ECLI:NL:RBGEL:2023:836

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
05-237007-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en belediging van ambtenaren in functie met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 21 februari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en belediging van ambtenaren in functie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 2 september 2021 in Ede, door middel van geweld en bedreiging, de aangever heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van € 5.000,00. De verdachte heeft de aangever bedreigd met geweld en heeft hem fysiek aangevallen, wat leidde tot een gevoel van grote angst bij de aangever. De rechtbank achtte de verklaring van de aangever betrouwbaar en ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 5.000,00 toegewezen, inclusief wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het ondermijnen van het gezag van ambtenaren door de beledigende uitlatingen van de verdachte tijdens zijn aanhouding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/237007-21
Datum uitspraak : 21 februari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] in Arnhem,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] , in [woonplaats] .
Raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 september 2021 te Ede met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van:
- 100 euro contant geld en/of
- 4900 euro (door dat geld over te laten maken naar een bankrekening),
in elk geval enig geldbedrag en/of goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n), door: [toen/nadat verdachte en [slachtoffer] een geschil hadden over de betaling van een geldbedrag door [slachtoffer] aan verdachte en/of verdachte (meermalen) had aangegeven dat [slachtoffer] een (groot) geldbedrag aan verdachte moest betalen en/of zij daarover in de maanden augustus en/of september 2021 contact hadden onderhouden en/of nadat [slachtoffer] had laten weten maximaal € 1750,- te willen betalen aan verdachte]
-in de nacht van 2 september 2021 (onaangekondigd) naar de woning van die [slachtoffer] te gaan en/of
- Met kracht tegen de achterdeur van de woning van die [slachtoffer] te duwen en/of te bonken, waardoor de ruit van voornoemde achterdeur uit de sponning is gekomen en/of waardoor een of
meer glaslatten is/zijn losgeraakt en/of
- ( vervolgens) de woning van die [slachtoffer] binnen te gaan en/of
- die [slachtoffer] meerdere malen (met de vuist) tegen zijn linkerarm en/of tegen zijn borst te slaan
en/of te stompen en/of
- meerdere malen met de vlakke hand tegen de borst van die [slachtoffer] te slaan en/of
- op agressieve en harde toon tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij (nu) € 5000 moet betalen en/of
dat verdachte dat geld nu moet/wil hebben, in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en weg te gooien en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: “dan gooien we je in de kofferbak en gaan we naar mijn loods en
sluiten we je op” in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- aan die [slachtoffer] zijn vuist te laten zien en te zeggen: “zie je deze vuist? Anders sla ik je daarmee hartstikke dood. Ram ik je hele hersens door elkaar”, in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat als hij wegging en opgepakt zou worden hij zou weten dat [slachtoffer]
het was geweest, hem zou weten te vinden en hem hartstikke dood zou slaan, in elk geval
woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 2 september 2021 te Arnhem, opzettelijk een ambtenaar, te weten [ambtenaar 1] hoofdagent bij politie eenheid Oost-Nederland en/of [ambtenaar 2] , brigadier bij politie eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hun de woorden toe te voegen: “kankerwouten, ik pak je, sla je helemaal kapot, kale kankerflikker, kom hier dan dan sla ik je kapot, wie denk je wel niet dat je bent”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vast staat dat aangever [slachtoffer] en verdachte een geschil hadden over de betaling van een geldbedrag door [slachtoffer] aan verdachte en ook dat verdachte (meermalen) had aangegeven dat [slachtoffer] een (groot) geldbedrag aan verdachte moest betalen. [slachtoffer] en verdachte hebben daarover in de maanden augustus en september 2021 contact onderhouden en [slachtoffer] heeft verdachte uiteindelijk laten weten maximaal € 1.750,- te willen betalen. