ECLI:NL:RBGEL:2023:7120

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
C/05/426841 KG RK 23/ 815
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in een civiele procedure

Op 21 december 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde, tegen mr. M.J.P. Heijmans, de behandelend rechter in een lopende kantonprocedure. De wraking was gebaseerd op een reeks klachten over de rolbeslissing van de rechter, die op 29 september 2023 had besloten dat de zaak voor vonnis zou komen. Verzoekers voerden aan dat er administratieve onvolkomenheden waren in de behandeling van hun zaak, waaronder het niet ontvangen van processtukken en het vermoeden van vooringenomenheid van de rechter.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 december 2023 waren zowel verzoekers als de rechter niet verschenen. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van concrete omstandigheden die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De klachten van verzoekers, zoals het naar huis nemen van het dossier door de rechter en het niet tijdig ontvangen van stukken, werden niet als voldoende gegrond beschouwd om aan te nemen dat de rechter vooringenomen was.

De wrakingskamer benadrukte dat het niet de taak is van de wrakingsprocedure om rechterlijke beslissingen te beoordelen, maar enkel om te kijken naar de schijn van vooringenomenheid. Aangezien verzoekers geen concrete feiten of omstandigheden hadden aangedragen die de vrees voor partijdigheid konden onderbouwen, werd het wrakingsverzoek afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/426841 KG RK 23 / 815
Beslissing van 21 december 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker 1] en
[verzoeker 2],
hierna te noemen: verzoekers,
gemachtigden: [gemachtigde] ,
strekkende tot de wraking van
mr. M.J.P. Heijmans,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 26 oktober 2023 met bijlagen;
  • de schriftelijke reactie van 14 november 2023 van de rechter;
  • de e-mail van 11 december 2023 van verzoekers met bijgevoegde akte (hierna: de akte van 11 december 2023).
1.2.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 12 december 2023 zijn verzoekers en de rechter, met voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de behandelend rechter in de kantonzaak met nummer 10420852 CV EXPL 23-970 (hierna: de kantonprocedure).
2.2.
Verzoekers hebben blijkens het schriftelijke wrakingsverzoek en hun nadere akte een veelheid aan klachten omtrent de behandeling van de zaak in de kantonprocedure naar voren gebracht en ten grondslag gelegd aan hun wrakingsverzoek.
2.3.
De rechter heeft op het wrakingsverzoek gereageerd en heeft verklaard niet in de wraking te berusten. Volgens de rechter is het wrakingsverzoek ongegrond. De rechter heeft in haar reactie laten weten dat haar betrokkenheid in de kantonprocedure tot op het moment van wraking, beperkt is gebleven tot haar beslissing van 29 september 2023 waarin zij als rolrechter heeft besloten dat de zaak voor vonnis zou komen te staan (hierna: de rolbeslissing van 29 september 2023).
2.4.
Verzoekers verklaren in hun akte van 11 december 2023 dat zij bij het indienen van het wrakingsverzoek niet wisten dat de betrokkenheid van de rechter met de kantonprocedure zich beperkte tot de rolbeslissing van 29 september 2023. Om die reden hebben zij een nieuw wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters die verantwoordelijk waren voor enige andere (rol)beslissingen in deze kantonprocedure. Nu de gronden van verzoekers gericht tegen andere (rol)beslissingen en (rol)handelingen die niet door de gewraakte rechter zijn gewezen dan wel verricht niet tot een gegronde wraking van deze rechter kunnen leiden, zal de wrakingskamer zich beperken tot een beoordeling van hetgeen verzoekers hebben aangevoerd omtrent de rechter en haar rolbeslissing van 29 september 2023.
2.5.
In dat verband hebben verzoekers aangevoerd dat er voorafgaand aan deze rolbeslissing -kort samengevat- allerlei administratieve onvolkomenheden hebben plaatsgevonden in de verwerking van de kantonprocedure. Zo stellen zij dat zij in eerste instantie noch een conclusie van antwoord van hun wederpartijen ontvingen, noch een bericht dat aan hen uitstel was verleend. Vervolgens stellen verzoekers dat zij ook geen tussenvonnis of een rolbericht ontvingen en dat hen via de griffie werd medegedeeld dat er wel een conclusie van antwoord was, maar dat deze naar een afwijkend adres zou zijn verzonden. Deze conclusie van antwoord werd vervolgens nagezonden aan verzoekers, maar het tussenvonnis en het rolbericht ontbraken op dat moment nog steeds.
