3
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Arnhem op/aan de Waterlelielaan en/of de Huissensestraat, op of omstreeks 11 april 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht;
(art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
4
hij op of omstreeks 11 april 2022 te Arnhem, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
(art 163 lid 6 Wegenverkeerswet 1994)
5
hij op of omstreeks 11 april 2022 te Arnhem, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 30 stuks à vijf milligram (drie strips), in elk geval een hoeveelheid methadon, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie en bewijsuitsluiting

Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging. Volgens de verdediging komt in deze zaak het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM in het geding.
De verdediging heeft een deskundigenrapport van Forensisch Deskundigen & Recherchebureau FDRB van 8 februari 2023 en een aanvullend rapport van 9 februari 2023 overgelegd en verwijst daarnaar. De eindconclusie in voornoemd rapport van 8 februari 2023 is dat het zeer veel waarschijnlijker is dat van de drie geformuleerde en elkaar uitsluitende hypotheses hypothese 3 – dat het opvallende politievoertuig en het voertuig van verdachte niet met elkaar in contact zijn gekomen, althans niet op de plek waarover wordt geverbaliseerd – waar is.
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet kan worden uitgegaan van de ambtsedig opgemaakte processen-verbaal, omdat deze niet overeenkomen met de getuigenverklaringen en fotoreportage. Verder zijn beide getuigenverklaringen niet ondertekend. Verder ontbreekt objectief onderzoek vanuit justitie. Zo is er geen verkeersongevallenanalyse uitgevoerd, is niet gezocht naar remsporen, is de derde betrokkene (de eigenaar van de witte Volkswagen Golf) nooit gehoord en ontbreekt volledige fotodocumentatie van de betrokken voertuigen.
Ook de bevindingen ten aanzien van de camerabeelden, namelijk dat de dienstauto aan de linker achterkant zou zijn geraakt, stroken niet met wat er te zien is op de foto’s. De camerabeelden konden door de verdediging niet meer worden gecontroleerd nu deze niet meer beschikbaar waren. Dit leidt tot een schending van het beginsel van equality of arms.
Verder valt de verdediging op dat de beelden pas op 12 april 2022 worden gevorderd en uitgekeken, terwijl verdachte een dag eerder, op 11 april 2022, al is geconfronteerd met de bevindingen van die camerabeelden. Bevindingen die bovendien niet stroken met de bevindingen van het uitkijken van de beelden, of de aangifte en verklaring van verbalisant [slachtoffer] .
Gelet op de veelheid aan tegenstrijdigheden, onzorgvuldigheden en ongeloofwaardigheden acht de verdediging het uitgesloten dat het in casu zou gaan om vergissingen van de verbalisanten of onvolkomenheden in hun verklaringen. De processen-verbaal blijken geen correcte weergave van de feitelijke situatie te zijn. Er is volgens de verdediging onzorgvuldig en in strijd met de waarheid geverbaliseerd, hetgeen een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek oplevert.
Het belang dat het geschonden voorschrift dient is dat in het strafrecht blind moet kunnen worden vertrouwd op wat is geverbaliseerd in een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal. Daarbij komt dat doelbewust onwaarheden in het proces-verbaal lijken te zijn opgenomen en heeft de verdediging niet de kans gekregen om dit te kunnen controleren aan de hand van objectief beeldmateriaal. De waarheidsvinding wordt hierdoor belemmerd en het recht van de verdachte op een eerlijk proces is tekortgedaan.
De verdediging bepleit dat slechts het zwaarste rechtsgevolg op zijn plaats is en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. De hele strafzaak moet daarmee worden beëindigd.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat het proces-verbaal van aangifte, de getuigenverklaringen, het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] en het proces-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verklaard dat het Openbaar Ministerie niet ontkent dat geen sprake is van vormverzuimen met betrekking tot de beelden, maar wel ontkent dat sprake is van doelbewuste onwaarheden en grove veronachtzaming. Daarom moet de conclusie zijn dat het beeldmateriaal van het bewijs wordt uitgesloten in plaats van de niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie.
