ECLI:NL:RBGEL:2023:7089

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
05/720079-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van stichting, B.V. en bestuurders voor gewoontewitwassen van bijna 776.000 euro

Op 20 december 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een stichting, een B.V. en twee (voormalige) bestuurders, waaronder [verdachte 1]. De rechtbank heeft hen veroordeeld voor gewoontewitwassen van een bedrag van bijna 776.000 euro in de periode van 2017. De zaak kwam voort uit een onderzoek naar de financiële handelingen van de betrokkenen, waarbij werd vastgesteld dat zij op onrechtmatige wijze gebruik maakten van persoonsgebonden budgetten (pgb's) die waren verstrekt voor zorgverlening. De rechtbank sprak de stichting en de B.V. vrij van enkele andere ten laste gelegde feiten, waaronder verduistering en valsheid in geschrift, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze feiten waren gepleegd door de rechtspersonen. De rechtbank oordeelde echter dat de betrokkenen zich schuldig hadden gemaakt aan gewoontewitwassen, omdat zij op systematische wijze pgb-gelden hadden ontvangen en deze hadden omgezet in andere geldstromen, waarbij zij de gelden aan het zicht onttrokken. De rechtbank legde een geldboete op van 20.000 euro aan de rechtspersonen, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/720079-19
Datum uitspraak : 20 december 2023
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[onderneming],
gevestigd aan de [adres] ,
vertegenwoordigd door haar directeur/enig aandeelhouder [verdachte 1] .
Raadsman: mr. R. Stam, advocaat in Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis is de tenlastelegging hieronder kort samengevat. De tekst van de originele tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en als hier ingevoegd geldt. De originele tenlastelegging is leidend.
Aan verdachte is kort samengevat ten laste gelegd:
Feit 1:in de periode van 9 december 2013 t/m 27 september 2017 in Keijenborg en/of Markelo: het medeplegen van verduistering in functie van € 42.050, van [budgethouder 4] en [budgethouder 5] ;
Feit 2:in de periode van 1 januari 2017 t/m t/m 2 juli 2018 in Keijenborg en/of Halle: het medeplegen van verduistering van persoonsgebonden budget(ten) ten behoeve van [naam 5] door deze te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor verstrekt;
Feit 3: in de periode 1 januari 2017 t/m 31 december 2017 in Keijenborg en/of Halle: het medeplegen van valsheid in geschrift en/of het gebruik maken van dat valse geschrift ten aanzien van meerdere facturen;
Feit 4: in de periode 29 september 2014 t/m 19 juni 2018 in Keijenborg en/of Halle: het medeplegen van valsheid in geschrift ten aanzien van één zorgbeschrijving en meerdere zorgovereenkomsten;
Feit 5:in de periode 1 januari 2017 t/m 31 december 2017 in Keijenborg en/of Halle: het medeplegen van witwassen van een totaalbedrag van € 775.924,50.

2.De geldigheid van de dagvaarding

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft preliminair aangevoerd dat de dagvaarding voor wat betreft feit 3 nietig moet worden verklaard. In de tenlastelegging is namelijk niet nader gespecificeerd op welke facturen de verdenking ziet, waardoor de tenlastelegging, mede gelet op de grootte van het dossier, onvoldoende feitelijk is omschreven.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in het dossier staat omschreven op welke facturen de verdenking ziet, namelijk alle facturen uit 2017. De bestudering van het dossier in combinatie met de tenlastelegging maakt dat het feit voldoende feitelijk is omschreven.
De beoordeling door de rechtbank
Op de zitting van 9 oktober 2023 zijn de volgende beslissingen genomen:
De rechtbank is van oordeel dat uit de tenlastelegging in samenhang met het dossier onvoldoende blijkt op welke facturen de verdenking ziet. Het is daardoor voor de verdediging niet duidelijk waartegen zij zich moet verdedigen. De rechtbank verklaart daarom feit 3 op de dagvaarding nietig.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de feiten 2 en 5 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. [onderneming] is medepleger geweest van de gepleegde strafbare feiten. Ten aanzien van feiten 1 en 4 heeft de officier van justitie vrijspraak gevraagd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Voor wat betreft feit 5 kan niet worden vastgesteld dat de gelden afkomstig waren uit enig misdrijf. [verdachte 1] had toestemming van de zzp’ers, cliënten en budgethouders om de zorgbeschrijving en -overeenkomsten op te maken en daarbij gebruik te maken van de digitale handtekeningen van de zzp’ers, cliënten en budgethouders. De in de tenlastelegging genoemde geldbedragen zijn afkomstig uit verleende zorg.
