ECLI:NL:RBGEL:2023:852

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
C/05/413134 / KG ZA 22-425
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke bescherming van architectonische ontwerpen in kort geding

In deze zaak, die op 21 februari 2023 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft eiser, een architect, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, waaronder een bouwbedrijf en de opdrachtgevers, wegens vermeende inbreuk op zijn auteursrecht. Eiser stelt dat zijn ontwerpen voor een woning in [woonplaats] auteursrechtelijke bescherming genieten en dat gedaagden zonder zijn toestemming gebruik hebben gemaakt van deze ontwerpen bij de aanvraag van een omgevingsvergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldoende heeft onderbouwd welke specifieke elementen van zijn ontwerp een eigen, oorspronkelijk karakter hebben en dat hij niet heeft aangetoond dat zijn ontwerp als een zelfstandig werk kan worden aangemerkt. Hierdoor is de vordering tot staking van de inbreuk en de vordering tot schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vorderingen van gedaagden in het incident tot vrijwaring niet toewijsbaar zijn, omdat de oproeping in vrijwaring niet correct was ingediend. Eiser is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van zowel gedaagden als Finnlogs c.s.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/413134 / KG ZA 22-425
Vonnis in kort geding van 21 februari 2023
in de zaak van
[eiser] ,handelend onder de naam
[bedrijf eiser],
kantoorhoudende te Amsterdam,
eiser in de hoofdzaak,
verweerder in het incident tot vrijwaring,
advocaat mr. B. Parmentier te Haarlem,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] , [gemeente] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident tot vrijwaring,
advocaat mr. J.I. Jansen te Amsterdam,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] , [gemeente] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot vrijwaring,
advocaat mr. J.I. Jansen te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FINNLOGS HOUTBOUW B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Vlijmen, gemeente Heusden,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident tot vrijwaring,
advocaat mr. A.A.H.M. van der Wijst te Eindhoven,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats] , [gemeente] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident tot vrijwaring,
advocaat mr. A.A.H.M. van der Wijst te Eindhoven.
Eiser zal hierna [eiser] genoemd worden. Gedaagden zullen worden aangeduid met [gedaagden c.s.] , Finnlogs en [gedaagde sub 4] . Finnlogs en [gedaagde sub 4] zullen gezamenlijk Finnlogs c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 31
  • de conclusie in het incident inzake vrijwaring van Finnlogs c.s. met bijgevoegd producties 1 tot en met 9
  • de conclusie van antwoord inzake de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring door gedaagde 3 en 4 van gedaagde 1 en 2, tevens akte overlegging productie 32 in de hoofdzaak, tevens wijziging eis sub IV in de hoofdzaak van [eiser]
  • de akte houdende overlegging producties van [gedaagden c.s.] met bijgevoegd producties 1 tot en met 14
  • de conclusie van antwoord in kort geding, tevens akte overlegging nadere producties van [gedaagden c.s.] met bijgevoegd producties 15 tot en met 17
  • het proceskostenoverzicht van Finnlogs c.s.
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 7 februari 2023
  • de pleitnota van [eiser]
  • de pleitnota van [gedaagden c.s.]
  • de pleitnota van Finnlogs c.s. met bijgevoegd een nadere productie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is architect en drijft een eenmanszaak onder de naam [bedrijf eiser] .
2.2.
Finnlogs exploiteert een onderneming in de bouw van ecologische woningen en dan met name op het gebied van houtskeletbouw en houtlogbouw. Zij levert in dat verband op maat gemaakte (prefab-) bouwsystemen/bouwelementen. [gedaagde sub 4] is enig bestuurder van Finnlogs.
2.3.
[eiser] en [gedaagden c.s.] waren in het verleden buren van elkaar in [woonplaats] .
2.4.
[gedaagden c.s.] en [eiser] hebben in de zomer van 2019 gesproken over een door [gedaagden c.s.] aan te kopen perceel in [woonplaats] . [gedaagden c.s.] hebben [eiser] in dat verband verzocht om op basis van (een deel van) hun ‘programma van eisen’ een schetsontwerp met plattegrond te maken voor een op het perceel te realiseren woning. Het door [eiser] gemaakte schetsontwerp (voorzien van een plattegrond) is hieronder weergegeven.
2.5.
[eiser] heeft voor de door hem verrichte werkzaamheden voor het perceel in [woonplaats] een factuur naar [gedaagden c.s.] gestuurd die vervolgens door [gedaagden c.s.] is voldaan.
2.6.
[gedaagden c.s.] zijn er vervolgens niet in geslaagd om het perceel in [woonplaats] aan te kopen.
2.7.
[gedaagden c.s.] hebben naar aanleiding van de verkoop van hun woning in [woonplaats] bij e-mailbericht van 22 februari 2020 (opnieuw) contact gezocht met [eiser] met de vraag naar de bouwkosten voor een eenvoudig kubistisch huis op een nog aan te kopen perceel. [gedaagden c.s.] hebben in dat e-mailbericht aan [eiser] laten weten dat het ontwerp voor het perceel in [woonplaats] hen erg aansprak en dat dit ontwerp als basis kan dienen voor de te bouwen woning, evenals het ‘pakket van eisen’ dat zij met betrekking tot dat ontwerp hadden.
2.8.
