ECLI:NL:RBGEL:2023:833

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
21/4078
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark in Groenlo

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland op 21 februari 2023 wordt het beroep van eiseres, Stichting [A], tegen de verleende omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark op het perceel Berkenhofweg in Groenlo beoordeeld. Eiseres, die als belanghebbende wordt aangemerkt, heeft een zienswijze ingediend tijdens de uitgebreide voorbereidingsprocedure. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen, wat betekent dat de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiseres heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder strijd met het bestemmingsplan, belangenafweging, en de effecten op flora en fauna. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft verleend, ondanks de bezwaren van eiseres. De rechtbank wijst erop dat de vergunninghouder zich moet houden aan de voorwaarden die aan de vergunning zijn verbonden, waaronder de ontmanteling van het zonnepark na 25 jaar. De rechtbank benadrukt dat de belangen van de landbouw en de ecologie voldoende zijn meegewogen in de besluitvorming van het college. De uitspraak bevestigt de noodzaak van duurzame energievoorziening en de rol van zonne-energie in de energietransitie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/4078

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2023

in de zaak tussen

Stichting [A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: mr. L. Kooijman-Arends),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre(het college)
(gemachtigden: B.G.W. Rondeel en mr. P. ten Have).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Zonnepark Zomereiken B.V.uit Doetinchem (de vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. L.P.W. Mensink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door het college verleende omgevingsvergunning aan de vergunninghouder.
1.1.
Door eiseres, het college en de vergunninghouder zijn nadere reacties ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [C] , de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van het college, de gemachtigde van de vergunninghouder en een aantal toehoorders waaronder [D] [1] .

Totstandkoming van de omgevingsvergunning

2. De vergunninghouder heeft op 19 oktober 2020 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de realisatie van een zonnepark op het perceel [aan het adres E] [2] in [plaats F] (het perceel). Het plangebied is bruto circa 15 hectare groot en hiervan wordt netto 10,9 hectare ingevuld met zonnepanelen, landschappelijk inpassing en visualiseren van het rijksmonument. Met dit zonnepark kan stroom worden opgewerkt voor ongeveer 3.000 huishoudens.
3. Het zonnepark is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied Oost Gelre 2011’ (het bestemmingsplan), waarin de enkelbestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologische verwachtingswaarde 2’ op het perceel rust. Daarnaast zijn een tweetal Reparatieplannen vastgesteld - ‘Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre’ en ‘Buitengebied, Reparatieplan 2016’ – en voor een deel van het plangebied geldt de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologisch waardevol gebied 3’ (de circumvallatielinie).
4. Het college heeft daarom op 23 juli 2021 een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit ‘bouwen’ [3] , voor de activiteit ‘het uitvoeren van werk of werkzaamheden’ [4] en voor de activiteit ‘gebruik in strijd met het bestemmingsplan’ [5] .
Een van de voorschriften die aan de omgevingsvergunning is verbonden is dat de omgevingsvergunning eindigt op het moment dat 25 jaar is verstreken na ingebruikname van het zonnepark. Na afloop van deze periode moet het zonnepark volledig worden ontmanteld met uitzondering van de aangelegde groensingels en overige landschappelijke elementen zoals is aangegeven in het landschappelijk inpassingsplan.
5. Tegen deze omgevingsvergunning heeft eiseres beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
7. De rechtbank acht het beroep tegen de verleende omgevingsvergunning ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Crisis- en herstelwet (Chw)
8. Omdat het voorliggende project ziet op de aanleg van een productie-installatie ten behoeve van hernieuwbare elektriciteit door zonne-energie, is de Chw van toepassing. [6]
Is het beroep ontvankelijk?
9. Zowel het college als de vergunninghouder stellen zich op het standpunt dat het onduidelijk is of eiseres zich kwalificeert als een belanghebbende.
9.1.
Bij de uitspraak van 4 mei 2021 [7] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) - tegen de achtergrond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021 [8] , Stichting Varkens in Nood, - overwogen dat aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, maar die wel een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerpbesluit op basis van de in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid daartoe, in beroep niet zal worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is. Zaken over bestemmingsplannen worden als omgevingsrechtelijke zaken beschouwd. [9]
9.2.
Het college heeft de aanvraag voor de omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 3.10, eerste lid, van de Wabo voorbereid met toepassing van de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure. Op grond van artikel 3.12, vijfde lid, van de Wabo heeft een ieder een zienswijze naar voren mogen brengen tegen de ontwerpvergunning. Eiseres heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt door op 31 maart 2021 een zienswijze in te dienen. Dat betekent dat alleen daarom al het beroep ontvankelijk is. De vraag of eiseres zich kwalificeert als een belanghebbende is hierbij niet relevant. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Het college heeft zich in de nadere reactie nog op het standpunt gesteld dat het relativiteitsvereiste aan de behandeling van het beroep van eiseres in de weg staat, omdat eiseres geen feitelijke werkzaamheden verricht. Eiseres heeft geen eigen website, er zijn maar twee artikelen online gevonden waarin eiseres wordt genoemd en in de door eiseres overgelegde stukken wordt eiseres zelf niet genoemd.
10.1.
Ingevolge artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigt de bestuursrechter een omgevingsvergunning niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
10.2.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt het college zich ten onrechte op het standpunt dat de feitelijke werkzaamheden van eiseres een rol spelen bij de vraag of het relativiteitsvereiste aan de behandeling van het beroep van eiseres in de weg staat. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 12 mei 2021. [10] Dit laat onverlet dat per beroepsgrond door de rechtbank mag worden beoordeeld of het relativiteitsvereiste aan behandeling van die beroepsgrond in de weg staat; dit is echter geen verplichting.