De beoordeling door de rechtbank
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[onderneming] , gevestigd aan de [adres] in Keijenborg, is in 2006 door [verdachte 1] opgericht. [2] Door deze onderneming werd zorg verleend. Op 14 maart 2010 was er een uitzending van [programma] waarin [verdachte 1] werd verweten geen of onvoldoende zorg en dagbesteding te verlenen en daarmee ten onrechte pgb-gelden te ontvangen. Op 14 maart 2010 werd [onderneming] in staat van faillissement verklaard en werd de zorg overgenomen door [stichting 2] . Deze stichting was in 2008 opgericht door [verdachte 1] en medeverdachte [verdachte 3] . [verdachte 1] en [verdachte 3] hebben in 2010 vervolgens [stichting 1] (hierna: [stichting 1] ), gevestigd aan de [adres] in Keijenborg, opgericht. [stichting 1] nam de uitvoering van de zorg over van [stichting 2] . Vanaf de oprichting tot 4 maart 2013 was [verdachte 3] voorzitter van [stichting 1] . Medeverdachte [verdachte 2] was, op verzoek van [verdachte 1] , van 4 maart 2013 tot 1 november 2017 voorzitter van [stichting 1] , waarbij zij alleen/zelfstandig bevoegd was.
In eerste instantie waren de zorgverleners in dienst van [stichting 1] . Later hebben zij de werkzaamheden als zzp’er voor [stichting 1] verricht. Daarnaast verleende [stichting 1] zelf ook als opdrachtnemer zorg. [3]
Met ingang van 15 februari 2013 werd het faillissement opgeheven en ‘herstartte’ [onderneming] met [verdachte 1] als enig aandeelhouder en alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder (algemeen directeur). [4] [onderneming] beheerde het onroerend goed en deed de administratie voor de zzp’ers, de bewoners en de [stichting 1] ( [stichting 1] ). [verdachte 1] regelde de financiële zaken in zowel [stichting 1] als in [onderneming] [5]
De werknemers/zorgverleners hebben zich met een eenmanszaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) en zich – op advies/aandringen van [verdachte 1] – met allemaal eenzelfde omschrijving van de bedrijfsnaam (achternaam en ‘begeleiding’) geregistreerd. Ook hebben zij – op advies/aandringen van [verdachte 1] – bij de [bank] een zakelijke bankrekening geopend, waarover [verdachte 1] van het begin af aan als enige het beheer had. [6] [verdachte 1] boekte van die zakelijke rekeningen het ‘salaris’ van de zzp’ers over naar hun privérekeningen. [7]
[zorgverzekeraar] en Gemeente Doetinchem hebben op basis van door [verdachte 1] ingevulde documenten pgb’s toegekend. [8]
In het jaar 2017 heeft de SVB op de rekening van [stichting 1] en de zakelijke rekeningen van zzp’ers [verdachte 3] begeleiding, [verdachte 2] begeleiding, [getuige 1] begeleiding, [naam 1] begeleiding, [naam 2] begeleiding, [naam 3] begeleiding en [naam 4] begeleiding pgb-budgetten uitgekeerd tot de volgende bedragen [9] :
[stichting 1] :
18-12-2017 € 4.725,00
14-12-2017 € 2.929,50
14-12-2017 € 2.646,00
13-12-2017 € 283,50
12-12-2017 € 708,75
12-12-2017 € 4.725,00
12-12-2017 € 425,25
11-12-2017 € 567,00
11-12-2017 € 2.457,00
11-12-2017 € 1.512,00
14-11-2017 € 4.882,50
14-11-2017 € 2.299,50
13-11-2017 € 252,00
10-11-2017 € 4.819,50
10-11-2017 € 945,00
9-11-2017 € 63,00
9-11-2017 € 1.512,00
2017
[verdachte 3] begeleiding
[verdachte 2] begeleiding
[getuige 1] begeleiding
[naam 1] begeleiding
[naam 2] begeleiding
[naam 3] begeleiding
