ECLI:NL:RBGEL:2023:797

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
05-200954-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing terbeschikkingstelling met voorwaarden en klinische opname in FPK

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in een terbeschikkingstelling (TBS) procedure. Betrokkene, die op 20 oktober 2020 was veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, was onderworpen aan een TBS-maatregel met voorwaarden. De rechtbank ontving op 9 februari 2023 een vordering tot verpleging van betrokkene en op 15 februari 2023 een vordering tot wijziging van de voorwaarden, waarbij klinische opname werd voorgesteld. Tijdens de zitting op 17 februari 2023 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de betrokkene, haar raadsman, een reclasseringsmedewerker en de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige woonbegeleiding en ambulante behandeling niet effectief zijn en dat er een noodzaak is voor intensieve klinische behandeling. De rechtbank heeft besloten de terbeschikkingstelling met voorwaarden te handhaven en een klinische opname in een Forensisch Psychiatrisch Kliniek (FPK) toe te voegen. De rechtbank heeft benadrukt dat dit de laatste kans is voor betrokkene om verpleging te vermijden. De beslissing houdt in dat betrokkene zich moet houden aan de huisregels van de zorginstelling en dat de opname duurt zolang de behandelinstelling dat nodig acht. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de volgende verlengingszitting naar verwachting in oktober of november 2023 zal plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/200954-19
Datum uitspraak: 17 februari 2023
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans verblijvende te P.I. Nieuwersluis.
Raadsman: mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.

Procedure

Betrokkene is op 20 oktober 2020 bij vonnis van de rechtbank Gelderland veroordeeld vanwege onder meer het misdrijf poging tot zware mishandeling in vereniging, naast een gevangenisstraf van negen maanden, tot terbeschikkingstelling met voorwaarden. Deze maatregel is ingegaan op 20 oktober 2020 en verlengd bij beslissing van de rechtbank van 28 oktober 2022.
Op 9 februari 2023 heeft de rechtbank een vordering ontvangen, ertoe strekkende dat de rechtbank alsnog een bevel tot verpleging van betrokkene zal geven. Op 15 februari 2023 is een vordering tot wijziging van de voorwaarden ingediend, inhoudende dat alsnog klinische opname wordt toegevoegd aan de bestaande voorwaarden.
Ter zitting heeft de officier van justitie aangegeven dat zij de rechtbank voldoende beoordelingsruimte wilde geven en dat eerstgenoemde vordering moet worden gezien als de primaire vordering en de laatstgenoemde als de subsidiaire vordering.

Het onderzoek ter terechtzitting

Ter zitting van 17 februari 2023 zijn gehoord:
- betrokkene;
- haar raadsman;
- deskundige de heer B. de Jong, reclasseringsmedewerker; en
- de officier van justitie, mr. G. van Roermund.
De rechtbank heeft hierbij gelet op de volgende processtukken:
 het vonnis van de rechtbank Gelderland van 20 oktober 2020;
 de in het kader van de strafzaak uitgebrachte Pro Justitia rapportages van psychiater D.W.T.P Van Os van 9 oktober 2020 en van GS-psycholoog D. van Lijk van 5 maart 2020;
 voortgangsverslagen van de reclassering Tactus van 24 november 2022 en 3 februari 2023;
 een brief van GGZ West Noordelijk Brabant van 6 februari 2023;
 een bevel voorlopige verpleging van de rechter-commissaris van 9 februari 2023;
 adviezen van de reclassering van 7 februari 2023 en 13 februari 2023;
 een e-mailbericht van DIZ van 9 februari 2023.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat het aanvullen van de voorwaarden met een klinische opname de voorkeur heeft boven een bevel verpleging.

Het standpunt van betrokkene

De raadsman van betrokkene heeft zich daarbij aangesloten.

