ECLI:NL:RBGEL:2023:7484

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
422242
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke geschil over Design Confetti tussen Confetti Tekstil en gedaagde

In deze zaak heeft de Turkse vennootschap Confetti Tekstil Sanayi ve Dis Ticaret A.S. een kort geding aangespannen tegen een Nederlandse besloten vennootschap wegens vermeende auteursrechtinbreuk op een ontwerp, aangeduid als 'Design Confetti'. Confetti stelt dat de gedaagde partij een blouse met daarop het ontwerp heeft verkocht, wat inbreuk maakt op haar auteursrechten. De procedure omvatte een dagvaarding, producties, en een mondelinge behandeling. Confetti vorderde onder andere een verbod op verdere inbreuk, een recall van de blouse bij afnemers, en betaling van proceskosten. De gedaagde partij betwistte de auteursrechtelijke bescherming van het ontwerp en voerde aan dat er geen sprake was van inbreuk. De voorzieningenrechter oordeelde dat Confetti niet voldoende bewijs had geleverd dat zij de auteursrechthebbende was van het ontwerp en dat de gedaagde geen inbreuk had gepleegd. De vorderingen van Confetti werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/422242 / KG ZA 23-256
Vonnis in kort geding van 22 augustus 2023
in de zaak van
de vennootschap naar Turks recht
CONFETTI TEKSTIL SANAYI VE DIS TICARET A.S.,
gevestigd en kantoorhoudende te Istanbul, Turkije,
eisende partij,
hierna te noemen: Confetti,
advocaat: mr. M.A. Bloembergen te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaten: mrs. J. Lubbers en D.H.J. Bouchier.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 29
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 7
- de brief van [gedaagde] van 7 augustus 2023 met bijgevoegd de akte overlegging productie 8
- het e-mailbericht van Confetti Tekstil van 7 augustus 2023 met bijgevoegd productie 30
- het e-mailbericht van Confetti Tekstil van 7 augustus 2023 met bijgevoegd producties 31 en 32
- de mondelinge behandeling, gehouden op 8 augustus 2023
- de pleitnota van Confetti
- de pleitnota van [gedaagde] .

2.De feiten

2.1.
Confetti Tekstil is een Turkse stoffenleverancier. Zij ontwerpt stoffen deels zelf en besteedt dit deels uit. Confetti levert stoffen aan onder andere de Nederlandse textielgroothandel [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ), gevestigd in [plaats] . [bedrijf 1] maakt voor de productie van haar kledingstukken gebruik van de Turkse vennootschap [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ). Confetti levert de door [bedrijf 1] bestelde stoffen doorgaans af aan het adres van [bedrijf 2] in Turkije. Na productie door [bedrijf 2] worden de kledingstukken geleverd aan retailers/dealers die kledingstukken van [bedrijf 1] (weder)verkopen. Bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 1] is [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ).
2.2.
Confetti maakt voor de totstandkoming van overeenkomsten voor de levering van stoffen door Confetti aan [bedrijf 1] gebruik van de bemiddelingsdiensten van [bedrijf 6] , waarbij mevrouw [naam 1] (hierna: [naam 1] ) als contactpersoon optreedt.
2.3.
Confetti (al dan niet vertegenwoordigd door [naam 1] ) heeft op enig moment het hieronder weergegeven patroon, door partijen aangeduid als ‘Design Confetti’ met kenmerk DG-980, aan [bedrijf 1] getoond:
2.4.
[bedrijf 1] heeft van het hierboven weergeven patroon stofsamples besteld bij Confetti en daarvan de hieronder weergegeven een top en jurk laten produceren door [bedrijf 2] .
[bedrijf 1] heeft de top en de jurk tijdens het mode event ‘Amsterdam Modefabriek’ in de zomer van 2022 getoond, waarna retailers orders bij [bedrijf 1] hebben geplaatst voor de collectie Spring Summer 2023. [bedrijf 1] heeft vervolgens de benodigde stof besteld bij Confetti en bij [bedrijf 2] de door retailers bestelde tops en jurken laten produceren.
(i)
de top (ii) de jurk
2.5.
[gedaagde] exploiteert een onderneming op het gebied van ontwerp en verkoop van kleding. Zij handelt onder meer onder de naam [bedrijf 4] . [gedaagde] levert kleding aan retailers in Nederland en Vlaanderen die de kleding via fysieke winkels en via webshops aan de consument verkopen.
2.6.
[gedaagde] produceert de stoffen en dessins voor een deel zelf en koopt deze voor een deel in bij zogenaamde printhuizen of bij andere leveranciers. Voor de collectie Spring Summer 2023 heeft [gedaagde] diverse leveranciers en printhuizen bezocht, waaronder het Griekse printhuis [bedrijf 5] (hierna: [bedrijf 5] ). Een ontwerpster van [bedrijf 5] heeft in oktober 2022 het hieronder weergegeven patroon ontworpen, door partijen aangeduid als ‘ [Design 1] ’ met kenmerk JP 2185. Op het verzoek van [gedaagde] om de kleurstelling te veranderen, is het patroon [Design 1] in november 2022 aangepast naar het daarnaast weergegeven patroon, door partijen aangeduid als ‘ [Design 2] ’.
