In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eisende partij, een zelfstandig ondernemer, en twee gedaagde partijen, ASR Schadeverzekering N.V. en Bovemij N.V. De eisende partij vorderde een aanvullend voorschot op de schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten na een verkeersongeval op 4 mei 2021, waarbij hij letsel had opgelopen. De eisende partij stelde dat hij door het ongeval niet meer in zijn levensonderhoud kon voorzien en dat de reeds ontvangen voorschotten niet voldoende waren om zijn schade te dekken. ASR en Bovemij betwistten de hoogte van de schade en de noodzaak voor verdere voorschotten, en voerden aan dat er nog veel onduidelijkheid bestond over de uiteindelijke schadevergoeding.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende aannemelijk was dat de uiteindelijke schadevergoeding het reeds betaalde bedrag aan voorschotten zou overstijgen. De rechter benadrukte dat er nog meerdere deskundigenonderzoeken moesten plaatsvinden en dat de eisende partij recent een arbeidsovereenkomst had gesloten, wat de spoedeisendheid van zijn verzoek ondermijnde. De vorderingen van de eisende partij werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van zowel ASR als Bovemij, elk begroot op € 3.916,00.
De uitspraak benadrukt de terughoudendheid van de rechter bij het toekennen van voorschotten in kort geding, vooral wanneer er nog veel onzekerheid bestaat over de hoogte van de schade en de aansprakelijkheid van de verzekeraars.