Bij e-mailbericht van 24 februari 2020 heeft [eiser] aan [gedaagden c.s.] informatie gegeven over de fundering, locatie en het afwerkingsniveau van de door [gedaagden c.s.] gewenste woning, een en ander voorzien van een indicatie van de kosten.
2.9.
[gedaagden c.s.] hebben op 28 augustus 2020 een perceel met daarop een woonhuis aan [adres] te [woonplaats] gekocht.
2.10.
In de periode daarna hebben [eiser] en [gedaagden c.s.] veelvuldig gecorrespondeerd over een door [eiser] te maken ontwerp voor een nieuwe, kubistische woning op het door [gedaagden c.s.] aangekochte perceel in [woonplaats] en de eisen die [gedaagden c.s.] daaraan stelde. [eiser] heeft in dat verband diverse (schets)ontwerpen gemaakt voor [gedaagden c.s.] , steeds voorzien van de bijbehorende plattegronden.
2.11.
Voor de onder 2.10 genoemde werkzaamheden heeft [eiser] op 16 oktober 2020, 2 november 2020 en 23 april 2021 een factuur naar [gedaagden c.s.] gestuurd. Deze facturen zijn vervolgens door [gedaagden c.s.] voldaan.
2.12.
Bij e-mailbericht van 27 november 2020 hebben [gedaagden c.s.] [medewerker gemeente] van de [gemeente] verzocht om een vooroverleg met betrekking tot de door hen gewenste nieuw te bouwen woning in [woonplaats] . Bij dit e-mailbericht hebben [gedaagden c.s.] de hieronder weergegeven tekening voorzien van het logo van de onderneming van [eiser] gevoegd evenals foto’s van het bestaande woonhuis en een getekende impressie van de te realiseren woning.
2.13.
Op enig moment nadien heeft het onder 2.12 genoemde vooroverleg tussen de [gemeente] , [gedaagden c.s.] en [eiser] plaatsgevonden en daarop heeft de welstandscommissie van de [gemeente] op 16 december 2020 voorlopig positief geadviseerd met daarbij de opmerking dat, gezien de context, een grote vrijheid in architectuuruitstraling mogelijk is, dat het schetsontwerp aansprekend en samenhangend is in zijn opzet en dat met belangstelling en vertrouwen de verdere planontwikkeling tegemoet wordt gezien.
2.14.
In de periode van januari 2021 tot en met december 2021 hebben [eiser] en [gedaagden c.s.] veelvuldig gecorrespondeerd over de (nadere) uitwerking van het ontwerp van [eiser] en de bouw(wijze) van de woning van [gedaagden c.s.] in [woonplaats] . In dat verband hebben [gedaagden c.s.] onder andere bij Finnlogs een offerte opgevraagd voor de bouw(materialen) van de woning en op 18 april 2021 een (voorlopig) ontwerp van de woning van de hand van [eiser] per e-mailbericht aan Finnlogs c.s. gestuurd.
2.15.
Bij e-mailbericht van 6 december 2021 heeft [eiser] [gedaagden c.s.] laten weten dat in de offerte van Finnlogs een post is opgenomen voor ‘de bouwaanvraag’ en hen erop gewezen dat Finnlogs geen bouwaanvraag kan indienen met zijn ontwerp van de woning in verband met het daarop rustende auteursrecht.
2.16.
Op 3 maart 2022 hebben [gedaagden c.s.] aan [eiser] het volgende e-mailbericht gestuurd:
‘(…)
Na rijp beraad hebben we besloten om een bouwplan te ontwikkelen tezamen met Finnlogs. Dit betekent dat we geen gebruik meer zullen maken van jouw diensten.
Het is voor ons vanzelfsprekend dat we bij de verdere ontwikkeling van het project en daarmee bij het doen van een aanvraag om afgifte van een bouwvergunning geen gebruik zullen maken van het door jouw vervaardigde schetsontwerp en voorlopig ontwerp.
Zodoende respecteren we het door jou benoemde auteursrecht.
(…)’
2.17.
Bij e-mailbericht van 4 maart 2022 heeft [eiser] [gedaagden c.s.] het volgende laten weten:
‘(…)
Dank voor jullie mail over het project.
De mail spreekt over geen gebruik maken van het door mij gemaakte ontwerp voor het indienen van een aanvraag Omgevingsvergunning.
Naar ik hoop laten jullie een geheel nieuw ontwerp maken wat op geen enkele wijze overeenkomt met de geest van het geleverde ontwerp.
Omdat Finnlogs het ontwerpt, dat bij de gemeente is ingediend en goedgekeurd door welstand, van mij heeft ontvangen en een offerte heeft gemaakt waarin de aanvraag omgevingsvergunning is opgenomen zonder overleg met mij stuur ik hun nog wel een mail voor alle duidelijkheid.
(…)’
2.18.
[eiser] heeft Finnlogs (c.s.) bij e-mailbericht van eveneens 4 maart 2022 bericht dat [gedaagden c.s.] hem hebben laten weten een geheel nieuw ontwerp te zullen laten maken voor de woning in [woonplaats] dat op geen enkele wijze overeenstemt met de geest van zijn ontwerp en dat hij aanneemt dat Finnlogs c.s. het auteursrecht (op zijn ontwerp) zullen respecteren.
2.19.