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de verklaring van aangever [slachtoffer] betrouwbaar is en ondersteund wordt door andere bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 2 heeft hij aangevoerd dat het bewijs bestaat uit een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal en dat daarom voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte dat feit heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1 en heeft daartoe aangevoerd dat sprake was van een zakelijk geschil en dat in de woning van [slachtoffer] is onderhandeld waarbij wat woorden zijn gevallen. In die onderhandeling was in de visie van de verdediging geen sprake van de voor afpersing vereiste wederrechtelijke bevoordeling.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij zich de avond van 1 september 2021 in zijn woning in Ede bevond. Hij is op de bank in slaap gevallen. Hij werd wakker van het geluid van (hard) bonzen. Hij zag dat verdachte voor de deur stond met achter hem [betrokkene 1] . Op het moment dat [slachtoffer] de deur wilde sluiten met de nachtschoot, kwam een klap op het raam. [slachtoffer] zag dat door die klap het glas deels loskwam en de glaslatten eraf vlogen en dat verdachte en [betrokkene 1] de woning binnenkwamen. [slachtoffer] hoorde verdachte zeggen: “
dat had je niet verwacht he”. [slachtoffer] ging op de bank zitten en verdachte ging naast [slachtoffer] zitten. Verdachte kwam steeds dichterbij. Verdachte sloeg twee keer met de buitenkant van zijn rechterarm tegen de linkerarm en daarna tegen de borst van [slachtoffer] . [slachtoffer] hoorde dat verdachte dreigend sprak en steeds harder en agressiever begon te praten. Verdachte zei dat hij dat geld moest hebben en dat hij nu 5000 euro moest betalen. Op het moment dat [slachtoffer] het gesprek wilde opnemen met zijn telefoon, pakte verdachte de telefoon en gooide die weg. Vervolgens zei verdachte tegen [slachtoffer] dat hij hem in de kofferbak zou gooien, naar de loods van verdachte zouden gaan en hem op zouden sluiten. Ook liet verdachte zijn vuist zien aan [slachtoffer] en zei daarbij dat hij hem daarmee anders hartstikke dood zou slaan en zijn hele hersens door elkaar zou rammen. [slachtoffer] zei vervolgens dat hij die 5000 euro wel wilde betalen, omdat hij inmiddels zo bang was dat hij geen andere weg zag dan het geld over te maken. [slachtoffer] heeft 4900 euro overgeschreven naar een bankrekening en contant 100 euro aan verdachte gegeven. Verdachte zei verder tegen [slachtoffer] dat als hij weg ging en opgepakt zou worden, hij zou weten wie het was geweest, dat hij [slachtoffer] wist te vinden en hem hartstikke dood zou slaan. [3]
De politie is op 2 september 2021 omstreeks 02:00 uur naar de woning van [slachtoffer] gegaan en trof daar [slachtoffer] aan, die onrustig en angstig was. [slachtoffer] vertelde dat hij zojuist omstreeks 01:00 uur wakker werd van gestommel en gebonk op het raam van de tuindeur, dat hij door verdachte was bedreigd en onder dwang een geldbedrag van 4900 euro had overgemaakt aan de bankrekening van [naam] met bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] . De politie constateerde dat de ruit van de tuindeur los in de sponning zat en dat een houten lat op de grond voor de deur lag. [4]
De politie heeft de inhoud van de telefoon van [slachtoffer] bekeken. In die telefoon werd een foto aangetroffen die [slachtoffer] op 2 september 2021 om 01:26 uur naar [verdachte] had gestuurd, waarop was te zien dat een bedrag van 4900 euro was overgemaakt naar [bankrekeningnummer] ten name van [naam] . [5] In het dossier bevindt zich ook een afbeelding van deze overschrijving. [6]
Bij onderzoek aan de telefoon van [slachtoffer] werd daarnaast een bericht aangetroffen dat hij heeft verstuurd aan zijn zoon: “
02-09-2021 02:57 - [slachtoffer] : Om lu lag ik op de bank te slapen en heeft hij met geweld de achterdeur ingeramd. Hij was bezopen en heeft mij met de dood bedreigd, hij zat naast me en eiste 5000. [betrokkene 1] was er ook bij. Hij zei dat ik tegen [betrokkene 2] had gezegd dat ik hem beschuldigde. Dat is de vriend van [betrokkene 3] . Ik heb die hele [betrokkene 2] niet gesproken. Hij sloeg me op de arm en zei hier, bel12 maar, maar ik heb 20 tot 30 vrienden die je dood slaan. Ik ben nog nooit zo bang geweest. Wij gaan nu en je zorgt dat er binnen een uur 5000 op de rekening staat. Ik zat te twijfelen of ik 112 zou bellen. Heb ik toch gedaan en hij is opgepakt. Wilt u aangifte doen.o politie os er weer.” [7]
Verder heeft de politie onderzoek gedaan naar het geheugen van de telefoon van [slachtoffer] . Daarop is een aantal audioberichten aangetroffen. De politie heeft deze audioberichten beluisterd en in een proces-verbaal beschreven wat daarop te horen is. Hierin staat onder meer volgende:

Audio 2021-09-02-00-28-05.
