In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 13 september 2023 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ING Bank N.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, ING Bank N.V., stelt dat er geen sprake is van een kredietovereenkomst. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de dagvaarding onvoldoende informatie bevatte om te kunnen beoordelen of de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is. Dit is in strijd met artikel 21 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv.), dat vereist dat partijen de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
De kantonrechter heeft de eisende partij bevolen om de stellingen in de dagvaarding toe te lichten, met specifieke vragen over de aard van de overeenkomst en de hoogte van de vordering. De rechter heeft benadrukt dat de bescherming van het Europees consumentenrecht ook ambtshalve moet worden toegepast, en dat de dagvaarding voldoende informatie moet verschaffen om deze bescherming te kunnen waarborgen. De kantonrechter heeft verder aangegeven dat als de eisende partij de eis of de gronden daarvan verandert of vermeerdert, dit vonnis aan de gedaagde partij moet worden betekend.
De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen, waarbij de eisende partij de gevraagde informatie binnen acht weken moet aanleveren. De kantonrechter heeft erop gewezen dat de kosten van de betekening voor rekening van de eisende partij komen, en dat niet altijd tussenvonnissen zullen worden gewezen. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en benadrukt het belang van een zorgvuldige procesvoering in consumentenzaken.