Op 2 juni 2022 hebben [gedaagden c.s.] en Finnlogs een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot de (ver)koop van op maat gemaakte bouwelementen en andere materialen voor de bouw van de nieuwe woning van [gedaagden c.s.] in [woonplaats] . Onderdeel van de tussen hen gemaakte afspraken was (in ieder geval) het indienen van de bouwaanvraag (c.q. de aanvraag voor de omgevingsvergunning) namens [gedaagden c.s.] , voorzien van de (definitieve) door Finnlogs opgestelde (bouw)tekeningen.
2.20.
Op de definitieve aanvraag van het welstandsadvies heeft de welstandscommissie van de [gemeente] op 28 juni 2022 positief geadviseerd, een en ander ‘conform het geaccordeerde vooroverleg’. De [gemeente] heeft vervolgens op enig moment de verzochte omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuwe woning te [woonplaats] aan [gedaagden c.s.] afgegeven. Bij de aanvraag van het welstandsadvies is het hieronder weergegeven ontwerp gevoegd, dat rechts onderin is voorzien van het logo van Finnlogs.
2.21.
[eiser] heeft [gedaagden c.s.] bij e-mailbericht van 14 september 2022 laten weten dat hij heeft geconstateerd dat er een omgevingsvergunning is afgegeven door de [gemeente] voor de bouw van voornoemde woning, dat hij het ontwerp dat daarvoor is ingediend heeft opgevraagd en dat tot zijn grote verbazing gebruik wordt gemaakt van zijn ontwerp, waar volgens hem auteursrecht op rust.
In reactie op voornoemd e-mailbericht hebben [gedaagden c.s.] bij e-mailbericht van diezelfde datum aan [eiser] laten weten dat volgens hen geen sprake is van inbreuk op enig auteursrecht.
2.22.
Vervolgens hebben [gedaagden c.s.] via hun (voormalige) gemachtigde bij brief van 4 november 2022 aan [eiser] laten weten dat zij het auteursrecht van [eiser] steeds hebben gerespecteerd, dat zij door Finnlogs c.s. een nieuw ontwerp hebben laten maken en daarvoor wederom een honorarium hebben voldaan en dat zij geen schadevergoeding verschuldigd zijn aan [eiser] omdat de opdracht met [eiser] is beëindigd.
2.23.
Bij brief van 2 december 2022 heeft de advocaat van [eiser] aan de advocaat van [gedaagden c.s.] (onder meer) laten weten dat wel degelijk sprake is van auteursrechtinbreuk door [gedaagden c.s.] en aan [gedaagden c.s.] de mogelijkheid geboden om de woning op basis van het ontwerp van [eiser] te realiseren tegen betaling van een ‘fee’ van € 98.609,00, dan wel, wanneer [gedaagden c.s.] geen gebruik wensen te maken van dat ontwerp, mee te werken aan ondertekening van een onthoudings- en afstandsverklaring in welk geval [eiser] tevens aanspraak maakt op een redelijke compensatie van schade.
2.24.
Bij brief van eveneens 2 december 2022 heeft de advocaat van [eiser] Finnlogs c.s. aangeschreven met de mededeling (ii) dat Finnlogs c.s. (ook) inbreuk hebben gepleegd op het auteursrecht van [eiser] door het ontwerp van [eiser] te gebruiken bij de aanvraag van een omgevingsvergunning namens [gedaagden c.s.] , hetgeen onrechtmatig is, (ii) dat [gedaagde sub 4] als enig bestuurder van Finnlogs aansprakelijk is voor de schade die door de inbreuk is ontstaan en (iii) ook aan Finnlogs c.s. de mogelijkheid geboden om de woning op basis van het ontwerp van [eiser] te realiseren tegen betaling van een fee van € 98.609,00 of mee te werken aan ondertekening van een onthoudings- en afstandsverklaring in het geval dat Finnlogs c.s. geen gebruik wensen te maken van dat ontwerp, waarbij [eiser] tevens aanspraak maakt op een redelijke compensatie van schade.
2.25.
Bij e-mailbericht van 7 december 2022 heeft [gedaagde sub 4] [eiser] onder andere laten weten dat hij ervan uitging dat [eiser] [gedaagden c.s.] toestemming had gegeven voor het gebruik van diens ontwerp (door Finnlogs c.s.) en dat dit een geschil is tussen [eiser] en [gedaagden c.s.] , waar hij buiten wenst te blijven.
2.26.
Bij brief van 8 december 2022 gericht aan Finnlogs c.s. heeft de advocaat van [eiser] zijn standpunten uit de brief van 2 december 2022 herhaald en daaraan toegevoegd dat hij van Finnlogs c.s. inzage wil in de kosten en verkoopprijs van de zaken die Finnlogs aan [gedaagden c.s.] heeft geleverd, alsmede afschrift van de inkoopfacturen en de facturen die Finnlogs aan [gedaagden c.s.] heeft gestuurd, een en ander om (onder andere) alle inkomsten die Finnlogs met de exploitatie van het ontwerp van [eiser] dan wel het daarop gebaseerde bouwpakket heeft vergaard op Finnlogs c.s. te kunnen verhalen.
2.27.