Dit betreft een gesprek tussen [slachtoffer] en [verdachte] op 2 september 2021 te 00.28.05 uur. Dit gesprek werd letterlijk uitgewerkt.
A: [slachtoffer]
B: [verdachte]
A: Nee nee nee uhh... domme doet ie het weer niet
B: gelach... Ben ik nou duidelijk of ben ik niet duidelijk?
A: Uhm...
B: Hallo...
A: He...?
B: Ben ik...Ben ik nou duidelijk (geluid van gerommel).... onverstaanbaar....Wil je wouten bellen of niet
A: Ik ben
B: Wat is er met jou
A: duidelijk... maar ik ga het aan je overmaken.
B: Zit je me op te nemen of wat.
A: Nee . boem ja ik moet . Ik kan het hier over maken
B: Kijk hier je bent me aan het opnemen...
Einde gesprek
[verdachte] spreek met dubbele tong Aangever [slachtoffer] klinkt door zijn stemverheffingen en
intonatie bang gestrest in het gesprek.
En:

Audio 2021-09-02-01-21-39-541
Dit betreft een gesprek tussen [slachtoffer] en [verdachte] op 2 september 2021 te 01.21.39 uur. Dit gesprek werd letterlijk uitgewerkt.
A: [slachtoffer]
B [verdachte]
B Gedag (fon)
A: He [verdachte] klopt het dat het op naam staat van [naam] ?
B: Ja klopt....
A: Oké ja want ik vulde in [betrokkene 1]
B: Ja maakt me niet uit.... overmaken joh. ..
A: DUs uh..
B: Joh.
A: Dus uh dat wordt gewoon [naam] ....oké dan pas ik het aan
B: ...onverstaanbaar niet meer daar van betichten joh....
A: Ik. ... Ik pas dat aan en uh... dan
B: ga niet met jouw in discussie.... Ik weet niet wat jij op neemt.. .
A: Nee
B: Dat is gewoon
A: Ik Ik Ik zet het
B: Jij neemt alles op
A: Ik ze .
B Het interesseert me niet
A: Ik zet hem nu uit.
B: Je bent me nu nog onverstaanbaar
A: honderd heb je al gehad......4900 honderd is onderweg... Ik maak er [naam] . Oké prima
B: onverstaanbaar...5000 is onderweg ja...
A: Oké ik hang op
B Jo. .. [8]
En:

Audio 2021-09-02-07-35-06-010
[slachtoffer] heeft een gesprek met een [persoon] gezien de aard van het gesprek mogelijk de zoon
van [slachtoffer] op 2 september 2021 te 07.35.06 uur.
De politie is net weg Hij is achterover op de bank in slaap gevallen. Er werd hard op de deur
gebonsd. Hij kijkt en ziet die dikke kop staan. Hij wilde controleren of de deur op de haak stond. Hij ramde op de deur en die hele ruit ligt er nu uit. Het hout er omheen ook. Hij stond om 01.00 uur voor de deur. Hij sloeg de deur in waardoor de deur open kon. Hij ging naast [slachtoffer] zitten en sloeg hem op zijn arm. [slachtoffer] moest zijn shirt uit doen voor onderzoek. Hij moet nog de politie bellen in verband met een glas wat er staat met vingerafdrukken. [slachtoffer] zegt dat [verdachte] straat bezopen was. Hij werd heel kwaad. [slachtoffer] had hem aangeboden 1750 euro te betalen. Dat ging niet door [slachtoffer] had uitgelegd dat dit was door omstandigheden. [verdachte] had gezegd, we gaan nu naar het park. Kijk naar die cameraatjes. Die staan omhoog. [slachtoffer] had gisteren nog gezien dat ze naar beneden wezen [verdachte] ging dicht tegen [slachtoffer] aan zitten en keek hem aan. [verdachte] sloeg toen keihard op zijn arm Zoals Jan Boskamp doet Op zijn arm en op zijn borst. [verdachte] heeft [slachtoffer] letterlijk met de dood bedreigd [slachtoffer] pakte zijn telefoon. [verdachte] eiste en [slachtoffer] zei dat hij de 1750 zou betalen. [verdachte] zei dat hij in Akersloot zat en dat [slachtoffer] de aanstichter was Toen kwam [verdachte] heel dicht bij [slachtoffer] . [slachtoffer] voelt zich nu niet meer veilig en wil onderduiken. Toen zei [verdachte] dat het nu 5000,- euro werd [slachtoffer] had toen gezegd dat hij de 1750 zou overmaken en pakte zijn telefoon. Hij drukte op het knopje van gesprek opnemen. [verdachte] vroeg of [slachtoffer] het op aan het nemen was en pakte de telefoon en flikkert die naar achteren. De ogen van [verdachte] spuwden vuur. [verdachte] gaf toen [slachtoffer] zijn telefoon en zei bel 112 maar. Laat ze maar komen de politie. Als ze me oppakken weet ik dat jij het bent geweest, maar ik heb 20 tot 30 vriendjes en die slaan jou helemaal kapot. Al zit [verdachte] in de petoet (gevangenis). En ik sla je helemaal dood. Je gaat nu mee naar het park. [slachtoffer] vroeg hem wat hij op park moest zoeken. [verdachte] liet [slachtoffer] zien dat hij daar gisteren om 08.03 geweest. [verdachte] zou nou dan neem ik je mee in de kofferbak van de auto mee en sluit je op in een van mijn loodsen.
