1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 januari 2022 te Arnhem, in de gemeente Arnhem, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Apeldoorn en/of gaande in de richting van Arnhem, daarmede rijdende over de weg, de Apeldoornseweg, roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg (de Apeldoornseweg) met de Europaweg
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 143 en 155 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg (de Apeldoornseweg) met de oprit van de
- terwijl het zicht op tegemoetkomend verkeer bij nadering van voornoemde kruising (enige
afstand) werd beperkt door een bomenrij, en/of
- terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 64,5 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 128 en 141 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde motorrijtuig niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Apeldoornseweg) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
- zonder te remmen die kruising op en/of over is gereden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of
- met het door hem bestuurde motorrijtuig met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 100 en
130 kilometer per uur is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, twee voertuigen die
zich op of nabij voormelde kruising bevonden,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, waardoor anderen (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 19 januari 2022 te Arnhem, in de gemeente Arnhem, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Apeldoorn en/of gaande in de richting van Arnhem, daarmede rijdende over de weg, de Apeldoornseweg,
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg (de Apeldoornseweg) met de Europaweg
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 143 en 155 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg (de Apeldoornseweg) met de oprit van de
- terwijl het zicht op tegemoetkomend verkeer bij nadering van voornoemde kruising (enige
afstand) werd beperkt door een bomenrij, en/of
- terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 64,5 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 128 en 141 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde motorrijtuig niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Apeldoornseweg) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
- zonder te remmen die kruising op en/of over is gereden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of
- met het door hem bestuurde motorrijtuig met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 100 en
130 kilometer per uur is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, twee voertuigen die
zich op of nabij voormelde kruising bevonden,
en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 19 januari 2022 te Arnhem, in de gemeente Arnhem, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van Apeldoorn en/of gaande in de richting van Arnhem, daarmede rijdende over de weg, de Apeldoornseweg,
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg (de Apeldoornseweg) met de Europaweg
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 143 en 155 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg (de Apeldoornseweg) met de oprit van de
- terwijl het zicht op tegemoetkomend verkeer bij nadering van voornoemde kruising (enige
afstand) werd beperkt door een bomenrij, en/of
- terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten reeds ongeveer 64,5 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
- heeft gereden met een gemiddelde snelheid ongeveer gelegen tussen de 128 en 141 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem bestuurde motorrijtuig niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de Apeldoornseweg) voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
- zonder te remmen die kruising op en/of over is gereden en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of
- met het door hem bestuurde motorrijtuig met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 100 en
130 kilometer per uur is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, twee voertuigen die zich op of nabij voormelde kruising bevonden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 19 januari 2022 omstreeks 22:11 uur heeft een ongeval plaatsgevonden op de Apeldoornseweg in Arnhem. Hierbij kwam een Mercedes-Benz AMG, bestuurd door verdachte, in botsing met een Fiat 500, bestuurd door [slachtoffer 2] , en een Mercedes-Benz E, bestuurd door [slachtoffer 3] met als bijrijder [slachtoffer 1] . Verdachte kwam uit de richting van Apeldoorn en reed in de richting van Arnhem. De maximumsnelheid ter plaatse is 80 km/u.
Als gevolg van dit ongeval hebben [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] letsel opgelopen.[slachtoffer 2] heeft sinds het ongeval krachtbeperking in haar pols, een deuk in het scheenbot en beperking in het strekken van haar linkerbeen.Desgevraagd heeft haar fysiotherapeut op 13 juli 2022 aangegeven dat zij als gevolg van het ongeval letsel had opgelopen in de vorm van een kneuzing in de weke delen van de rechterhand, blokkering linker SI-gewricht en lichte rotatiebeperking met draaien van de nek naar rechts. De herstelduur is ongeveer 6 maanden.