Beoordeling door de rechtbank
Camerabeelden
Ter terechtzitting van 13 oktober 2022 is gebleken dat de camerabeelden, waar in het proces-verbaal van bevindingen van 12 april 2022 naar wordt verwezen, niet meer beschikbaar zijn. Hoewel verdachte in zijn verhoor wel met de bevindingen van het uitkijken van deze beelden is geconfronteerd, hebben hij en zijn raadsvrouw deze camerabeelden niet kunnen bekijken. Het staat niet ter discussie dat verdachte hierdoor in zijn verdediging is geschaad.
Tegenstrijdigheden processen-verbaal en fotoreportage
Ter terechtzitting is de in het dossier opgenomen fotoreportage getoond. De daarop zichtbare schade aan het politievoertuig bevindt zich aan de rechter achterzijde. In de aangifte en de processen-verbaal van verbalisanten [slachtoffer] en [verbalisant 1] wordt beschreven dat verdachte het politievoertuig aan de linkerzijde heeft geraakt. Dit lijkt niet met elkaar overeen te komen.
Onvolledig onderzoek en dossier
De rechtbank constateert dat er geen verkeersongevallenanalyse heeft plaatsgevonden. In het dossier zoals dit voorligt vindt de rechtbank een summiere, selectieve fotoreportage, waarbij de voertuigen niet van alle kanten zijn vastgelegd. Gelet op de hiervoor beschreven tegenstijdigheden in de processen-verbaal en camerabeelden had een verkeersongevallenanalyse en een uitvoeriger fotoreportage mogelijk meer duidelijkheid kunnen scheppen over de toedracht en de schade.
Ook is de bestuurder van de witte Volkswagen Golf, die volgens de getuige [getuige] en verbalisant [verbalisant 1] bij het ongeval betrokken is geweest of het ongeval heeft waargenomen, niet gehoord. Het is niet uit te sluiten dat deze getuige een voor verdachte ontlastende verklaring zou hebben afgelegd.
Openbaar Ministerie wel ontvankelijk; uitsluiting bewijs camerabeelden
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte gelet op het voorgaande is geschaad in zijn verdedigingsrechten.
Om te beoordelen of aan dat verzuim een rechtsgevolg moet worden toegekend en welk rechtsgevolg dat moet zijn, kijkt de rechtbank naar het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat door het verzuim is veroorzaakt.
Een vormverzuim dient alleen dan tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te leiden wanneer een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM (Hoge Raad 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889).
De rechtbank is van oordeel dat de inbreuk op de rechten van verdachte in dit geval niet zodanig ernstig is dat het strafproces in zijn geheel niet voldoet aan de vereisten van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM. De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen die de conclusie rechtvaardigen dat verbalisanten doelbewust of met grove veronachtzaming in strijd met de waarheid hebben verklaard of dat doelbewust of met grove veronachtzaming het onderzoek summier is geweest. Het Openbaar Ministerie is derhalve ontvankelijk in de vervolging.
Wel is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de camerabeelden het onherstelbaar vormverzuim zodanig is dat ter zake de camerabeelden bewijsuitsluiting dient te volgen. De rechtbank zal dit bewijs (het proces-verbaal uitkijken camerabeelden en het proces-verbaal van aangifte van verbalisant [slachtoffer] , voor zover dit de camerabeelden betreft) uitsluiten bij de beoordeling van het bewijs.
Voor het overige dient naar het oordeel van de rechtbank te worden volstaan met de constatering dat het voorbereidend onderzoek in ieder geval summier is geweest. De verdediging is daarbij in enige mate geschonden in zijn verdedigingsrechten, in het bijzonder ten aanzien van het niet horen van de bestuurder van de witte Volkswagen Golf. Deze schending is echter niet van dien aard dat daaraan verdere consequenties moeten worden verbonden.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte reed op 11 april 2022 in Arnhem in een grijze Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] . Hij heeft onder meer gereden over de Waterlelielaan en is rechtsaf de Huissensestraat opgereden.