Bij brief van 15 december 2022 heeft de advocaat van [gedaagden c.s.] aan de advocaat van [eiser] bericht dat zijn cliënten mede-rechthebbenden zijn op het ontwerp van [eiser] , de beschermingsomvang van het ontwerp van [eiser] beperkt is en geen sprake is van auteursrechtinbreuk nu het ontwerp van Finnlogs c.s. als nieuw en oorspronkelijk moet worden beschouwd. In de brief maakt de advocaat van [gedaagden c.s.] bovendien een uitgebreide vergelijking tussen de (gemaakte keuzes in de) (uiteindelijke) ontwerpen van [eiser] en Finnlogs c.s.
2.28.
Bij brief van 15 januari 2023 hebben Finnlogs c.s. [gedaagden c.s.] aansprakelijk gesteld voor de door hen nog te lijden schade als gevolg van de aansprakelijkheidstelling van Finnlogs c.s. door [eiser] .
2.29.
Bij brief van 3 februari 2023 heeft de advocaat van [gedaagden c.s.] Finnlogs c.s. aansprakelijk gesteld voor alle schade die voortvloeit uit de door [eiser] genomen rechtsmaatregelen.
2.30.
Het bestaande woonhuis op het perceel aan [adres] in [woonplaats] is inmiddels gesloopt en de nieuwe woning van [gedaagden c.s.] is thans in aanbouw.
2.31.
In het dossier bevindt zich de volgende vergelijkingstekening (zoals ook aan de pleitnota van de advocaat van [eiser] gehecht), waarop aan de linkerzijde het (uiteindelijke) ontwerp van [eiser] voor de woning van [gedaagden c.s.] te zien is en aan de rechterzijde de (bouw)tekening c.q. het ontwerp van Finnlogs c.s. op basis waarvan de woning van [gedaagden c.s.] thans wordt gebouwd.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[eiser] vordert na vermeerdering van eis bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. [gedaagden c.s.] en Finnlogs c.s., voor zover nodig en mogelijk, hoofdelijk te veroordelen om met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis iedere directe of indirecte inbreuk op het auteursrecht van [eiser] te staken en gestaakt te houden, alsmede de directe of indirecte inbreuk ongedaan te maken door af te breken van hetgeen op basis van de vergunning op basis van het ontwerp is gebouwd, zodanig dat binnen drie dagen na betekening van het vonnis het bouwwerk zodanig zal zijn afgebroken, zoals na sloop is opgebouwd, dan wel het op enigerlei wijze bij een inbreuk op het auteursrecht betrokken te zijn;
II. [gedaagden c.s.] en Finnlogs c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een dwangsom bij niet of gebrekkige nakoming van hetgeen waartoe zij op basis van de vordering sub I. zijn veroordeeld, ten gunste van [eiser] en ter hoogte van € 25.000,00 voor iedere tekortkoming in de nakoming, te vermeerderen met € 10.000,00 voor iedere dag dat die tekortkoming voortduurt;
subsidiair ten opzichte van de vordering onder I.
III. zo de bouwstop en/of de afbraak niet zal worden toegewezen en [gedaagden c.s.] en Finnlogs c.s. het onrechtmatige bouwwerk mogen handhaven, [gedaagden c.s.] (in ieder geval [gedaagden c.s.] , maar als aannemer ook Finnlogs c.s.) hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de schade van € 98.609,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van de aanvraag om een omgevingsvergunning (27-6-2022), dan wel vanaf de aanvang van de bouw, dan wel door de voorzieningenrechter in goede justitie nader te bepalen datum, tot de dag der algehele betaling;
alsmede (secundair en volgend)
IV. [gedaagden c.s.] en Finnlogs c.s., voor zover nodig en mogelijk, hoofdelijk te veroordelen om binnen drie dagen na het vonnis te betalen de schade van € 20.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van de aanvraag om een omgevingsvergunning (27 juni 2022), dan wel door de voorzieningenrechter in goede justitie nader te bepalen datum, tot de dag der algehele betaling, alsmede voor zover mogelijk hoofdelijk, te veroordelen tot het bij wijze van voorschot te betalen bedrag van € 63.768,56, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van de aanvraag, dan wel de dag van het sluiten van de overeenkomst tussen [gedaagden c.s.] en Finnlogs c.s. (2 juni 2022), dan wel de dag der dagvaarding, dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen dag, tot de dag der algehele betaling.
V. Finnlogs c.s., voor zover nodig en mogelijk, hoofdelijk te veroordelen om
binnen uiterlijk tien dagen na betekening van het vonnis aan de advocaat van [eiser] , mr. B. Parmentier, te doen toekomen een schriftelijke, door een registeraccountant gecontroleerde en gewaarmerkte opgave te doen van de
volgende informatie:
 leveranciers, makers, producenten en distributeurs van onderdelen, alsmede prijzen die zijn gehanteerd;
 de aan [gedaagden c.s.] geleverde zaken die ten behoeve van de bouw zijn
geleverd als onderdeel van het bouwpakket, alsmede prijzen en leverdata en
afschriften van de verzonden facturen;
 de behaalde omzet en winst die is behaald met de inbreuk, alsmede de verschillende ter berekening van de winst op de omzet in mindering gebrachte
 kostenposten, voorzien van duidelijke en gedetailleerde bewijsstukken;
VI. Finnlogs c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een dwangsom bij niet of gebrekkige nakoming van hetgeen waartoe zij op basis van de vordering sub V. zijn veroordeeld, ten gunste van [eiser] en ter hoogte van € 5.000,00 voor iedere tekortkoming in de nakoming, te vermeerderen met € 5.000,00 voor iedere dag dat die tekortkoming voortduurt;
VII. [gedaagden c.s.] en Finnlogs c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de gerechtelijke en buitengerechtelijke advocaatkosten in deze zaak, overeenkomstig artikel 1019h Rv, op basis van een complexe kort gedingzaak, dan wel tot betaling een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag aan (buiten)gerechtelijke kosten, alsmede tenslotte in de nakosten.