( [slachtoffer] begint te huilen.)
[slachtoffer] heeft toen van zijn beleggingsrekening 4500,- overgeschreven.
Gesprek gaat verder over de komst van de politie.
[slachtoffer] heeft 4900,- euro overgemaakt en 100,- euro contant betaald.
[slachtoffer] zegt dat [verdachte] van de Hoek met het huisje wilde kopen maar als het huisje total loss was ze 4 0000 euro wilde betalen voor de grond. [verdachte] van de Hoek zou ook hebben gezegd op zaterdag dat [slachtoffer] en nog maar niet naar toe moest gaan Dat vindt hij achteraf gezien vreemd. [9]
Getuige [betrokkene 1] heeft verklaard dat zij met verdachte naar de woning van [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) in Ede is gegaan. Ze waren in de nacht tussen 12 uur en 1 uur bij [slachtoffer] . Verdachte en [slachtoffer] zaten op de bank. Ze hoorde dat verdachte aan het schelden was. [10] [betrokkene 1] weet niet meer wat verdachte heeft gescholden, maar weet wel dat het akelig was. Ze hoorde dat [slachtoffer] zei dat hij het geld ging betalen en dat het daarna klaar moest zijn. [betrokkene 1] had gehoord dat het ging om 5000 euro, dat op haar rekening is gestort. Ook is contant geld gegeven, 50 of 100 euro. [11] Verder heeft [betrokkene 1] gezien dat de achterdeur vernield was doordat [verdachte] aan de deur trok. [12]
Verdachte heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard: “
Ik ben gister naar meneer [slachtoffer] zijn huis gegaan en er zijn wat woorden gevallen. Ik wilde met hem praten, gewoon om de tafel. Ik heb hem verzocht om geld over te maken. (…) Hij heeft mij al die tijd slecht behandeld en ik heb het gister er eigenlijk een beetje doorheen gedrukt. Ik wilde gewoon mijn geld hebben omdat ik klaar met hem was. Ik werk ook niet voor niks en ik eet niet voor niks. Ik heb hem niet bedreigd of afgeperst. Het kan dat hij dat zo heeft opgevat, dat ik hem heb bedreigd of afgeperst, omdat wij uit een ander milieu komen. Ik had ook wat gedronken en emotioneel en dan gooi je dingen eruit. Soms breng je dingen terwijl je dat ook op een andere manier zou kunnen doen. [13]
En: “
Ja. gewoon links om of rechtsom wilde ik mijn geld hebben en dat hij dat op de rekening van [betrokkene 1] moest overmaken.” [14]
De rechtbank stelt voorop dat het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend gebaseerd kan worden op de verklaring van één getuige of aangever (artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering). Alleen de verklaring van [slachtoffer] is dus onvoldoende. Er moet meer bewijs zijn, dat op zijn minst onderdelen uit de aangifte ondersteunt, om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat in elk geval een deel van de feiten en omstandigheden die in de aangifte worden genoemd ondersteuning vinden in een of meer andere bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer] betrouwbaar is. [slachtoffer] heeft gedetailleerd en consequent verklaard en bovendien wordt zijn verklaring op diverse onderdelen ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. De aangifte van [slachtoffer] komt zowel overeen met hetgeen hij kort na het incident aan de ter plaatse gekomen politie heeft verteld als met het bericht dat hij vervolgens kort hierna aan zijn zoon stuurt. Zowel [betrokkene 1] als verdachte zelf heeft bevestigd dat verdachte verbaal agressief is geweest tegen [slachtoffer] , waarbij [betrokkene 1] ook verklaart dat [slachtoffer] en verdachte beiden op de bank zaten. Verder heeft de politie vastgesteld dat het raam los in de sponning zat en dat een houten lat los op de grond lag. Ook is aan de hand van de overschrijving in het dossier duidelijk dat het geldbedrag in de nacht is overgeschreven, overeenkomstig de verklaring van [slachtoffer] .