De activiteit ‘strijd met het bestemmingsplan’

Toetsingskader

11. De beslissing om met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo een omgevingsvergunning te verlenen voor een project dat in strijd is met het bestemmingsplan, is een bevoegdheid van het college. Gelet op de aanhef van dit artikel mag het project niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Verder geldt dat het college beleidsruimte heeft bij de beslissing of hij gebruik maakt van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. De bestuursrechter toetst of het college bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
Gebruiksvoorschriften, ontbreken inspanningsverplichting en tijdelijkheid
12. Eiseres voert aan dat een aantal voorwaarden en gebruiksvoorschriften slechts zien op de antenne op de legerbasis Holterhoek. De overige voorwaarden zijn niet concreet, waardoor later nooit gehandhaafd kan worden. Een voorbeeld is dat uit de omgevingsvergunning niet volgt hoe groot het daadwerkelijke zonnepark mag zijn.
Daarnaast is over de ontmanteling van het zonnepark geen inspanningsverplichting opgenomen en is geen bepaling opgenomen dat wanneer de exploitatie door een andere partij dan de initiatiefnemer zal geschieden de te stellen voorwaarden nageleefd moeten worden. Ook is niet duidelijk hoe de zonnepanelen verwijderd, afgevoerd en vernietigd zullen worden; zonnepanelen zijn namelijk het ‘nieuw asbest’. Dit is een zeer groot risico voor omwonenden.
Verder wordt de omgevingsvergunning verleend voor 25 jaar, wat dient te worden aangemerkt als voor onbepaalde tijd en niet als tijdelijk.
Gebruiksvoorschriften
12.1.
De rechtbank stelt vast dat aan de omgevingsvergunning een vijftal voorschriften zijn gekoppeld:
• Minimaal 3 weken voor aanvang van de bouwwerkzaamheden dient u de constructieve gegevens ter goedkeuring bij ons in. U mag niet beginnen met de bouwwerkzaamheden voordat deze zijn goedgekeurd.
• Het ingediende erfinrichtingsplan moet uiterlijk 1 jaar na ingebruikname van het zonnepark zijn uitgevoerd en in stand worden gehouden.
• Dit besluit heeft een geldigheidsduur van 25 jaar. Deze periode gaat in de dag na ingebruikname van het zonnepark. Na deze periode moet u het zonnepark volledig ontmantelen met uitzondering van de aangelegde groensingels en overige landschappelijke elementen zoals dit is aangegeven in het landschappelijk inpassingsplan
• De in stand te houden groensingels cq. landschappelijke elementen moet u na de gebruiksperiode van 25 jaar in stand houden en beheren.
• Schittering door de zonnepanelen moet te allen tijde worden voorkomen. Is er sprake van schittering dan zullen de zonnepanelen moeten worden voorzien van een coating die de schittering tegen gaat.
Daarnaast zijn nog een
tweetalgebruiksvoorschriften opgenomen ten aanzien van raakvlak met de antenne op de legerbasis Holterhoek:
1. Het zonnepark mag uitsluitend in werking worden gesteld en gehouden indien de maximale stoorveldsterkte zoals weergegeven in bijlage 1, gemeten volgens de meetmethode zoals beschreven in bijlage 2, niet wordt overschreden.
2. Voorafgaand aan het commercieel in bedrijf nemen van het zonnepark dient het zonnepark (vergunninghouder) vast te stellen dat het niveau van stoorveldsterkte van het zonnepark onder de waarde blijft zoals weergegeven in Bijlage 1 conform de meetmethode zoals beschreven in Bijlage 2. De resultaten van deze meting worden binnen 21 kalenderdagen ter kennisgeving beschikbaar gesteld aan de gemeente Oost Gelre (vergunningverlener) en het ministerie van Defensie. Indien tijdens deze meting het park minder dan 85% van het maximaal aan het elektriciteitsnet te leveren vermogen
produceert wordt een tweede meting uitgevoerd op een moment dat het park wel op 85% produceert. Deze meting wordt uitgevoerd volgens dezelfde methode en beschikbaar gesteld aan de gemeente Oost Gelre en het ministerie van Defensie.
Door eiseres is niet onderbouwd op welke wijze de vijf opgenomen voorschriften niet concreet zijn. Ten aanzien van de grootte van het zonnepark wijst het college hierbij terecht op de tekeningen die zijn opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing, zoals:
Uit deze tekening en uit de andere tekeningen die in de ruimtelijke onderbouwing zijn opgenomen heeft het college zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voldoende duidelijk is wat de grootte van het zonnepark zal zijn. Als de vergunninghouder zich niet houdt aan de grootte van het zonnepark, is het aan het college om handhavend op te treden (al dan niet naar aanleiding van een handhavingsverzoek).
Ontbreken inspanningsverplichting
12.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat twee van de voorschriften die aan de omgevingsvergunning zijn gekoppeld, zien op de ontmanteling van het zonnepark gelet op de bewoording ‘moet’:
• Dit besluit heeft een geldigheidsduur van 25 jaar. Deze periode gaat in de dag na ingebruikname van het zonnepark. Na deze periode
moetu het zonnepark volledig ontmantelen met uitzondering van de aangelegde groensingels en overige landschappelijke elementen zoals dit is aangegeven in het landschappelijk inpassingsplan
• De in stand te houden groensingels cq. landschappelijke elementen
moetu na de gebruiksperiode van 25 jaar in stand houden en beheren.
Als het zonnepark na afloop van de termijn van 25 jaar nog zonder vergunning in stand blijft, kan om handhaving bij het college worden gevraagd. Daarnaast heeft eiseres op zitting toegelicht dat de angst bestaat dat voor het aflopen van de vergunning de initiatiefnemer failliet kan worden verklaard, waardoor de ontmanteling onzeker zal worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat – als deze situatie zich voordoet – een handhavingsprocedure met toepassing van bestuursdwang kan worden gestart tegen de nieuwe exploitant of de grondeigenaar, zodat de ontmanteling van het zonnepark alsnog kan plaatsvinden. Verder heeft het college zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de zonnepanelen op een volledig demontabele stellage worden aangebracht, waardoor het zonnepark snel en eenvoudig zonder schade aan de panelen kan worden ontmanteld. Hierdoor ontstaat er geen gevaar voor de volksgezondheid en de veiligheid. Daarbij volgt uit de ruimtelijke onderbouwing dat in de exploitatiebegroting de recycling van de materialen is meegenomen en er is een anterieure overeenkomst met de vergunninghouder hierover gesloten welke borging biedt. Vergunninghouder heeft er dan ook juist baat bij dat de zonnepanelen op een zodanige wijze worden ontmanteld, dat deze nog kunnen worden gerecycled. Dat volgens eiseres zonnepanelen het ‘nieuwe asbest’ zijn, is niet verder onderbouwd.
Tijdelijkheid
12.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in alle redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een omgevingsvergunning is aangevraagd voor een periode van 25 jaar. In de omgevingsvergunning is opgenomen dat na deze 25 jaar het zonnepark volledig ontmanteld moet worden. Wat er na afloop van de 25 jaar met de grond gebeurt, is de keuze van de grondeigenaar. Mocht er na afloop van de 25 jaar nog steeds behoefte zijn aan een zonnepark dan staat het de grondeigenaar of de pachter van die grond vrij om een nieuwe aanvraag in te dienen, die dan met de kennis van dat moment beoordeeld zal worden. De beroepsgrond slaagt niet.
Herziening beleid, zonneladder en zon op daken
13. Eiseres voert aan dat op grond van de Regionale Energiestrategie 1.0 [11] (RES 1.0) moet worden gestreefd naar verduurzaming, waarbij de zonneladder moet worden gevolgd. Echter, dat wordt nu niet gedaan. Het dak-potentieel wordt niet gebruikt en toch wordt kostbare landbouwgrond opgeofferd. Daarnaast worden lokale initiatieven niet gesteund. In de nieuwbouwwijk Oldenhuis en op een nog aan te leggen parkeerplaats zijn geen zonnepanelen toegestaan en op het nieuwe industrieterrein De Laarberg kunnen ondernemers alleen panelen leggen voor eigen gebruik.
Zonneladder
13.1.
De Achterhoekse gemeenten, de provincie Gelderland, het Waterschap Rijn en IJssel en netbeheerder Liander hebben in december 2021 de RES 1.0 vastgesteld. De grootschalige opstelling van zonnepalen op daken, waarvan de energieproductie meetelt in de RES, heeft de nadrukkelijke voorkeur. In de RES 1.0 is een zonneladder opgenomen, waarin staat:
De zonneladder is een belangrijk afwegingskader bij de RES. De gedachte is voortgekomen uit de maatschappelijke discussie over het benutten van landbouwgrond en natuur
voor opwek van duurzame energie, terwijl er daken onbenut blijven. De zonneladder brengt een prioritering aan in opweklocaties voor zonne-energie. Er zijn verschillende versies van de zonneladder, maar algemeen geldt dat zon op dak meer prioriteit krijgt dan zon op land. Ook geldt voor zon op land dat onbenutte bebouwde locaties en locaties langs infrastructuur prioriteit krijgen boven natuur- en landbouwgrond.
(Provinciaal en gemeentelijk) beleid
13.2.
De provincie Gelderland heeft het streven in de Omgevingsvisie ‘Gaaf Nederland’ [12] geuit om in 2050 energieneutraal te zijn. Om deze doelstelling te behalen heeft de regio Achterhoek in haar ‘Structuurvisie Achterhoek 2020’ aandacht besteed aan de energietransitie, waar in de ‘Uitvoeringsagenda Achterhoek Energieneutraal 2030’ het ruimtelijk beleid met de concrete locaties, zoekgebieden en netwerken dat duurzame energie gaat stimuleren is uitgewerkt. Het doel is om in 2030 in de Achterhoek energieneutraal te zijn. In de ‘Energietransitienota Duurzame Energie Achterhoek’ [13] is het vertrekpunt opgenomen om invulling te geven aan de ambitie om in 2030 100% duurzame energie op te wekken, waar in totaal een oppervlakte van 415 hectare aan zonnepanelen voor nodig is.
Om deze doelstelling te behalen heeft de gemeente Oost Gelre het ‘Beleid installaties opwekking hernieuwbare energie Oost Gelre’ [14] opgesteld, waar is uitgegaan van bewezen en betaalbare technieken om hernieuwbare energie op te wekken, door middel van zon, wind en biomassa. Een uitgangspunt voor alle installaties is:

Draagvlak: door in gesprek te gaan met betrokkenen wordt geverifieerd wat betrokkenen belangrijk vinden en wordt daar rekening mee gehouden.

Financiële participatie:hieronder wordt verstaan de mogelijkheid voor bewoners en bedrijven om te delen in de revenuen. Dit kan zijn door aankoop van certificaten maar ook op allerlei andere manieren waarbij degenen die effect van de installatie ondervinden ook voordelen genieten. Financiële participatie geldt voor zonneprojecten groter dan 2 ha, windturbines hoger dan 25 m en biomassainstallaties voor energieopwekking door derden.

Landschappelijke inpassing:installaties voor hernieuwbare energie dienen zorgvuldig ingepast te worden in het landschap.

Economie:realisering van installaties voor hernieuwbare energie zoveel mogelijk door regionale bedrijven. Hierdoor komt de lokale energietransitie ook ten gunste van de lokale economie.
En voor zonneparken groter dan 2 hectare wordt volgens de ‘beleidsregel planologische medewerking zonneparken groter dan 2 ha in het buitengebied van Oost Gelre’ [15]
ook getoetst aan:

Meervoudig ruimtegebruik:door initiatiefnemers laten onderbouwen cq. motiveren.

Landschap en cultuurhistorie:er dient versterking van het landschap plaats te vinden. Door middel van een landschappelijk inpassingsplan moet dit worden aangetoond.