Ten aanzien van feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde vrij te spreken. De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair tenlastegelegde feit 1.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van feit 1, in alle ten late gelegde vormen, moet vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank tast in het duister over wat er op 11 april 2022 op de Waterlelielaan is gebeurd en hoe de schade aan de voertuigen van aangever en verdachte is ontstaan.
Uit het dossier valt onvoldoende af te leiden of en zo ja, hoe en aan welke kant verdachte tegen het opvallende politievoertuig is gereden en welke rol de witte Volkswagen Golf heeft gespeeld. Voor wat betreft feit 1 kan onvoldoende waarde worden gehecht aan de processen-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [slachtoffer] om tot een bewezenverklaring te komen, nu deze worden tegengesproken door de fotoreportage en de getuigenverklaringen.
Verdachte zal worden vrijgesproken van feit 1, primair, subsidiair en meer subsidiair.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet kan worden vastgesteld met welke snelheid verdachte zou hebben gereden. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] volgt niet hoe hij erbij komt dat verdachte 70 km/u of 70 tot 80 km/u zou hebben gereden. Daarom kan volgens de raadsvrouw niet worden vastgesteld of de verkeersregels in ernstige mate geschonden zijn.
Ook blijkt niet hoe het negeren van een stopteken leidt tot het gevolg dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is of dat sprake is van concreet gevaarzettend gedrag van verdachte. Daarom moet verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit 2 worden vrijgesproken.
Op de zitting van 9 februari 2023 heeft verdachte verklaard dat hij niet te hard heeft gereden en dat hij het stopteken niet heeft gezien.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisant [verbalisant 1] verklaart dat hij op 11 april 2022 in Arnhem achter een grijze Volkswagen Golf voorzien van kenteken [kenteken] reed. Hij gaf de bestuurder een stopteken middels de verlichte stoptransparant. Hij zag dat de bestuurder meerdere keren via de binnenspiegel schichtig naar hem en de verlichte stoptransparant keek. Hij zag direct hierna dat de snelheid van de Golf plotseling werd verhoogd. Verbalisant [verbalisant 1] voerde vervolgens optische en geluidsignalen. Hij zag dat de verdachte de volgende route nam: Huissensestraat, Lisdodelaan, Pijlkruidstraat, Zilverschoonstraat, Huissensestraat, Biezenlaan, Pijlkruidstraat, Waterlelielaan. De binnen de bebouwde kom gereden snelheden varieerden van ongeveer 60 kilometer per uur tot ongeveer 75 kilometer per uur. De eerdergenoemde route lag in een 30 kilometer zone. De bestuurder van de Golf reed hard door in deze wijk. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat hij op de kruispunten niet tot stilstand kwam en met een redelijke hoge snelheid doorreed. Verbalisant [verbalisant 1] verklaart dat hij de snelheden binnen de bebouwde kom erg gevaarlijk en onverantwoord vond. [2]
De rechtbank is van oordeel dat uit de vaststaande feiten en de verklaring van verbalisant [verbalisant 1] volgt dat verdachte in een woonwijk, waar een maximale snelheid 30 km/u gold, veel te hard heeft gereden (minimaal 30 km/u te hard) en dit door meerdere straten, dus gedurende een langere periode dan enkel een kort moment. Daarbij werd hij achtervolgd door een politievoertuig die hem een stopteken gaf en heeft hij kruispunten op snelheid gepasseerd. Deze omstandigheden maken naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft overtreden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Deze verklaring vindt steun in de bevindingen van verbalisant [slachtoffer] die immers beschrijft dat zag dat de zwarte Volkswagen Golf die achter het voertuig van de verdachte reed optische en geluidssignalen voerde en dat het stopteken op de zonneklep aan stond. [3]
In het licht van het voorgaande vindt de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet te hard reed, geen stopteken heeft gezien en geen geluidsignalen heeft gehoord ongeloofwaardig.
Ten aanzien van feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit 3 wegens het ontbreken van (overtuigend) bewijs. Er kan volgens de verdediging niet met zekerheid worden vastgesteld dat er een botsing heeft plaatsgevonden waar de auto van verdachte bij betrokken was.