[naam 4] begeleiding
Januari
€ 10.426,50
€ 13.671,00
€ 9.922,50
€ 5.670,00
€ 12.253,50
€ 11.497,50
Februari
€ 10.111,50
€ 9.009,00
€ 12.946,50
€ 5.260,50
€ 4.851,00
€ 10.552,50
Maart
€ 12.096,00
€ 11.938,50
€ 6.300,00
€ 5.670,00
€ 7.560,00
€ 6.426,00
€ 1.890,00
April
€ 12.694,50
€ 8.725,50
€ 10.521,00
€ 4.725,00
€ 9.261,00
€ 9.954,00
€ 1.638,00
Mei
€ 15.986,25
€ 21.483,00
€ 4.126,50
€ 5.701,50
€ 9.639,00
€ 14.332,50
€ 3.480,75
Juni
€ 9.513,00
€ 10.426,50
€ 11.088,00
€ 3.559,50
€ 8.977,50
€ 9.702,00
€ 2.142,00
Juli
€ 16.269,75
€ 11.088,00
€ 5.040,00
€ 4.725,00
€ 9.198,00
€ 17.734,50
€ 9.198,00
Augustus
€ 31.468,50
€ 5.355,00
€ 7.371,00
€ 5.733,00
€ 5.434,50
€ 5.859,00
€ 1.071,00
September
€ 15.057,00
€ 9.828,00
€ 10.363,50
€ 3.874,50
€ 18.049,50
€ 14.143,50
€ 7.749,00
Oktober
€ 13.954,50
€ 8.001,00
€ 10.332,00
€ 5.449,50
€ 9.576,00
€ 16.978,50
€ 3.528,00
November
€ 13.828,50
€ 10.458,00
€ 10.631,25
€ 8.914,50
€ 3.323,75
December
€ 16.821,00
€ 10.820,25
€ 9.213,75
€ 12.978,00
€ 5.024,25
Beoordeling ten laste gelegde feiten
Feit 1
[onderneming] wordt verweten dat zij met anderen gelden van de bankrekeningen van [budgethouder 4] en [budgethouder 5] heeft verduisterd. [verdachte 1] heeft verklaard dat hij de gelden heeft gepind onder andere ten behoeve van (achterstallig) voedingsgeld dat de heer en mevrouw [budgethouder 4] aan [stichting 1] zouden moeten betalen.
De rechtbank kan op basis van het haar ter beschikking staande dossier niet vaststellen dat deze verklaring onaannemelijk is. De rechtbank spreekt [onderneming] dan ook vrij van feit 1.
Feit 2
[onderneming] wordt verweten dat zij persoonsgebonden budget(ten) ten behoeve van de heer [naam 5] heeft aangewend voor andere doeleinden dan waarvoor deze is/zijn verstrekt, te weten dagbesteding.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat deze gelden zijn ontvangen door [stichting 1] . De Wet Langdurige Zorg (WLZ) geeft echter geen definitie van het begrip dagbesteding en het dossier bevat geen aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat de gelden zijn aangewend voor doeleinden die liggen buiten de gebruikelijke bestedingen in het kader van de WLZ. De rechtbank spreekt [onderneming] daarom vrij van feit 2.
Feit 4
De rechtbank stelt op basis van het op 20 december 2023 in het openbaar uitgesproken vonnis van [verdachte 1] (parketnummer 05/881158.18) vast dat [verdachte 1] een zorgbeschrijving en zorgovereenkomsten valselijk heeft opgemaakt.
De rechtbank constateert dat [verdachte 1] daarbij handelde vanuit [stichting 1] en dat [onderneming] hierbij geen enkele betrokkenheid had. De rechtbank spreekt [onderneming] daarom vrij van feit 4.
Feit 5
Gronddelict
De rechtbank stelt op basis van het op 20 december 2023 in het openbaar uitgesproken vonnis van [verdachte 1] (parketnummer 05/881158.18) vast dat [verdachte 1] een zorgbeschrijving en zorgovereenkomsten valselijk heeft opgemaakt.
Witwashandelingen
Zoals hiervoor bij de vaststaande feiten is weergegeven keerde de SVB op basis van de door [verdachte 1] ingediende (vals opgemaakte) zorgovereenkomsten pgb-gelden uit op de zakelijke rekeningen van de zzp’ers en [stichting 1] , waarover [verdachte 1] het beheer had.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of die ontvangen pgb-gelden vervolgens zijn witgewassen.