Ecologie:het zonnepark mag geen negatief effect hebben op beschermde ecologische waarden en niet liggen in GNN (Gelders Natuurnetwerk) en alleen in de Groene ontwikkelingszone als er sprake is van een bijdrage aan de natuur- en landschapsdoelstellingen.

Draagvlak:in een participatieverslag is omschreven hoe rekening is gehouden met draagvlak.

Financiële participatie:er moet naar worden gestreefd dat lokale bedrijven en inwoners participeren voor minimaal 50%.

Opruimplicht:inrichting is tijdelijk voor 25 jaar waarna de opstelling wordt verwijderd met uitzondering van de duurzaam te handhaven onderdelen van het landschappelijk inpassingsplan.
Zon op daken
13.3.
Met het ‘Beleid installaties opwekking hernieuwbare energie Oost Gelre’ en de beleidsregel planologische medewerking zonneparken groter dan 2 ha in het buitengebied van Oost Gelre’ geeft het college aan waar de opwekking van zonne-energie in de vorm van zonneparken mogelijk is en welke criteria er aan een zonnepark groter dan 2 hectare worden gesteld. Daarnaast vormt het een uitwerking van beleid:
Het realiseren van zonneparken is noodzakelijk om de genoemde overheidsdoelstellingen te behalen. Het alleen toestaan van zonnepanelen op daken is niet voldoende. Er zijn diverse redenen waarom veel daken niet geschikt zijn. Ook zijn er nog vele ogenschijnlijk geschikte daken die uiteindelijk toch niet geschikt blijken te zijn. Dit komt bijvoorbeeld door esthetische bezwaren, de aanwezigheid van rieten daken, constructie technische bezwaren, te klein dakoppervlak en hinderlijke schaduw.
Daarom zijn zonneparken in veldopstelling noodzakelijk en in het ‘Beleid installaties opwekking hernieuwbare energie Oost Gelre’ en de ‘beleidsregel planologische medewerking zonneparken groter dan 2 ha in het buitengebied van Oost Gelre’ zijn criteria opgenomen waar bij de beoordeling van de aanvraag rekening mee moet worden gehouden. Onderhavig zonnepark voldoet volgens het college aan de hierboven genoemde criteria.
13.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat onderhavig zonnepark voldoet aan de RES 1.0 en aan het (provinciaal en gemeentelijk) beleid. Beiden hanteren een voorkeur voor zonnepanelen op daken, maar hieruit volgt niet dat het is uitgesloten dat agrarische gronden in aanmerking komen voor de realisatie van een zonnepark. Dat betekent dat niet eerst alle daken vol hoeven te liggen voordat de mogelijkheid van een zonnepark op agrarische grond aan de orde is. Dat volgens eiseres lokale initiatieven door het college niet worden gesteund om meer zonnepalen op daken te realiseren, volgt de rechtbank niet. Zoals het college heeft toegelicht wordt in de wijk Oldenhuis door de ontwikkelaar gekozen voor een zonnestrip in de wijk waar kopers van grond contractueel gebonden zijn om panelen te plaatsen ten behoeve van woningen. Er is echter geen publiekrechtelijke en / of andere gemeentelijke beperking aan het plaatsen van panelen op woningen in de wijk Oldenhuis. Dit geldt ook voor panelen op daken van gebouwen op het industrieterrein de Laarberg. Dat ondernemers niet kiezen voor het plaatsen van zonnepanelen op hun daken is een andere discussie. De beroepsgrond slaagt niet.
Locatiekeuze; landbouwbedrijven en alternatieven
14. Eiseres voert aan dat door de komst van het zonnepark landbouwbedrijven worden belemmerd. In het Dorpsplan Zwolle [16] is afgesproken dat duurzame initiatieven geen belemmering mogen zijn voor agrarische ondernemers. Ook volgt uit het artikel ‘Het Achterhoekse coulisselandschap: beschermen en herstellen’ van 5 april 2022 [17] dat juist onder andere door de gemeente Oost Gelre wordt opgeroepen om het coulisselandschap te beschermen. Dit strookt niet met de verleende omgevingsvergunning om een zonnepark toe te staan in datzelfde landschap. Daarbij ontstaan veel zonneparken rondom het verdeelstation in [plaats F] , wat niet wenselijk is. En is het gestelde dat slechts 0,13 procent van het totale agrarische areaal ten behoeve van onderhavig zonnepark gebruikt wordt onjuist en kortzichtig; het is ruim 8 procent van de agrarische gronden van het buurtschap Zwolle. Eiseres verwijst hierbij naar een kaart waarop de grenzen van buurtschap Zwolle zijn aangegeven.
Daarnaast heeft het college onvoldoende de voor- en nadelen van alternatieven meegenomen. Een voorbeeld zijn de zon-op-daken initiatieven. Deze initiatieven komen echter niet tot stand doordat er geen of te weinig SDE-subsidie beschikbaar komt. Deze subsidie kan niet worden benut, omdat het netwerk dit niet aan kan. Verder verwijst eiseres naar de Memo van 29 augustus 2022 ‘‘Verklaring van geen bedenkingen’ omgevingsvergunning zonnepark Zieuwent’, waar in dat geval nog veel onduidelijkheid bestond over de netwerkcongestie. Dat is hier ook het geval.
Landbouwbedrijven
14.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de belangen van eiseres ten aanzien van het behoud van landbouwbedrijven / agrarische gronden voldoende zijn meegenomen in de belangenafweging. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit uitspraken van de Afdeling van 16 november 2020 [18] en 1 februari 2023 [19] waarbij, net zoals het college bij de berekening er vanuit gaat dat, de totale oppervlakte van landbouwgronden in Oost Gelre ongeveer 8.173 hectare bedraagt. De oppervlakte van onderhavig zonnepark van 10,9 hectare komt overeen met 0,13 procent van het totale oppervlakte van landbouwgronden, wat een geringe afname van de beschikbare landbouwgronden is. Dat het totaalbeeld voor Oost-Gelre niet zonder meer bepalend is voor de ervaring van agrariërs en de bewoners van het buurschap Zwolle maakt dat niet anders. Het college heeft op zitting ook toegelicht dat in de omgeving van de kern Zwolle dan wel van het middenspanningsstation de hoeveelheid zonneparken niet zodanig is dat het in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Daarbij heeft het college nog terecht opgemerkt dat niet duidelijk is hoe eiseres tot haar berekening komt dat 8 procent van het grondgebied van buurtschap Zwolle straks zal bestaan uit zonneparken, nu niet duidelijk is wat eiseres tot dit grondgebied rekent. Voor zover eiseres daarbij wijst op een kaart bij (een oude versie van) het Dorpsplan Zwolle, overweegt de rechtbank dat niet is onderbouwd dat het daarop ingetekende gebied slechts 833 hectare groot zou zijn. Verder heeft eiseres bij haar berekening een aantal zonneparken die niet binnen de in die kaart gehanteerde grenzen vallen betrokken, zodat evenmin duidelijk is waarom eiseres die heeft meegerekend. Ook het beroep op het door de Dorpswerkgroep Zwolle in april 2009 – onder begeleiding van Vereniging Kleine Kernen Gelderland en in opdracht van St. Contactgroep Zwolle – opgestelde Dorpsplan Zwolle ‘Toekomstvisie 2009 – 2019’ faalt. In het Dorpsplan wordt het belang van de agrarische ondernemers benadrukt en bepaald dat de agrarische bedrijvigheid niet mag worden belemmerd. Echter, het Dorpsplan Zwolle is een door de dorpsgemeenschap Zwolle opgesteld plan, wat niet als beleidsregel is vastgesteld en niet kan gelden als juridisch toetsingskader voor vergunning. Ook neemt de rechtbank daarbij mee, zoals onder 13 is weergegeven, dat het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat onderhavig zonnepark voorziet in een behoefte; het draagt bij aan het behalen van de energiedoestellingen.
Alternatieven
14.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat onderhavig zonnepark voorziet in een behoefte en bijdraagt aan het behalen van de energiedoelstelling; wat het nut van onderhavig zonnepark ondersteunt. Daarbij is ook van belang dat het college dient te beslissen over een bouwplan zoals dat is ingediend. Als een project op zichzelf voor het college aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, als op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. [20] Van dergelijke alternatieven is niet gebleken. Het door eiseres bedoelde alternatief ziet immers op zonnepanelen op daken, waarvan onder 13 al is aangegeven dat alleen zonnepanelen op daken niet voldoende zijn om aan de energieopgave te voorzien. Daarbij blijft Liander als netwerkbeheerder verantwoordelijk voor levering van elektriciteit en het beheer van het elektriciteitsnetwerk, waarbij het college wel in gesprek blijft met Liander over congestieproblemen en het afstammen van toekomstige opwek en het benodigde elektriciteitsnetwerk. Door het college is op zitting ook toegelicht dat op dit moment geen sprake is van een gelijkwaardige situatie zoals in de Memo van 29 augustus 2022 over het zonnepark Zieuwent wordt beschreven. Deze Memo ziet op een ander zonnepark en in dit geval is van verdringing op het elektriciteitsnetwerk geen sprake. Liander heeft bevestigd dat onderhavig zonnepark realiseerbaar is. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging; landbouwgrond, bodemkwaliteit, klimaatontwikkeling, duurzaamheid, milieu en gezondheid
15. Eiseres voert aan dat een belangenafweging ontbreekt, waarin de landbouwkundige waarden van de grond, de landbouwkundige functie en de bodemvruchtbaarheid is meegenomen. Volgens het ‘Solar Research: Meso- en microklimaat’ van de Wageningen University of Research [21] zorgen zonneparken voor benedenwindse veranderingen in temperatuur, vochtigheid en bewolking.
Daarnaast voert eiseres aan dat na 25 jaar al het bodemleven dood zal zijn en dat ook niet meer zal terugkeren. Een omgevingsvergunning kan daarom slechts worden verleend wanneer het initiatief voldoet aan alle verplichtingen op grond van de (milieu)wetgeving. Daarvoor dient onderzoek plaats te vinden waarbij getoetst wordt aan het beleid en aan de regelgeving voor onder andere geluid, luchtkwaliteit, water, cultuurhistorie en veiligheid. Er zijn verschillende onderzoeksrapporten geschreven, maar in geen enkel onderzoeksrapport is opgenomen wat de gevolgen voor het milieu en de omgeving zijn op langere termijn. Het omgevingsklimaat zal blijvend veranderen. Hierbij verwijst eiseres opnieuw naar het ‘Solar Research: Meso- en microklimaat’ van de Wageningen University of Research en hoofdstuk 4 van het rapport ‘Verkenning van bodem en vegetatie in 25 zonneparken in Nederland’ van de Wageningen University of Research [22] .
15.1.
In beginsel, zoals ook op zitting is besproken, bepaalt de agrariër / de grondeigenaar wat er met de grond gebeurt, waarbij de eventuele gevolgen die een zonnepark op de kwaliteit van de grond heeft ook voor rekening van de agrariër / de grondeigenaar komen. In de ruimtelijke onderbouwing is aandacht besteed aan de gevolgen van de realisatie van een zonnepark voor het milieu, water, ecologie, cultuurhistorie en archeologie op dit moment. Onder ‘Milieu’ is gekeken naar onder andere de bodem, lucht, geluid, geur en externe veiligheid, waar ten aanzien van ‘bodem’ is aangegeven:
Planspecifiek
Zonnepark
Voorliggend project maakt de ontwikkeling van een zonnepark mogelijk. Een zonnepark is geen bodemgevoelige functie, waarmee op voorhand kan worden gesteld dat de kwaliteit van de bodem in lijn is met het toekomstig functiegebruik.
Het zonnepark wordt gevormd door bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waar geen personen verblijven. Daarnaast zijn een aantal kleine bouwwerken in het plangebied aanwezig (trafo's). Ook hier verblijven geen personen. Daarnaast zijn bij de aanleg geen grootschalige bodemingrepen aan de orde. Onderzoek naar de kwaliteit van de bodem is dan ook niet noodzakelijk.
(…)