De beoordeling

Het verloop van de uitvoering van de maatregel
Betrokkene heeft vanaf het begin van de maatregel verbleven bij Kwintes, instelling voor begeleid c.q. beschermd wonen, op verschillende locaties. Het verloop hiervan laat telkens eenzelfde patroon zien. Aanvankelijk lijkt betrokkene mee te werken, maar als er te veel eisen worden gesteld of anderszins de spanningen oplopen, verandert haar gedrag, beginnend met recalcitrante gedragingen, via verbale agressie in de vorm van scheldpartijen en bedreigingen tot uiteindelijk fysieke agressie (mishandeling van een medewerker, het gooien van een deurstopper naar een medewerker). In oktober 2021 heeft een time-out van twee weken bij de Woenselse Poort plaatsgevonden. Na terugkeer bij Kwintes blijven het verblijf en de behandeling moeizaam verlopen; betrokkene heeft sterk de neiging om zaken naar haar hand te willen zetten. In augustus 2022 vindt binnen de familie (buiten haar om, naar het zich laat aanzien) een ernstig geweldsincident plaats, waardoor zij uiteindelijk het contact met haar familie heeft verbroken.
Na het zoveelste incident bij Kwintes in december 2022 wordt zij op 18 januari 2023 geplaatst bij een FHIC (Forensic High & Intensive Care), een tijdelijke crisisopvang voor forensische patiënten. Ook hier zorgde zij meteen voor ontregeling binnen de afdeling doordat er voortdurend agressie en dreiging van haar uitgaat. Betrokkene is, na inzet van een drugshond, betrapt op het voorhanden hebben van hasj. Omdat zij kennelijk voorafgaande aan deze opname geen adequate voorzieningen had getroffen voor enkele huisdieren (die haar tegen de huisregels in waren toegestaan) werd haar telefonisch gezegd dat de dieren naar een asiel moesten. Betrokkene heeft toen de betreffende medewerker ernstig bedreigd met wraakneming hiervoor. Toen zij op een gegeven moment werd betrapt op het filmen en live streamen van medewerkers van de kliniek, kon het FHIC niet langer verantwoordelijkheid nemen voor de veiligheid van de medewerkers, patiënten en betrokkene zelf en is zij pardoes op straat gezet. Ze is toen terug gegaan naar haar laatste woonplaats en daar is zij op 4 februari 2023 aangehouden. Sindsdien verblijft zij in PI Nieuwersluis.
Hieraan kan nog worden toegevoegd dat het opstandige en zorgmijdende gedrag zich ook al heeft geopenbaard voorafgaande aan de maatregel. Tijdens een schorsing van de voorlopige hechtenis is zij in december 2019 geplaatst in een FPA, maar dat is binnen vijf maanden weer beëindigd omdat zij onhanteerbare risico’s veroorzaakte, zich op alle mogelijke manieren afzette tegen de begeleiding en behandeling en alle medewerking weigerde. Ook voorgaande behandeltrajecten (deels in behandelinstellingen voor jeugdigen) zijn mislukt.
De psychiatrische problematiek
De destijds uitgebrachte Pro Justitia rapporten kunnen in een notendop als volgt worden samengevat. Geconstateerd is een persoonlijkheidsstoornis met borderline- en antisociale trekken en een stoornis in het cannabisgebruik. Daardoor is sprake van instabiliteit, labiliteit, impulsiviteit, onverantwoordelijkheid, prikkelbaarheid en agressie. Vanuit haar problematiek raakt betrokkene bij oplopende stress snel ontregeld in gevoel en gedrag. Vervolgens reageert ze impulsief en is ze onvoldoende in staat haar agressie te reguleren. Gelet op haar problematiek is een specifiek gerichte behandeling zoals een emotieregulatie- en vaardigheidstraining, een verslavingsbehandeling en eventueel een traumabehandeling op zijn plaats. Behandeling is noodzakelijk om het recidiverisico omlaag te brengen. Verdachte is zorgmijdend, waardoor een kader nodig is. De problematiek van verdachte is complex. Deze bevindingen worden bevestigd door het hiervoor beschreven verloop van de uitvoering van de maatregel.
Het standpunt van betrokkene
Tijdens de zitting is betrokkene indringend geconfronteerd met het problematisch verloop van haar verblijf bij meerdere instellingen. Enkele geschetste incidenten heeft zij erkend, bij andere voorvallen heeft zij kanttekeningen geplaatst en nuanceringen aangevoerd. Uit haar verklaring komt naar voren dat zij vanuit haar problematische verleden een groot wantrouwen heeft jegens mannen, zeker als zij met hen in een gesloten setting moet verblijven. Met name dit was een probleem bij het FHIC; zij was de enige vrouw te midden van een groep mannen die ook de nodige psychiatrische problematiek hebben en die haar herhaaldelijk lastig vielen. Zij voelde zich voortdurend onveilig binnen de afdeling en kreeg geen gehoor hiervoor bij de medewerkers. In deze omstandigheden, zo vertelde zij tijdens de zitting, voelt ze zich gedwongen zich offensief en imponerend op te stellen (“alsof ze een kerel van 2 x 2 m is”) en voortdurend een “grote bek” te hebben. Dat is uit zelfbehoud, zegt zij. Betrokkene geeft aan dat zij heel goed begrijpt dat er problemen zijn, dat het telkens weer misgaat door haar gedrag maar ook dat zij herhaaldelijk gevraagd heeft om een intensievere behandeling. Dat werd echter steeds afgewezen.