[Design 1] [Design 2]
2.7.
[bedrijf 5] heeft patroon [Design 2] (op verzoek van [gedaagde] ) vervolgens op stof gedrukt en deze stof tot de hieronder weergegeven blouse verwerkt. [gedaagde] heeft deze blouse vervolgens bij [bedrijf 5] afgenomen en vanaf maart 2023 als onderdeel van de collectie Spring Summer 2023 van [bedrijf 4] op de markt gebracht.
2.8.
Op enig moment nadien heeft [bedrijf 1] geconstateerd dat [gedaagde] de blouse te koop aanbiedt en dit aan [naam 1] en Confetti Tekstil laten weten.
2.9.
De advocaat van Confetti Tekstil heeft [gedaagde] bij brief van 7 juni 2023 medegedeeld dat [gedaagde] auteursrechtinbreuk maakt op Design Confetti door openbaarmaking en verhandeling van de onder 2.7 weergegeven blouse met daarop de print [bedrijf 5] 2 en [gedaagde] (onder meer) gesommeerd het inbreukmakend handelen te staken en gestaakt te houden.
2.10.
De (voormalig) gemachtigde van [gedaagde] heeft bij brief van 14 juni 2023 de sommatie van Confetti Tekstil van de hand gewezen. [gedaagde] betwist in de brief dat Design Confetti auteursrechtelijke bescherming geniet en dat sprake is van auteursrechtinbreuk door [gedaagde] .
2.11.
Bij brief van 27 juni 2023 heeft de advocaat van Confetti Tekstil de onder 2.9 genoemde sommatie herhaald.
2.12.
Bij e-mailbericht van 4 juli 2023 heeft de (voormalig) gemachtigde van [gedaagde] aan de advocaat van Confetti Tekstil het eerder gevoerde verweer herhaald en laten weten dat [gedaagde] de blouse niet meer verkoopt, niet meer in voorraad heeft en vooralsnog niet voornemens is om het artikel (weer) in voorraad te nemen. Ook laat [gedaagde] weten dat Confetti Tekstil contact kan opnemen met [bedrijf 5] indien zij de kwestie verder wil bespreken.
2.13.
In het dossier bevinden zich de hieronder weergegeven documenten:
Afbeelding 1
Afbeelding 2
( iii) een namens Confetti Tekstil Fabrics ondertekende ‘Declaration of Exclusive right to use’:
Afbeelding 3

3.Het geschil

3.1.
Confetti Tekstil vordert bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. met onmiddellijke ingang na de dagtekening van het vonnis iedere inbreuk op de (intellectuele) eigendomsrechten van Confetti te staken en gestaakt te houden, waaronder uitdrukkelijk begrepen, maar niet beperkt tot, het importeren, te koop (doen) aanbieden, (doen) verhuren, (doen) verkopen, het gebruiken voor reclame, (doen) tentoonstellen, of het anderszins openbaar maken of verveelvoudigen van de blouse en andere producten die [Design 1] of [Design 2] bevatten en elk ander mogelijk gebruik van [Design 1] of [Design 2] ;
II. uiterlijk vier (4) dagen nadat het vonnis is gewezen, een schriftelijke, door een registeraccountant gecontroleerde en gewaarmerkte opgave te doen van alle informatie die haar bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de blouse, waaronder begrepen, maar daartoe uitdrukkelijk niet beperkt:
a) de leverancier(s), maker(s), producent(en) en distributeur(s), van wie de inbreukmakende blouse door [gedaagde] verkregen is/zijn, onder mededeling van hun adres(sen), e-mailadres(sen) en telefoonnummer(s);
b) de aan [gedaagde] geleverde aantallen, nummers, prijzen en leverdata van de inbreukmakende blouse, zulks (indien van toepassing) gerangschikt per leverancier, maker, producent of distributeur, onder overlegging van kopieën van de daarop betrekking hebbende facturen;
c) de afnemers, alsmede de verkochte aantallen, nummers, prijzen, leverdata en afleveradressen van de blouse, zulks gerangschikt per afnemer, onder overlegging van kopieën van de daarop betrekking hebbende facturen en onder mededeling van adres(sen), e-mailadres(sen) en telefoonnummer(s) van de afnemers;
d) de bij [gedaagde] nog aanwezige voorraad van de blouse onder vermelding van de locatie waar deze zich bevindt, alsmede de aantallen en nummers van de inbreukmakende blouses;
e) de gemaakte netto winst (zijnde de omzet uitsluitend onder aftrek van belasting en directe variabele kosten) en de exacte wijze waarop deze winst is berekend, voorzien van duidelijke en gedetailleerde schriftelijke bewijsstukken van iedere kostenpost;
III. uiterlijk twee (2) dagen nadat het vonnis is gewezen, een recall te doen van de inbreukmakende blouse bij alle afnemers, waarbij uitsluitend de volgende tekst mag worden gebruikt:
“Geachte heer/mevrouw [NAAM CONTACTPERSOON],
Bij vonnis van [DATUM] heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem beslist dat het aan u geleverde product, het Enjoy t-shirt Riley, model: 183634 en artikelnummer 75287-9600, inbreuk maakt op de exclusieve auteursrechten van CONFETTI TEKSTIL SANAYI VE DIS TICARET A.S. uit Turkije, dat het exclusieve gebruiksrecht ten aanzien van de inbreukmakende print heeft verleend aan [bedrijf 1]
