ECLI:NL:RBGEL:2023:7014

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
409211
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwzaak met opschorting en verzuim na deskundigenbericht

In deze zaak, die zich afspeelt in de context van een bouwgeschil, heeft de rechtbank Gelderland op 20 december 2023 uitspraak gedaan. De eisende partij, aangeduid als [eis.conv./ged.reconv.], had een aannemingsovereenkomst gesloten met de gedaagde partijen, [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2], voor de bouw van een houten huis. De overeenkomst stipuleerde een bouwduur van 175 werkbare dagen. Echter, de werkzaamheden zijn niet binnen deze termijn afgerond, wat leidde tot een geschil over de kwaliteit van het geleverde werk en de betaling van openstaande facturen. De rechtbank heeft eerder een deskundigenbericht laten opstellen om de staat van de werkzaamheden te beoordelen. Dit deskundigenbericht concludeerde dat de overschrijding van de bouwtijd volledig te wijten was aan [eis.conv./ged.reconv.]. De rechtbank oordeelde dat de termijn van 175 werkbare dagen geen fatale termijn was, en dat de eisende partij niet in verzuim was geraakt. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van openstaande facturen, een vergoeding voor misgelopen winst, en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is bepaald dat de gedaagden de eigendommen van de eisende partij dienden terug te geven, op straffe van een dwangsom. De vorderingen in reconventie van de gedaagden zijn afgewezen, omdat de ontbinding van de aannemingsovereenkomst geen werking had.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/409211 / HA ZA 22-431 / 1571 / 560
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
[eis.conv./ged.reconv.],
gevestigd te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie,
hierna te noemen: [eis.conv./ged.reconv.] ,
advocaat: mr. M. Mos te Nieuwegein,
tegen

1.[ged.conv./eis.reconv. 1] ,

2.
[ged.conv./eis.reconv. 2],
beiden wonende te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] ,
advocaat: mr. H.M. Rijntjes te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 november 2022,
- het deskundigenbericht van 20 april 2023,
- de akte na deskundigenbericht van de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] ,
- de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] ,
- de akte vermeerdering van eis van de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] ,
- de akte van de zijde van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] .
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De voorgaande vonnissen

2.1.
Op 14 september 2022 heeft de rechtbank Midden-Nederland in deze zaak twee vonnissen gewezen. In het ene vonnis heeft zij overwogen dat zij het nodig acht een deskundigenbericht te gelasten en heeft zij partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten. In het andere vonnis heeft de rechtbank Midden-Nederland de zaak in de stand waarin deze zich bevond verwezen naar deze rechtbank (Gelderland). [1] Vervolgens heeft deze rechtbank een deskundige benoemd, waarna deze heeft gerapporteerd.

3.De feiten

3.1.
De rechtbank Midden-Nederland heeft in haar vonnis van 14 september 2022 feiten opgenomen. Deze rechtbank (Gelderland) zal dat hieronder opnieuw doen en daarbij ook feiten opnemen die de rechtbank Midden-Nederland al in haar vonnis had opgenomen.
3.2.
Op 5 november 2017 hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] aan [eis.conv./ged.reconv.] opgedragen een houten huis te bouwen conform een overeengekomen technische omschrijving voor een aanneemsom van € 355.135,00 inclusief btw. In de overeenkomst is opgenomen dat het aantal voor de bouwduur benodigde werkbare dagen 175 bedraagt. [2]
3.3.
[eis.conv./ged.reconv.] is op 1 februari 2018 gestart met de werkzaamheden. [3]
3.4.
Bij brief van 24 december 2018 hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] [eis.conv./ged.reconv.] bericht: [4]
Met betrekking tot de voortgang van de bouw van onze woning bericht de opdrachtgevers u als opdrachtnemer als volgt.
(...)
In de aannemingsovereenkomst staat duidelijk dat de bouwtijd 175 werkbare dagen zou zijn. (...) Gerekend zonder zondagen en feestdagen dan had de bouw eind augustus dit jaar gereed moeten zijn.
Hiernaast zijn er nog meer punten waarin de opdrachtnemer in gebreke is gebleven:
1.
Uitzetten bekisting fundamentbalken:(...)
2.
Plaatsing bekisting fundamentbalken:(...)
3.
Maken wapening fundamentbalken:(...)
4.
Maken wapening betonvloer:(...)
5.
Maken uitvoeringstekeningen huisconstructie:(...)
6.
