ECLI:NL:RBGEL:2023:760

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
531267321
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en ontslag van rechtsvervolging door noodweer in Arnhem

Op 17 februari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man uit Arnhem. De verdachte werd beschuldigd van poging doodslag en zware mishandeling, maar de rechtbank sprak hem vrij van de poging doodslag en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging voor de zware mishandeling op grond van noodweer. De zaak speelde zich af op 18 november 2021, toen de verdachte met zijn auto een confrontatie had met het slachtoffer, die met een steen op hem afkwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet kon onttrekken aan de noodweersituatie en dat zijn reactie, het aanrijden van het slachtoffer, proportioneel was. De rechtbank concludeerde dat er geen aanmerkelijke kans was dat het slachtoffer zou komen te overlijden door de aanrijding, en dat de verdachte niet met opzet zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. De vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer werd afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de feiten. De rechtbank gelastte de teruggave van de in beslag genomen auto aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.312673.21
Datum uitspraak : 17 februari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] in [Geboorteplaats] ,
wonende aan [Adres] in Arnhem.
Raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 18 november 2021 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [Slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- met een auto op die [Slachtoffer] heeft ingestuurd en/of
- met een auto die [Slachtoffer] heeft aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2021 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [Slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een auto op die [Slachtoffer] heeft ingestuurd en/of
- met een auto die [Slachtoffer] heeft aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 18 november 2021 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk,
- een auto (kenteken: [Kenteken] ) en/of
- een bromfiets/scooter (kenteken: [Kenteken] )
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [Naam] en/of [Naam] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging doodslag en vernieling van de auto en scooter.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat voor feit 1 primair vrijspraak volgt. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans was dat het slachtoffer zou komen te overlijden.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Op 18 november 2021 kregen verbalisanten [Verbalisant] en [Verbalisant] een melding dat een persoon was aangereden door een voertuig op de [Adres] in Arnhem. Het kenteken van het voertuig betrof [Kenteken] . Bij dit kenteken hoort een blauwe Audi A3. [2]
Aangever [Slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 18 november 2021 betrokken was bij een incident op de [Adres] in Arnhem waarna een woordenwisseling volgde met verdachte die zich in een Audi A3 bevond. Nadat aangever was weggelopen, kwam hij verdachte in dezelfde auto tegen op de [Adres] ter hoogte van de coffeeshop [coffeeshop] . Aangever liep de weg op en wilde de confrontatie met de bestuurder aangaan. Aangever zag dat de bestuurder van de auto ineens sterk naar links stuurde en dat hij de auto recht op hem afstuurde. Aangever sprong omhoog en daarna werd hij aangereden. Aangever voelde dat hij omhoog geslingerd werd en kwam op zijn rug op het wegdek terecht. De auto reed door en kwam vervolgens tot stilstand op de stoep aan de overkant van de weg. [3]
Op de camerabeelden van coffeeshop [coffeeshop] ziet verbalisant [Verbalisant] dat het erop lijkt alsof aangever een voorwerp in zijn linkerhand vasthoudt, dat ongeveer de grootte van een tablet heeft. Vervolgens beweegt aangever zich van de rechterzijde van de rijbaan naar links terwijl de blauwe Audi A3 aan de, voor de bestuurder, rechterzijde van de weg rijdt. Aangever houdt het voorwerp in zijn linkerhand vast. Op het moment dat aangever nog niet tot de middenas van de rijbaan is gekomen, stuurt de bestuurder van de blauwe Audi A3 scherp naar links. [4] Aangever wordt aangereden door de bestuurder van de blauwe Audi A3. [5]
Op de zitting heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij de bestuurder van die Audi A3 was [6]
Juridische kwalificatie: geen poging doodslag, wel poging zware mishandeling
De rechtbank moet de vraag beantwoorden wat deze gedraging van verdachte juridisch gezien oplevert. Heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever door de aanrijding zou kunnen komen te overlijden?
Op basis van de verkregen videobeelden van het incident heeft de politie berekend dat verdachte vlak voor het aanrijden van aangever met een indicatieve gemiddelde snelheid van 25 km/u reed. Gelet op de relatief lage snelheid van de auto op het moment van de aanrijding, en wegens het ontbreken van verdere concrete en specifieke informatie in het dossier, kan de rechtbank niet vaststellen dat er een aanmerkelijke kans bestond dat aangever door de aanrijding zou komen te overlijden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging doodslag.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het dossier niet worden afgeleid dat verdachte vol
(“kwaad”) opzet had op het zwaar verwonden van aangever door hem aan te rijden. Een voetganger is een kwetsbare deelnemer aan het verkeer. Naar algemene ervaringsregels moet worden aangenomen dat wanneer het tot een botsing komt tussen een voetganger en een personenauto, de kans op zwaar letsel bij deze voetganger aanmerkelijk is te noemen. Omdat verdachte naar links heeft gestuurd en daardoor op aangever afreed, heeft verdachte die aanmerkelijke kans bewust aanvaard. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
[Naam] heeft in haar aangifte verklaard dat zij op donderdag 18 november 2021 haar auto (Ford Focus met kenteken: [Kenteken] ) had geparkeerd aan de [Adres] in Arnhem. Toen aangever [Naam] terug kwam bij haar auto, hoorde ze dat een man was aangereden en dat hierbij ook haar auto was aangereden. Ze zag dat ze linksachter schade had aan haar auto. [7]
[Naam] heeft in haar aangifte verklaard dat zij een auto hoorde die veel gas gaf toen zij aan het werk was bij de coffeeshop [coffeeshop] aan de [Adres] in Arnhem. Op de camerabeelden zag zij dat een auto over een leeg parkeervak op de stoep tot stilstand kwam. Hierbij reed de auto haar snorfiets omver die geparkeerd stond tegenover de coffeeshop [coffeeshop] . [8] De snorfiets van aangever [Naam] heeft schade. [9] Haar snorfiets heeft het kenteken [Kenteken] . [10]
Op de camerabeelden van coffeeshop [coffeeshop] ziet verbalisant [Verbalisant] dat door de aanrijding een geparkeerde Ford Focus met kenteken [Kenteken] is beschadigd. [11] Daarnaast is door de aanrijding een grijze scooter, die op de stoep geparkeerd stond, omgestoten. [12]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
hij op
of omstreeks18 november 2021 te Arnhem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [Slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een auto op die [Slachtoffer] heeft ingestuurd en
/of
- met een auto die [Slachtoffer] heeft aangereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op
of omstreeks18 november 2021 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk,
- een auto (kenteken: [Kenteken] ) en
/of
- een bromfiets/scooter (kenteken: [Kenteken] )
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [Naam] en
/of [Naam] , in elk gevalaan een ander toebehoorde
(n
)heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair en feit 2:
de eendaadse samenloop van
poging tot zware mishandeling
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