2.6.
Verzoekers stellen dat zij vervolgens een incident opwierpen, omdat de conclusie van antwoord volgens hen niet door hun wederpartijen was ingediend, maar door een derde. Vervolgens zou een griffiemedewerkster hen telefonisch hebben medegedeeld dat er geen ronde van repliek en dupliek meer plaats zou vinden, omdat de zaak door de rechter voor vonnis was gezet en dat het dossier van de kantonzaak niet op de rechtbank was, maar door de rechter mee was genomen. Verzoekers stellen dat het dossier te allen tijde bij de griffier moet blijven en dat daarom sprake is van een zorgwekkende situatie bij de rechtbank.
2.7.
Verder achten verzoekers het -kort samengevat- een vreemde beslissing van de rechter om de zaak voor vonnis te zetten en stellen zij zich op standpunt dat dit in strijd is met de goede procesorde en artikel 209 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: artikel 209 Rv). Volgens verzoekers is de rechter vooringenomen en heeft zij met deze rolbeslissing grensoverschrijdend gehandeld. Verzoekers menen dat eerst op het door hen opgeworpen incident had moeten worden besloten waarna zij nog de gelegenheid hadden moeten krijgen om in de hoofdzaak schriftelijk of mondeling te repliceren voordat de zaak -kort gezegd- rijp zou zijn voor vonnis. In de optiek van verzoekers wordt daardoor hun recht op hoor en wederhoor geschonden en kan in ieder geval nooit een onpartijdige uitspraak volgen.
2.8.
Bovendien stellen verzoekers dat zij vermoeden dat de rechter onder invloed staat van de gemachtigde van hun wederpartijen in de kantonprocedure. Zowel de rechter(s) als de rechtbank willen volgens hen de kantonzaak zonder inhoudelijke behandeling afwijzen, zoals ook het doel is van hun wederpartijen. Verder is er volgens verzoekers sprake van vriendjespolitiek tussen rechters en grote advocatenkantoren.
2.9.
De verdere reactie van de rechter zal hierna - voor zover nodig - worden besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden. Gelet op deze maatstaf kunnen de klachten van verzoekers met betrekking tot het naar huis nemen van het dossier door de rechter, of het niet (tijdig) ontvangen van processtukken of rolberichten -wat hier ook van zij- niet tot gegrondheid van het wrakingsverzoek leiden. Zonder nadere toelichting -die ontbreekt- kan hieruit namelijk niet worden geconcludeerd dat de rechterlijke onpartijdigheid hierdoor schade zou kunnen leiden. De wrakingskamer zal dan ook aan deze klachten voorbijgaan.
3.2.
De wrakingskamer constateert dat verzoekers het niet eens zijn met een door de rechter genomen (proces)beslissing. De wrakingskamer treedt echter niet in de beoordeling van rechterlijke beslissingen. De wrakingsprocedure is daar niet voor bedoeld, omdat daarin uitsluitend wordt beoordeeld of er sprake is van (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Alleen als de (proces)beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking.
3.3.
De door verzoekers aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet. Verzoekers hebben ook geen concrete feiten of omstandigheden (onderbouwd) gesteld waaruit volgt dat de rechter om andere reden(en) vooringenomen was of dat de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond. Van -bijvoorbeeld- de gestelde inmenging van de gemachtigde van de wederpartij van verzoekers in de kantonprocedure met betrekking tot de door de rechter gegeven rolbeslissing is geen enkele onderbouwing gegeven. Dit geldt ook voor de stelling dat sprake zou zijn geweest van zogenoemde “
vriendjespolitiek” en de stelling dat de rechter voornemens is om de zaak bij vonnis af te wijzen. Ook de wijze van totstandkoming van de beslissing van de rechter om de zaak voor vonnis te zetten is niet onjuist of zo onbegrijpelijk dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard. De wrakingskamer betrekt daarbij dat artikel 209 Rv juist voorziet in de mogelijkheid voor de rechter om gelijktijdig te beslissen op incidentele vorderingen en vorderingen in de hoofdzaak. Het is dus nadrukkelijk niet zo – zoals verzoekers lijken aan te nemen – dat een partij die in de plaats van een inhoudelijke reactie alleen een incident opwerpt, altijd nog de gelegenheid krijgt om alsnog inhoudelijk te reageren.
3.4.
De slotsom is dat uit hetgeen door verzoekers naar voren is gebracht, niet blijkt van vooringenomenheid van de rechter, zodat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
De beslissing is gegeven door mr. E. Schippers, voorzitter, mr. S.C.A.M. Janssen en mr. A.A. Roodenburg, leden in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.