[slachtoffer 1] is op 21 januari 2022 onderzocht door een huisarts. Toen was sprake van een zwelling en een forse inwendige bloeding in de linkerborst en een zwelling van de elleboog die werd beoordeeld als een forse kneuzing. De duur van de genezing werd op dat moment op 6 maanden geschat.Op 12 mei 2022 verklaarde [slachtoffer 1] dat bij een later bezoek aan de arts bleek dat ze een inwendige bloeding, een gebroken rib en een gebroken elleboog had overgehouden aan het ongeval. Ook heeft ze verklaard dat ze nog geen kracht in haar arm had en dat zij twee keer per week naar de fysiotherapeut gaat voor het herstel van haar elleboog. Ook was zij op dat moment nog niet in staat haar werk op te pakken.Ter terechtzitting is gebleken dat zij nog steeds niet aan het werk is vanwege de pijn en hinder die ze ondervindt.
[slachtoffer 3] is op 19 januari 2022 onderzocht. Op dat moment werd vastgesteld dat sprake was van een gebroken enkel en een gebroken vinger. De enkel diende te worden geopereerd.Ten aanzien van de vinger wordt blijvend functieverlies verwacht.Op 12 mei 2022 verklaarde [slachtoffer 3] dat hij een ijzeren pin in zijn enkel heeft en dat voor de vinger nog een traject loopt bij de fysio. Mocht die behandeling zonder resultaat blijven, wordt overwogen een schroef te plaatsen of een deel van de vinger te amputeren. Op 12 mei 2022 was [slachtoffer 3] nog niet in staat om te werken.Ter terechtzitting verklaarde [slachtoffer 3] dat hij nog niet normaal aan het werk is, maar slechts beperkt en ander werk doet.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde, te weten een overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW) waarbij de mate van schuld als roekeloos dient te worden aangemerkt. De officier van justitie voert daartoe aan dat de verdachte een drietal verkeersovertredingen heeft begaan – bestaande uit de overschrijding van de maximumsnelheid, door rood licht rijden en het niet verlenen van voorrang – waarbij de gedragingen naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht zijn op een ernstige schending van de verkeersregels, waarbij levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was in de zin van artikel 5a WVW. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ook is verwezenlijkt, gelet op de verklaringen van de slachtoffers en de geneeskundige verklaringen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, waarbij de mate van schuld als aanmerkelijk onvoorzichtig dient te worden aangemerkt. Verder heeft de raadsvrouw om gedeeltelijke vrijspraak verzocht van een van de twee gedachtestreepjes in de tenlastelegging die zien op het rijden door rood licht. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het letsel van [slachtoffer 2] niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte met zijn auto in botsing is gekomen met zowel de auto van [slachtoffer 2] als die van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] , die daarbij allen gewond zijn geraakt. De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of deze aanrijding in juridische zin aan de schuld van verdachte is te wijten.
Getuige [slachtoffer 2] , bestuurder van de Fiat 500, heeft verklaard dat zij op de rechter rijstrook reed die richting de A12 gaat. Zij naderde het verkeerslicht, zag dat het licht op rood stond en vervolgens op groen sprong. Bij het oversteken van de tegengestelde rijbaan zag ze in een flits van rechts een voertuig naderen op hoge snelheid.Wat daarna gebeurde, is voor [slachtoffer 2] onduidelijk. Het volgende moment dat ze zich herinnert is dat haar voertuig 180 graden gedraaid midden op de tegengestelde weg stond.
Getuige [slachtoffer 3] , bestuurder van de Mercedes-Benz E, heeft verklaard dat hij op de linker rijstrook voorsorteerde om linksaf de A12 op te rijden en moest stoppen voor een verkeerslicht dat op rood stond. Op het moment dat hij zag dat het verkeerslicht groen werd, trok hij op. Toen hij op de kruising was, voelde hij een harde klap.
Getuige [slachtoffer 1] , bijrijder van de Mercedes-Benz E, heeft verklaard dat hun auto stil stond bij het verkeerslicht, dat op rood stond. Op het moment dat ze zag dat het verkeerslicht op groen sprong, merkte ze dat haar partner gas gaf en de A12 op wilde draaien. Toen ze de kruising op reden, voelde ze een harde klap.
De politie heeft onderzoek gedaan naar de werking van de verkeersinstallatie. Hierbij is vastgesteld dat de verkeerslichten in beide richtingen duidelijk zichtbaar waren en naar behoren functioneerden.Er zijn geen storingen vastgesteld.