Maken en plaatsen wanden begane grond:(...)
7.
Maken verdiepingsvloer(...)
8.
Maken en plaatsen verdieping:(...)
9.
Maken en plaatsen dakpanelen(...)
10.
Plaatsen dakpannen en regenpijpen(...)
11.
Bestellen beplanking binnen(...)
12.
Berekenen thermische isolatie dak en buitenwanden(...)
13.
Aanbrengen buitenbeplanking(...)
14.
Bestellen en plaatsen ramen en deuren(...)
15.
Bestellen en plaatsen binnendeuren(...)
16.
Betalen werknemers(...)
Conclusie:
Opdrachtnemer is op de volgende punten in gebreke gebleven:
 is te laat met opleveren van het huis;
 bestelt foutieve materialen waardoor de oplevering is vertraagd
 levert delen van het huis op met tekortkomingen en houdt zich bij herstellen van tekortkomingen niet aan de afspraken in de overeenkomst.
(...)
De volgende werkzaamheden moeten nog door de opdrachtnemer worden uitgevoerd:
[volgt een opsomming met dertien punten; toevoeging rechtbank]
(...)
Hierbij stellen de opdrachtgevers u als opdrachtnemer dan ook in gebreke nu u uw verplichtingen aangegaan op basis van de overeenkomst niet dan wel niet juist en wel gebrekkig bent nagekomen en stel u in de gelegenheid om alsnog binnen 5 weken na dagtekening van deze brief de bovengenoemde openstaande werkzaamheden uit overeenkomst naar behoren uit te voeren. Voor elke dag uitloop betaalt de opdrachtnemer de opdrachtgevers € 1.000,00. Op basis van het voorstaande ontvangen wij dan ook binnen een week na dagtekening van deze brief hoe de gebreken worden opgelost en wanneer de werkzaamheden – in detail – zullen worden verricht.
Totdat de werkzaamheden zijn afgerond worden de betalingen van de openstaande facturen opgeschort. (...)
3.5.
Bij brief van 8 januari 2019 van haar advocaat heeft [eis.conv./ged.reconv.] [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] bericht: [5]
Tot mij wendde zich de besloten vennootschap [eis.conv./ged.reconv.] (“cliënte”). Cliënte verzocht mij haar belangen te behartigen in het ‘bouwgeschil’ dat zij met u heeft en te reageren op uw brief van 24 december 2018.
In de brief hebt u cliënte in gebreke gesteld. (...) Cliënte heeft uw argumenten in dat kader grotendeels weerlegd en ook aangegeven dat zij zo spoedig mogelijk de woning wil afbouwen conform de overeenkomst. U hebt cliënte evenwel de toegang tot het bouwterrein ontzegd.
(...)
Niettegenstaande het voorgaande zit cliënte allerminst te wachten op een langdurige en kostbare gerechtelijke procedure. Zij is dan ook bereid nog één poging te doen deze kwestie op buitengerechtelijke wijze op te lossen. In dat kader zal de heer [naam 1] (in cc) contact met u opnemen voor het inplannen van een afspraak. Hij zal namens cliënte met u bespreken welke werkzaamheden er nog moeten worden uitgevoerd en trachten een regeling tot stand te brengen met betrekking tot de betaling van de openstaande facturen. Uitgangspunt daarbij is dat er op zeer korte termijn een significant deel van de openstaande facturen door u dient te worden betaald.
3.6.
Op 9 januari 2019 hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] per e-mail op deze brief gereageerd: [6]
In uw brief lees ik geen enkele inhoudelijke reactie op onze ingebrekestelling. (...)
Eveneens berichten wij ten overvloede dat het apert in strijd is met de waarheid dat wij uw cliënte de toegang zouden hebben ontzegd. U draait de zaken bewust om. Niet wij zijn in gebreke in de nakoming van de overeenkomst doch uw cliënte is dit. Wij hebben slechts gereageerd op het Cowboy-gedrag van uw cliënte dat zij bij het uitblijven van betalingen zaken uit het reeds gebouwde zouden wegnemen en dat zij er een hek om wilde zetten zodat wij er niet meer in zouden kunnen. Wij gaan er thans vanuit dat wij u niet hoeven uit te leggen dat dit onacceptabel is.
Afgelopen zondag hebben wij uw cliënt aangegeven [dat] er vandaag een reactie moet komen op onze in gebreke stelling. Aangezien het feit dat u slechts in zijn algemeenheid reageert, betekent dat uw cliënte hierdoor in verzuim is. Dit betekent dat wij zoals wij hebben gesteld in onze in gebreke stelling dat wij onze positie gaan heroverwegen.