Beroep op noodweer(exces)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op noodweer(exces) toekomt. Ondanks dat sprake was van een noodweersituatie, was de verdediging niet noodzakelijk. Verdachte had zich aan de situatie kunnen en moeten onttrekken door rechtdoor over de weg te rijden. Daarnaast staat het door verdachte gekozen verdedigingsmiddel niet in verhouding tot de ernst van de aanranding. Verdachte is met een auto ingereden op aangever, nadat is gedreigd te gooien met een steen. Ten slotte heeft de officier van justitie aangevoerd dat geen sprake is van een hevige gemoedsbeweging, waardoor aan verdachte geen beroep op noodweerexces toekomt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat aan verdachte een beroep op noodweer toekomt. Er was sprake van een noodweersituatie en verdachte heeft in reactie daarop gehandeld. Hierbij heeft verdachte voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. In verband met de feiten 1 en 2 komt verdachte een beroep op noodweer toe waardoor hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de feiten niet strafbaar zijn. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank vindt dat verdachte de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit heeft overschreden, aan hem een beroep op noodweerexces toekomt. Verdachte was in paniek waardoor sprake is van een hevige gemoedsbeweging. Deze hevige gemoedsbeweging was het gevolg van de heftigheid van de aanval. In verband met de feiten 1 en 2 komt verdachte een beroep op noodweerexces toe waardoor hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat verdachte niet strafbaar is.
De beoordeling door de rechtbank
Noodweer
Bij de beoordeling of sprake is van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding (noodweersituatie) is het volgende van belang. Uit het dossier blijkt dat kort voor de aanrijding een incident heeft plaatsgevonden tussen aangever en verdachte op de [Adres] . Aangever heeft daar vervolgens een stuk steen van een kapotte plantenbak gepakt. Aangever deed dat uit “actie, reactie”; het was niet echt om te beschermen, aldus aangever. Die steen heeft aangever naar zijn zeggen vanaf dat moment tot na de aanrijding in zijn handen gehad. Aangever heeft bij de politie verklaard dat hij de confrontatie met verdachte wilde aangaan. Op de camerabeelden is te zien dat aangever, voor de verdachte vanaf de linkerkant, versneld op de auto van verdachte afloopt, terwijl hij een voorwerp in zijn hand heeft en een begin van een gooiende beweging maakt.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar en dus van een noodweersituatie.
Vervolgens dient de rechtbank in te gaan op de vragen of de verdediging tegen de aanranding noodzakelijk was, of de gekozen wijze van verdediging tegen de aanranding geboden was en of verdachte zich had kunnen onttrekken aan de noodweersituatie (eisen van proportionaliteit en subsidiariteit). Om te beoordelen of verdachte zich had kunnen onttrekken aan de noodweersituatie is het van belang of verdachte anders had moeten én kunnen handelen.
Aangever is met een steen ter grootte van een tablet op de auto van verdachte afgekomen. Er was op dat moment sprake van een dynamische situatie: verdachte reed in een auto en aangever rende op verdachte af. Verdachte reed in een relatief smalle straat waar zich ook andere verkeersdeelnemers bevonden. Op het moment dat aangever rennend en dreigend op verdachte afkwam, had verdachte maar een beperkt aantal keuzes om zich aan de situatie te onttrekken. Keuzes die hij binnen het tijdsbestek van enkele seconden en onder veranderende omstandigheden moest maken: zowel hij als aangever waren immers in beweging in elkaars richting.
De rechtbank oordeelt dat verdachte zich niet zonder schade voor zichzelf, anderen of (andermans) goederen, aan de situatie kon onttrekken. Dat kon in redelijkheid ook niet van verdachte gevergd worden. Rechts voor de auto van verdachte reed een fietser en rechts van de auto van verdachte bevond zich een smalle stoep met kort daarop bebouwing. Aan de linkerkant van de auto van verdachte was op enig moment een opening in de vorm van een leeg parkeervak en in het verlengde daarvan een verbrede stoep.
Van verdachte kon niet gevergd worden om de steen tegen zijn auto te incasseren, vanwege het gevaar dat dit voor hemzelf zou kunnen veroorzaken. Daarnaast zou het incasseren van de steen tegen zijn auto voor andere verkeersdeelnemers ook een reëel risico vormen, omdat de auto dan voor enige tijd niet of moeilijk bestuurbaar zou kunnen zijn. Remmen en achteruit rijden kon vanwege de dynamische situatie en het korte moment van nadenken (enkele seconden) evenmin van verdachte gevergd worden.
Verdachte bestuurde op het moment van de aanranding zijn auto en kon op dat moment niet kiezen voor een ander verdedigingsmiddel. De keuze van het geweldsmiddel en de wijze waarop het is gebruikt, staan daarmee in redelijke verhouding tot de ernst van de aanranding. Het beroep op noodweer slaagt. De feiten onder 1 subsidiair en 2, gepleegd in eendaadse samenloop, zijn dus niet strafbaar zodat de rechtbank verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [Slachtoffer] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 8.580,- aan materiële schade en € 1.850,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Aangezien verdachte wordt vrijgesproken van feit 1 primair en ontslagen van alle rechtsvervolging zonder oplegging van een maatregel terzake feit 1 subsidiair, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard. De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