Verder is uit dat onderzoek gebleken dat de Mercedes-Benz AMG waarin verdachte reed het kruispunt voorafgaand aan het ongevalskruispunt, was genaderd met een indicatieve snelheid gelegen tussen 143 km/u en 155 km/u.Ook volgt hieruit dat de Mercedes-Benz AMG het kruispunt van het ongeval had genaderd met een indicatieve snelheid gelegen tussen 128 km/u en 141 km/u.
Uit de storingsdata van de Mercedes-Benz AMG is gebleken dat een crash is herkend. Aan het moment van die storing was een snelheidsbereik gekoppeld van 100 km/u tot 130 km/u. Het is aannemelijk dat de snelheid waarmee de botsing plaatsvond in dit bereik ligt.
Daarnaast volgt uit het onderzoek aan de verkeersinstallatie dat de Mercedes-Benz AMG de stopstreep passeerde terwijl het verkeerslicht minimaal 64,5 seconden op rood stond.
De politie heeft forensisch onderzoek gedaan naar de oorzaak en toedracht van het ongeval. Het zicht van verdachte werd op een afstand van ongeveer 100 meter voor de kruising belemmerd door de bomenrijen die tussen de gescheiden rijbanen van de Apeldoornseweg aanwezig waren, maar op korte afstand van de kruising vormen deze bomen geen belemmering meer. Als verdachte de kruising met hoge snelheid is genaderd, is zijn zicht op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer hierdoor maar voor korte tijd geweest.
In het forensisch onderzoek is geconcludeerd dat het meest waarschijnlijke scenario het volgende is:
“Op woensdag 19 januari 2022, omstreeks 22:06 uur, reed de bestuurder van de AMG over de Apeldoornseweg te Arnhem, komende uit de richting van Apeldoorn en gaande in de richting van Arnhem. De bestuurder van de AMG naderde de kruising met de Europaweg met een gemiddelde indicatieve snelheid gelegen tussen de 143 km/h en 155 km/h. Hij reed vervolgens rechtdoor in de richting van de kruising met de oprit van de Al2, hij naderde deze kruising met een gemiddelde indicatieve snelheid gelegen tussen de 128 km/h en 141 km/h en negeerde het voor hem geldende rode verkeerslicht. Op datzelfde moment reden de bestuurders van de Fiat en de E-klasse in tegenovergestelde richting over de Apeldoornseweg, komende uit de richting van Arnhem en linksaf slaand in de richting van de oprit van de Al2. Hierdoor kwam de AMG in botsing met de Fiat en de E-klasse.”
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte als bestuurder van de Mercedes-Benz AMG heeft gereden met een hogere snelheid dan die voor het verkeer ter plaatse was toegestaan. Hij reed namelijk bij de kruising voorafgaand aan de ongevalskruising (indicatief) tussen 143 km/u en 155 km/u en ongeveer 130 meter verder op de ongevalskruising (indicatief) tussen 128 km/u en 141 km/u. De maximumsnelheid ter plaatse was 80 km/u. Verdachte heeft zijn auto niet tijdig tot stilstand kunnen brengen en hij is, kennelijk zonder te remmen, de kruising opgereden. Bij de botsing met de andere twee voertuigen had verdachte een snelheid in het bereik van 100 tot 130 km/u.
Daar komt nog bij dat verdachte door rood is gereden. Verdachte betwist dit weliswaar, maar de rechtbank heeft geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door de politie opgestelde processen-verbaal en stelt vast dat verdachte de stopstreep op de ongevalskruising is gepasseerd, terwijl het verkeerslicht al minimaal 64,5 seconden op rood stond.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn daarom alle ten laste gelegde gedragingen wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat eveneens sprake was van het niet-verlenen van voorrang. Nu deze gedraging niet in de tenlastelegging is opgenomen, zal de rechtbank over deze eventuele gedraging geen uitlatingen doen.
Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
Door deze gedragingen heeft verdachte het ongeval veroorzaakt. Gelet op de ernst van de gedragingen, veel te hard door rood licht rijden, heeft hij daarmee schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de WVW.
Roekeloosheid
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of deze schuld is aan te merken als roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 WVW in samenhang met artikel 175, tweede lid, WVW, zoals de officier van justitie heeft betoogd. Roekeloosheid is de zwaarste gradatie van schuld. Hiervan is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat de verdachte zich hiervan bewust was of had moeten zijn.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt.