Wij gaan er vanuit dat u als advocaat wel zult kunnen begrijpen dat wij niet kunnen reageren op de enkele stelling dat uw cliënte het slechts niet eens is met wat wij in mijn schrifelijke ingebrekestelling stellen zonder verder inhoudelijk te reageren. Het feit dat wij thans opgehouden zijn met betalen is door ons duidelijk verwoord. Het kan niet zo zijn dat uw cliënte zijn werkzaamheden niet volledig en deugdelijk verricht maar dat wij wel gehouden zijn voor deze niet verrichte en ondeugelijke werkzaamheden te betalen.
Wij berichten u op voorhand dat wij geen betalingen zullen doen voor niet verrichte en deugdelijk uitgevoerde werkzaamheden.
3.7.
Op 15 januari 2019 heeft de advocaat van [eis.conv./ged.reconv.] hierop per e-mail geantwoord: [7]
Naar aanleiding van uw e-mail van 9 januari jl. en met referte aan het telefoongesprek dat wij op 11 januari jl. hadden, doe u bijgaand de door cliënte opgesteld inhoudelijke reactie op uw ingebrekestelling toekomen. Ik verwijs u kortheidshalve naar de inhoud daarvan, die voor zich spreekt. Met verwijzing naar de bijlage benadrukt cliënte dat zij niet onjuist heeft gehandeld. Van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst zijdens cliënte is dan ook geen sprake.
Als gezegd, is cliënte bereid haar werkzaamheden conform de aannemingsovereenkomst op te pakken en te finaliseren. U hebt haar evenwel de toegang tot het bouwterrein ontzegd. Graag gaat cliënte met u in gesprek om concrete afspraken te maken over de continuering van de werkzaamheden. (...) Ik merk in dat kader op dat het uitgangspunt is dat niet alleen cliënte haar contractuele verplichtingen zal nakomen maar dat u dat vanzelfsprekend ook zult doen. Dat wil zeggen dat u per omgaande aan uw betalingsverplichtingen dient te voldoen. Een juridische grondslag voor de opschorting van uw betaling ontbreekt immers, zoals ik u ook telefonisch en in mijn brief van 8 januari jl. heb aangegeven.
Bij deze brief is een ‘Reactie op “ingebrekestelling”’ gevoegd, opgesteld door [eis.conv./ged.reconv.] . [8]
3.8.
Op 20 januari 2019 hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hierop per e-mail geantwoord: [9]
In reactie op uw onderstaande mail willen we laten weten dat wij u komende week een reactie op de inhoudelijke reactie van uw cliënte zullen doen toekomen. In de inhoudelijke reactie van uw cliënte staan veel onwaarheden die rechtgezet dienen te worden. (...)
Dat er van een toerekenbare tekortkoming geen sprake zou zijn en een juridische grondslag voor opschorting van betaling zou ontbreken, is bezijden de waarheid. (...)
Dat nu wederom wordt beweerd dat wij uw cliënte toegang tot ons terrein zouden hebben ontzegd, vinden wij een merkwaardige zaak. Op 24 december j.l. hebben wij uw cliënte aan het einde van ons korte onderhoud duidelijk gesteld dat zij ons terrein
niet zonder onze toestemmingmag betreden. Dit vanwege de bedreiging die uw cliënte uitte aangaande ons huis en ons terrein, zoals het verwijderen van reeds gebouwde zaken, het plaatsen van hekken om ons de toegang tot ons eigen terrein te ontzeggen en andere dreigementen. (...)
In het traject wat uw cliënte ons heeft voorgesteld, nl. om samen met een begeleider in de persoon van de heer [naam 1] te bekijken welke opties we hebben, anders dan een juridische procedure, hebben we gezamenlijk besloten eerst te kijken of we de optie om op een eerlijke manier het contract te beëindigen te bespreken. We zitten middenin dit traject en wachten op een reactie van uw cliënte op onze mail van 11 januari j.l. waarin wij hebben voldaan aan het verzoek van de heer [naam 1] om de afrekening van beide partijen vergelijkbaar te maken en hebben aangegeven een vervolggesprek te willen afspreken.
Dit is reeds met u telefonisch besproken op 11 januari j.l. en daar kon u zich in vinden. Het zou derhalve onjuist en onlogisch zijn nu een gesprek te beginnen over continuering van werkzaamheden door uw cliënte.
