ECLI:NL:RBGEL:2023:7052

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
05.140293.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor brandstichting met gemeen gevaar voor goederen in Groesbeek

Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 30-jarige man, die werd beschuldigd van brandstichting in Groesbeek op 8 juni 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met kartonnen dozen, wat leidde tot de verbranding van een coniferen heg en gemeen gevaar voor goederen, zoals een nabijgelegen schuur. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de opzettelijke brandstichting, terwijl de verdediging geen bewijsverweer voerde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het stichten van de brand, gezien de omstandigheden van droogte en de locatie van de brandstichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische stoornissen, en legde een gevangenisstraf op die gelijk was aan de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank benadrukte het belang van het ingezette zorgtraject voor de verdachte en besloot dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet in het belang van de verdachte of de maatschappij zou zijn. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.140293.23
Datum uitspraak : 22 december 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven op het adres [adres] ,
op dit moment verblijvende op de afdeling [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. H. Van Straten, advocaat in Tiel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te Groesbeek, in de gemeente Berg en Dal,
opzettelijk brand heeft gesticht
door open vuur in aanraking te brengen met één of meerdere (kartonnen) dozen,
althans met een brandbare stof,
ten gevolge waarvan een (coniferen) heg, althans enig goed geheel of gedeeltelijk is
verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een schuur, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te Groesbeek, in de gemeente Berg en Dal,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam
één of meerdere (kartonnen) dozen in brand heeft gestoken,
(mede) ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat een
(coniferen) heg geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval, dat er brand is
ontstaan, en daardoor gemeen gevaar voor een schuur, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen, ontstond;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 juni 2023 te Groesbeek, in de gemeente Berg en Dal,
opzettelijk en wederrechtelijk een (coniferen) heg, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [aangeefster 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk brand stichten, zoals primair ten laste gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De vragen die de rechtbank, mede gezien verdachtes eigen verklaringen, moet beantwoorden is of verdachte opzet heeft gehad op het stichten van de brand en of door de brand gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Bewijsmiddelen
Aangeefster [aangeefster 1] heeft verklaard dat zij zich op 8 juni 2023 in haar woning in Groesbeek bevond. Toen zij met haar vriend naar buiten liep, zag zij dat de coniferen heg aan de achterzijde van haar woning in brand stond. De brandweer heeft de brand geblust, omdat zij en haar vriend de brand niet zelfstandig geblust kregen. Door de brand zijn ongeveer 10 à 12 coniferen beschadigd geraakt. [2]
Aangeefster [aangeefster 2] heeft namens de [wooncorporatie] aangifte gedaan en heeft verklaard dat door de brandstichting het grasveld van de gezamenlijke binnentuin beschadigd is geraakt. [3]
De bevelvoerder van de brandweer heeft verklaard dat gemeen gevaar van goederen was ontstaan door de brand. Indien de bewoners niet zelf waren gaan blussen, was er een grote kans dat een bij de heg gelegen schuurtje vlam zou hebben gevat. Op de dag dat de brand plaatsvond was het al meerdere dagen droog en warm weer en het gras dat bij de heg lag was droog en bruin. Hierdoor ontstond een groot risico dat de brand zich snel zou verspreiden. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij met een aansteker meerdere kartonnen dozen in de buurt van de coniferen in brand heeft gestoken om van deze dozen af te komen en dat toen de brand is ontstaan. [5]
Voorwaardelijk opzet
Verdachte heeft verklaard dat het niet zijn bedoeling was dat de coniferen heg in brand zou gaan. De rechtbank stelt voorop dat niet is gebleken dat verdachte de intentie (vol, of: kwaadopzet) heeft gehad op het stichten van de brand. De vraag is dan of sprake is van voorwaardelijk opzet.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met zijn gedragingen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de coniferen heg in brand zou gaan. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij meerdere kartonnen dozen, dichtbij de coniferen heg, in brand heeft gestoken. Mede gelet op de droogte is de kans dat de coniferen heg dan in brand zou gaan, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat bij droog en warm weer brand zich snel verspreidt. Door tóch de kartonnen dozen in brand te steken heeft verdachte deze kans bewust op de koop toegenomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het stichten van de brand.
Gemeen gevaar voor goederen
Verder is de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat door de brandstichting gemeen gevaar voor goederen te duchten was. Door de brand zijn ongeveer 10 à 12 coniferen beschadigd geraakt en als de brand niet of later was ontdekt en geblust, dan had deze zich verder kunnen uitbreiden en ook schade aan een schuur kunnen veroorzaken. aanwezige gemeen gevaar voor goederen was, mede gelet op de droogte, ook voorzienbaar op het moment dat de (brandstichtende) gedraging werd verricht.