In verband met het bovenstaande dient u binnen drie (3) dagen na heden de bij u aanwezige voorraad van het bovenvermelde product aan ons te retourneren. Gelieve daarbij te vermelden dat er na retournering geen exemplaren van het product meer bij u in voorraad zijn. Door u gemaakte kosten, waaronder de verzendkosten, worden door ons vergoed. Ten overvloede merken wij op dat het in strijd met dit bericht in voorraad houden of verhandelen van deze producten inbreuk maakt op het auteursrecht van CONFETTI TEKSTIL SANAYI VE DIS TICARET A.S.
Hoogachtend”,
onder gelijktijdige toezending van kopieën van deze brieven en een lijst van de geadresseerden, of anderszins bewijs daarvan te leveren aan Confetti;
IV. uiterlijk veertien (14) dagen nadat het vonnis is gewezen, afgifte zal doen van de voorraad en de na de recall geretourneerde inbreukmakende blouses, door deze te verzenden naar Confetti of een door Confetti aan te wijzen derde, op kosten van [gedaagde] ;
V. tot betaling van een dwangsom van € 50.000,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor iedere overtreding dan wel niet-nakoming van de bevelen onder I. en/of II. en/of III. en/of IV, waarbij elk aangetroffen exemplaar van de blouse geldt als een afzonderlijke overtreding, te vermeerderen met € 10.000,00 voor iedere dag of voor ieder dagdeel dat de overtreding of niet-nakoming voortduurt;
VI. betaling van een voorschot op de winstafdracht in verband met het gevorderde onder II., welke wordt begroot op € 50.000,00, binnen drie werkdagen na betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente;
VII. in de volledige proceskosten van dit geding die Confetti heeft moeten maken in deze procedure op de voet van artikel 1019h Rv, te vermeerderen met de explootkosten, het griffierecht en de nakosten, te voldoen binnen veertien (14) dagen na de dagtekening van het vonnis – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening; en
VIII. op basis van artikel 1019i Rv te bepalen dat de termijn waarbinnen een bodemprocedure aanhangig moet worden gemaakt zes maanden zal zijn, te rekenen vanaf de datum van uitspraak.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Confetti in de kosten van het geding ex artikel 1019h Rv, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Kern van het geschil
4.1.
Confetti stelt zich in deze procedure op het standpunt dat [gedaagde] , (onder andere) door het (door)verkopen van een blouse met daarop gedrukt het patroon [Design 2] , inbreuk maakt op haar auteursrecht op Design Confetti (al dan niet zoals toegepast op de top en de jurk) dan wel dat sprake is van slaafse nabootsing door [gedaagde] . Confetti vordert daarom onder meer een veroordeling van [gedaagde] om met onmiddellijke ingang iedere inbreuk op haar (intellectuele) eigendomsrechten te staken en gestaakt te houden, waaronder (onder meer) het op welke wijze dan ook openbaarmaken of verveelvoudigen van de blouse en andere producten die [Design 1] of [Design 2] bevatten en elk ander mogelijk gebruik van een van die patronen. Confetti heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat haar vorderingen met name gericht zijn op het gebruik van [Design 2] en niet zozeer op gebruik van patroon [Design 1] , nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] kledingstukken verkoopt c.q. heeft verkocht voorzien van dat patroon. De voorzieningenrechter zal voor de beoordeling van de door Confetti ingestelde vorderingen dan ook uitgaan van het gebruik van [Design 2] (op de blouse) en [Design 1] verder buiten beschouwing laten. Het door [gedaagde] tegen de vorderingen van Confetti gevoerde verweer komt erop neer dat Confetti onvoldoende duidelijk is over het object waarvoor zij auteursrechtelijke bescherming inroept en zij betwist verder dat de door Confetti gestelde maker, mevrouw [naam 2] (hierna: [naam 2] ), Design Confetti heeft ontworpen en dat Confetti auteursrechthebbende is (geworden) van Design Confetti. Verder betwist [gedaagde] , onder verwijzing naar het volgens haar bestaande vormgevingserfgoed, dat Design Confetti auteursrechtelijke bescherming geniet. Maar ook indien auteursrechtelijke bescherming wordt verondersteld maakt [gedaagde] naar eigen zeggen geen auteursrechtinbreuk met de verhandeling van de blouse met daarop [Design 2] , nu geen sprake is van ontlening van auteursrechtelijk beschermde trekken en de totaalindrukken van de patronen an sich, en zoals toegepast op de kledingstukken in kwestie, niet overeenstemmen. Van auteursrechtinbreuk dan wel onrechtmatig handelen is volgens [gedaagde] dan ook geen sprake.