De rechtbank is van oordeel dat uit deze bewijsmiddelen volgt dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de handelingen zoals omschreven in de tenlastelegging heeft verricht, met uitzondering van het onderdeel “meerdere malen met de vlakke hand tegen de borst van die [slachtoffer] te slaan”. Dit blijkt namelijk niet uit de verklaring van [slachtoffer] dan wel enig ander bewijsmiddel in het dossier.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of met het handelen van verdachte sprake was van afpersing. Die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. Verdachte is, in de nacht naar de woning van [slachtoffer] gegaan, heeft daarbij hard op de achterdeur geslagen of gebonkt, het glas van de deur uit de sponning gedrukt en heeft [slachtoffer] verbaal en fysiek agressief benaderd. Verdachte heeft bij zijn methode om het geldbedrag – waar hij meende recht op te hebben – te innen de grenzen van het betamelijke ver overschreden en moet zich dat ook hebben gerealiseerd. Door op deze wijze [slachtoffer] te bewegen een geldbedrag te betalen, is sprake van het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen. Het was ook zijn bedoeling om [slachtoffer] dat bedrag afhandig te maken: “ik heb het er eigenlijk een beetje doorheen gedrukt” en “linksom of rechtsom wilde ik mijn geld hebben."
Om tot een bewezenverklaring van afpersing te komen is een causaal verband vereist tussen de uitgeoefende dwang en de geleverde prestatie. De rechtbank acht bewezen dat door de gedragingen van verdachte [slachtoffer] zich gedwongen heeft gevoeld om het geldbedrag van 5000 euro af te geven. Die prestatie is enkel op dat moment geleverd vanwege de dwang die van verdachte uit is gegaan, zo blijkt ook uit de aangifte van [slachtoffer] . De rechtbank acht het causale verband tussen de uitgeoefende dwang en de geleverde prestatie dan ook bewezen.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.
Feit 2
Verbalisanten [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] , respectievelijk hoofdagent en brigadier bij politie eenheid Oost-Nederland waren op 2 september 2021 belast met noodhulpsurveillance. Zij gingen naar aanleiding van de melding van het incident in Ede naar de woning in Arnhem waar verdachte zou verblijven. [15] Nadat verbalisanten verdachte aanhielden, hoorden ze hem tegen zijn vriendin zeggen: “
Ik ga met deze kankerwouten mee.”
Verbalisant [ambtenaar 2] hoorde vervolgens dat verdachte hem gedurende de rit naar het politiebureau uitmaakte voor “kankerflikker”, “kankerwout” en “kale kankerwout”.
Ook hoorden de verbalisanten dat verdachte meerdere malen zei: “
Doe mijn handboeien af dan pak ik je, ik sla je helemaal kapot.” Verbalisant [ambtenaar 2] zag dat verdachte hem meerdere malen aankeek terwijl hij dit zei. Verbalisant [ambtenaar 1] hoorde dat verdachte hem op het politiebureau uitmaakte voor “kankerdikke”. Verbalisant [ambtenaar 2] hoorde dat verdachte hem op het politiebureau zei: “
Wat moet je nou joh kale kankerflikker. Kom hier dan dan sla ik je kapot. Wie denk je wel niet dat je bent. Ik sla je kapot kankerkale. [16]
De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte gebruikte woorden “kankerflikker”, “kankerwout”, “kale kankerwout/kankerflikker” en “kankerdikke” in het algemeen taalgebruik als scheldwoorden worden ervaren en onmiskenbaar ertoe strekten de eer en goede naam van [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] aan te randen.
