ECLI:NL:RBGEL:2023:7134

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
C/05/427525
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in een complexe gezinsdynamiek

Op 28 november 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarigen, [de minderjarige 1], [de minderjarige 2], [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden, vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen en de onveilige thuissituatie. De ouders, [naam moeder] en [naam vader], zijn betrokken bij de procedure, waarbij de moeder bijgestaan wordt door mr. Ter Linden en de vader door mr. D.M.A. Al Dulaimi.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de onvoorspelbare en gewelddadige relatie tussen de ouders. Ondanks eerdere hulpverlening is er geen blijvende verandering tot stand gekomen. De ouders hebben niet adequaat gereageerd op de hulpverlening en er zijn meerdere incidenten geweest waarbij de politie betrokken was. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling toe te wijzen, maar de machtiging tot uithuisplaatsing is aangehouden om de ouders de kans te geven om te laten zien dat zij kunnen veranderen en openstaan voor hulpverlening.

De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen te werken met de hulpverlening en duidelijke afspraken te maken over de omgang met de kinderen. De situatie wordt als zeer zorgelijk beschouwd, en de kinderrechter heeft benadrukt dat dit de laatste kans is voor de ouders om hun beloftes na te komen en de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De beslissing om de ondertoezichtstelling te verlenen is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kinderrechter heeft een nieuwe zitting gepland voor 7 maart 2024 om de voortgang te bespreken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/427525 / ZJ RK 23-960 en C/05/428454 / ZJ RK 23-1030
Datum uitspraak: 28 november 2023
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming, locatie Arnhem,
hierna te noemen de Raad,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 3] ,
[de minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende voor alle kinderen aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
bijgestaan door mr. Ter Linden te Apeldoorn.
De kinderrechter merkt daarnaast voor [de minderjarige 1] als belanghebbende aan:
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een voor de rechtbank onbekend adres,
bijgestaan door mr. D.M.A. Al Dulaimi te Utrecht.
De kinderrechter merkt als informant aan: de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland, locatie Apeldoorn, hierna te noemen: de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 3 november 2023;
  • het aanvullende verzoek met bijlagen van de Raad, binnengekomen bij de rechtbank op 27 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordiger en een vertegenwoordigster van de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] . [de minderjarige 1] woont bij de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] . [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] wonen bij de moeder.

3.Het verzoek

Ondertoezichtstelling (C/05/427525 / ZJ RK 23-960)

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaar bij voorraad verklaring.
Machtiging tot uithuisplaatsing
3.2.
De Raad verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaar bij voorraad verklaring.
De Raad heeft het volgende aangevoerd. Tijdens het (eerste) raadsonderzoek mocht de Raad niet met de kinderen spreken. Er was een lastige communicatie met de ouders en er gebeurde veel. Ook na het sluiten van het raadsonderzoek bleven de meldingen binnengekomen. De incidenten de zich voor hebben gedaan zijn fors. Dat heeft er toe geleid dat de Raad eerder een spoedverzoek bij de rechtbank heeft ingediend. Dit spoedverzoek is afgewezen. De Raad heeft vanuit veiligheidsoverwegingen pas de dag voor de mondelinge behandeling het verzoek met de ouders besproken. Een van deze overwegingen is de veiligheid van de moeder tegenover de vader.
Vanaf 2013 is Veilig Thuis al betrokken, omdat er sprake is van huiselijk geweld. Er is steeds geen ingang en zicht op de situatie. Tijdens het onderzoek worden er door de ouders onwaarheden vertelt. Ook over [de minderjarige 1] is niet duidelijk waar hij nu woont. De situatie wordt door de ouders en informanten gebagatelliseerd. Bij de ruzies tussen de ouders is de politie veelvuldig betrokken geweest. In de afgelopen periode is de situatie snel zorgelijker geworden. Recent vond een incident plaats waarbij familie van de vader een hooivork tegen het raam van de vader heeft gegooid en de nieuwe partner van de moeder is belaagd. Er zou mogelijk sprake zijn van een wapen. De kinderen waren hier niet bij maar de Raad vraagt zich af welke invloed deze gezinsdynamiek op de kinderen heeft. Er is ambulante spoedhulp ingezet die heeft geconstateerd dat de moeder overbelast is. Uit veiligheidsoverwegingen is geadviseerd dat de moeder naar een moeder-kind-huis gaat maar dit wil zijn niet.
De Raad wil dat de kinderen vanuit een rustige situatie met de nodige hulpverlening voor beide ouders terug kunnen werken naar thuissituatie. Dat de ouders afspraken gemaakt hebben over de omgang maakt de zorgen van de Raad niet minder. De Raad acht het van belang dat de GI goed kijkt naar de moeder en de beide opvoedingssituaties. De moeder heeft aangegeven erg bang te zijn voor de vader en de Raad denkt dat zij dat nu niet laat zien uit angst voor de machtiging tot uithuisplaatsing.
Subsidiair vraagt de Raad om de machtiging tot uithuisplaatsing af te geven, zodat de GI deze in kan zetten op het moment dat dat nodig is. Na een periode van drie maanden waarin de machtiging niet is gebruikt, vervalt deze. Op dit moment lijken de ouders voornamelijk gemotiveerd tot samenwerking en het aangaan van hulpverlening om te voorkomen dat de kinderen niet uit huis worden geplaatst. De Raad vraagt zich af of het de ouders lukt om de nu gemaakte stappen vast te houden, omdat het patroon zich al jaren voordoet. De ouders hebben niet eerder meegewerkt aan hulpverlening en de ambulante spoedhulp geeft aan dat niet verwacht wordt dat de moeder nu in staat is om stappen te zetten en te zorgen dat de kinderen veilig opgroeien. Daarvoor moet eerst rust worden gecreëerd, ook door de familie en het netwerk van de ouders.