Bevoegdheid voorzieningenrechter
4.2.
Nu Confetti een rechtspersoon naar buitenlands recht is, zij gevestigd is in Turkije en de zaak om die reden een internationaal karakter draagt, dient ambtshalve allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en de voorzieningenrechter van deze rechtbank bevoegd is van de vorderingen van Confetti kennis te nemen. Die vraag moet bevestigend worden beantwoord. [gedaagde] is gevestigd in Nederland, zodat de Nederlandse rechter met betrekking tot de auteursrechtelijke grondslag van de vorderingen rechtsmacht heeft op grond van de artikelen 4 lid 1 juncto 63 lid 1a herschikte EEX-Vo [1] . De relatieve competentie berust op de algemene bevoegdheidsregel van artikel 99 Rv, nu [gedaagde] statutair gevestigd is in [plaats] en bovendien kantoor houdt in [plaats] en dus binnen het arrondissement van deze rechtbank. Ten aanzien van de vorderingen gegrond op onrechtmatige daad (slaafse nabootsing), geldt dat de voorzieningenrechter internationaal en relatief bevoegd is op grond van artikel 7 lid 2 herschikte EEX-Vo, nu het beweerdelijk schadebrengende feit zich volgens Confetti in heel Nederland en dus ook in Arnhem voordoet. De voorzieningenrechter is dan ook bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
Toepasselijk recht
4.3.
Vervolgens ligt de vraag voor welk recht van toepassing is. Deze vraag moet voor wat betreft de auteursrechtelijke grondslag van de vorderingen worden beantwoord aan de hand van de algemene verwijzingsregel in artikel 8 lid 1 Rome II-Vo [2] . Nu Confetti voor Nederland bescherming vordert van het door haar gestelde auteursrecht, is op de vraag of Design Confetti auteursrechtelijke bescherming geniet en of [gedaagde] met de verhandeling van haar blouse met [Design 2] daarop inbreuk maakt, Nederlands recht van toepassing (de
lex loci protectionis), waaronder de in Nederland direct werkende bepalingen van de Berner Conventie (BC) [3] . Het Nederlands recht is echter niet zonder meer van toepassing op de vraag wie als maker van Design Confetti moet worden aangemerkt en wie (thans) auteursrechthebbende is van Design Confetti (door overdracht). Die vragen moeten in beginsel worden beantwoord aan de hand van het recht van het land van herkomst van de maker respectievelijk het recht dat van toepassing is op de verhouding tussen de maker en de (gepretendeerde) rechtsopvolger.
Met betrekking tot de grondslag van de slaafse nabootsing, gestoeld op het leerstuk van de onrechtmatige daad, vloeit uit de hoofdregel van artikel 4 Rome II-Vo voort dat Nederlands recht van toepassing is, nu de gestelde schade zich in Nederland voordoet.
4.4.
Voorop moet worden gesteld dat zowel Nederland als Turkije, de landen waar partijen gevestigd zijn, zijn aangesloten bij (de laatste versie van) de Berner Conventie, zodat de Berner Conventie ook materieel van toepassing is op het onderhavige geschil. Niet in geschil is dat zowel Design Confetti als [Design 2] voortbrengselen zijn die onder de reikwijdte van artikel 2 lid 1 BC vallen. [gedaagde] heeft weliswaar betwist dat de door Confetti gestelde ontwerper, [naam 2] , als maker van Confetti Design moet worden aangemerkt, maar zij heeft niet gesteld dat er sprake is van een alternatieve ontwerper die geen onderdaan is van een bij de Berner Conventie aangesloten land, zodat in dit geding ervan zal worden uitgegaan dat dit het geval is.
Artikel 2 lid 7 BC
4.5.