Conclusie

Er kan worden aangenomen dat de bodemkwaliteit ter plaatse geen probleem zal opleveren voor de beoogde functie voor realisatie van een zonnepark met uitzondering van de gronden waarop onze Minister het bevoegd gezag is (archeologisch monument). Met betrekking tot het aspect bodem is het initiatief uitvoerbaar voor wat betreft de aanleg van de zonnepanelen.
Ten aanzien van de ‘lucht’ volgt uit de ruimtelijke onderbouwing:
Planspecifiek
Gelet op het toekomstig gebruik van de locatie is de bijdrage van het initiatief aan luchtkwaliteit zeer summier te noemen. Het zonnepark zelf heeft geen effect. Het aantal verkeersbewegingen in verband met de installatie en reparatie van de zonnepanelen neemt niet toe ten opzichte van de bestaande verkeersbewegingen behorende bij het agrarisch landgebruik van de locatie. Ten aanzien van de bijdrage aan luchtkwaliteit is het initiatief van geringe omvang ten opzichte van de benoemde grenswaarde (3%). Op basis van de te verwachten aantal verkeersbewegingen ten gevolge van het project is te concluderen dat dit project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een nadere toetsing ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Ten aanzien van ‘geluid’ volgt uit de ruimtelijke onderbouwing:
Planspecifiek
Dit project maakt een zonnepark mogelijk binnen het projectgebied. Een zonnepark is geen geluidgevoelige functie zoals bepaald in de Wgh. Een zonnepark heeft op zichzelf ook geen geluidseffect op omliggende geluidgevoelige functies. Wel is er sprake van enig geluidseffect op de omgeving afkomstig van het inkoopstation en de transformatoren. In de subparagraaf 5.2.5 is gemotiveerd dat geluidsgevoelige objecten uit de omgeving geen hinder ondervinden van het inkoopstation en de transformatoren.
Ten aanzien van de ‘externe veiligheid’ volgt uit de ruimtelijke onderbouwing:
Planspecifiek
Dit project maakt een zonnepark mogelijk binnen de projectlocatie. De projectlocatie zal niet worden gebruikt als verblijfslocatie voor personen en is daarmee geen kwetsbaar object. Het zonnepark vormt tevens geen risicobron voor kwetsbare objecten in de omgeving.
Ten aanzien van ‘water’ en ‘cultuurhistorie en archeologie’ volgt ook uit de ruimtelijke onderbouwing dat het initiatief uitvoerbaar is.
15.1.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de belangen van eiseres ten aanzien van landbouwgrond, bodemkwaliteit, klimaatontwikkeling, duurzaamheid, milieu en gezondheid voldoende zijn meegenomen in de belangenafweging. Uit het door eiseres overgelegde ‘Solar Research: Meso- en microklimaat’ van de Wageningen University of Research volgt namelijk alleen een vermoeden dat zonneparken voor een benedenwindse verandering in temperatuur, vochtigheid en bewolking kan zorgen, dit is niet concreet. Daarnaast wordt in hoofdstuk 4 van het rapport ‘Verkenning van bodem en vegetatie in 25 zonneparken in Nederland’ van de Wageningen University of Research alleen een aanbeveling gedaan om nader onderzoek te doen naar de effecten van zonneparken op natuur en landschap wat – zoals ook door de Afdeling is geoordeeld in haar uitspraak van 15 september 2021 [23] - te onzeker is om te oordelen dat onderhavige omgevingsvergunning niet door het college verleend had mogen worden. De beroepsgrond slaagt niet.
Draagvlak en participatie
16. Eiseres voert aan dat geen draagvlak aanwezig is voor het oprichten en exploiteren van een zonnepark. Er zijn 666 handtekeningen opgehaald tegen de komst van zonneparken op landbouwgronden. Echter, uit angst om hun ‘noaberpremie’ te verliezen durven andere omwonenden niet officieel te reageren. In de overeenkomsten is namelijk opgenomen dat omwonenden hun financiële compensatie niet krijgen of mogen houden wanneer zij beroep indienen tegen de verleende omgevingsvergunning.
Daarnaast worden de participatieafspraken niet nageleefd en lijken zelfs ontmoedigd te worden door de initiatiefnemer. Volgens eiseres is het inmiddels ook duidelijk dat ontwikkelfondsen proberen het participatiefonds af te kopen.
16.1.
Een wettelijk voorschrift dat een project alleen vergund kan worden als daarvoor draagvlak bestaat is er niet. Deze voorwaarde volgt ook niet uit het (provinciaal en gemeentelijk) beleid zoals opgenomen in de ‘Structuurvisie Achterhoek 2030’, de regionale ‘Uitvoeringsagenda duurzame energie Achterhoek’, wat verder is aangevuld met een ‘Uitvoeringsagenda Achterhoek Energieneutraal 2030’ en wat heeft geleid tot de ‘Energietransitienota Duurzame Energie Achterhoek’. Uit de beleidsnota ‘Beleid installaties opwekking hernieuwbare energie Oost Gelre’, waar inhoud wordt gegeven aan de duurzaamheidsdoelstellingen, volgt:

Uitgangspunten voor alle installaties

Wij hanteren een aantal uitgangspunten die we bij alle type installaties belangrijk vinden.
Draagvlak: We vinden draagvlak belangrijk. We streven er daarom naar dat de effecten van installaties voor hernieuwbare energie zo optimaal mogelijk zijn. Door het gesprek met betrokkenen aan te gaan, verifieert een initiatiefnemer altijd wat betrokkenen belangrijk vinden en houdt hij/zij zo goed mogelijk rekening daarmee.
(…)