De rechtbank heeft op basis van de bedragen, genoemd onder de vaststaande feiten, berekend dat de SVB in het jaar 2017 (de ten laste gelegde periode) in totaal
€ 35.752,50 aan pgb-gelden heeft betaald aan [stichting 1] . Uit de vaststaande feiten volgt ook dat de SVB in 2017 op de zakelijke rekeningen van de zzp’ers de volgende bedragen heeft uitgekeerd:
  • [verdachte 3] : € 178.227,00
  • [verdachte 2] : € 130.803,75
  • [getuige 1] : € 107.856,00
  • [naam 1] : € 50.368,50
  • [naam 2] : € 116.692,50
  • [naam 3] : € 117.180,00
  • [naam 4] : € 39.044,75
Van de rekening van [stichting 1] zijn van 9 november 2017 tot en met 29 december 2017 bedragen overgeboekt naar andere rekeningen, onder andere naar [onderneming] voor ‘management fee’ en ‘huur’ en naar de zakelijke rekeningen van zzp’ers met als omschrijving ‘factuur’.
Er werden van de zakelijke rekeningen van de zzp’ers onder andere bedragen overgeboekt naar [stichting 1] en [onderneming] met als omschrijving ‘factuur’ en naar de privérekeningen van de zzp’ers met als omschrijving ‘salaris’.
Van de rekening van [stichting 1] werden in 2017 geldbedragen overgeboekt naar de rekening van [onderneming] met als omschrijvingen ‘management fee’, ‘lening’, ‘huur [adres] ’ en ‘afrekening Sal’s zorg’.
[onderneming] keerde in 2017 salaris uit aan [verdachte 1] . [10]
Van de zakelijke rekening van [verdachte 3] zijn in 2017 geldbedragen overgeboekt naar privérekeningen van haar dochters (medeverdachte) [verdachte 2] en [naam 6] . Het gaat om meerdere bedragen met omschrijvingen, zoals “100 voor bon voor jou//100 voor boormachine”, “voor het bestek en // wokpanxx mama”, “voor je vakantie xxx// mama” en “voor jullie huisje xx//mama”. [11]
[verdachte 1] had het beheer over de zakelijke rekeningen van de zzp’ers, [stichting 1] en [onderneming] en verzorgde de overboekingen. Door de pgb-gelden voor het grootste deel binnen te laten komen op de zakelijke rekeningen van de zzp’ers, die daarover niet konden beschikken omdat zij hun bankpas en pincode aan [verdachte 1] hadden moeten geven, heeft [verdachte 1] de ontvangen bedragen veiliggesteld. [verdachte 1] heeft die gelden vervolgens – op basis van een door hem bedacht en geïnitieerd systeem van facturatie – overgeboekt naar de privé- of spaarrekeningen van de zzp’ers, naar [stichting 1] en naar [onderneming] en die gelden daarmee aan het zicht onttrokken. De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 1] door zijn handelwijze deze gelden heeft witgewassen.
Gelet op het onderlinge verband tussen de handelingen en de frequentie waarmee dat over een langere periode is gebeurd, heeft [verdachte 1] zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
Medeplegen
[verdachte 1] heeft [onderneming] opgericht en was daarvan enig aandeelhouder en alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder. [verdachte 1] regelde binnen [onderneming] de financiële zaken. [onderneming] beheerde het onroerend goed en deed de administratie voor de zzp’ers, de bewoners en de [stichting 1] ( [stichting 1] ). [verdachte 1] beschikte (als enige) over de zakelijke rekening van [onderneming] , waar een deel van de pgb-gelden naar werd overgeboekt. Ook deed [verdachte 1] de financiële administratie voor [stichting 1] , de stichting waarvan [verdachte 2] van 4 maart 2013 tot 1 november 2017 voorzitter en alleen/zelfstandig bevoegd was.
[verdachte 2] moet als voorzitter hebben geweten van de handelwijze van [verdachte 1] , maar heeft hem daarvan niet weerhouden. Sterker nog: zij heeft hem daartoe gelegenheid gegeven door als voorzitter toe te staan dat hij via zijn bedrijf [onderneming] werkzaamheden voor [stichting 1] verrichtte en mede te faciliteren.
