In deze zaak vorderen verhuurders de ontruiming van ligplaatsen voor woonboten, nadat zij de huurovereenkomsten rechtsgeldig hebben opgezegd. De huurders, die sinds 1 januari 2023 de ligplaatsen zonder recht of titel in gebruik hebben, verzetten zich tegen de ontruiming. De procedure begon met een tussenvonnis op 17 mei 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 11 oktober 2023. De kantonrechter oordeelt dat de verhuurders bevoegd waren om de huurovereenkomsten op te zeggen, aangezien deze voor onbepaalde tijd waren aangegaan en er geen huurbescherming van toepassing was. De kantonrechter benadrukt dat de huurders geen beroep kunnen doen op de wettelijke bepalingen die huurders van woonruimte beschermen, omdat de huurovereenkomsten zijn aangegaan voor 1 juli 2022. De opzegging door de verhuurders wordt als rechtmatig beschouwd, en de huurders worden veroordeeld tot ontruiming van de ligplaatsen binnen 30 dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter wijst ook op de financiële belangen van de verhuurders in verband met een geplande herontwikkeling van het gebied, wat een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging vormt. De vordering tot uitvoerbaar bij voorraad wordt afgewezen, omdat het belang van de huurders bij behoud van hun woonruimte zwaarder weegt dan het belang van de verhuurders bij onmiddellijke ontruiming. De huurders worden in de proceskosten veroordeeld.