ECLI:NL:RBGEL:2023:7381

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
5 juli 2024
Zaaknummer
10789574
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake roodstand op bankrekening en de verplichtingen van de eisende partij

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, gaat het om een vordering van ING Bank N.V. tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 12 oktober 2023, maar de gedaagde heeft niet gereageerd. De kantonrechter heeft in deze tussenuitspraak vragen gesteld aan de eisende partij over de onderbouwing van de vordering, met name over de aard van de overeenkomst en de hoogte van de vordering. De kantonrechter wijst op de verplichtingen van partijen om relevante feiten volledig en waarheidsgetrouw aan te voeren, zoals vastgelegd in artikel 21 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. De kantonrechter heeft de eisende partij opgedragen om de stellingen in de dagvaarding toe te lichten, met specifieke vragen over eventuele andere overeenkomsten en de berekening van de vordering. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de eisende partij de gevraagde informatie moet verstrekken. De kantonrechter benadrukt dat bij niet-naleving van de opdrachten de rechter de gevolgen kan verbinden die hij geraden acht. De zaak is verwezen naar de rolzitting van acht weken na de datum van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10789574 \ CV EXPL 23-8054
Vonnis van 6 december 2023
in de zaak van
ING BANK N.V.,
te Amsterdam Zuidoost,
eisende partij,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de dagvaarding van 12 oktober 2023.
1.2.
De gedaagde partij heeft niet schriftelijk of mondeling gereageerd op de dagvaarding of om aanhouding van de procedure verzocht. Tegen de gedaagde partij is (nog) geen verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
Artikel 21 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv.) bepaalt:

Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekkingen maken die hij geraden acht.
2.2.
De gedaagde partij is een natuurlijk persoon. Natuurlijke personen worden in beginsel aangemerkt als consument. Op grond van vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie moet de rechter, als sprake is van een geschil waarbij een consument partij is, de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht toepassen. Dat moet hij ook doen als daar niet om is gevraagd (‘ambtshalve toepassing’). De dagvaarding moet voldoende informatie verschaffen om de rechter in staat te stellen te beoordelen of de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is en daarbij te beslissen of er aanleiding is om het Europees consumentenrecht ambtshalve toe te passen.
2.3.
De onderhavige dagvaarding bevat naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende informatie en voldoet daarmee niet aan de eisen van artikel 21 Rv. Op grond van artikel 22 Rv. is de rechter bevoegd een toelichting op bepaalde stellingen te vragen en te bevelen dat stukken worden overgelegd die op de zaak betrekking hebben.
2.4.
De kantonrechter zal de eisende partij daarom bevelen de stellingen in de dagvaarding toe te lichten. In het bijzonder de stelling dat geen sprake is van een kredietovereenkomst, geoorloofde debetstand of overschrijding. De kantonrechter heeft concreet de volgende vragen:
a. De overgelegde overeenkomst betreft een overeenkomst tot het aanhouden van een bankrekening. Heeft de gedaagde partij op enig moment (ook) een andere overeenkomst met de eisende partij gesloten? Bijvoorbeeld een overeenkomst omtrent een creditcard (met of zonder gespreid betalen) of een kwartaallimiet?
b. Indien het antwoord op de vraag onder a “ja” is, ontvangt de kantonrechter graag die overeenkomst en bericht over de datum waarop die overeenkomst is gesloten en beëindigd.
c. Kan de eisende partij uitwerken wat de hoogte van haar vordering is, mocht de kantonrechter tot het oordeel komen dat vernietiging van de (aanvullende) overeenkomst plaats moet vinden? Met andere woorden: een berekening van het totale door de gedaagde partij opgenomen/ontvangen bedrag, minus de door de gedaagde partij gedane betalingen op de hoofdsom, rente en/of kosten.
d. Kan de eisende partij uitwerken of is voldaan aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen?
e. Kan de eisende partij uitwerken of voldaan is aan de zorgplicht van art. 4:34 Wft (kredietwaardigheidstoets)?
2.5.
De kantonrechter wijst erop dat de voorgaande vragen van belang zijn in het kader van de beoordeling van de vraag of wel of niet sprake is van toepasselijkheid van titel 2A van boek 7 BW. Een kredietovereenkomst kan namelijk ook een overeenkomst zijn waarbij een kredietgever aan een consument krediet verleent of toezegt in de vorm van uitstel van betaling, een lening of een andere, soortgelijke betalingsfaciliteit. Daarnaast kan sprake zijn van een overschrijding (een stilzwijgend aanvaarde debetstand), waarbij de regels van titel 2A van boek 7 BW gedeeltelijk gelden. Verder kan sprake zijn van een geoorloofde debetstand. Artikel 7:73 BW geeft ook expliciet aan dat de consument de hem krachtens titel 2A van boek 7 BW toegekende bescherming niet kan worden ontzegd, door overeenkomsten een bijzondere vorm te geven, met name door kredietopnemingen of kredietovereenkomsten die onder de Richtlijn vallen op te nemen in overeenkomsten die, door de aard of het doel ervan, buiten de werkingssfeer ervan zouden kunnen vallen. Als de kantonrechter na het nemen van de akte door de eisende partij van oordeel is dat sprake is van een overeenkomst (met kredietfaciliteit) waarop titel 2A van boek 7 BW van toepassing is, zal hij ambtshalve gaan toetsen of aan de voorwaarden die gelden m.b.t. zo’n kredietovereenkomst is voldaan. Ook daar ziet een deel van de vragen op.
2.6.
De kantonrechter wijst erop dat niet steeds tussenvonnissen gewezen zullen blijven worden, maar verwacht wordt dat de eisende partij alle benodigde informatie in zaken die gaan over roodstand bij dagvaarding uitwerkt en bijvoegt.
2.7.
Als naleving van het hiervoor beschreven bevel een verandering of vermeerdering van de eis of de gronden van de eis meebrengt, moet de eisende partij dit vonnis met de aanvulling op de dagvaarding aan de gedaagde partij betekenen. Ook moet zij dan de gedaagde partij oproepen om op de hierna te noemen datum op de rolzitting te verschijnen om voort te procederen in de zaak. Artikel 130 Rv en de goede procesorde vereisen dit. De kosten van de betekening blijven in dat geval voor rekening van de eisende partij.
2.8.
Als aan de hierboven bedoelde opdrachten niet of niet volledig wordt voldaan, zal de rechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Rv. de gevolgen verbinden die hij geraden acht.
2.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
beveelt de eisende partij om bij akte de stellingen in de dagvaarding toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken die gevraagd worden in overweging 2.4 van dit vonnis;
3.2.
verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van acht weken na de datum van dit vonnis;
3.3.
bepaalt dat, als de eisende partij de eis of de gronden daarvan verandert of vermeerdert, de eisende partij dit vonnis en hetgeen op grond daarvan in het geding wordt gebracht aan de gedaagde partij moet betekenen en de gedaagde partij moet oproepen om te verschijnen op de hiervoor genoemde rolzitting;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.
676 \ 40141