De rechtbank neemt verder het volgende in aanmerking.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte 2] hem in 2015 vertelde dat hij als zzp’er aan de slag kon en dat [verdachte 1] dit allemaal regelde. [verdachte 2] vertelde hem dat wanneer de zakelijke rekening was geopend [verdachte 1] hiervan de administratie ging doen. [verdachte 2] is vervolgens met [getuige 1] naar de KvK en de [bank] -bank geweest. [verdachte 1] maakte salaris over naar de privérekening van [getuige 1] . [verdachte 2] vertelde hem dat hij voor het beheer een kleine vergoeding moest betalen. [12]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij een gesprek had met [verdachte 1] en [verdachte 2] , waarin [verdachte 1] vertelde dat zij als zzp’er binnen [stichting 1] aan het werk kon en dat zij zich dus bij de KvK als zzp’er moest inschrijven. Ook vertelde [verdachte 1] dat zij een rekening moest openen bij [bank] -bank en haar inloggegevens van die rekening aan hem moest afgeven. [verdachte 1] zou maandelijks haar loon overmaken naar haar privérekening. [13]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij van [verdachte 1] een [bank] -rekening moest openen en dat hij met [verdachte 3] naar het kantoor van de [bank] -bank is gegaan om een rekening te openen. Getuige [getuige 3] werd onder druk gezet om zijn bankpas en pincode af te staan aan [verdachte 1] . [14]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat [verdachte 2] haar de constructie heeft uitgelegd en heeft geholpen bij de inschrijving bij de KvK en de [bank] -bank. Ook heeft zij haar uitgelegd dat [verdachte 1] de gehele administratie van [getuige 4] begeleiding zou doen en dat zij alleen haar salaris kreeg. [15]
Uit voornoemde verklaringen van de zzp’ers komt naar voren dat [verdachte 3] en [verdachte 2] een aantal werknemers de constructie hebben uitgelegd, te weten dat zij zzp’er moesten worden, een zakelijke [bank] -rekening moesten openen en dat [verdachte 1] het beheer daarvan zou doen en salaris aan hen zou overmaken. Zij zijn vervolgens ook met een aantal zzp’ers meegegaan naar de KvK om hen in te laten schrijven en naar de [bank] -bank om een zakelijke rekening te openen. De inloggegevens en bankpassen van die rekeningen moesten aan [verdachte 1] worden afgedragen.
De rechtbank leidt verder uit de omschrijvingen van de transacties van de zakelijke rekening van [verdachte 3] naar de rekeningen van haar dochters af dat [verdachte 3] actief heeft bijgedragen aan het uit het zicht onttrekken van de gelden.
Strafrechtelijke aansprakelijkheid van [onderneming]
De rechtbank overweegt dat een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de (verboden) gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. Een dergelijke gedraging kan in beginsel worden toegerekend aan de rechtspersoon.
Van een gedraging in de sfeer van de rechtspersoon kan sprake zijn indien zich een of meer van de navolgende omstandigheden voordoen:
a. a) het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking hetzij uit anderen hoofde werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon,
b) de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon,
c) de gedraging is de rechtspersoon dienstig geweest in het door hem uitgeoefende bedrijf of in diens taakuitoefening,
d) de rechtspersoon vermocht erover te beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag werd blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon aanvaard of placht te worden aanvaard, waarbij onder bedoeld aanvaarden mede begrepen is het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[verdachte 1] heeft [onderneming] opgericht en was daarvan enig aandeelhouder en alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder. [verdachte 1] regelde de financiële zaken van [onderneming] beheerde het onroerend goed en deed de administratie voor de zzp’ers, de bewoners en de [stichting 1] ( [stichting 1] ). [verdachte 1] beschikte als enige over de zakelijke rekening van [onderneming] , waar een deel van de pgb-gelden naar werd overgeboekt. Aldus doen zich in ieder geval de hierboven onder a), b) en c) genoemde omstandigheden voor.
De rechtbank concludeert dan ook dat de gedragingen van [verdachte 1] aan [onderneming] kunnen worden toegerekend omdat die gedragingen in de sfeer van [onderneming] plaatsvonden. De rechtbank acht derhalve bewezen dat ook [onderneming] zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van gewoontewitwassen.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte 1] , [verdachte 3] , [verdachte 2] , [stichting 1] en [onderneming]
De rechtbank acht op basis van bovenstaande bewezen dat [onderneming] het gewoontewitwassen heeft medegepleegd met medeverdachten [verdachte 1] , [verdachte 3] , [verdachte 2] en [stichting 1] .