Uitgangspunt van de Berner Conventie is dat onderdanen van een aangesloten land (Turkije) in een ander aangesloten land (Nederland) voor hun werken dezelfde bescherming genieten als de onderdanen van dat andere land. De bescherming in het land van oorsprong wordt verder geregeld door nationale wetgeving. Indien een maker van een werk niet ook onderdaan is van het land dat als land van oorsprong van het werk moet worden aangemerkt, heeft de betreffende auteur in het land van oorsprong dezelfde rechten als auteurs die wel onderdanen van dat land zijn. Het in artikel 5 lid 1 BC neergelegde gelijkstellingsbeginsel geldt echter niet voor voorwerpen van toegepaste kunst en tekeningen en modellen en nijverheid. Voor die werken kan ingevolge het bepaalde in artikel 2 lid 7 BC slechts auteursrechtelijke bescherming in een ander bij de Berner Conventie aangesloten land worden ingeroepen indien dat werk ook in het land van oorsprong voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt [4] (de materiële reciprociteitstoets).
4.6.
[gedaagde] heeft ter zitting gesteld dat Turkije als land van oorsprong van Design Confetti moet worden aangemerkt en dat omdat Confetti haar (vermeende) auteursrecht in Nederland wenst uit te oefenen, artikel 2 lid 7 BC moet worden toegepast. Nu Confetti heeft nagelaten te stellen en te onderbouwen dat een patroon zoals Design Confetti in Turkije auteursrechtelijke bescherming kan genieten, kan zij volgens [gedaagde] reeds om die reden geen auteursrechtelijke bescherming voor Design Confetti claimen in Nederland. Dat Turkije als land van oorsprong moet worden aangemerkt ligt volgens [gedaagde] voor de hand, gelet op de korte termijn tussen de door Confetti gestelde datum van het ontwerp van het patroon (15 juli 2020), de datum van de gestelde overdracht van auteursrechten van [naam 2] aan Confetti (1 augustus 2020) en het gegeven dat zowel Confetti als [naam 2] niet in Nederland gevestigd c.q. woonachtig zijn.
4.7.
Het is dan ook de vraag in welk land Design Confetti voor het eerst openbaar is gemaakt en welk land dus als land van oorsprong moet worden aangemerkt. Ten aanzien van werken die voor het eerst in één van de landen die zijn aangesloten bij de Berner Conventie zijn gepubliceerd, is het land van oorsprong het land van eerste publicatie (artikel 5 lid 4 sub a BC). Onder publicatie wordt verstaan dat het werk met toestemming van de auteur zodanig (al dan niet door de opvolgend auteursrechthebbende) ter beschikking is gesteld dat daarmee wordt voorzien in de behoefte van het publiek (artikel 3 lid 3 BC).
4.8.
Naar aanleiding van het door [gedaagde] ter zitting gevoerde verweer heeft Confetti toegelicht dat haar Nederlandse handelsagente, [naam 1] , een sample van de door Confetti vervaardigde stof met daarop Design Confetti, voor het eerst aan [bedrijf 1] in Nederland heeft getoond, zodat Nederland als land van oorsprong moet worden aangemerkt. [gedaagde] heeft in dit verband niet zozeer betwist dat Confetti door het (laten) tonen van een stofsample met daarop Design Confetti aan [bedrijf 1] Design Confetti voor het eerst openbaar heeft gemaakt, maar volgens haar blijkt uit punt 12 van de dagvaarding dat Design Confetti niet in Nederland maar in Turkije voor het eerst aan [bedrijf 1] is getoond. Onder punt 12 van de dagvaarding staat dat [bedrijf 1] , nadat Confetti aan haar meerdere prints heeft laten zien, in april 2022 besloot om gebruik te maken van Design Confetti voor een jurk en een top voor seizoen Spring Summer 2023. Dat Confetti de betreffende stof voor het eerst in Turkije aan [bedrijf 1] heeft getoond valt daaruit echter niet af te leiden. Uit de in het geding gebrachte stukken blijkt verder dat [bedrijf 1] en haar bestuurder en enig aandeelhouder [bedrijf 3] (enkel) in Nederland zijn gevestigd, zodat ook om die reden zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet zonder meer aannemelijk is dat Confetti de sample met daarop Design Confetti voor het eerst aan [bedrijf 1] heeft getoond in Turkije. Tussen het gestelde ontwerp van Design Confetti en de gestelde overdracht van de auteursrechten terzake aan Confetti zitten, indien van de door Confetti gestelde overdrachtsdatum van 1 augustus 2020 wordt uitgegaan, weliswaar maar twee weken, maar dat betekent nog niet dat Design Confetti (al dan niet gedrukt op stof) zoals [gedaagde] lijkt te veronderstellen, reeds in 2020 in Turkije openbaar is gemaakt in die zin, dat het patroon is gepubliceerd aan het publiek. In het dossier zijn verder ook geen aanknopingspunten te vinden die deze conclusie rechtvaardigen. Binnen het voorshandse beoordelingskader van dit kort geding heeft [gedaagde] dan ook onvoldoende gemotiveerd weersproken dat Design Confetti, zoals Confetti stelt, voor het eerst in Nederland openbaar is gemaakt en Nederland (dus) als land van oorsprong moet worden aangemerkt.