3.9.
Op 23 januari 2019 heeft de advocaat van [eis.conv./ged.reconv.] hierop per e-mail geantwoord: [10]
Gezien het grote verschil in uw ‘afrekening’ en de overzichten van cliënte, heeft cliënte weinig vertrouwen in een volgende bespreking die als doel heeft de tussentijdse beëindiging van de aannemingsovereenkomst. Voor cliënte resteert daarom slechts de optie waarbij zij conform de overeenkomst de woning afbouwt en u – in elk geval het leeuwendeel van – de facturen waarvan de vervaltermijn is verstreken, voldoet.
Overigens is de lezing van cliënte over hetgeen de afgelopen weken heeft plaatsgevonden geheel anders dan die van u. Cliënte is van mening dat u louter aanstuurt op de beëindiging van de aannemingsovereenkomst en u het cliënte onmogelijk heeft gemaakt haar werkzaamheden te voltooien / continueren. Dit terwijl cliënte haar werkzaamheden correct en conform de overeenkomst heeft uitgevoerd. De ‘fouten’ die zij heeft gemaakt, zijn op correcte wijze opgepakt en hersteld door cliënte. De vertraging die is opgelopen kan cliënte bovendien niet worden verweten en is grotendeels aan uw handelwijze toe te schrijven. Ik verwijs andermaal naar de door cliënte opgestelde “reactie op ingebrekestelling”.
(...)
Hierbij verzoek ik u mij – zo nodig met kracht van sommatie – binnen zeven dagen na heden te bevestigen dat u ermee akkoord gaat dat cliënte haar bouwwerkzaamheden zal hervatten en de woning conform de aannemingsovereenkomst zal afronden. Als gezegd, dienen er in dat kader op zeer korte termijn heldere afspraken gemaakt te worden over de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd en de betalingen die u op korte termijn dient te verrichten.
3.10.
Op 29 januari 2019 hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hierop per e-mail geantwoord: [11]
Zoals de opdrachtgevers u in de vorige mail hebben aangegeven, is in het gesprek op 24 december 2019 [moet zijn: 2018 [12] ] duidelijk gezegd dat uw cliënte niet zonder toestemming het bouwterrein mag betreden. Tot nu toe heeft de opdrachtgevers geen enkel verzoek om toestemming hiertoe gekregen van uw cliënte. (...)
Het is tevens merkwaardig dat u en uw cliënt ons telkens malen sommeert om het werk te hervatten. Wij hebben vele malen uw cliënte er aan herinnerd om materialen te bestellen en bepaalde werkzaamheden uit te voeren om zo op tijd in oktober met de bouw klaar te zijn. Zoals u uit het voorafgaande is aangetoond is uw cliënt in gebreke en niet wij en is het terecht dat wij niet betalen. Wij zijn dit onterecht gedreig meer dan beu.
(...)
Wij hebben uw cliënte in deze vijf weken en daarvoor meermaals de gelegenheid geboden om de werkzaamheden nu eindelijk eens af te maken en de gebreken te herstellen doch dit weigert zij gewoon.
(...)
Nogmaals lijkt het ons verstandig om een onpartijdige derde in te schakelen die de situatie opneemt. Gaarne vernemen wij van u of een deskundige van eigen Huis ingeschakeld kan worden om de situatie vast te leggen.
3.11.
Op 7 februari 2019 hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] de advocaat van [eis.conv./ged.reconv.] bericht: [13]
Tot op heden hebben we van u of uw cliënte geen reactie gehad op onze mail van 29 januari 2019. (...)
In onze mail van 29 januari j.l. hebben [we] gesteld dat uw cliënte geen verzoek bij ons heeft ingediend om op de bouwkavel het huis verder af te bouwen. Ook afgelopen week hebben wij daarvoor geen verzoek gekregen. Bij deze geven wij uw cliënte nog één kans om het huis af te bouwen en te herstellen. Om vertrouwen in het herstel en de bouw door uw cliënte te krijgen, willen we dan een detail-planning hebben van uw cliënte waarin zij aangeeft wanneer wat door wie wordt gedaan. We hebben al 6 weken geleden in de in-gebreke-stellingsbrief en al menigmaal in de maanden daaraan voorafgaand hierom gevraagd. Tot nu toe hebben we deze detail-planning niet ontvangen. Wanneer binnen 7 kalenderdagen geen detail-planning is ontvangen, dan gaan wij er vanuit dat uw cliënte geen intentie heeft om het huis daadwerkelijk af te bouwen. (...)