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Feit 5
zij op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017, te Keijenborg
en/of Halleen/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ofmeer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en
), althans alleen, (telkens)van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt immers hebben verdachte en
/ofhaar mededader
(s
),
(telkens
) (een)voorwerp
(en
), te weten
een of meergeldbedrag
(en
), tot een totaalbedrag van ongeveer 775.924,50 euro te weten (onder meer):
- door de SVB aan [stichting 1] uitgekeerd bedrag van 35.752,50 euro
(blz. 1497)en
/of
- door de SVB aan [verdachte 3] begeleiding uitgekeerd bedrag van 178.227,-- euro
(blz. 913)en
/of
- door de SVB aan [verdachte 2] begeleiding uitgekeerd bedrag van 130.805,75 euro
(blz. 937)en
/of
- door de SVB aan [getuige 1] begeleiding uitgekeerd bedrag van ongeveer 107.855,50 euro
(blz. 956)en
/of
- door de SVB aan [naam 1] begeleiding uitgekeerd bedrag van 50.368,50 euro
(blz. 977)en
/of
- door de SVB aan [naam 2] begeleiding uitgekeerd bedrag van 116.692,50 euro
(blz. 999)en
/of
- door de SVB aan [naam 3] begeleiding uitgekeerd bedrag van 117.180,-- euro
(blz 1022)en
/of
- door de SVB aan [naam 4] begeleiding uitgekeerd bedrag van 39.044,75 euro
(blz. 1042)
voorhanden gehad en
/ofverworven en/of
omgezet en/ofovergedragen
en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl, verdachte en
/ofhaar mededader
(s
),
(telkens
)wist
(en
)dat
dat/die
voorwerp(en)/geldbedrag
(en
) (geheel
of gedeeltelijk)onmiddellijk
of middellijkafkomstig
was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 5
Medeplegen van gewoontewitwassen

6.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de feiten 2 en 5 zal worden veroordeeld tot een geldboete van 50.000 euro.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de redelijke termijn fors is overschreden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de omstandigheden van verdachte.
[onderneming] heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van € 775.925,00. Vanuit [stichting 1] werd zorg verleend. De SVB keerde op basis van de door [verdachte 1] ingediende vals opgemaakte zorgovereenkomsten pgb-gelden uit op de rekeningen van de zzp’ers en [stichting 1] , waarover [verdachte 1] beschikkingsmacht had. Dit geld was bestemd voor de cliënten van [stichting 1] , zodat deze cliënten met dat geld specifieke pgb-zorg konden inkopen. [verdachte 1] heeft de pgb-gelden daarentegen onder andere aangewend voor het (direct en indirect via [stichting 1] ) overboeken van aanzienlijke bedragen naar zijn eigen onderneming, [onderneming] , zodat hij daar (onder andere) salaris aan zichzelf mee kon uitkeren. Ook gebruikte hij het pgb-geld voor het uitkeren van ‘salaris’ aan de zzp’ers. [onderneming] is uitsluitend ingezet om deze constructie mogelijk te maken en zo (extra) gelden naar [verdachte 1] zelf te doen toekomen, naast zijn salaris van [stichting 1] . Door zo te handelen heeft verdachte met haar medeverdachten misbruik gemaakt van gemeenschapsgeld, waarbij zij geen oog hebben gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de regeling van het pgb. Zij maakten stelselmatig misbruik van het systeem en het vertrouwen van de overheid.
Als straf is ten aanzien van [onderneming] , een rechtspersoon, alleen een geldboete mogelijk. Het strafmaximum voor gewoontewitwassen is een geldboete van 90.000 euro.
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn fors is overschreden. [verdachte 1] is op 2 juli 2018 voor het eerst gehoord. Op dat moment is de redelijke termijn – ook voor [onderneming] – gaan lopen. De uitspraak volgt op 20 december 2023, vijf jaar en ruim vijf maanden nadat de redelijke termijn is gaan lopen. Het uitgangspunt is dat in een strafzaak binnen twee jaar na het begin van de redelijke termijn een eindvonnis is uitgesproken. Na aanvang van de redelijke termijn zijn dus drie jaren en ruim vijf maanden verstreken. Het horen van getuigen op verzoek van de verdediging heeft ruim vijf maanden geduurd. De rechtbank trekt dit af van de redelijke termijn. De redelijke termijn is dus met 3 jaren overschreden. De rechtbank ziet hierin aanleiding de hoogte van de geldboete flink te matigen.