4.9.
Nu van Nederland als land van oorsprong van Design Confetti zal worden uitgegaan, wordt aan het door [gedaagde] opgeworpen reciprociteitsverweer inhoudelijk niet meer toegekomen. Dat betekent dat, ervan uitgaande dat Design Confetti, zoals Confetti stelt, door [naam 2] is ontworpen en zij de auteursrechten te dien aanzien rechtsgeldig heeft overgedragen aan Confetti, Confetti zich op grond van artikel 5 lid 1 en lid 3 BC in Nederland op auteursrechtelijke bescherming ter zake van Design Confetti kan beroepen.
Makerschap, overdracht (auteurs)rechten en handhavingsbevoegdheid
4.10.
Gelet op de standpunten van partijen over en weer ligt vervolgens de vraag voor of Confetti als (huidig) auteursrechthebbende van Design Confetti kan worden aangemerkt. Op deze vragen is (zoals hiervoor onder 4.3. overwogen) niet zonder meer Nederlands recht van toepassing, nu de vraag wie als maker van een werk moet worden aangemerkt moet worden beoordeeld naar het recht van het land van herkomst van de maker en de vraag wie (door overdracht) auteursrechthebbende is geworden van een werk moet worden beoordeeld naar het recht dat op de rechtsverhouding tussen de maker en de gepretendeerde rechtsopvolger van toepassing is. Volgens Confetti heeft [naam 2] Design Confetti ontworpen. Niet in geschil is dat zij in Frankrijk woont, terwijl vast staat dat Confetti in Turkije gevestigd is. Indien Confetti zou worden gevolgd in haar stelling dat [naam 2] Design Confetti (op 15 juli 2020) heeft ontworpen, wat overigens door [gedaagde] wordt betwist, moet naar Frans recht worden beoordeeld of zij als maker van dat patroon kan worden aangemerkt en of zij bevoegd was de auteursrechten terzake over te dragen. Hieromtrent is door Confetti niets gesteld, hetgeen gelet op het verweer van [gedaagde] op dit punt wel op haar weg had gelegen.
Confetti stelt verder dat [naam 2] het auteursrecht op (onder andere) Design Confetti op 1 augustus 2020 tegen betaling van in totaal € 4.770,00 aan haar heeft overgedragen en dat dit ook blijkt uit de onder 2.13 (i) weergegeven ‘
Declaration for transfer of right of design’. Gelet op de woonplaats van [naam 2] enerzijds en de vestigingsplaats van Confetti anderzijds is echter op voorhand niet aannemelijk dat Nederlands recht van toepassing is op de door Confetti gestelde overdracht. Aannemelijker is dat hierop Frans of Turks recht van toepassing is, zoals [gedaagde] ter zitting ook heeft betoogd. Confetti is in dit verband zonder nadere onderbouwing uitgegaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht op de overdracht en heeft, naar aanleiding van het door [gedaagde] gevoerde verweer, volstaan met een verwijzing naar voornoemde door haar in het geding gebrachte stukken. Welk recht op de door Confetti gestelde overdracht van auteursrechten van toepassing is en welke vereisten het op de overdracht toepasselijke recht aan de overdracht van auteursrechten stelt, kan binnen het bestek van dit kort geding dan ook niet worden vastgesteld. Het voorgaande betekent dat, zo er al van [naam 2] als maker van Design Confetti (naar Frans recht) zou worden uitgegaan, niet kan worden vastgesteld dat Confetti door een rechtsgeldige overdracht auteursrechthebbende is geworden van Design Confetti.
4.11.