De beoordeling door de rechtbank
Uit het voorgaande wordt duidelijk dat betrokkene diepgewortelde problemen heeft die haar steeds weer in de problemen brengen en die ook leiden tot gevaar voor anderen, getuige de veroordeling voor het indexdelict en ook latere gedragingen in de diverse instellingen.
De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat de tot dusver in gang gezette woonbegeleiding in combinatie met ambulante behandeling geen effect sorteren en onvoldoende bijdragen aan verbetering van de situatie en terugdringen van het recidivegevaar. Tijdens de strafzaak werd geadviseerd geen klinische behandeling op te leggen omdat dit minder goed past bij betrokkenes specifieke problematiek. Inmiddels is echter duidelijk geworden dat intensieve behandeling binnen het kader van een klinische behandeling onontkoombaar is. Het mindere werkt niet. Zowel de reclassering als betrokkene zijn het hierover eens. De rechtbank deelt deze mening.
Hoe moet het verder?
Twee opties liggen voor.
- De rechtbank geeft een bevel tot verpleging, hetgeen ertoe zou leiden dat betrokkene vooralsnog in de PI blijft totdat er een plek is in een FPC (met beveiligingsniveau 4). Probleem daarbij is dat er inmiddels weer een ernstig ‘passantenprobleem’ is waardoor de wachttijd voor plaatsing zes tot twaalf maanden kan bedragen. Voordeel daarvan is dat zij
wellichtgeplaatst kan worden in een kliniek (bijv. de Dr. Van der Hoevenkliniek) waar meerdere vrouwen verblijven, hetgeen de gemoedsrust van betrokkene ten goede zou komen.
- Of de rechtbank kiest voor handhaving van de terbeschikkingstelling met voorwaarden met aanvulling van een klinische opname. Ter zitting is duidelijk geworden dat De Woenselse Poort inmiddels bereid is haar op te nemen en ook plaats heeft vanaf maandag 20 februari 2023. Alles hiervoor is al geregeld, maar dan moet de rechtbank wel nog instemmen.
Uit de adviezen van de reclassering en de mededelingen van de Dienst Individuele Zaken van het ministerie, zoals die door de officier van justitie, na telefonisch overleg tijdens de zitting zijn toegelicht, wordt, gezien het verleden, vastgehouden aan een kliniek met beveiligingsniveau 3. Dat betekent dat opname in een FPA niet aan de orde is. Het moet tenminste een FPK worden. Kennelijk is dan alleen De Woensel Poort in beeld. Ter zitting heeft betrokkene aangeven dat zij uiteindelijk wel instemt met opname in de Woenselse Poort, hoewel ze vreest ook daar weer terecht te komen op een afdeling met (vooral) mannen.
Alle belangen en omstandigheden afwegend, komt de rechtbank tot de beslissing dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden moet worden gehandhaafd met aanvulling van de klinische opname in een FPK. Een bevel tot verpleging met als gevolg opname in een FPC, waarvan van meet af aan is gezegd dat dit niet past bij de problematiek van betrokkene, vindt de rechtbank daarom nog een stap te ver.
Het is spijtig dat er zo weinig plaatsen zijn die zijn ingericht op verblijf en behandeling van vrouwen die, om welke reden dan ook, niet veilig zijn of zich niet veilig voelen in een setting waar vooral mannen verblijven. Voorstelbaar is dat deze situatie niet bijdraagt aan een gevoel van veiligheid, wat wel essentieel is voor een effectieve behandeling.
Aan betrokkene is bij de mondelinge uitspraak aansluitend op de behandeling ter zitting, wel meegegeven dat dit haar laatste kans is om terbeschikkingstelling met verpleging te vermijden. Het verblijf in De Woenselse Poort zal wellicht niet gemakkelijk zijn, maar als zij er in slaagt intrinsiek mee te werken aan behandeling en het lukt de tot dusver steeds getoonde verstorende en agressieve houding achterwege te laten, zal op enig moment afschaling van het beveiligingsniveau mogelijk zijn waardoor een meer bij haar passende FPA weer in beeld komt.
De volgende verlengingszitting zal, naar verwachting plaatsvinden in oktober of november van dit jaar waarbij ook het advies van een externe gedragskundige zal worden betrokken. De rechtbank zal dan de ontwikkelingen vanaf nu beoordelen.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst af de vordering tot het alsnog bevelen van de verpleging van overheidswege;
- handhaaft de terbeschikkingstelling met voorwaarden en de daarbij eerder vastgestelde voorwaarden;
- voegt daaraan toe de volgende voorwaarde:
Betrokkene laat zich opnemen in De Woenselse Poort of een soortgelijke FPK, FPA of klinische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de behandelinstelling en de reclassering dat nodig vinden. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en afnemen van urinecontroles en de controle daarop kunnen onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter, mr. M.E. Snijders en mr. A.J.H. Steenweg, als rechters in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 februari 2023.
mr. Snijders en mr. Steenweg zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.