4.De standpunten

Ondertoezichtstelling (C/05/427525 / ZJ RK 23-960)

4.1.
De vader verweert zich niet tegen de ondertoezichtstelling. Hoewel hij eerst tegen was, denkt hij nu dat er met een ondertoezichtstelling duidelijke afspraken gemaakt kunnen worden over de kinderen. Op deze manier is een machtiging tot uithuisplaatsing niet nodig. De vader doet alles voor de kinderen en probeert hen buiten het gedoe met de moeder te houden. Zij zijn uit elkaar gegaan voor de kinderen. Op de gezondheid van [de minderjarige 2] na gaat het goed met de kinderen. Haar gezondheidsproblemen zorgen voor spanningen en ruzies tussen de ouders, als gevolg van een gevoel van controleverlies. Tijdens de ondertoezichtstelling wil de vader laten zien dat er geen reden tot zorg is over de kinderen. Hij is bereid om hulp vrijwillig te ontvangen, maar dat kwam eerder niet aan en er is niet de juiste hulp geboden. De vader heeft nu het idee dat hij gestraft wordt, omdat hij de Raad niet eerder heeft laten binnenkijken. De vader wil laten zien dat de ouders het kunnen, juist omdat er inmiddels afspraken over de omgang gemaakt en op papier gezet zijn.
4.2.
De moeder verweert zich niet tegen de ondertoezichtstelling. Zij wil graag hulpverlening en denkt dat het goed is als er iemand mee kijkt. Zij ziet ook dat er zorgen zijn over de kinderen. In de periode dat de ouders samen waren, hebben zij de hulpverlening buiten de deur proberen te houden. Inmiddels wil zij meewerken en is er ook ambulante spoedhulp ingezet. De moeder hoopt dat de gemaakte omgangsregeling en afspraken door kunnen gaan tijdens de ondertoezichtstelling. In de communicatie zijn recentelijk verbeteringen gekomen.
Machtiging tot uithuisplaatsing (C/05/428454 / ZJ RK 23-1030)
4.3.
De vader verweert zich tegen de machtiging tot uithuisplaatsing. Subsidiair verzoekt hij het verzoek voor de duur van minstens drie maanden aan te houden. De vader gaat zijn beloftes nakomen en laten zien dat er geen nieuwe meldingen meer komen in de ondertoezichtstelling. Hij doet dit voor de kinderen. Op het moment dat er dan weer meldingen zijn dat het niet goed gaat, dan heeft men de uithuisplaatsing nog achter de hand. Hij wil zijn kans met de ondertoezichtstelling nu aangrijpen. Hij staat open voor hulpverlening. De relatie met de moeder is beëindigd in het belang van de kinderen. Op dit moment heeft hij zijn kans nog niet gehad en hij verwacht dat een uithuisplaatsing op dit moment veel schade zal aanrichten. Dit is niet meer iets wat de kinderen onbewust meemaken, maar bewust. Daar wil de vader hun van weerhouden. Daarbij mag het feit dat de vader geen inzage heeft gegeven in zijn thuissituatie geen reden zijn om een uithuisplaatsing uit te spreken. De kinderen mogen er niet de dupe van worden dat het tussen de ouders soms escaleert. [de minderjarige 2] heeft gezondheidsproblemen en de kinderen horen met elkaar en met hun ouders op te groeien. Ook vindt de vader dat hij niet de kans gehad heeft zich goed te verdedigen en dat in ieder geval daarom het verzoek dient te worden aangehouden.
4.4.
De moeder verweert zich tegen de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder geeft aan dat er nu eindelijk rust is. Er staat een vaste omgang op papier en zij wil graag kijken hoe dit met de ondertoezichtstelling gaat verlopen. Maar zij wil niet dat de kinderen weggaan. Er worden dingen op papier gezet die niet kloppen met het verloop van de gesprekken. De moeder geeft aan dat zij al voor het verzoek van de Raad bij haar advocaat geweest is om een omgangsregeling op papier te zetten, omdat zij rust wil en contact voor haar kinderen met de vader. Als de kinderen nu uit huis worden geplaatst, zal het de situatie voor de kinderen alleen maar erger maken. Bovendien dient een machtiging tot uithuisplaatsing een laatste redmiddel te zijn. De ouders hebben nog niet de kans gehad om dat te laten zien met hulpverlening. Het buitensluiten van de hulpverlening gebeurde in de periode dat de ouders nog een relatie hadden, maar die is inmiddels verbroken. Het klopt dat er heftige dingen gebeurd zijn, maar de ouders staan nu wel open voor hulpverlening. De moeder heeft dat al laten zien door de ambulante spoedhulpverlening toe te laten. De GI kan middels de hulpverlening de hulp die de kinderen nodig hebben en de emotionele beschikbaarheid van de ouders voor hen voldoende waarborgen. De ouders hebben door dat hun laatste kans voorbij is en de moeder wil ervoor gaan. De reden dat de moeder niet gekozen heeft voor vrouwenopvang is ook om voor haar kinderen te kunnen zorgen en ze niet uit hun vertrouwde, veilige omgeving te halen. De moeder is volledig (emotioneel) beschikbaar voor de kinderen als ze uit school zijn.