Bij het voorgaande komt nog dat uit de door Confetti in het geding gebrachte stukken niet zonder meer kan worden afgeleid dat [naam 2] Design Confetti (al dan niet op 15 juli 2020) heeft ontworpen. Zo ontbreekt een verklaring van [naam 2] over de totstandkoming van het patroon en blijkt uit de door Confetti in het geding gebrachte factuur (zie 2.13 (ii)) alleen dat zij ‘Textile Design Consultant’ is. Uit de onder 2.13 (iii) weergegeven
‘Declaration of exclusive right of use’,blijkt evenmin dat [naam 2] de ontwerper is, nu deze verklaring is ondertekend door Confetti Fabrics en niet door Confetti. Het is bovendien niet aan Confetti om te bepalen wie, naar toepasselijk recht, als maker van een werk moet worden aangemerkt. Ook wordt in de genoemde ‘
Declaration for transfer of right of design’Confetti Fabrics als de verkrijger van de rechten op het aldaar genoemde en weergegeven patroon genoemd, terwijl niet Confetti Fabrics maar Confetti partij is in dit kort geding. Confetti Tekstil heeft in dit verband aangevoerd dat er geen vennootschap bestaat die Confetti Fabrics heet en dat Confetti Fabrics slechts een handelsnaam is van Confetti Tekstil. Deze stelling heeft zij onderbouwd met een uittreksel uit het EUIPO (European Union Intellectual Property Office) met betrekking tot het (beeld)merk ‘Confetti Fabrics’, maar daaruit kan, anders dan Confetti veronderstelt, niet zonder meer worden afgeleid dat Confetti Fabrics alleen een handelsnaam is van Confetti Tekstil en dit wordt door [gedaagde] ook betwist. Onduidelijk is verder of de
‘Declaration for transfer of right of design’beoogt om (ook) het (volledige) auteursrecht ter zake van Design Confetti over te dragen, nu het document spreekt van de overdracht van
‘all commercial rights including the industrial design registration application’. Wat daaronder moet worden verstaan en welke rechten dat precies omvat, blijkt onvoldoende uit deze omschrijving. Bovendien is het stuk niet gedateerd, zodat daaruit niet valt af te leiden dat de overdracht, zoals Confetti stelt, op 1 augustus 2020 heeft plaatsgevonden. Ook de zinssnede onderaan de onder 2.13. (ii) weergegeven factuur, dat alle auteursrechten van de daarboven genoemde patronen pas na betaling overgaan naar de koper, kan niet tot de conclusie leiden dat het auteursrecht op Design Confetti (dus) naar het op de overdracht toepasselijke recht rechtsgeldig is overgedragen. De door Confetti Tekstil als productie 31 in het geding gebrachte verklaring van de heer [naam 3] , (middellijk) bestuurder van [bedrijf 1] , inhoudende dat Confetti Tekstil auteursrechthebbende en handhavingsbevoegd is met betrekking tot het patroon met kenmerk DG-690, kan evenmin aan die conclusie bijdragen. Het is immers niet aan [bedrijf 1] om te bepalen bij wie de auteursrechten van Design Confetti liggen. Overigens verwijst de heer [naam 3] in zijn verklaring naar een patroon met een ander kenmerk dan het door Confetti gestelde kenmerk van Design Confetti (DG-980).
4.12.
Confetti heeft ter zitting nog opgemerkt dat de vraag of sprake is van een inbreuk afhangt van de designs en de weergave van de designs op de stoffen. Zij stelt dat zij als producent van de stof waarop Design Confetti is toegepast als medemaker van Design Confetti en de top en de jurk moet worden aangemerkt, zodat zij om die reden bevoegd zou zijn om ‘haar’ auteursrecht te handhaven. Nog afgezien van de vraag, of deze vraag naar Nederlands recht moet worden beantwoord, nu Confetti in Turkije gevestigd is, heeft zij deze stelling niet van enige onderbouwing voorzien. Gesteld nog gebleken is dat Confetti Tekstil zelf op enige (creatieve) wijze heeft bijgedragen aan de totstandkoming van Design Confetti en/of het ontwerp van de (weergave ervan op de stof van de) top en/of de jurk, zodat zij reeds om die reden niet als medemaker van Design Confetti of de genoemde kledingstukken kan worden aangemerkt.
Conclusie
4.13.
Het voorgaande betekent dat, ook indien ervan zou worden uitgegaan dat [naam 2] Design Confetti inderdaad heeft ontworpen en naar Frans recht als maker van dat patroon moet worden aangemerkt, op basis van de in het geding gebrachte stukken en het verhandelde ter zitting niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld (i) aan wie de onder 2.13 (i) weergegeven verklaring beoogt rechten over te dragen, (ii) welke rechten met betrekking tot welk patroon precies worden overgedragen, (iii) op welke datum en waar deze overdracht heeft plaatsgevonden, zodat (iv) ook niet kan worden vastgesteld naar welk recht moet worden beoordeeld of deze overdracht rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. Confetti heeft ten aanzien van elk deze punten in het licht van het door [gedaagde] gevoerde verweer onvoldoende (onderbouwd) gesteld. Ten aanzien van voormelde aspecten van de door Confetti Tekstil gestelde overdracht is dan ook nader onderzoek naar de feiten nodig. Binnen het beperkte, voorshandse beoordelingskader van dit kort geding is echter geen ruimte voor nader onderzoek naar de feiten en/of nadere bewijslevering, zoals in een bodemzaak. Bij deze stand van zaken kan op dit moment niet worden geconcludeerd dat Confetti Tekstil als (enig) auteursrechthebbende van Design Confetti moet worden aangemerkt en evenmin dat zij bevoegd is tegen de door haar gestelde auteursrechtinbreuk door [gedaagde] , wat daar inhoudelijk ook van zij, op te treden. Aan de beantwoording van de vragen met betrekking tot welk object Confetti zich beroept op een auteursrecht, of en aan welk object (of elementen daarvan) in Nederland auteursrechtelijke bescherming toekomt, en zo ja, of [gedaagde] met het verhandelen van de blouse met daarop [Design 2] inbreuk maakt op dat auteursrecht, wordt in dat geval niet toegekomen.