Zon

Grondopstelling > 2 ha (exclusief landschappelijke inpassing)
Draagvlak
• Minimum: weergeven in een participatieverslag hoe rekening is gehouden met het draagvlak
• Pluspunt: als aantoonbaar sprake is van overwegende mate van draagvlak
16.1.1.
Om lokaal draagvlak te creëren heeft de vergunninghouder verschillende stappen gezet die blijken uit het Participatierapport. Deze stappen bestaan uit:
2.1
Samenvatting traject
In verschillende participatieronden zijn direct omwonenden gevraagd naar hun wensen ten aanzien van de aanleg van een zonnepark.
Deze wensen zijn opgehaald door eerst direct omwonenden en de klootschietvereniging ’t Zwolse Veld te informeren over de plannen zoals beschreven in het principeverzoek en te vragen naar ideeën/wensen voor verbetering van het plan. Hiervoor is een eerste ronde aan informatiebijeenkomsten georganiseerd op 27, 28 en 30 november 2019; dus
voordat het principebesluit van de gemeente openbaar werd gemaakt in de eerste week van december 2019. Vervolgens zijn de wensen, ideeën en voorwaarden van betrokken organisaties opgehaald en zoveel mogelijk verwerkt met de voorgestelde maatregelen uit onderzoek naar archeologische, ecologische en landschappelijke effecten. Vanuit het
uitgevoerde onderzoek zijn met name maatregelen voorgesteld die de natuur- en archeologische waarden beschermen en versterken.
Op 2 en 3 maart 2020 zijn de geoptimaliseerde plannen opnieuw voorgelegd aan de direct omwonenden en de klootschietvereniging. Als onderdeel van deze informatieronde zijn de voorstellen afgestemd met de betrokken organisaties via bilateraal overleg.
Ter afronding van de ontwerpfase is op 25 maart 2020 een inloopavond georganiseerd voor alle omwonenden en belanghebbenden. Door de coronacrisis is deze avond digitaal gehouden. Op verzoek van de direct omwonenden en in afstemming met de gemeente en haar tendervoorwaarden, is op 8 juli 2020 opnieuw een inloopavond gehouden. Er was
eerder toegezegd om deze inloopavond fysiek te houden als de corona-maatregelen dat toelaten. Dit op verzoek van de direct omwonenden. In afstemming met de gemeente is besloten om, in lijn met hun beleid, een extra digitale inloopavond te organiseren. Deze bijeenkomst bestond uit een Webinar waarmee de laatste plannen zijn gepresenteerd en waarbij interactie mogelijk was. Initiatiefnemers konden direct ingaan op vragen van belangstellenden die zich als deelnemer vooraf hadden ingeschreven. Geïnteresseerden die aangaven moeite te hebben met het digitaal volgen van zo’n avond zijn persoonlijk uitgenodigd om naar het kantoor van Agem te komen in het gebouw De Steck in Doetinchem. Hier kon men op coronaveilige wijze de avond volgen en direct vragen stellen aan de projectvertegenwoordigers. De genodigden zijn hier niet op in gegaan.
16.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij onderhavig project een afweging moet worden gemaakt tussen het belang van duurzame energievoorziening in het kader van de energietransitie en andere belangen. Dat volgens eiseres financiële overeenkomsten met omwonenden zijn gesloten, is ook bij het college bekend. Zoals het college heeft toegelicht zijn dit soort overeenkomsten rechtsgeldig en geen grond om de omgevingsvergunning te weigeren. Daarnaast zijn belanghebbenden vrij om al dan niet beroep in te stellen tegen de verleende omgevingsvergunning, ongeacht de vraag of er wel of geen overeenkomst met de vergunninghouder is gesloten. Dat zij dan mogelijk geen recht op een vergoeding hebben betekent dat zij een keuze moeten maken, maar doet aan het recht om beroep in te stellen niet af. Vast staat dat de omwonenden geen beroep hebben ingesteld.
Daarnaast is door eiseres niet onderbouwd welke participatieafspraken door de vergunninghouder niet worden nageleefd of mogelijk worden ontmoedigd. De opmerking van eiseres in haar laatste aanvullende reactie
‘dat ontwikkelfondsen proberen het participatiefonds af te kopen’is de rechtbank – ook na een toelichting op zitting - in het geheel niet duidelijk. Zoals door de gemachtigde van de vergunninghouder op zitting is toegelicht is de helft van het zonnepark in eigendom van een coöperatie en is van een obligatiefonds en het (mogelijk) afkopen van het participatiefonds geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
Flora en Fauna
17. Eiseres voert aan dat onvoldoende onderzoek naar de flora en fauna is gedaan. Hierbij verwijst eiseres naar een overgelegde foto van een dode ree die zich heeft doodgelopen tegen een hekwerk, waarbij eiseres de angst heeft dat dat in de omgeving van het te realiseren zonnepark ook zal gebeuren.
17.1.
Uit de ruimtelijke onderbouwing volgt ten aanzien van de ecologie dat:
Planspecifiek
Om de effecten van het zonnepark vanuit het aspect ecologie te beoordelen, is een quickscan Wet natuurbescherming (ecologie) door Econsultancy uitgevoerd. Het rapport van 31 januari 2020, met nummer 11763.002, versie D1, is toegevoegd als bijlage 9. Daarnaast heeft er een stikstoftoets met bijbehorende berekeningen in de aanleg- en gebruiksfase plaatsgevonden. Deze toets met bijbehorende berekeningen zijn toegevoegd als bijlage 10. De belangrijkste conclusies zijn in het vervolg van deze paragraaf opgenomen.
Conclusie uit onderzoeksrapport
Het onderzoek heeft tot doel om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten, gebieden of houtopstanden aanwezig zijn die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve gevolgen kunnen ondervinden door de voorgenomen in-greep.
De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel I. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
(…)