5.De beoordeling

Ondertoezichtstelling (C/05/427525 / ZJ RK 23-960)

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De relatie tussen de ouders kan omschreven worden als een knipperlichtrelatie die gepaard gaat met geweldsincidenten. De ouders geven aan dat de relatie nu echt over is, maar dat is nog niet zo lang. Ook na het uiteengaan van de ouders zijn er nog steeds veel incidenten. Deze incidenten gaan gepaard met geweld en ouders doen over en weer meldingen bij de politie.
[de minderjarige 1] laat op school ingewikkeld en problematisch gedrag zien en is vermoeid. Hij onvoorspelbaar en kan dreigend over komen. Hij komt ook in contact met politie. Het lukt [de minderjarige 1] niet om zijn emoties te uiten. Hij maakt zich teveel zorgen over [de minderjarige 2] en hij wil de moeder niet zien. [de minderjarige 2] heeft een hersentumor waardoor zij veel lichamelijke problemen heeft. Volledige behandeling is niet mogelijk. [de minderjarige 4] zit veel en lang op het kinderdagverblijf, zonder een vaste structuur. Hij lijkt hierdoor overvraagd te worden. Ook gebruikt hij scheldwoorden die (op zijn leeftijd) niet normaal zijn. [de minderjarige 3] is een beetje stil.
5.3.
Het is de ouders niet gelukt om op eigen kracht het tij te keren. Ook hulpverlening in het vrijwillig kader heeft niet voor (blijvende) verandering kunnen zorgen. Het lukt de ouders niet om met elkaar te communiceren. Hulpverlening wordt door de ouders niet geaccepteerd en zij hebben gelogen over het volgen van relatietherapie. Sinds een week wordt er ambulante spoedhulp ingezet die constateren dat de moeder overbelast is en erg alert is op haar omgeving. De kinderrechter is daarom van oordeel dat hulpverlening in een gedwongen kader noodzakelijk is. De ouders hebben zich niet verweerd tegen de ondertoezichtstelling.
5.4.
De doelen waar onder regie van de jeugdbeschermer aan gewerkt dient te worden zijn:
  • [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] hebben ouders die ervoor zorgen dat de kinderen opgroeien in een rustige en voorspelbare thuissituatie, waarbij zij niet geconfronteerd worden met ruzies of spanningen tussen ouders.
  • [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] hebben ouders die zicht geven op de thuissituatie, zodat er beter een inschatting gemaakt kan worden of de kinderen het fijn hebben. Zij werken samen met betrokken professionals.
  • Ouders accepteren hulp om de samenwerking en communicatie tussen hen te verbeteren.
  • [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] hebben ouders die duidelijkheid hebben en geven over hun relatiestatus. Als de ouders definitief uit elkaar zijn, weten de kinderen wanneer zij bij wie verblijven.
  • [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] hebben iemand bij wie zij hun gevoelens en emoties kunnen uiten over de situaties die zij hebben meegemaakt en meemaken. De juiste hulp wordt voor de kinderen geaccepteerd en ingezet.
5.5.
De kinderrechter geeft de ouders mee dat de jeugdbeschermer de mogelijkheid heeft om beslissingen te nemen in het belang van de kinderen waar de ouders het misschien niet mee eens zijn. De ouders zullen hieraan dan toch medewerking moeten geven. Een van deze beslissingen kan zijn dat de moeder de kinderen mee moet laten gaan met hulpverleners, ook als de moeder daar zelf niet bij aanwezig is. De kinderrechter begrijpt dat de moeder moeite heeft met het toevertrouwen van haar kinderen aan anderen. Daarvoor is tijd, uitleg en vertrouwen nodig.
5.6.