7.De beoordeling van het beslag

Ten aanzien van het tenlastegelegde is beslag gelegd op het volgende voorwerp:
- 1 STK Personenauto (Audi A3 met kenteken: [Kenteken] ).
De officier van justitie heeft verzocht om de personenauto verbeurd te verklaren nu het strafbare feit daarmee is begaan.
De raadsman heeft verzocht om teruggave van het in beslag genomen voorwerp.
De rechtbank zal de teruggave van de personenauto aan verdachte gelasten gelet op haar oordeel ten aanzien van de strafbaarheid van de feiten en omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

8.De beslissing

De rechtbank:

spreekt verdachte vrijvan het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde niet strafbaar en
ontslaat verdachte voor deze feiten van alle rechtsvervolging;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslissing ten aanzien van de vordering benadeelde partij [Slachtoffer]
 verklaart de benadeelde partij [Slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en immateriële schade;
 compenseert de proceskosten in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
Beslissing ten aanzien van het beslag
 gelast de teruggave van de 1 STK Personenauto [Kenteken] aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Edelenbos (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en mr. M.D.R. Joppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 februari 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [Inspecteur] , inspecteur van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden (districtsrecherche), opgemaakte proces-verbaal, dossiernummers PL0600-2021540469, PL0600-2021587072, PL0600-2021540692 en PL0600-2021540597, gesloten op 13 januari 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
3.Proces-verbaal van aangifte, [Slachtoffer] , p. 43.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 93.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 94.
6.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 februari 2023.
7.Proces-verbaal van aangifte [Naam] , p. 222.
8.Proces-verbaal van aangifte [Naam] , p. 245.
9.Proces-verbaal van aangifte [Naam] , p. 246.
10.Proces-verbaal van aangifte [Naam] , p. 247.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 94.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 95.