Uitspraak
[werkgever] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
5.De beslissing
;
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de werknemer een loonvordering ingesteld in kort geding tegen zijn werkgever. De werknemer, die sinds juni 2022 nauwelijks arbeid heeft verricht, stelt dat zijn werkgever onterecht zijn salaris heeft ingehouden. De werkgever heeft de werknemer niet door een bedrijfsarts laten beoordelen, ondanks de wettelijke verplichting daartoe. De werknemer heeft in het verleden te maken gehad met gezondheidsproblemen, waaronder alcoholproblematiek, maar stelt dat hij in staat is om te werken. De voorzieningenrechter oordeelt dat de werkgever het salaris van de werknemer niet had mogen korten, omdat het niet verrichten van arbeid voor rekening en risico van de werkgever komt. De werkgever wordt veroordeeld om het achterstallig salaris en vakantiegeld aan de werknemer te betalen, inclusief wettelijke verhogingen en rente. De voorzieningenrechter benadrukt dat de werkgever niet kan volstaan met de veronderstelling dat de werknemer arbeidsongeschikt is zonder een deskundige beoordeling. De uitspraak is gedaan in het kader van een kort geding, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van beide partijen heeft afgewogen en heeft geconcludeerd dat de werknemer recht heeft op zijn loon.