De kinderrechter zal [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
Machtiging tot uithuisplaatsing (C/05/428454 / ZJ RK 23-1030)
De kinderrechter is van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] op dit moment niet noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter is echter van oordeel dat het vijf voor twaalf is en vindt dat de ouders nu moeten laten zien dat zij kunnen veranderen, dat zij open staan voor hulpverlening en beloftes kunnen nakomen. Om de ouders die kans te geven, houdt de kinderrechter het verzoek aan voor de duur van drie maanden. De kinderrechter overweegt hierover het volgende.
5.7.
Allereerst stelt de kinderrechter vast dat de kinderen al jaren opgroeien in een situatie met twee ouders die niet op een normale manier met elkaar kunnen omgaan. De relatie tussen hen beiden gaat af en aan en is erg onvoorspelbaar. Inmiddels stellen zij definitief uit elkaar te zijn maar dit is nog maar sinds een paar weken. Er het afgelopen jaar maar ook recent incidenten geweest waarbij de politie erbij moest komen en ouders doen ook over en weer meldingen bij de politie over elkaar. De vader staat te boek als impulsief en er zijn met name in de laatste weken grote zorgen ontstaan over de veiligheid van de moeder. Ambulante spoedhulp is ingezet en die zien een overbelaste moeder in de overlevingsstand die voortdurend alert is. Door dit alles zijn de ouders niet altijd (emotioneel) beschikbaar voor de kinderen.
Daarnaast weten de kinderen niet waar zij aan toe zijn als het gaat om de omgang met beide ouders. Er is geen regelmaat en er is onduidelijkheid. Dit alles levert veel onrust op voor de kinderen. Voor [de minderjarige 1] heeft het geleid in een toename van problematisch gedrag (ook op school). Hij is tijdelijk bij zijn oma (vz) gaan wonen en heeft ook zijn moeder enige tijd niet willen zien.
Tot slot zijn er zorgen over de basale levensbehoeften van de kinderen bij met name de moeder.
De kinderrechter begrijpt dat de ouders vanuit hun beste bedoeling handelen maar het welzijn van de kinderen is al langere tijd ernstig in het gedrang. De kinderrechter verwacht niet dat hier in vrijwillig kader verandering gaat komen. Uit het raadsrapport blijkt dat dit al meermalen is geprobeerd maar dat dit onvoldoende is gelukt. De ouders houden zich niet aan de afspraken, doen niet altijd de deur open voor de hulpverlening of zijn niet in contact en de vader is vanuit zijn verleden erg wantrouwend tegenover hulpverlening.
Tegelijkertijd is een machtiging tot uithuisplaatsing een zeer ingrijpend middel dat op de kinderen veel impact zal hebben. Het vereist dat alle andere mogelijkheden zijn geprobeerd. Op de mondelinge behandeling lijkt een nieuwe optie te zijn ontstaan door de uitgesproken ondertoezichtstelling. De ouders staan hiervoor open en hebben beloofd om te gaan werken aan de doelen zoals hiervoor omschreven en open te staan voor hulpverlening. Ook hebben de ouders voorafgaand aan de mondelinge behandeling afspraken met elkaar gemaakt over de omgang die vanaf 8 december 2023 ingaan. De kinderen zijn om het weekend van vrijdagmiddag 14.15 uur tot zondagmiddag 17.00 uur bij de vader. De vader haalt de kinderen uit school en zijn partner brengt de kinderen op zondag naar de moeder, zodat de ouders elkaar niet hoeven te zien. De communicatie, die alleen over de kinderen gaat, kan per telefoon. In de andere week zijn de kinderen op woensdag van 14.00 uur tot 18.00 uur bij de vader, die ze ophaalt uit school of van het kinderdagverblijf. De kinderen worden teruggebracht naar de moeder. De kinderrechter moedigt de ouders aan zich te houden aan de afspraken. In overleg met de GI is het mogelijk om af te wijken van deze omgangsafspraken, omdat deze niet door de rechtbank zijn vastgelegd.
