Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging. Volgens de verdediging komt in deze zaak het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM in het geding.
De verdediging heeft een deskundigenrapport van Forensisch Deskundigen & Recherchebureau FDRB van 8 februari 2023 en een aanvullend rapport van 9 februari 2023 overgelegd en verwijst daarnaar. De eindconclusie in voornoemd rapport van 8 februari 2023 is dat het zeer veel waarschijnlijker is dat van de drie geformuleerde en elkaar uitsluitende hypotheses hypothese 3 – dat het opvallende politievoertuig en het voertuig van verdachte niet met elkaar in contact zijn gekomen, althans niet op de plek waarover wordt geverbaliseerd – waar is.
De raadsvrouw heeft bepleit dat niet kan worden uitgegaan van de ambtsedig opgemaakte processen-verbaal, omdat deze niet overeenkomen met de getuigenverklaringen en fotoreportage. Verder zijn beide getuigenverklaringen niet ondertekend. Verder ontbreekt objectief onderzoek vanuit justitie. Zo is er geen verkeersongevallenanalyse uitgevoerd, is niet gezocht naar remsporen, is de derde betrokkene (de eigenaar van de witte Volkswagen Golf) nooit gehoord en ontbreekt volledige fotodocumentatie van de betrokken voertuigen.
Ook de bevindingen ten aanzien van de camerabeelden, namelijk dat de dienstauto aan de linker achterkant zou zijn geraakt, stroken niet met wat er te zien is op de foto’s. De camerabeelden konden door de verdediging niet meer worden gecontroleerd nu deze niet meer beschikbaar waren. Dit leidt tot een schending van het beginsel van equality of arms.
Verder valt de verdediging op dat de beelden pas op 12 april 2022 worden gevorderd en uitgekeken, terwijl verdachte een dag eerder, op 11 april 2022, al is geconfronteerd met de bevindingen van die camerabeelden. Bevindingen die bovendien niet stroken met de bevindingen van het uitkijken van de beelden, of de aangifte en verklaring van verbalisant [slachtoffer] .
Gelet op de veelheid aan tegenstrijdigheden, onzorgvuldigheden en ongeloofwaardigheden acht de verdediging het uitgesloten dat het in casu zou gaan om vergissingen van de verbalisanten of onvolkomenheden in hun verklaringen. De processen-verbaal blijken geen correcte weergave van de feitelijke situatie te zijn. Er is volgens de verdediging onzorgvuldig en in strijd met de waarheid geverbaliseerd, hetgeen een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek oplevert.
Het belang dat het geschonden voorschrift dient is dat in het strafrecht blind moet kunnen worden vertrouwd op wat is geverbaliseerd in een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal. Daarbij komt dat doelbewust onwaarheden in het proces-verbaal lijken te zijn opgenomen en heeft de verdediging niet de kans gekregen om dit te kunnen controleren aan de hand van objectief beeldmateriaal. De waarheidsvinding wordt hierdoor belemmerd en het recht van de verdachte op een eerlijk proces is tekortgedaan.
De verdediging bepleit dat slechts het zwaarste rechtsgevolg op zijn plaats is en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. De hele strafzaak moet daarmee worden beëindigd.
Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat het proces-verbaal van aangifte, de getuigenverklaringen, het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] en het proces-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden moeten worden uitgesloten van het bewijs.