ECLI:NL:RBGEL:2023:7217

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
10631337 \ HA VERZ 23-39
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Transitievergoeding en betalingsverplichting bij opzegging arbeidsovereenkomst

Op 21 september 2023 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende de transitievergoeding na opzegging van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever op basis van artikel 7:673 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aan de werknemer een transitievergoeding van € 10.329,61 bruto verschuldigd is. De werkgever erkende dat hij de verzochte transitievergoeding, althans het restant daarvan, aan de werknemer moet betalen, maar gaf aan momenteel in betalingsonmacht te verkeren. De kantonrechter stelde echter dat deze betalingsonmacht de werkgever niet ontslaat van zijn verplichting om de vergoeding te betalen.

De kantonrechter heeft het verzoek van de werknemer toegewezen en de werkgever veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding, verminderd met een eerdere betaling van € 3.514,89 netto. Daarnaast werd de wettelijke rente toegewezen over de bedragen die nog verschuldigd zijn, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 878,83. De proceskosten aan de zijde van de werknemer werden begroot op € 615,00, die ook door de werkgever moeten worden vergoed.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers bij het beëindigen van arbeidsovereenkomsten en de rechten van werknemers op een transitievergoeding, ongeacht de financiële situatie van de werkgever. De kantonrechter heeft de zaak in het openbaar behandeld en de uitspraak is vastgelegd op dezelfde dag.

Uitspraak

proces-verbaal
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 10631337 \ HA VERZ 23-39 \ 25115 \ 41245
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 21 september 2023
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
gemachtigde mr. D. Dekker,
procederende krachtens toevoegingsnummer [nummer] ,
tegen
[verweerder] , voorheen h.o.d.n. [naam bedrijf] ,
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en [verweerder] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift.
1.2.
Op 21 september 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Na afloop van de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

2.De beslissing

De kantonrechter
2.1.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van een transitievergoeding aan [verzoeker] van € 10.329,61 bruto, te verminderen met de betaling van € 3.514,89 netto en te vermeerderen met de wettelijke rente
- gerekend over het bedrag van € 3.514,89 vanaf 1 juni 2023 tot 26 juni 2023 en
- gerekend over het bedrag van € 3.000,00 vanaf 1 juni 2023 tot aan de dag van
algehele voldoening;
2.2.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 878,83;
2.3.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op € 615,00.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
3.2.
Op basis van artikel 7:673 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is [verweerder] aan [verzoeker] een transitievergoeding verschuldigd, omdat hij de arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft opgezegd. [verweerder] erkent ook dat hij de verzochte transitievergoeding, althans het restant daarvan, aan [verzoeker] moet betalen. Dat hij op dit moment in betalingsonmacht verkeert om deze vergoeding te voldoen, hoe vervelend ook, ontslaat hem niet van zijn betalingsverplichting. De kantonrechter wijst het verzoek daarom toe. Ook de verzochte wettelijke rente wordt als onweersproken toegewezen, rekening houdende met de betaling van € 3.514,89 netto op 26 juni 2023.
3.3.
De door [verzoeker] verzochte betaling van de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten komen ook voor toewijzing in aanmerking. De gemachtigde van [verzoeker] heeft buitengerechtelijke incassohandelingen verricht en het verzochte bedrag is conform de zogenoemde BIK-staffel.
3.4.
Omdat [verweerder] in het ongelijk wordt gesteld, moet hij de proceskosten dragen. Deze kosten bedragen aan de zijde van [verzoeker] tot op heden € 86,00 aan griffierecht en € 529,00 aan salaris voor de gemachtigde. In totaal is dat € 615,00.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. M.J.P. Heijmans, kantonrechter, in het openbaar uitgesproken op 21 september 2023 en vastgelegd op 21 september 2023.