Artikel 5a WVW
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte met de hiervoor vastgestelde verkeersgedragingen, die hebben geleid tot het ongeval, (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een tweetal van de in artikel 5a WVW genoemde gedragingen, te weten het overschrijden van de maximumsnelheid en het door rood licht rijden.
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. Verdachte heeft gedurende langere tijd (in elk geval langer dan een enkel moment) meerdere van voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels geschonden, waarmee meerdere andere weggebruikers werden geconfronteerd. Zo heeft verdachte de maximumsnelheid eerst met minstens 63 km/u en vervolgens met minstens 48 km/u overschreden. Met hoge snelheid reed verdachte door rood licht, terwijl dat licht al ruim een minuut op rood stond. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
Voor een overtreding van artikel 5a WVW moet het opzet van de verdachte zowel gericht zijn op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest. Verdachte heeft in één rit meerdere verkeersregels overtreden waardoor een zeer gevaarlijke situatie is ontstaan. Verdachte heeft hiermee onaanvaardbare risico’s genomen. Het fors overschrijden van de maximumsnelheid over een langere afstand kan niet anders dan opzettelijk worden uitgevoerd. Verdachte moet, nadat hij van de snelweg was afgedraaid, fors versneld hebben om deze snelheden te bereiken. De rechtbank heeft daarbij aandacht voor de omstandigheid dat verdachte toen hij 143-155 km/u reed, een verkeerslicht passeerde dat blijkens de VOA bij het passeren van de stopstreep 0,2 seconde op groen stond. Dit roept de vraag op in hoeverre verdachte dat groene licht nog gezien kan hebben. Het geeft een beeld van de wijze waarop verdachte achter het stuur zat. Ook het vervolgens rijden door rood licht terwijl dit al geruime tijd op rood stond, wijst op opzettelijk gedrag: verdachte heeft het rode licht geruime tijd kunnen en moeten zien.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de genoemde gedragingen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op de opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
d. gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel/het leven van anderen
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat wanneer een bestuurder het hiervoor beschreven verkeersgedrag vertoont. Verdachte heeft ook daadwerkelijk een verkeersgeval veroorzaakt waarbij meerdere personen letsel hebben opgelopen en waarbij hij zelf ook gewond is geraakt. Naar het oordeel van de rechtbank was door het handelen van verdachte gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Tussenconclusie
Dat betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval waarbij sprake is van de zwaarste vorm van schuld, namelijk roekeloosheid.
Kwalificatie letsel
[slachtoffer 2] heeft aan het verkeersongeval volgens haar fysiotherapeut een kneuzing in de weke delen van haar pols, blokkering van het link SI-gewricht en een lichte rotatiebeperking van het draaien van de nek overgehouden waarbij de genezingsduur op 6 maanden wordt geschat. Verder heeft [slachtoffer 2] verklaard een deuk in het scheenbot en beperking in het strekken van haar linkerbeen te hebben overgehouden. De rechtbank is van oordeel dat dit dient te worden aangemerkt als letsel waaruit tijdelijke ziekte is ontstaan.
[slachtoffer 1] heeft ten gevolge van het verkeersongeval een inwendige bloeding, een gebroken rib en een gebroken elleboog opgelopen. Zij was op 12 mei 2022 (ruim 4 maanden na het ongeval) nog niet aan het werk. De rechtbank is van oordeel dat dit kan worden gekwalificeerd als letsel waaruit verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Aan het verkeersongeval heeft [slachtoffer 3] een gebroken enkel en een gebroken vinger opgelopen. Het letsel aan de enkel was van dien aard dat een operatie noodzakelijk is gebleken. Het letsel aan de vinger is blijvend van aard. Daarnaast heeft [slachtoffer 3] gedurende minstens 4 maanden niet zijn normale beroepsbezigheden kunnen verrichten. Deze ongeschiktheid duurt voort: hij is ruim een jaar na het ongeval nog steeds niet normaal aan het werk. Op deze gronden is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel is.
De rechtbank acht gelet op al het voorgaande het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.