Conclusie

De uitvoerbaarheid van het initiatief voor ecologie is hiermee aangetoond.
17.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voldoende onderzoek naar de flora- en fauna in het gebied is gedaan. Door eiseres is de quickscan Wet natuurbescherming (ecologie) uitgevoerd door Econsultancy niet betwist. Dat door eiseres een foto is overgelegd van een dode ree doet hier niet aan af, nu het onduidelijk is waar en wanneer deze foto is gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
Energieprestatie (EPG)
18. Eiseres voert aan dat bij het verlenen van de omgevingsvergunning slechts is gekeken naar de betere EPG, maar niet naar de strijdigheid van de EPG met de milieubelasting die de materialen hebben (MPG).
18.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat uit de nota van toelichting van afdeling 5.2 van het Bouwbesluit 2012 volgt dat:
Deze afdeling betreft het verbeteren van het duurzaamheidsgehalte van te bouwen woningen, woongebouwen en kantoorgebouwen. Het gaat dus om het verminderen van de milieueffecten van het materiaalgebruik bij de bouw van dergelijke gebouwen.
De realisatie van een zonnepark is niet aan te merken als een woning, woongebouw of kantoor, waardoor een MPG-berekening niet verplicht is. De beroepsgrond slaagt niet.

De activiteit ‘het uitvoeren van werk of werkzaamheden’

19. Eiseres voert aan dat bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘het uitvoeren van werk of werkzaamheden’ een belangenafweging ontbreekt, waarin de landbouwkundige waarden van de grond en de landbouwkundige functie en bodemvruchtbaarheid is meegenomen. Daarom is sprake van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
19.1.
In artikel 4.6, onder a en c van de planvoorschriften van het bestemmingsplan is opgenomen:
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 4.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
3. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
4. het bebossen of anderszins beplanten van gronden met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters in verband met tuinbouw of als (agrarische) houtteelt, indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'openheid';
5. het aanleggen van landschapselementen, indien de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'openheid';
6. het vellen of rooien van bos, alsmede het verwijderen van landschapselementen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'openheid';
7. het aanleggen, verbreden, halfverharden (door middel van granulaat) en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
8. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
9. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
(…)
c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen en is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie op het Natura 2000-gebied, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
19.2.
Het college heeft op zitting toegelicht dat een onderdeel van de verleende omgevingsvergunning is gericht op de activiteit ‘het uitvoeren van werk of werkzaamheden’. Daarbij heeft het college ook toegelicht dat de ruimtelijke onderbouwing die in het licht van de activiteit ‘strijd met het bestemmingsplan’ is uitgevoerd ook geldt voor het onderzoek naar de ‘waarden en/of functies die het plan beoogt te bescherming’ die in het licht van de activiteit ‘het uitvoeren van werk of werkzaamheden’ moet worden onderzocht. Zoals hiervoor al weergegeven zijn de beroepsgronden van eiseres ten aanzien van de ruimtelijke onderbouwing besproken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de vergunning voor de activiteit ‘het uitvoeren van werk of werkzaamheden’ mocht worden verleend. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de door het college verleende omgevingsvergunning aan de vergunninghouder voor het realiseren van een zonnepark op een perceel aan de [aan het adres E] in [plaats F] in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.M. van den Assem, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op: 21 februari 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.
Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.

Voetnoten

1.Die op zitting een aantal keren het woord heeft genomen.
2.Kadastraal bekend gemeente [plaats F] , sectie F, nummer 393 (gedeeltelijk).
3.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
4.Artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wabo in samenhang met artikel 4.1 van de planregels van het bestemmingsplan.
5.Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3°, van de Wabo.
6.Artikel 1.1, eerste lid, onder a, Crisis- en herstelwet in samenhang met bijlage I, onder 1.1 bij de Crisis- en herstelwet.
8.ECLI:EU:C:2021:7.
9.Zie bijvoorbeeld ABRvS van 18 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1434, onder 10.
10.ECLI:NL:RVS:2021:1025, r.o. 14.5.
11.https://www.resachterhoek.nl/verzamelpagina+gepubliceerde+publiekelijke+documen/HandlerDownloadFiles.ashx?idnv=2114748
12.https://provincie.gelderland.nl/gaaf-gelderland/energietransitie/
13.https://besluitvorming.doetinchem.nl/Vergaderingen/gemeenteraad/2015/26-maart/19:30/Doetinchemse-bijdrage-Achterhoek-energieneutraal-2030-Energietransitienota-Duurzame-Energie/Concept-Energietransitienota-Duurzame-Energie-Achterhoek-1.pdf
14.https://energieneutraaloostgelre.nl/wp-content/uploads/sites/5/2022/06/20181219_Beleid-installaties-opwekking-hernieuwbare-energie-Oost-Gelre_Def.pdf
15.https://energieneutraaloostgelre.nl/wp-content/uploads/sites/5/2022/06/Beleidsregel_planologische_medewerking_zonneparken_Oost_Gelre_2019.pdf
16.https://www.buurtschapzwolle.nl/wp-content/uploads/2021/07/Dorpsplan-Zwolle-2009.pdf
17.https://www.achterhoeknieuwswinterswijk.nl/nieuws/natuur/412764/het-achterhoekse-coulissenlandschap-beschermen-en-herstellen
18.ECLI:NL:RVS:2020:3010, r.o. 8.1.
19.Onder andere ECLI:NL:RVS:2023:414, r.o. 4.1.
20.Zie bijvoorbeeld ABRvS 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:787, ABRvS 18 november 2020 ECLI:NL:RVS:2020:2747 en ABRvS 23 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:844.
21.https://www.wur.nl/nl/onderzoek-resultaten/projecten/wageningen-solar-research-programme/meso-en-microklimaat.htm
22.https://research.wur.nl/en/publications/verkenning-van-bodem-en-vegetatie-in-25-zonneparken-in-nederland-