Beoordeling door de rechtbank
Ter terechtzitting van 9 februari 2023 heeft de rechtbank geconstateerd dat in de achterdeur van het voertuig op de getoonde foto op pagina 18 van het procesdossier een deuk zit . [4]
Ter terechtzitting van 9 februari 2023 heeft verdachte verklaard dat het voertuig op de getoonde foto op pagina 18 van het procesdossier zijn voertuig betreft. Die schade was er nog niet. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het voelde alsof hij geraakt werd. Hij dacht dat het de stoep was, maar een stoep kan dat niet gedaan hebben. Het zou kunnen zijn dat hij is geramd. [5]
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 11 april 2022 behoorlijke schade aan zijn auto heeft opgelopen. Er heeft dus wel degelijk een aanrijding plaatsgevonden waar het voertuig van verdachte bij betrokken is geweest.
Verdachte is op het moment dat deze schade is ontstaan niet gestopt. Verdachte is dan ook als bestuurder van een motorrijtuig betrokken geweest bij een verkeersongeval en verdachte heeft de plaats van dat ongeval verlaten, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat aan een ander schade was toegebracht.
Ten aanzien van feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 4.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 4. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het bevel voor het bloedonderzoek nooit is gegeven. Hij heeft alleen geweigerd mee te werken aan de speekseltest.
Uit het proces-verbaal rijden onder invloed blijkt dat op hetzelfde moment een bevel is gegeven voor het meewerken aan een bloedonderzoek. Volgens het proces-verbaal heeft verdachte precies hetzelfde antwoord gegeven als bij de speekseltest. Verdachte is in het verhoor verder niet geconfronteerd met het feit dat hij het bloedonderzoek zou hebben geweigerd – slechts de speekseltest. Dat is opvallend aangezien de bevelen volgens het proces-verbaal op hetzelfde moment worden gegeven.
Beoordeling door de rechtbank
Uit het proces-verbaal rijden onder invloed volgt dat verbalisant [verbalisant 2] , daartoe bij de regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen ambtenaar, verdachte op 11 april 2022 heeft bevolen zich te onderwerpen aan een bloedonderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte is meegedeeld dat een weigering een misdrijf oplevert. Verdachte gaf geen gevolg aan dit bevel. Verbalisanten hoorden hem zeggen: Wat hoogste straf? Ik werk niet mee. [6]
Dat volgens voormeld proces-verbaal verdachte gelijktijdig dan wel in dezelfde minuut ook is gevorderd mee te werken aan een speekseltest en verdachte in beide gevallen (mogelijk in één keer) heeft gereageerd met precies hetzelfde antwoord is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het proces-verbaal. Ook de omstandigheid dat verdachte in zijn verhoor niet is geconfronteerd met het geweigerde bloedonderzoek is voor de rechtbank geen aanleiding om eraan te twijfelen dat medewerking aan een bloedonderzoek is bevolen en dat verdachte dit heeft geweigerd.
Ten aanzien van feit 5
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 5.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat een indicatieve test van de pillen, laat staan een forensisch onderzoek daarnaar, ontbreekt en dat verdachte daarom moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De auto van verdachte is doorzocht. In een vakje, onder de bijrijdersstoel, zijn 3 strips van 10 stuks, in totaal 30 stuks, methadontabletten aangetroffen. [7] Op de achterzijde van de pillen staat Methadon 5 mg. [8]
De rechtbank kan niet vaststellen dat de aangetroffen strips met pillen methadon of een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van de wet, is. Een indicatieve test, een onderzoek door het NFI en/of een verklaring van verdachte ter zake ontbreken. Dat maakt dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2
hij op
of omstreeks11 april 2022 te Arnhem, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg
, te weten op meerdere locaties,zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, door:
- een of meerdere keren op hoge snelheid binnen de bebouwde kom te rijden, waarbij de maximaal toegestane snelheid ter plaatse werd overschreden en
/of
- een of meerdere keren een stopteken van de politie te negeren;
door welke verkeersgedraging
(en
)van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
(een)ander
(en
)te duchten was;
3
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Arnhem
op/aan de Waterlelielaan en/of de Huissensestraat,op
of omstreeks11 april 2022 de
(voornoemde)plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij
wist ofredelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander
(te weten [slachtoffer] ) letsel en/ofschade was toegebracht;
4
hij op
of omstreeks11 april 2022 te Arnhem, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel
van een hulpofficier van justitie ofvan een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen
en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994
feit 3:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994
feit 4:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994

6.De strafbaarheid van de feiten

Ten aanzien van feiten 2 en 4
De feiten zijn strafbaar.