Conclusie
De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde opzettelijke brandstichting, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks8 juni 2023 te Groesbeek, in de gemeente Berg en Dal, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met één of meerdere
(kartonnen
)dozen,
althans met een brandbare stof,ten gevolge waarvan een
(coniferen
)heg
, althans enig goed geheel ofgedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten een schuur
, in elk geval gemeen gevaar voor goederente duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie beschouwt verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 114 dagen met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen en een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting door meerdere kartonnen dozen dichtbij een coniferen heg in brand te steken. Daardoor is een forse brand ontstaan, waarbij ongeveer 10 à 12 coniferen beschadigd zijn geraakt. Wanneer de buren niet hadden ingegrepen, had het vuur ook over kunnen slaan naar een schuur, met nog grotere schade tot gevolg. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met zijn handelen onaanvaardbare grote risico’s heeft genomen. Bovendien heeft hij de naaste bewoners erg bang gemaakt.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Uit het psychologisch Pro Justitia rapport van 22 november 2023 opgemaakt door [psycholoog] , GZ-psycholoog, blijkt dat verdachte op basis van een zorgmachtiging op 28 september 2023 is opgenomen op de [verblijfplaats] . De zorgmachtiging is afgegeven op 3 maart 2023 en op 15 september 2023 verlengd voor de duur van één jaar.
Stoornissen en toerekeningsvatbaarheidUit het psychologisch rapport volgt dat bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis, vermoedelijk schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. De bij verdachte geconstateerde psychotische stoornis brengt onder andere mee dat hij gedesorganiseerd is in zijn gedrag en de risico’s van zijn handelen minder goed kan inschatten. Daarom wordt geadviseerd hem het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank kan zich vinden in dit advies en zal verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
Recidive
De psycholoog verwacht dat zonder behandeling van de stoornis, de kans groot is dat verdachte in de toekomst verward, hinderlijk en overlastgevend gedrag zal laten zien. De kans dat dit gedrag zal leiden tot strafbare feiten wordt ingeschat als matig. Gezien de moeite die verdachte heeft om zich zelfstandig te redden, valt te verwachten dat hij niet goed om zal kunnen gaan met het feit dat hij recent zijn woonruimte is kwijtgeraakt. Te verwachten valt dat dit tot een verslechtering van zijn toestandsbeeld zal leiden, wat een verhoogd risico meebrengt op verward, hinderlijk en overlastgevend gedrag.
BehandelkaderVolgens de psycholoog kan behandeling alleen uitgevoerd worden binnen een gedwongen kader, omdat verdachte zelf het nut van een behandeling niet inziet en pogingen om hem in hulpverlening te krijgen in het verleden tot niets hebben geleid. Binnen de kaders van het strafrecht lijkt dat niet gerealiseerd te kunnen worden. Een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf heeft geen enkele kans van slagen, aangezien bij verdachte ziektebesef en bereidheid om mee te werken aan behandeling volledig ontbreekt. De verwachting is dat er geen zinvolle invulling gegeven kan worden aan een reclasseringstoezicht. Een TBS-maatregel met dwangverpleging is een te zwaar middel omdat er nog reële mogelijkheden bestaan binnen de GGZ om toe te werken naar verbetering van de psychische en sociale situatie van verdachte. Zo is verdachte onlangs gestart met dwangmedicatie en dit heeft duidelijk al enig positief effect. Ook is de inschatting dat het huidige beveiligingsniveau van de [verblijfplaats] voldoende is om zijn problematiek te behandelen. Op dit moment wordt verdachte behandeld binnen het civielrechtelijk kader van een zorgmachtiging. Het behandeltraject zoals dat de GGZ voor ogen staat, sluit goed aan bij zijn problematiek. Geadviseerd wordt daarom om de GGZ de mogelijkheid te geven dit traject met hem te vervolgen. Er valt op dit moment geen reëel strafrechtelijk kader te adviseren waarbinnen een dergelijk traject vormgegeven kan worden, de reeds lopende zorgmachtiging biedt daartoe de beste mogelijkheden. Hierbij zal hij eerst verder klinisch behandeld gaan worden en zal er na stabilisatie toegewerkt worden naar een begeleide woonvorm.
Op 15 november 2023 heeft de psycholoog overlegd met de reclassering, waarbij de reclassering heeft aangegeven zich goed te kunnen vinden in het advies van de psycholoog. Verder volgt uit het advies van de reclassering van 4 december 2023 dat ook de reclassering geen mogelijkheden ziet om met strafrechtelijke interventies of toezicht de risico’s te bepreken of het gedrag van verdachte te veranderen.
De straf
Voor een brandstichting met gemeen gevaar voor goederen wordt in beginsel een lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De rechtbank is echter van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend is mede gezien de persoonlijkheidsproblematiek en het ingezette zorgtraject. Verdachte is op basis van een zorgmachtiging opgenomen op de [verblijfplaats] om behandeld te worden aan de stoornissen die bijgedragen hebben aan de brandstichting. Dit behandeltraject sluit goed aan bij de problematiek van verdachte en de rechtbank ziet in die opname een mogelijkheid het gevaar op herhaling te verminderen. Indien het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf langer duurt dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal verdachte terug moeten naar de gevangenis en wordt het ingezette behandeltraject van verdachte doorkruist. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet in het belang van zowel verdachte als de maatschappij.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor een duur gelijk aan het voorarrest, te weten 113 dagen passend en geboden is. Het voorarrest gaat daar van af.
Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
113 (honderddertien) dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Wevers (voorzitter), mr. M.C. Van der Mei en mr. G. Edelenbos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 december 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023256210, gesloten op 11 juni 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangeefster 1] , p. 6.
3.Aanvullend proces-verbaal van aangifte [aangeefster 2] , p. 3.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 17.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 december 2023.