ECLI:NL:RBGEL:2023:7135

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
C/05/427631 / JE RK 23-1341
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. drs. J.M. Klep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 13 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, hierna te noemen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De minderjarigen verblijven momenteel in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en de moeder van de kinderen is belast met het ouderlijk gezag. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 december 2023 zijn de kinderen gehoord, en is er gesproken over de complexe situatie waarin de moeder zich bevindt, waaronder een strafrechtelijk onderzoek en de bijbehorende schorsingsvoorwaarden.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige schorsingsvoorwaarden het voor de kinderen onmogelijk maken om bij de moeder te wonen. De kinderen hebben een goede band met hun moeder, maar de omstandigheden maken het noodzakelijk dat zij in de accommodatie blijven. De kinderrechter heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor hun verzorging en opvoeding. De kinderrechter heeft de officier van justitie opgeroepen om in gesprek te gaan met de GI en andere betrokkenen om te kijken naar mogelijkheden voor de toekomst van de kinderen.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om duidelijkheid te krijgen over het perspectief van de kinderen en de omgang met hun moeder uit te breiden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Arnhem
Zaaknummer: C/05/427631 / JE RK 23-1341
Datum uitspraak: 13 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te noemen de GI,
gevestigd in Arnhem,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. D. Abd Rabou te ’s-Gravenhage.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 10 november 2023;
  • de stelbrief met bijlagen van mr. D. Abd Rabou, binnengekomen bij de rechtbank op 11 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] naar hun mening gevraagd. [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] hebben hierover samen met de mentor en de teamleider van de accommodatie jeugdhulpaanbieder (hierna: de accommodatie) een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige 2] , [de minderjarige 1] en de medewerkers van de accommodatie hebben verteld.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verblijven in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 april 2023 [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 6 april 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 april 2023 een machtiging verleend [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 6 januari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI het verzoek gehandhaafd en nader toegelicht. Er is sprake van een complexe situatie. Tegen de moeder loopt een strafrechtelijk onderzoek. In het kader van de voorlopige hechtenis zijn schorsingsvoorwaarden gesteld. De moeder en de kinderen mogen elkaar door deze voorwaarden niet onvoorwaardelijk zien. De omgangsmomenten vinden bij de moeder thuis plaats. Er zijn verschillende hulpverleners bij de omgang aanwezig, onder wie een begeleider vanuit een instantie voor eergerelateerd geweld. De contactmomenten tussen de moeder en de kinderen verlopen positief en de GI ziet een vertrouwd contact. De moeder en de kinderen zijn blij om elkaar te zien en de kinderen hebben gepast respect voor de moeder. De kinderen vertonen geen zogenaamde kindsignalen, die omgang met de moeder in de weg zouden staan. De GI is van mening dat de huidige schorsingsvoorwaarden niet in het belang van de kinderen zijn. Het is volgens de GI belangrijk dat er duidelijkheid over het strafrechtelijke onderzoek komt, ook voor het perspectief van de kinderen. Het is de GI niet gelukt om hierover in gesprek te komen met de verantwoordelijke officier van justitie, hoewel de GI dat graag zou willen en meermaals heeft geprobeerd. De GI zou het liefst een terugplaatsing van de kinderen zien, maar ziet op dit moment geen andere mogelijkheid dan het indienen van het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
