Uitspraak
beschikking van de kantonrechter van 25 april 2023
[naam rechthebbende 1] ,
[naam voormalig bewindvoerder] ,
De procedure
- de brieven van de rechtbank Gelderland van 19 januari 2021;
- het schadeverzoek van rechthebbenden, ontvangen op 26 februari 2021;
- de brief van de rechtbank Gelderland van 4 maart 2021;
- het aanvullend schadeverzoek met bijlagen, ontvangen op 30 maart 2021;
- de reactie van de voormalig bewindvoerder, ontvangen op 15 april 2021;
- de brief van de rechtbank Gelderland van 22 april 2021;
- de reactie van de voormalig bewindvoerder met bijlagen, ontvangen op 11 mei 2021;
- de akte wijziging en vermeerdering eis van de gemachtigde van rechthebbenden met
- de reactie van de voormalig bewindvoerder met bijlagen, ontvangen op
De feiten
Het verzoek en het verweer
- sinds eind 2012 niet tijdig de hypotheek voor de woonark overgemaakt, als gevolg waarvan de bank is overgegaan tot openbare verkoop;
- ten onrechte (na verkoop) huur betaald voor de woonark,
- bijzondere bijstand onjuist aangevraagd, hetgeen tot een (gedeeltelijke) afwijzing van de toekenning heeft geleid;
- een onjuist c.q. niet kloppende rekening en verantwoording afgelegd.
- dat voor aanvang van de bewinden de verkoop van de woonark al door de bank aan rechthebbenden aangegeven was, de vaste lasten (rente en aflossing voor de achterstand) werden gewoon betaald, de openbare verkoop van de woonark was het gevolg van de weigering van betrokkenen om een door de bank aangestelde makelaar toegang te verlenen tot de woonark;
- dat de huur terecht is betaald aan de (nieuwe) eigenaar van de woonark als huurbetaling;
- dat het tijdig aanvragen van bijzondere bijstand niet is gelukt, onder andere omdat rechthebbenden niet tijdig aanvullende gegevens hebben aangeleverd, niet duidelijk was waar zij verbleven en sprake was van draagkracht;
- dat niet concreet wordt aangegeven wat er niet klopt of onjuist is aan de rekening en verantwoording.
De beoordeling
Eind 2011 hebben wij u een huisbezoek gebracht in verband met de aanhoudende achterstanden en beslagen .. door derden.. In deze periode had u de woonark .. te koop staan. Begin 2012 is de woonark.. om deze reden getaxeerd. Uit de taxatie bleek dat de vraagprijs van de woonark aanzienlijk hoger lag dan de waarde. De verschillende beslagleggers drongen aan op veiling van de woonark. Omdat de kwestie met de beslagleggers niet werd opgelost alsook de achterstanden hebben wij in juni 2012 samen met u en uw makelaar bij u thuis een gesprek gevoerd. In dit gesprek heeft de bank u verzocht een volmacht af te geven voor de onderhandse verkoop van de woonark. Hiermee kon een veiling worden voorkomen … helaas heeft u hier niet aan mee gewerkt. … zijn wij in december 2012 benaderd door uw (beschermings)bewindvoerder …Begin 2013 hebben wij(hem)
geïnformeerd over de hoogte van de vordering en…
het maandelijks te betalen bedrag van de hypotheek….
April 2013 geeft uw bewindvoerder aan bezig te zijn met het stabiliseren van uw schulden en dat de termijnen weer betaald gaan worden in afwachting van de verkoop van de ark. De achterstand bedroeg op dat moment +- € 8.000,00. … blijven de betalingen uit en is uw vordering in januari 2014 opgelopen tot ruim € 13.000…. De bank …. laat… uw woning taxeren in maart 2014. In oktober 2014 .. vordering van .. ruim € 22.000. Hij zegt toe de betalingen… te gaan hervatten. De vordering blijft enigszins stabiel in de opvolgende maanden. … in september 2015 worden wij geïnformeerd over een lopend schuldhulpverleningstraject…. Omdat dan al duidelijk is dat de vordering niet meer opgelost gaat worden en de verkoop niet van de grond komt eist de bank de hypotheek op en wenst … opnieuw uw woning te taxeren. Helaas werkt u ondanks meerdere verzoeken aan uw adres niet meer mee aan deze taxatie. Wij uw informeren uw bewindvoerder … dat zonder inpandige taxatie uw woonark niet regulier verkocht kan worden en dus geveild zal moeten worden. … Ook na het verstrekken van de veilingopdracht proberen wij uw medewerking te verkrijgen tot inpandige taxatie…”
De beslissing
- veroordeelt de voormalig bewindvoerder tot betaling van een bedrag van € 2.595,01 (zegge tweeduizend vijfhonderdvijfennegentig euro en één eurocent) aan rechthebbenden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 april 2021, in verband met fouten terzake het aanvragen van bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering van 2017 tot en met 2019;
- veroordeelt de voormalig bewindvoerder in de proceskosten, thans begroot op € 152,00, en de nakosten;
- verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad
- wijst de vordering voor het overige af.