Uitspraak
Rechtbank GELDERLAND
1.De procedure
- een
escrow-overeenkomst met bijbehorende betalingsbewijzen, toegezonden door (de advocaat van) verzoekster en door de rechtbank ontvangen op 29 november 2023;
- een addendum bij de koopovereenkomst van 27 oktober 2023 betreffende (onder meer) de verkoop van alle geplaatste aandelen in het kapitaal van [Beheer] en gerelateerde activa aan de beoogd koper [naam koper], toegezonden door (de advocaat van) verzoekster en door de rechtbank ontvangen op 30 november 2023.
2.De feiten
3.Het akkoord en het verzoek
cut-off date” gehanteerd. In totaal zijn bij het akkoord 125 schuldeisers betrokken met een totale vordering van € 41.800.163.
4.De standpunten
Hoofdelijkheid vordering [groepsvennootschap 3]
[groepsvennootschap 3] ook bij het ontbreken van hoofdelijkheid schuldeiser van verzoekster is. Ten aanzien van de vraag of [groepsvennootschap 3] voor het juiste bedrag tot de stemming is toegelaten merkt de observator op dat dit afhankelijk is van de uitleg van de kredietovereenkomst van 18 december 2019, maar dat ook bij andere bedragen deze klasse voor het akkoord zou hebben gestemd.
Dwangcrediteuren
ante mortem-en
post mortem-keuringen en houdt toezicht op het dierenwelzijn, diergezondheid en voedselveiligheid tijdens het slachtproces en is daarom noodzakelijk voor de bedrijfsvoering van verzoekster. Er is bovendien geen andere organisatie die deze werkzaamheden kan verrichten. De NVWA wijst er op dat zij op grond van artikel 28a van de Regeling NVWA-tarieven de bevoegdheid heeft haar werkzaamheden te staken, indien facturen voor eerder verrichte werkzaamheden niet tijdig worden betaald. Indien de NVWA haar werkzaamheden staakt, mag er niet geslacht worden. De NVWA heeft haar werkzaamheden niet gestaakt, maar dat doet volgens deze schuldeiser er niet aan af dat zij als dwangcrediteur had moeten worden aangemerkt. De NVWA geeft aan dat er sprake is van een onjuiste klasseindeling als bedoeld in artikel 384 lid 2 sub c Fw, nu zij ten onrechte als schuldeiser in klasse 4 in het akkoord is betrokken.
Liquidatiescenario
going concern-)doorstart na faillissement is daarom volgens verzoekster niet mogelijk. Ook een faillissement van alleen Beheer en verkoop van de aandelen in verzoekster door de curator is geen reële optie. Verzoekster wijst er op dat voor aandelen in een verlieslatende onderneming met nauwelijks activa geen koper gevonden zal kunnen worden. Bovendien zal de [bank 1] in dat geval de financiering aan de groep opzeggen. Verzoekster heeft bij de voorbereiding van het akkoord om deze redenen alleen rekening gehouden met de getaxeerde liquidatiewaarde van verzoekster.
going concernhoger zou moeten zijn. Ten slotte acht [schuldeiser 1] het, gezien de omstandigheden die hebben geleid tot de problemen bij verzoekster, aannemelijk dat in faillissement de curator de bestuurders als zodanig aansprakelijk zal stellen, waarmee het actief van de boedel zal worden vergroot.
5.De beoordeling
in the moneyis, kan verzoekster op de voet van artikel 383 lid 1 Fw in haar verzoek worden ontvangen. Verzoekster heeft voldoende toegelicht dat de door haar gevoerde onderneming verkeert in een toestand waarin het aannemelijk is dat zij niet meer zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden.
Hoofdelijkheid vordering [groepsvennootschap 3]
Dwangcrediteuren
absolute priority rulezonder redelijke grond), overweegt de rechtbank als volgt. Verzoekster heeft bij haar verzoekschrift een lijst van dwangcrediteuren overgelegd, waarop per crediteur is aangegeven waarom deze als dwangcrediteur is buiten het akkoord is gehouden. Ter zitting heeft verzoekster nader toegelicht op welke wijze deze lijst tot stand is gekomen. Uitgangspunt was dat zij wilde voorkomen dat de bedrijfsvoering binnen twee uur stil zou komen te liggen. Verzoekster heeft in dat verband na het deponeren van de startverklaring iedere (essentiële) leverancier gevraagd of deze de betreffende dienstverlening of levering wilde voortzetten. Indien voor de levering van de betreffende dienst of goederen geen redelijk alternatief voorhanden was, werd de betreffende leverancier als dwangcrediteur bestempeld. Een partij die potentieel als dwangcrediteur zou kunnen worden beschouwd, maar die positie niet heeft ingenomen is niet als zodanig aangemerkt. Ter zitting heeft de observator te kennen gegeven dat de wijze waarop verzoekster keuzes heeft gemaakt ten aanzien van de kwalificatie van de dwangcrediteuren naar zijn oordeel zuiver is geweest. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat voor de afwijking een redelijke grond bestaat en dat de NVWA en [schuldeiser 1] door deze afwijking van de rangorde niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.
Liquidatiescenario
going concern) doorstart na faillissement niet te verwachten is. De onderneming van verzoekster is afhankelijk van de erkenningen van de NVWA. Deze erkenningen vervallen in faillissement, waardoor na een eventuele doorstart na faillissement opnieuw het aanvraagproces voor deze erkenningen doorlopen zal moeten worden. Gezien de (gebrekkige en door de NVWA gedoogde) toestand van de slachterij, is te verwachten dat omvangrijke investeringen noodzakelijk zullen zijn om opnieuw de vereiste erkenningen te kunnen verkrijgen. Het door [schuldeiser 1] geschetste scenario waarin in het faillissement van Beheer de aandelen in verzoekster door de curator kunnen worden verkocht, ligt om die reden niet in de lijn der verwachting. Daar komt bij dat verzoekster een verlieslatende vennootschap met weinig activa is en dat het niet waarschijnlijk lijkt dat een koper bereid is voor de aandelen een zodanige prijs te betalen dat dat scenario een reëel alternatief is. Ten slotte kan de rechtbank niet (summierlijk) vaststellen dat de omvang van de boedel in faillissement door eventuele vorderingen uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid groter zou zijn dan door verzoekster bij de berekening van de liquidatiewaarde is gesteld. [schuldeiser 1] verwijst enkel naar grondslagen voor bestuurdersaansprakelijkheid, die overigens individuele schuldeisers toe zouden kunnen komen en (in de regel) niet de faillissementscurator, maar onderbouwt dat niet met concrete feiten en omstandigheden. De observator heeft in zijn zienswijze niet opgemerkt dat sprake zou kunnen zijn van bestuurdersaansprakelijkheid. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de (door verzoekster gehanteerde uitgangspunten bij de) berekening van de liquidatiewaarde.
Afwijzingsgronden
escrowis geplaatst en dat voor de koopovereenkomst en het akkoord benodigde financiering door de [bank 1] ter beschikking is gesteld. Door verzoekster en de koper is ten slotte bevestigd dat de nog resterende opschortende voorwaarden zijn vervuld.