Slaafse nabootsing
4.14.
Nu de auteursrechtelijke grondslag van de vordering onder I. niet slaagt, ligt de subsidiaire grondslag ter beoordeling voor, te weten de vraag of [gedaagde] onrechtmatig jegens Confetti handelt door slaafse nabootsing van Design Confetti door de verhandeling van de blouse met daarop [Design 2] . Vooropgesteld moet worden dat het nabootsen van een product of element daarvan en het profiteren van andermans inspanningen met betrekking tot het ontwerp daarvan op zichzelf niet zonder meer onrechtmatig is. Daarvoor is vereist dat de nabootsing verwarring sticht, welke verwarring vermijdbaar is zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van een product af te doen. Verwarring is alleen mogelijk wanneer het nagebootste product een eigen positie op de markt heeft.
4.15.
Nog daargelaten dat binnen het bestek van dit kort geding niet is komen vast te staan dat Confetti Tekstil ter zake van Design Confetti enig recht kan handhaven, heeft zij ook volstrekt onvoldoende onderbouwd dat aan Design Confetti een eigen gezicht in de markt toekomt, zodat reeds om die reden niet gezegd kan worden dat [gedaagde] zich schuldig maakt aan slaafse nabootsing. De enkele stelling dat de [gedaagde] Design Confetti, de jurk en de top exact heeft nagebootst op punten waar dat niet nodig was en dat sprake is van eenzelfde totaalindruk, zodat verwarringsgevaar dreigt bij de consument, is - wat daar ook van zij - onvoldoende voor een succesvol beroep op slaafse nabootsing. Dat geldt eveneens voor de stelling (ter zitting) dat [bedrijf 1] een grote order bij Confetti Tekstil voor stof met daarop Design Confetti heeft geplaatst. Die eigen positie op de markt moet namelijk voortkomen uit de vormgeving van het product in kwestie, en niet uit de populariteit of bekendheid van het product [5] . Ook de subsidiaire grondslag kan daarom niet leiden tot toewijzing van de vordering onder I..
4.16.
Nu zowel de primaire als de subsidiaire grondslag van de vordering onder I. falen, bestaat evenmin grond voor toewijzing van de nevenvorderingen zoals ingesteld onder II. tot en met V., nu ook deze gestoeld zijn op de door Confetti gestelde auteursrechtinbreuk en/of slaafse nabootsing. Ook de vordering onder VI. tot betaling van een voorschot op de winstafdracht zal om die reden worden afgewezen, nog daargelaten dat in dit verband ook niet aan de voorwaarden voor toewijzing van een geldvordering in kort geding is voldaan. Nu de vorderingen van Confetti worden afgewezen, bestaat evenmin belang bij toewijzing van een termijn voor het instellen van een eis in een bodemzaak als bedoeld in artikel 1019i Rv.
Proceskosten
4.17.
Confetti Tekstil zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [gedaagde] maakt aanspraak op vergoeding van de volledige proceskosten als bedoeld in artikel 1019h Rv. Zij heeft ter onderbouwing van die vordering een gedetailleerde urenspecificatie van haar advocaat overgelegd, waaruit blijkt dat de advocaatkosten in totaal € 7.429,54 bedragen, exclusief btw en het griffierecht. Om de redelijkheid en evenredigheid van de advocaatkosten te beoordelen, zoekt de voorzieningenrechter aansluiting bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie 1 april 2017). De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze zaak kwalificeert als een eenvoudig kort geding waarvoor in beginsel een maximum geldt van € 6.000,00 (exclusief verschotten). De door [gedaagde] gevorderde som aan proceskosten gaat dat maximum te boven. [gedaagde] heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die een overschrijding van het genoemde maximum indicatietarief rechtvaardigen. Daarom zal van het eerder genoemde maximum van € 6.000,00 worden uitgegaan. Verder moet redelijkerwijs worden aangenomen dat een deel van de opgevoerde uren is besteed aan de subsidiaire grondslag van de vordering, te weten slaafse nabootsing. Partijen verschillen van mening over het deel van de kosten dat aan deze grondslag moet worden toegerekend. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om in dit verband een percentage van 10% in mindering te brengen op het door [gedaagde] gevorderde bedrag. Dat betekent dat het salaris advocaat voor het auteursrechtelijke deel wordt begroot op (€ 6.000,00 × 90% =) € 5.400,00. Door [gedaagde] is verder griffierecht voldaan in de hoogte van € 2.837,00. Dat betekent dat de totale proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op een bedrag van € 8.237,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Confetti in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 8.237,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2023.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging in burgerlijke en handelszaken.
2.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen.
3.De Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (de Parijse versie uit 1971).
4.Zie HR 23 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1276
5.Zie HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:938.