3.2.
[gedaagden c.s.] en Finnlogs c.s. voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in het incident tot vrijwaring
3.4.
Finnlogs c.s. vorderen bij vonnis in het incident, uitvoerbaar bij voorraad, voor het geval de voorzieningenrechter tot een veroordeling van Finnlogs en/of [gedaagde sub 4] zou komen in de hoofdzaak, [gedaagden c.s.] te veroordelen tot vrijwaring en betaling van al hetgeen waartoe Finnlogs c.s. in de hoofdzaak tegen [eiser] mochten worden veroordeeld, met inbegrip van een eventuele kostenveroordeling en met veroordeling van [gedaagden c.s.] in de kosten van de vrijwaringsprocedure.
3.5.
[eiser] refereert zich in het incident aan het oordeel van de voorzieningenrechter. [gedaagden c.s.] voeren verweer tegen de oproeping in vrijwaring en tegen de inhoudelijke vorderingen in vrijwaring en concluderen tot afwijzing van die vorderingen.

4.De beoordeling

in het incident tot vrijwaring

4.1.
Finnlogs c.s. hebben voorafgaand aan de zitting in dit kort geding op donderdag 2 februari 2023 een incidentele conclusie tot vrijwaring van [gedaagden c.s.] ingediend, waarin zij - kort gezegd - vorderen om [gedaagden c.s.] te veroordelen tot betaling aan Finnlogs c.s. van al hetgeen waartoe Finnlogs c.s. jegens [eiser] in de hoofdprocedure worden veroordeeld.
Finnlogs c.s. hebben de voorzieningenrechter in hun incidentele conclusie tot vrijwaring niet verzocht om verlof om [gedaagden c.s.] (in het onderhavige geval tegen een verkorte termijn van krap drie dagen) in vrijwaring te mogen oproepen (bij afzonderlijke dagvaarding). [gedaagden c.s.] hebben in reactie op voornoemde brief van Finnlogs c.s. bij brief van 3 februari 2022 (gericht aan de advocaat van Finnlogs c.s.) kenbaar gemaakt bezwaar te maken tegen de oproeping in vrijwaring zonder voorafgaande toestemming van de voorzieningenrechter. Ter zitting hebben [gedaagden c.s.] voorts desgevraagd laten weten zeker ook niet vrijwillig in de vrijwaring te zullen verschijnen. Zoals de voorzieningenrechter reeds ter zitting aan partijen heeft medegedeeld zullen de vorderingen in vrijwaring bij die stand van zaken worden afgewezen en wordt niet toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling daarvan.
4.2.
Finnlogs c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het incident worden veroordeeld. De kosten in het incident zullen aan de zijde van [eiser] en [gedaagden c.s.] worden begroot op nihil, aangezien [eiser] zich in het incident heeft gerefereerd aan het oordeel van de voorzieningenrechter en [gedaagden c.s.] zich in deze procedure enkel ter zitting tegen de oproeping in vrijwaring hebben verzet en niet is gesteld of aannemelijk geworden dat zij hiervoor meer of andere kosten heeft gemaakt dan zij reeds in de hoofdzaak heeft gemaakt.
in de hoofdzaak
spoedeisend belang
4.3.
[gedaagden c.s.] betwisten dat [eiser] spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Hierin kunnen [gedaagden c.s.] niet worden gevolgd. Indien wordt geoordeeld dat het aannemelijk is dat [gedaagden c.s.] (en Finnlogs c.s.), zoals [eiser] stelt, (voortdurend) inbreuk maken op het auteursrecht van [eiser] en onrechtmatig jegens hem handelen, heeft [eiser] recht en belang bij (in ieder geval een deel van) zijn vorderingen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is aldus met de aard van het gevorderde en het daaraan ten grondslag gelegde het spoedeisend belang bij beoordeling van de vorderingen van [eiser] in voldoende mate gegeven.
het geschil
4.4.
Kern van dit geschil betreft de vraag of [eiser] zich kan beroepen op auteursrechtelijke bescherming voor het/de door hem gemaakt(e) ontwerp(en) voor een (te bouwen) woning van [gedaagden c.s.] in [woonplaats] . Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord, ligt ter beoordeling voor of [eiser] als enig maker van het/de ontwerp(en) in kwestie moet worden aangemerkt en of [gedaagden c.s.] en Finnlogs c.s. met de door Finnlogs opgestelde (bouw)tekening(en) voor de woning in [woonplaats] op enige wijze inbreuk maken op dat auteursrecht. In dat geval ligt tevens de vraag voor (i) of Finnlogs onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld dan wel nog steeds handelt door (onder andere) een aanvraag voor een omgevingsvergunning namens [gedaagden c.s.] te doen voorzien van die (bouw)tekening(en) en bouwmaterialen/elementen op basis van die (bouw)tekeningen aan [gedaagden c.s.] te leveren, en (ii) of [gedaagde sub 4] uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid kan worden aangesproken voor de door [eiser] gestelde schade.
auteursrechtelijke bescherming
4.5.