Ten aanzien van de uitlatingen van verdachte “ik pak je, sla je helemaal kapot” en “kom hier dan sla ik je kapot, wie denk je wel niet dat je bent” overweegt de rechtbank als volgt. Deze door verdachte gebezigde woorden worden in het algemeen niet zonder meer als beledigend beschouwd. Verdachte heeft deze uitlatingen echter gedaan terwijl hij kort daarvoor de verbalisanten heeft uitgescholden en bovendien heeft hij deze uitlatingen gedaan tegen verbalisanten die op dat moment bezig waren met zijn aanhouding. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden de door verdachte gebruikte woorden de strekking hadden om de waardigheid die [ambtenaar 1] en [ambtenaar 2] in het maatschappelijk verkeer toekomt, aan te randen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat ook deze uitlatingen beledigend van aard zijn.
De rechtbank acht daarmee het onder feit 2 tenlastegelegde bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks2 september 2021 te Ede met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van:
- 100 euro contant geld en
/of
- 4900 euro (door dat geld over te laten maken naar een bankrekening),
in elk geval enig geldbedrag en/of goed,dat
/diegeheel
of ten deleaan [slachtoffer] ,
in elk geval aan die [slachtoffer] en/of een derdetoebehoorde(n), door: [toen
/nadatverdachte en [slachtoffer] een geschil hadden over de betaling van een geldbedrag door [slachtoffer] aan verdachte en
/ofverdachte (meermalen) had aangegeven dat [slachtoffer] een (groot) geldbedrag aan verdachte moest betalen en
/ofzij daarover in de maanden augustus en
/ofseptember 2021 contact hadden onderhouden en
/ofnadat [slachtoffer] had laten weten maximaal € 1750,- te willen betalen aan verdachte]
-in de nacht van 2 september 2021 (onaangekondigd) naar de woning van die [slachtoffer] te gaan en
/of
- Met kracht tegen de achterdeur van de woning van die [slachtoffer] te
duwen en/of tebonken, waardoor de ruit van voornoemde achterdeur uit de sponning is gekomen en
/ofwaardoor een
of
meerglaslat
tenis
/zijnlosgeraakt en
/of
- ( vervolgens) de woning van die [slachtoffer] binnen te gaan en
/of
- die [slachtoffer] meerdere malen
(met de vuist)tegen zijn linkerarm en
/oftegen zijn borst te slaan
en
/of te stompen en/of
- meerdere malen met de vlakke hand tegen de borst van die [slachtoffer] te slaan en/of
- op agressieve en harde toon tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij (nu) € 5000 moet betalen en
/of
dat verdachte dat geld nu moet/wil hebben,
in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of
- de telefoon van die [slachtoffer] af te pakken en weg te gooien en
/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen: “dan gooien we je in de kofferbak en gaan we naar mijn loods en
sluiten we je op”
in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of
- aan die [slachtoffer] zijn vuist te laten zien en te zeggen: “zie je deze vuist? Anders sla ik je daarmee hartstikke dood. Ram ik je hele hersens door elkaar”,
in elk geval woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekkingen
/of
- tegen die [slachtoffer] te zeggen dat als hij wegging en opgepakt zou worden hij zou weten dat [slachtoffer]
het was geweest, hem zou weten te vinden en hem hartstikke dood zou slaan,
in elk geval
woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks2 september 2021 te Arnhem, opzettelijk een ambtenaar, te weten [ambtenaar 1] hoofdagent bij politie eenheid Oost-Nederland en/of [ambtenaar 2] , brigadier bij politie eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/hun bediening, in
zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hun de woorden toe te voegen: “kankerwouten, ik pak je, sla je helemaal kapot, kale kankerflikker, kom hier dan dan sla ik je kapot, wie denk je wel niet dat je bent”,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
afpersing;
Ten aanzien van feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor het woonadres van [slachtoffer] . Verder heeft de officier van justitie verzocht om opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – in het geval een bewezenverklaring volgt – verzocht rekening te houden met de ouderdom van de zaak, het sindsdien uitblijven van soortgelijke recidive en de omstandigheid dat in de tussenliggende periode geen contact met of intimidatie van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden. Verder heeft de raadsman verzocht bij de bepaling van de hoogte van de straf aansluiting te zoeken bij soortgelijke zaken.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is midden in de nacht onaangekondigd naar de woning van het slachtoffer gegaan. Vervolgens heeft hij het slachtoffer door middel van verbaal en fysiek geweld en het dreigen daarmee gedwongen tot het afgeven van een fors geldbedrag. Ongeacht of verdachte meende recht te hebben op een geldbedrag van het slachtoffer, de manier waarop hij te werk is gegaan is zeer kwalijk. Het is zorgelijk dat verdachte kennelijk nog steeds in de veronderstelling leeft dat hij gerechtvaardigd heeft gehandeld. Kennelijk deinst verdachte er niet voor terug om door middel van geweld of dreiging met geweld zijn vermeende gelijk te halen. Het feit heeft bij het slachtoffer veel angst veroorzaakt, zo is ook naar voren gekomen tijdens de slachtofferverklaring.