Alles overwegend acht de rechtbank een geldboete van 20.000 euro passend en geboden. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en op hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, wijkt deze strafoplegging af van de eis van de officier van justitie.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 47, 51, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart de dagvaarding ten aanzien van het ten laste gelegde feit 3 nietig;
 spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde feiten 1, 2 en 4;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 5 ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
20.000 euro.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. T.M.A. Arts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. Schoen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2023.
mr. Baauw is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage 1
1.
zij in of omstreeks de periode van 9 december 2013 tot en met 27 september 2017 te Keijenborg en/of Markelo, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen (telkens) opzettelijk gelden die op de bankrekening
[Ibannummer 1] ten name van [budgethouder 4] en/of die op de bankrekening [Ibannummer 2] ten name van [budgethouder 5] stonden, te weten een geldbedrag van (in totaal) 42.050 euro althans een geldbedrag van (in totaal) 19.969,77 euro, geheel of ten dele toebehorende aan de heer [budgethouder 4] en/of mevrouw [budgethouder 5] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte (en/of zijn mededaders) en welk(e) bedrag(en) verdachte (en/of zijn mededaders) (telkens) uit hoofde van zijn beroep en/of gemachtigde en/of beheerder en/of vertegenwoordiger in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2017 tot en met 2 juli 2018 te Keijenborg en/of Halle, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk
één of meer persoonsgebonden budget(ten), ten bedrage van, in totaal 24.580,22 euro (p. 895 en p. 4537), welk(e) budget(ten) via de Wet langdurige zorg ten behoeve van de heer [naam 5] werd(en) verstrekt door of vanwege [zorgverzekeraar] en/of de Sociale Verzekeringsbank met een bepaald doel, te weten dagbesteding, heeft aangewend en/of heeft doen aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij is/zijn verstrekt te weten huur en/of administratie en/of energiekosten en/of overige kosten en/of salaris (management-fee) en/of schenking en/of aankoop onroerend goed en/of aankoop voertuig(en) althans aan doeleinden die liggen buiten de gebruikelijke bestedingen in het kader van de Wet Langdurige Zorg.
3.
zij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017, te Keijenborg en/of Halle en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een of meer factu(u)ren van [stichting 1] en/of
- een of meer factu(u)r(en) van [verdachte 3] begeleiding en/of
- een of meer factu(u)r(en) van [naam 4] begeleiding en/of
- een of meer factu(u)r(en) van [naam 2] begeleiding en/of
- een of meer factu(u)r(en) van [naam 3] begeleiding en/of
- een of meer factu(u)r(en) van [getuige 1] begeleiding en/of
- een of meer factu(u)r(en) van [naam 1] begeleiding en/of
- een of meer factu(u)r(en) van [verdachte 2] begeleiding
met het oogmerk om deze facturen als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door valselijk -in strijd met de waarheid- telkens op die facturen de handtekening van de budgethouder en/of de handtekening van de zorgverlener te plaatsen en/of heeft doen plaatsen middels een (valse) digitale handtekening, terwijl in werkelijkheid de budgethouder en/of de zorgverlener de factu(u)r(en) nimmer (zelf) heeft/hebben ondertekend en/of een handtekening heeft/hebben geplaatst en/of tot het plaatsen en/of gebruik van een digitale handtekening nimmer toestemming heeft/hebben verleend,
en/of
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze valse en/of vervalste facturen die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door deze facturen te sturen naar en/of heeft laten in te dienen bij de SVB;
4.