De eerste vraag, zo volgt uit de vorige rechtsoverweging, is of (een deel van) het/de ontwerp(en) van [eiser] auteursrechtelijke bescherming geniet(en).
Op grond van artikel 10 lid 1 sub 6 respectievelijk sub 8 van de Auteurswet (Aw) kunnen ontwerpen en tekeningen van bouwwerken voorwerp zijn van auteursrechtelijke bescherming. Ook op ontwerpen van woningen als hier in geschil kan dus auteursrecht rusten. Om als auteursrechtelijk beschermd werk in de zin van artikel 10 Aw te kunnen worden aangemerkt, moet het voortbrengsel in kwestie oorspronkelijk moet zijn, dat wil zeggen niet ontleend mag zijn aan een ander werk, en een eigen intellectuele schepping zijn van de maker die de persoonlijkheid van de maker weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzes van de maker bij de totstandkoming van het werk. Het moet met andere woorden gaan om een voortbrengsel met een ‘eigen oorspronkelijk karakter’ die de ‘persoonlijke stempel van de maker’ draagt, welk criterium op hetzelfde neerkomt als de volgens het Europese Hof van Justitie benodigde ‘eigen intellectuele schepping’ als verwoord in het Infopaq 1-arrest [1] en in het latere Cofemel-arrest [2] . Ook een verzameling of bepaalde selectie van op zichzelf niet beschermde elementen kan een (oorspronkelijk) werk zijn in de zin van de Auteurswet [3] . Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarin geen creatieve arbeid van welke aard ook valt aan te wijzen [4] . De keuzes van de maker mogen niet louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze [5] . Verder geldt dat de enkele omstandigheid dat het werk of bepaalde elementen daarvan, passen binnen een bepaalde mode, stijl of trend niet betekent dat het werk of deze elementen zonder meer onbeschermd zijn. Het gaat erom of de vormgeving van de (combinatie van de) verschillende elementen zodanig is, dat aangenomen kan worden dat met het ontwerp door de maker op voldoende eigen wijze uiting is gegeven aan de vigerende stijl, trend of mode [6] . Daarbij is niet vereist dat de maker bewust een werk heeft willen scheppen en bewust creatieve keuzes heeft gemaakt [7] .
4.6.
Uit de overgelegde stukken en de toelichting namens en door [eiser] ter zitting is gebleken dat [eiser] zich op het standpunt stelt dat de vormgeving van de woning op het perceel in [woonplaats] , die is voortgevloeid uit het ontwerp van de woning op het perceel in [woonplaats] , als geheel als een zelfstandig werk in de zin van de Auteurswet moet worden aangemerkt. Uit de toelichting van [eiser] ter zitting volgt dat hij in het bijzonder met betrekking tot de volgende kenmerken van zijn ontwerp(en) een beroep doet op auteursrechtelijke bescherming: (i) de indeling van de woning in een ‘doosje-verbinding-doosje’ en het samenspel tussen de verschillende ruimtes, en (ii) het kleurverloop van de verschillende ruimtes van ‘licht naar donker’, waarbij de woonruimte door het gebruik van veel glas het lichtst is, de tussenruimte (de verkeersruimte) donkerder is en vervolgens de slaapvertrekken het donkerst zijn.
Het verweer van [gedaagden c.s.] op dit punt komt erop neer dat [eiser] zijn stelplicht heeft verzaakt omdat niet duidelijk is gemaakt wat oorspronkelijk is aan dit ontwerp. De door [eiser] ter zitting genoemde kenmerken komen in elk geval (in het geheel) niet of nauwelijks voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking omdat (i) deze geen blijk geven van creatieve keuzes die het persoonlijk stempel van de maker dragen, mede in aanmerking genomen het relevante vormgevingserfgoed, (ii) sprake is van stijlnavolging dan wel (iii) dat deze kenmerken functioneel bepaald zijn.
Finnlogs c.s. refereren zich met betrekking tot de vraag of de (schets)ontwerpen van [eiser] (deels) auteursrechtelijk beschermd zijn aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
4.7.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. [eiser] heeft slechts in algemene bewoordingen gesteld dat hij auteursrechtelijke bescherming inroept voor het ontwerp van de woning van [gedaagden c.s.] Klaarblijkelijk doelt hij daarmee op het ontwerp dat is meegezonden bij de indiening van de bouwaanvraag. Uit de overige stellingen van [eiser] kan worden afgeleid dat dit ontwerp aansluit bij het allereerst ontwerp voor [gedaagden c.s.] voor de woning op het perceel in [woonplaats] . Daarbij vormt de driedeling volgens [eiser] de essentie van het ontwerp, in die zin dat het woongedeelte en de slaapvertrekken (de twee ‘doosjes’) met elkaar worden verbonden door een middenstuk (ook wel genoemd de ‘verkeersruimte’, ‘verbindingsruimte’ of de ‘sluisverbinding’). Voor de auteursrechtelijke bescherming zijn volgens [eiser] verder van belang het gehanteerde kleurverloop, met een donker slaapgedeelte, een lichter verbindingsgedeelte en een (nog)lichte(re) woonruimte met ‘een open blik naar de omgeving’ door het gebruik van veel glas. De door [eiser] aangehaalde kenmerken van het/de ontwerp(en) van de woning lenen zich echter
op zichzelfniet voor auteursrechtelijke bescherming. Het gaat nu juist om de concrete uitwerking door [eiser] van de genoemde driedeling van de woning, het samenspel tussen de drie ruimtes en het door hem toegepaste kleurverloop, en de vormgeving van die specifieke trekken die, -om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen- (al dan niet in onderling verband bezien) een eigen oorspronkelijk karakter moeten hebben, het persoonlijk stempel van [eiser] moeten weerspiegelen en moeten voortspruiten uit zijn vrije, creatieve keuzes. Het lag op de weg van [eiser] om het voorgaande te concretiseren en nader te onderbouwen maar dat heeft hij, ook na daartoe ter zitting in de gelegenheid te zijn gesteld, onvoldoende gedaan. Daardoor blijft onduidelijk wat bijdraagt aan de oorspronkelijkheid en niet is voorgekomen uit soortgelijke ontwerpen en hoe [eiser] op eigen wijze uiting heeft gegeven aan kubistische stijl. Het is niet aan de voorzieningenrechter om die beschrijving te geven.