De kinderrechter weegt ook mee dat de Raad haar verzoek pas de middag voor de mondelinge behandeling heeft ingediend. De keuze daarvoor heeft de Raad toegelicht en is op zichzelf niet onbegrijpelijk. Het maakt echter dat de ouders weinig kans hebben gehad om zich te verweren tegen het ingrijpende verzoek. De kinderrechter acht het van belang dat de ouders de kans hiertoe alsnog krijgen. Daarbij komt dat nu bij de ouders draagvlak lijkt te zijn ontstaan om te gaan samenwerken met de verplichte hulpverlening en de omgang goed te laten verlopen. De kinderrechter ziet in dat de bereidwilligheid van de ouders om mee te werken wellicht wordt aangemoedigd doordat de Raad de druk heeft opgevoerd met haar verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing. Dat maakt het ontstane draagvlak echter niet anders en van dit moment moet gebruik worden gemaakt. Dat is ook in het belang van de kinderen als daarmee een ingrijpende uithuisplaatsing voorkomen kan worden. Het is nu aan de ouders om te stoppen met ruziemaken en het contact te minimaliseren tot wat strikt noodzakelijk is. Ook moeten zij de deur voor de hulpverlening, met name voor de GI, opendoen en in gesprek gaan.
De kinderrechter geeft de ouders mee dat dit hun laatste kans is en hoopt dat het de ouders lukt om hun beloftes en bereidwilligheid van de mondelinge behandeling na te komen.
5.8.
De kinderrechter houdt het verzoek van de Raad om een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] , [de minderjarige 3] en [de minderjarige 4] in een voorziening voor pleegzorg aan tot de mondelinge behandeling
op 7 maart 2024 om 10.00 uur. De Raad dient de kinderrechter, de vader en de moeder
uiterlijk 29 februari 2024te informeren over de stand van zaken. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat de GI haar bevindingen aan rechtbank kan overleggen omdat de GI over de meest recente informatie zal beschikken. De Raad dient zich wel uit te laten over de vraag welke gevolgen zij hieraan verbindt met betrekking tot het door haar ingediende verzoek.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
  • [de minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
onder toezicht van de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland, locatie Apeldoorn tot 28 november 2024;
6.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek tot het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing aan en roept de Raad, de GI, de vader en zijn advocaat en de moeder met haar advocaat op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, in het gerechtsgebouw aan de Martinetsingel 2 te Zutphen,
op 7 maart 2024 om 10.00 uur, van mr. M.G.J. Post, teneinde nader op het verzoek te worden gehoord (er volgt geen nadere oproeping);
6.4.
verzoekt de
GIom de kinderrechter en de ouders
uiterlijk op 29 februari 2024te informeren over de stand van zaken;
6.5.
verzoekt de
Raadom de kinderrechter en de ouders
uiterlijk op 4 maart 2024aan te geven of zij het verzoek tot het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing handhaaft;
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2023 door mr. M.G.J. Post, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K. Boessenkool als griffier, en op schrift gesteld op 14 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.