Verder heeft verdachte een tweetal ambtenaren beledigd. Verdachte heeft hiermee het respect en het gezag ondermijnd van ambtenaren die een publieke taak verrichten. Agenten moeten onder normale omstandigheden hun werk kunnen doen zonder geconfronteerd te worden met beledigingen en gezag ondermijnende uitlatingen.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 5 januari 2023 betreffende verdachte blijkt dat hij in de vijf jaren voorafgaande aan de bewezenverklaarde afpersing, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit, te weten het overtreden van artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht. Hiervoor heeft hij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de feiten zo ernstig dat daarop niet anders kan worden gereageerd dan met oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen naast de algemene voorwaarden ook een aantal bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Het lijkt op dit moment rustig rondom verdachte, maar niet valt uit te sluiten dat verdachte geen contact heeft gezocht met [slachtoffer] vanwege het geldende contact- en locatieverbod en zijn verblijf in het buitenland. De bijzondere voorwaarden dienen als extra stok achter de deur zodat verdachte zich rustig zal blijven houden. Dat betekent dat aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor het woonadres van [slachtoffer] worden gekoppeld.
De rechtbank zal de duur van het voorarrest in mindering brengen op de opgelegde straf.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De officier van justitie heeft voorts de opheffing van de schorsing van het bevel tot verdachtes voorlopige hechtenis gevorderd.
De rechtbank, ziet zonder nadere toelichting van de officier van justitie – die ontbreekt – geen aanleiding om in dit geval de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De rechtbank zal de vordering daartoe dan ook afwijzen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 5.000,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich in verband met de bepleite vrijspraak primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Daarnaast heeft de raadsman aangegeven dat de verzekering een bedrag van € 75.000,00 heeft uitgekeerd aan [slachtoffer] en dat het daarom de vraag is of [slachtoffer] schade heeft geleden.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Anders dan door de verdediging is betoogd, acht de rechtbank het door de verzekeraar uitgekeerde bedrag in verband met de brand aan/in het chalet niet relevant bij de beantwoording van de vraag of de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 1 bewezenverklaarde. De schadepost is verder voldoende onderbouwd en komt redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00.
Verdachte is vanaf 2 september 2021 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 266, 267 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijdvan
drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat:
­ verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met meneer [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , wonende aan [adres 2] ( [postcode 2] ) in Ede, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
­ verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden op of in de directe omgeving van het adres: [adres 2] , [postcode 2] Ede, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
draagt de politie op het contact- en locatieverbod te handhaven;
stelt als overige voorwaarde dat:
­ verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

wijst afde vordering tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis;

heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde onder feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 5.000,00aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 5.000,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 60 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Vogel (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. Ö. Sari, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van der Velden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021409904, gesloten op 28 oktober 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p. 30-32; proces-verbaal van bevindingen, p. 26-28.
3.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p. 32-33.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 21.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 24-25.
6.Proces-verbaal van bevindingen, bijlage I, p. 26.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 29.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 87.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 88.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 69.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 70.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 71.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verbalisant] , p. 51-52.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verbalisant] , p. 53.
15.Proces-verbaal aanhouding verdachte [verbalisant] , p. 36-37.
16.Proces-verbaal aanhouding verdachte [verbalisant] , p. 37.