Dat geldt ook voor zover het beroep op het auteursrecht betrekking heeft op de door [eiser] gekozen indeling van de woning. Daarbij geldt bovendien dat niet in geschil is dat het ontwerp van de woning in [woonplaats] de ‘footprint’ van de fundering van de vorige (inmiddels gesloopte) woning volgt. Dat deze footprint ook anders had kunnen worden ingericht, en dat daar ook een heel ander soort woning op had kunnen worden gebouwd en in die zin sprake is van een veelvoud aan vormgevingsalternatieven, betekent, anders dan [eiser] lijkt te veronderstellen, nog niet dat de door [eiser] gekozen vormgeving van de woning reeds om die reden oorspronkelijk is.
Gelet op het voorgaande komt de voorzieningenrechter niet toe aan de beantwoording van de vraag of het ontwerp auteursrechtelijke bescherming verdient, nu [eiser] dus niet heeft gesteld welke elementen of combinatie van elementen leidt tot het vereiste van eigen, persoonlijk karakter en persoonlijk stempel.
[eiser] stelt verder nog dat [gedaagden c.s.] en Finnlogs c.s. zijn auteursrecht op het ontwerp van de woning hebben erkend (in onderlinge correspondentie dan wel ter zitting) maar uit de stukken van [gedaagden c.s.] en Finnlogs c.s. blijkt dat [gedaagden c.s.] (de omvang van) het door [eiser] gestelde auteursrecht gemotiveerd betwist en dat Finnlogs c.s. zich refereert. Van een erkenning is dan geen sprake. Daarbij wreekt zich ook dat onduidelijk is waarop die gestelde erkenning zou zien nu het aan [eiser] was om te stellen en te ouderbouwen met betrekking tot welke specifieke elementen/trekken van zijn ontwerp hij auteursrechtelijke bescherming inroept, hetgeen hij zoals reeds is overwogen niet (voldoende) heeft gedaan.
4.8.
De slotsom is dat elementen uit het/de ontwerp(en) van [eiser] (voor een deel) auteursrechtelijke bescherming zouden kunnen genieten maar dat [eiser] in de dagvaarding en desgevraagd ter zitting onvoldoende heeft geconcretiseerd welke specifieke, door hem ontworpen, elementen en kenmerken van zijn ontwerp(en), al dan niet gecombineerd, een eigen oorspronkelijk karakter hebben en zijn persoonlijk stempel dragen en berusten op vrije creatieve keuzes van [eiser] . Bij gebreke van een afdoende onderbouwing in dat kader kan vooralsnog niet worden gezegd dat sprake van een werk als bedoeld in de Auteurswet en komt/komen het/de ontwerp(en) van [eiser] thans niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking.
4.9.
Bij die stand van zaken behoeven de overige stellingen en verweren van partijen, waaronder met betrekking tot de vraag of [eiser] als enig maker van zijn ontwerp(en) moet worden aangemerkt, of de (bouw)tekening/het ontwerp van Finnlogs als een zelfstandig werk kwalificeert en (in het verlengde daarvan) of [gedaagden c.s.] en/of Finnlogs c.s. met de (bouw)tekening/het ontwerp van Finnlogs en/of het bouwen op basis daarvan op enige wijze inbreukmakend dan wel onrechtmatig jegens [eiser] handelen, in het kader van dit kort geding geen bespreking meer. Ook aan de stellingen van partijen over enige (bestuurders)aansprakelijkheid van [gedaagde sub 4] in privé voor het handelen van Finnlogs wordt gelet op het voorgaande niet meer toegekomen.
de vorderingen van [eiser]
4.10.
Het voorgaande betekent dat de primaire vordering onder I. van [eiser] tot staking van iedere (indirecte) inbreuk, alsmede tot ongedaanmaking daarvan door de woning (in aanbouw) af te breken dan wel een bouwstop te gelasten zal worden afgewezen, nog daargelaten dat de Auteurswet in artikel 28 lid 5 slechts voorziet in een vordering tot (gedeeltelijke) wijziging van een onroerende zaak in geval van auteursrechtinbreuk en niet in (volledige) afbraak daarvan.
4.11.