Door en namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het een moeilijke situatie is. Er is een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend, maar dit is afgewezen vanwege recidivegevaar. Volgens de moeder kan het recidivegevaar worden ondervangen. Uit het e-mailbericht van de ambulant begeleider van het Expertise Centrum Samenleving (ECS) blijkt dat ECS bij een thuisplaatsing van de kinderen wekelijks opvoedondersteuning aan de moeder kan bieden. ECS is ingezet om naar het hele plaatje te kijken en te onderzoeken of het gezin weer bij elkaar kan komen en ook om de kans op eergerelateerd geweld en huiselijk geweld en kindermishandeling te bekijken. Dit blijkt uit de brief van de ambulant begeleider van ECS, die door de advocaat van de moeder is overgelegd. Ook blijkt dat ECS bij een thuisplaatsing structurele gesprekken met de kinderen kan voeren om de situatie te monitoren. Daarbij komt dat in het kader van de ondertoezichtstelling toezicht en begeleiding aan het gezin kan worden geboden. De veiligheid van de kinderen kan volgens de moeder gelet op het voorgaande gewaarborgd worden. De moeder kan de kinderen een veilige omgeving bieden en de moeder geeft aan dat ook de GI achter een thuisplaatsing van de kinderen staat.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] kunnen vanwege de schorsingsvoorwaarden bij de voorlopige hechtenis op dit moment niet bij de moeder wonen. Terugplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] bij de moeder zou immers direct een overtreding van de voorwaarde inhouden dat de moeder geen onbegeleid contact met de kinderen mag hebben. Er is wekelijks contact tussen de moeder en de kinderen, onder begeleiding van verschillende hulpverleners en de ambulant begeleider van ECS. De GI heeft toegelicht dat het contact tussen de moeder en de kinderen positief verloopt en vertrouwd is. De moeder en de kinderen willen alle drie graag dat zij weer samen kunnen wonen. [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben dit zelf ook aan de kinderrechter verteld. De plek waar de kinderen nu verblijven sluit op zich goed aan bij hun behoeften en cultuur. Ook worden de kinderen gestimuleerd om de Nederlandse taal te leren, mede doordat zij naar de internationale schakelklas gaan. Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Een andere mogelijkheid ziet de kinderrechter niet. De kinderrechter vindt daarbij het volgende van belang.
5.3.
Op dit moment zijn [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] al bijna een jaar uit huis geplaatst. Zij hebben geen enkel perspectief op hoe lang dat nog zo zal blijven. Op de groep zijn zij onafscheidelijk en gedragen zij zich voorbeeldig. Zij gaan alleen het terrein af om naar school te gaan. De begeleiding van de accommodatie probeert hun zelfstandigheid zoveel mogelijk te stimuleren, bijvoorbeeld door ze te laten oefenen in het gaan met de bus. [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] krijgen op de groep geen bezoek, in tegenstelling tot de andere kinderen die daar wonen. Ook gaan zij nooit met verlof en vaak zijn zij in het weekend de enigen op de groep, zo blijkt uit de toelichting van de mentor en de teamleider. De kinderrechter vindt de situatie waarin [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] verkeren schrijnend. Zij zijn nu ongeveer 18 maanden in Nederland (na hun vlucht uit Syrië) en daarvan verblijven zij nu al bijna een jaar op een woongroep. Vanwege de strafzaak waarin hun moeder is verwikkeld en de voorwaarden die zijn gesteld bij de schorsing van haar voorlopige hechtenis is het voor hen niet mogelijk om voor een paar dagen en nachten naar huis te gaan, of om de moeder op de groep te ontvangen.
5.4.
De kinderrechter wil en kan niet treden in de afweging die de officier van justitie en de strafrechter hebben gemaakt bij het opstellen en later versoepelen van de schorsingsvoorwaarden. Dat is niet de taak van de kinderrechter en daarvoor beschikt de kinderrechter ook niet over de juiste informatie. De inhoud van het strafdossier en van de precieze verdenking jegens de moeder zijn haar onbekend. De kinderrechter kijkt naar de belangen van de kinderen en beoordeelt het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing in dat licht. Het is in het belang van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] dat er duidelijkheid komt over hun perspectief en dat er ruimte komt om de omgang met de moeder uit te breiden. De redenen die hebben geleid tot de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] zijn ernstig en verdienen het om goed onderzocht te worden. Daar staat tegenover dat de situatie waarin [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nu verkeren (ook) schadelijk is en hun ontwikkeling niet ten goede komt. Beide kinderen lijden onder het gebrek aan contact met hun moeder en broer en het gemis van thuis. Daarbij komt het gebrek aan perspectief en de onduidelijkheid over hoe en wanneer er vervolgstappen genomen gaan worden. De kinderrechter roept de officier van justitie dan ook dringend op in gesprek te gaan met de GI en met de andere betrokken professionals in deze zaak om te bekijken wat er mogelijk is.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van:
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , en
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 6 april 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2023 door mr. drs. J.M. Klep, in aanwezigheid van mr. L. Weijsters als griffier, en op schrift gesteld op 19 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.