Ten aanzien van feit 3
De verdediging doet ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde een beroep op artikel 7, tweede lid, van de Wegenverkeerswet. Verdachte wist dat het om een politievoertuig ging dat betrokken was op die kruising, dus hij kon achterhalen wie er eventueel schade had geleden. Op dat moment is het doorrijden niet meer strafbaar en moet alsnog vrijspraak volgen.
De rechtbank volgt dit betoog niet. Artikel 7, tweede lid, van de Wegenverkeerswet bepaalt (onder meer) dat het verbod om een plaats van een verkeersongeval te verlaten niet van toepassing is op degene die op de plaats van het ongeval behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit. Het gaat er daarbij dus om dat verdachte behoorlijk gelegenheid had moeten bieden om zijn identiteit te laten vaststellen (bijvoorbeeld door de politie). Dat heeft verdachte niet gedaan. Artikel 7, tweede lid, van de Wegenverkeerswet is niet van toepassing en het feit is strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat rekening gehouden moet worden met het rapport van de begeleider van verdachte. Verdachte heeft geen makkelijke jeugd of jongvolwassen leven gehad. Hij heeft op straat geslapen en moeten knokken voor een plekje in de maatschappij. Dat plekje heeft hij nu (eindelijk) weten te bemachtigen.
Verder moeten de vastgestelde vormverzuimen tenminste tot strafvermindering leiden. De verdediging verzoekt te volstaan met een geheel voorwaardelijke straf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft op klaarlichte dag veel te hard door een woonwijk in Arnhem gereden. Dit is levensgevaarlijk. Verdachte heeft daarbij ook flinke schade aan zijn auto opgelopen en dus een botsing veroorzaakt. Hij is doorgereden zonder te zien wat de schade of het letsel bij een ander was en zonder dat hij zich kenbaar heeft gemaakt. Bovendien heeft hij toen hij werd aangehouden geweigerd mee te werken aan een onderzoek van de politie, waaruit zou kunnen blijken dat hij onder invloed reed.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor deze feiten een forse onvoorwaardelijke taakstraf op zijn plaats. De rechtbank komt tot een lagere straf dan de officier van justitie, gelet op de vrijspraak voor de feiten 1 en 5.
De rechtbank acht een taakstraf voor de duur van 140 uur passend en geboden. Daarnaast legt de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 14 maanden op, met aftrek van de 8 maanden dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte en gelet op het overgelegde schrijven van zijn begeleider ziet de rechtbank aanleiding om het resterende deel van 6 maanden van de ontzegging voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van 2 jaar.
Concreet betekent dit dat verdachte op dit moment voornoemde taakstraf moet uitvoeren en zijn rijbewijs niet meer hoeft in te leveren, maar dat een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden gedurende 2 jaar boven zijn hoofd blijft hangen.

9.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij heeft in verband met het feit onder 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 850 aan smartengeld.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte is vrijgesproken feit 1. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 7, 163, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 5 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 140 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 14 maanden met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest;
 bepaalt dat een gedeelte van deze ontzegging motorrijtuigen te besturen, te weten 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bonder (voorzitter), mr. H.C. Leemreize en mr. M.W.R. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Tuk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2023.
De voorzitter, de oudste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] , verbalisant van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022157895, gesloten op 13 april 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] , p. 9 en 10.
3.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [slachtoffer] , p. 57.
4.De rechterlijke waarneming van de zich in de dossier bevindende fotoreportage bij proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] , p. 18.
5.Verklaring van verdachte op de zitting van 9 februari 2023.
6.Proces-verbaal rijden onder invloed, p. 64.
7.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] , p. 11.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 51.