Gelet op het voorgaande bestaat ook geen plaats voor toewijzing van de subsidiaire en secundaire vorderingen van [eiser] tot veroordeling van [gedaagden c.s.] en Finnlogs c.s. tot betaling van schadevergoeding c.q. vergoeding van inkomstenderving in de hoogte van € 98.609,00 voor de verveelvoudiging van het ontwerp van [eiser] (vordering III.), tot betaling van een schadevergoeding van € 20.000,00 voor de immateriële veruiterlijking van het ontwerp en, bij wijze van voorschot, tot betaling van een bedrag van € 63.768,56 vanwege onrechtmatig verkregen voordeel door [gedaagden c.s.] en/of Finnlogs c.s. (vordering IV.). Ten overvloede wordt nog overwogen dat ook overigens niet is voldaan aan overige de eisen voor toewijzing van een geldvordering in kort geding. [eiser] heeft voornoemde vorderingen nauwelijks onderbouwd of gespecificeerd, anders dan met een blote verwijzing naar de uitkomst van een (niet te verifiëren) rekenprogramma voor architecten uit 1997 en naar de door Finnlogs gegenereerde omzet alsmede naar de naar zijn schatting door Finnlogs gehanteerde marge bij een dergelijk project. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat het bestaan van voornoemde geldvorderingen van [eiser] op [gedaagden c.s.] en/of Finnlogs c.s. aannemelijk is. Ook is niet gebleken dat de voor toewijzing van een geldvordering in kort geding vereiste onverwijlde spoed aanwezig is die maakt dat een onmiddellijke voorziening is vereist. Dat voorgaande betekent dat de vorderingen onder III. en IV. zullen worden afgewezen.
4.12.
De door [eiser] ingestelde nevenvorderingen tegen Finnlogs c.s. onder V. en VI. stranden eveneens, nu ook deze zijn gegrond op de door [eiser] gestelde auteursrechtinbreuk c.q. het gestelde onrechtmatig handelen door Finnlogs c.s.
proceskosten
4.13.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van zowel [gedaagden c.s.] als Finnlogs c.s. worden veroordeeld.
4.14.
Finnlogs c.s. maken aanspraak op vergoeding van de volledige proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv. Op de voet van artikel 1019h Rv wordt de in het ongelijk gestelde partij desgevorderd veroordeeld in de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij(en) heeft/hebben gemaakt, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. Finnlogs c.s. hebben ter onderbouwing van hun vordering een gedetailleerde urenspecificatie van hun advocaat overgelegd, waaruit blijkt dat de advocaatkosten van Finnlogs c.s. € 18.931,06 bedragen, inclusief btw maar exclusief griffierecht. Om de redelijkheid en evenredigheid van de advocaatkosten te beoordelen, zoekt de voorzieningenrechter aansluiting bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie 1 april 2017). De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze zaak kwalificeert als een eenvoudig kort geding waarvoor in beginsel een maximum geldt van € 6.000,00 (exclusief verschotten). Finnlogs c.s. hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die een overschrijding van het genoemde maximum indicatietarief voor een eenvoudig IE-kort geding rechtvaardigen. Daarbij komt dat Finnlogs c.s. in hun kostenspecificatie geen onderscheid hebben gemaakt in de advocaatkosten voor het door hen opgeworpen vrijwaringsincident en de advocaatkosten van de hoofdzaak, terwijl de door hen gemaakte kosten in het incident voor eigen rekening dienen te blijven. Het voorgaande betekent dat van het hiervoor genoemde maximum van een eenvoudig kort geding van € 6.000,00 zal worden uitgegaan. Daarnaast is door Finnlogs c.s. griffierecht in de hoogte van € 5.737,00 voldaan, zodat de totale proceskosten van Finnlogs c.s. uitkomen op een bedrag van € 11.737,00.
4.15.
[gedaagden c.s.] hebben in deze procedure geen aanspraak gemaakt op vergoeding van de volledige proceskosten in de zin van artikel 1019h Rv en vorderen (slechts) veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding inclusief het salaris van de advocaat van [gedaagden c.s.] Een veroordeling in de volledige proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv kan (in IE-zaken) alleen desgevorderd worden uitgesproken, zodat de advocaatkosten van [gedaagden c.s.] zullen worden begroot conform het voor kort geding toepasselijke liquidatietarief. De proceskosten van [gedaagden c.s.] zullen gelet op het voorgaande worden begroot op een bedrag van in totaal € 3.356,00 (griffierecht € 2.277,00 en salaris advocaat € 1.079,00).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in het incident
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Finnlogs c.s. in de proceskosten in het incident, aan de zijde van [eiser] en [gedaagden c.s.] tot op heden begroot op nihil,
in de hoofdzaak
5.3.
wijst de vorderingen af,
5.4.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagden c.s.] , aan de zijde van [gedaagden c.s.] tot op heden begroot op € 3.356,00,
5.5.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van Finnlogs c.s., aan de zijde van Finnlogs c.s. tot op heden begroot op € 11.737,00,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2023.

Voetnoten

1.HvJ EG 16 juli 2009,
2.HvJ EU 12 september 2019,
3.HR 22 februari 2013,
4.HR 30 mei 2008,
5.HvJ EU 11 juni 2020,
6.HR 22 februari 2013,
7.HR 30 mei 2008,