zij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 29 september 2014 tot en met 19 juni 2018, te Keijenborg en/of Halle en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal een aantal zorgovereenkomsten en/of een zorgbeschrijving heeft vervalst, te weten:
- zorgbeschrijving ten name van budgethouder [budgethouder 1] (p. 2117) en/of
- zeven, althans één of meer zorgovereenkomst(en) ten name van budgethouder [budgethouder 2] d.d. 22-2-2017 (p. 1587) en/of
- zorgovereenkomst ten name van budgethouder [budgethouder 3] d.d. 26-11-2015 (p. 1639) en/of
- een zorgovereenkomsten ten name van budgethouder [budgethouder 4] d.d. 29-09-2014 (p. 751) en/of
- een zorgovereenkomst ten name van budgethouder [budgethouder 5] d.d. 01-02-2016 (p. 756)
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken, immers heeft verdachte valselijk - in strijd met de waarheid - telkens op die zorgovereenkomst(en) en/of zorgbeschrijving de handtekening van de budgethouder en de zorgverlener geplaatst of heeft doen plaatsen middels een digitale handtekening, terwijl in werkelijkheid de budgethouder en/of de zorgverlener de zorgovereenkomst(en) en/of zorgbeschrijving nimmer (zelf) heeft/hebben ondertekend en/of een handtekening heeft/hebben geplaatst en/of tot het plaatsen en/of gebruiken van een digitale handtekening geen toestemming heeft/hebben verleend;
5.
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017, te Keijenborg en/of Halle en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke- en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en), tot een totaal bedrag van 775.924,50 euro te weten (onder meer):
- door de SVB aan [stichting 1] uitgekeerd bedrag van 35.752,50 euro (blz. 1497) en/of
- door de SVB aan [verdachte 3] begeleiding uitgekeerd bedrag van 178.227,-- euro (blz. 913) en/of
- door de SVB aan [verdachte 2] begeleiding uitgekeerd bedrag van 130.805,75 euro (blz. 937) en/of
- door de SVB aan [getuige 1] begeleiding uitgekeerd bedrag van 107.855,50 euro (blz. 956) en/of
- door de SVB aan [naam 1] begeleiding uitgekeerd bedrag van 50.368,50 euro (blz. 977) en/of
- door de SVB aan [naam 2] begeleiding uitgekeerd bedrag van 116.692,50 euro (blz. 999) en/of
-door de SVB aan [naam 3] begeleiding uitgekeerd bedrag van 117.180,-- euro (blz 1022) en/of
- door de SVB aan [naam 4] begeleiding uitgekeerd bedrag van 39.044,75 euro (blz. 1042)
voorhanden gehad en/of verworven en/of omgezet en/of overgedragen en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit misdrijf.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernaam ‘Keijenborg’, gesloten op 2 april 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Uittreksel Kamer van Koophandel - [onderneming]
3.Inzien uittreksel Kamer van Koophandel - [stichting 1] ; Het proces-verbaal van bevindingen, p. 164 en 166; het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte 2] , p. 555; het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 429 t/m 431; het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 436.
4.Bijlage bij het proces-verbaal van verhoor van verdachte, 424-428; het proces-verbaal van bevindingen, p. 166.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 429 en 431; het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 436-437.
6.Het proces-verbaal van verhoor [naam 2] , p. 2028; Het proces-verbaal van verhoor [naam 1] , p. 1999; Het proces-verbaal van [naam 3] bij de rechter-commissaris d.d. 10 mei 2021, p 3; Het proces-verbaal van verhoor [naam 3] , p. 1931; Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 10 mei 2021, p. 3 en 4; Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 1957; Het proces-verbaal van verhoor [getuige 4] , p. 1904; Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte 2] , p. 555-556.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 436.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [zorgverzekeraar] , p. 2338 en 2339; Het proces-verbaal van aangifte van Gemeente Doetinchem, p. 2341 en 2342.
9.[stichting 1] zakelijke [bank] rekening, p. 1497;
10.[stichting 1] zakelijke [bank] rekening, p. 1497 en 1498, 1500, 1502 t/m 1508, 1510 t/m 1512 en 1514; [verdachte 3] zakelijke [bank] rekening, p. 1418, 1426, 1428, 1430 en 1432 t/m 1434; [getuige 1] zakelijke [bank] rekening, p. 1439 t/m 1441; [naam 1] zakelijke [bank] rekening, p. 1446 t/m 1449 en 1451; [verdachte 2] zakelijke [bank] rekening, p. 1460, 1467 en 1468, 1471; [naam 3] zakelijke [bank] rekening, p. 1474 t/m 1476; [naam 2] zakelijke [bank] rekening, p. 1485, 1486, 1488; [onderneming] zakelijke [bank] rekening, p. 1546.
11.[verdachte 3] zakelijke [bank] rekening, p. 1435.
12.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 9 juli 2018, p. 1957.
13.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 672 en 673
14.Het proces-verbaal van verhoor [getuige 3] , p. 1792.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 4] , p. 1904.