In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 1 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoekster, geboren in 1988, die op 13 januari 2015 was aangehouden en in verzekering was gesteld. Verzoekster werd op 14 januari 2015 in vrijheid gesteld, nadat de officier van justitie had besloten haar niet verder te vervolgen. Verzoekster heeft op 26 oktober 2022 een verzoekschrift ingediend voor schadevergoeding op grond van artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij zij een vergoeding van € 500,-- vroeg voor immateriële schade die zij had geleden door de inverzekeringstelling, die zij als onterecht en onbillijk beschouwde gezien haar medische situatie. De officier van justitie heeft geen bezwaar gemaakt tegen de gevraagde vergoeding en erkende dat verzoekster voorafgaand aan haar aanhouding had aangegeven dat zij vanwege medische redenen niet te lang achter elkaar verhoord kon worden.
De rechtbank heeft de zaak zonder mondelinge behandeling afgedaan en heeft geoordeeld dat de omstandigheden van het geval aanleiding geven tot een hogere schadevergoeding dan gebruikelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster twee dagen in voorarrest heeft doorgebracht, waarbij de dagen van inverzekeringstelling en invrijheidstelling als volledige dagen zijn geteld. Gezien de medische omstandigheden en de impact van de inverzekeringstelling op verzoekster, heeft de rechtbank besloten om een vergoeding van € 250,-- per dag toe te kennen, wat resulteert in een totaalbedrag van € 500,-- voor de dagen in verzekering. Daarnaast is er een vergoeding van € 340,-- toegekend voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift, wat het totaal op € 840,-- brengt. De rechtbank heeft de beslissing op 1 maart 2023 uitgesproken door rechter I. Linssen, in aanwezigheid van griffier G.C.F.J. Derkx.