Wanneer uw cliënte serieus het huis wil afbouwen, dan gaan we er ook vanuit dat uw cliënte accepteert dat bij de nieuw te maken afspraken er een boete overeen wordt gekomen voor het geval zij wederom te laat is met het leveren van herstel en afbouw.
3.12.
Op 8 februari 2019 heeft de advocaat van [eis.conv./ged.reconv.] daarop per e-mail gereageerd: [14]
Cliënte staat – zoals gezegd – open voor het inschakelen van een onafhankelijke derde c.q. deskundige. Het uitgangspunt dient dan wel te zijn dat deze de voortgang van het bouwproces in kaart brengt. (...) Daarnaast dient de deskundige een oordeel te geven over de (openstaande) bedragen die door u betaald dienen te worden. Het advies dient een bindend advies te zijn zodat partijen daaraan juridisch gebonden zijn. (...)
Cliënte benadrukt dat zij haar werkzaamheden zo snel mogelijk wenst te hervatten. (...) Logischerwijs koppelt cliënte daar de voorwaarde aan dat u aan uw betalingsverplichtingen voldoet.
3.13.
Op 12 februari 2019 hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] de advocaat van [eis.conv./ged.reconv.] bericht: [15]
In onze mail van 7 februari hebben we duidelijk gesteld wat wij van uw cliënte verwachten. Uw cliënte heeft daarom nog tot woensdag 13 februari a.s. 17:00 om een detail-planning op te sturen en toe te zeggen te willen voldoen aan de andere genoemde condities. (...)
3.14.
Op 13 februari 2019 heeft de advocaat van [eis.conv./ged.reconv.] daarop per e-mail gereageerd: [16]
Dit is een herhaling van zetten. (...) Zolang u weigert afspraken te maken over de betaling van openstaande facturen, ziet cliënte zich genoodzaakt haar werkzaamheden op te schorten.
Uw stelling dat cliënte niet bereid is de woning af te bouwen, is overigens pertinent onjuist. Cliënte heeft steeds aangegeven haar werkzaamheden graag te willen hervatten en voltooien maar koppelt daar wel de voorwaarden aan dat er tenminste afspraken worden gemaakt over de betalingen van de openstaande facturen en in elk geval een deel daarvan op korte termijn wordt voldaan. U gaat daar simpelweg niet op in doch blijft cliënte verwijten dat zij de bouw aan het vertragen is.
(...)
Nu het partijen blijkbaar niet lukt een regeling te treffen en u zich in deze procedure zeer onredelijk blijft opstellen, ziet cliënte zich genoodzaakt rechtsmaatregelen te treffen. Zij heeft inmiddels opdracht gegeven een dagvaarding op te stellen en derhalve een gerechtelijke procedure jegens u te entameren. In die procedure zal cliënte de openstaande bedragen vorderen alsmede de nakoming van de aannemingsovereenkomst.
Overigens staan er op het bouwterrein nog diverse zaken van cliënte, waaronder machines, gereedschappen en een auto. Cliënte wenst goederen op te halen. U hebt haar evenwel de toegang tot het bouwterrein ontzegd, althans u hebt cliënte verboden het bouwterrein te betreden zonder uw uitdrukkelijke toestemming. Graag ontvang ik van u een aantal data c.q. tijdstippen waarop cliënte haar spullen kan komen ophalen.
Cliënte merkt tot slot nog op dat zij het betreurt dat het zover heeft moeten komen. Zij heeft een – in haar ogen – prachtig huis gebouwd dat zij graag had willen finaliseren.
3.15.
Op 6 maart 2019 hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] de advocaat van [eis.conv./ged.reconv.] bericht: [17]
Uw cliënte heeft aangegeven dat zij de goederen van de bouwplaats wil halen. Dit betekent dat uw cliënte het contract tussen ons en haar niet meer wil nakomen. Dit omdat zij weigert een detail planning te geven en de reeds betaalde opleveringen af te maken, alvorens wij de betalingen kunnen hervatten.
Omdat uw cliënte het huis weigert af te bouwen, betekent dit dat zij het contract partieel heeft ontbonden. Dit betekent dat voor ons en voor uw cliënte de verplichtingen die voortvloeien uit het contract komen te vervallen. Dit is wat ons betreft akkoord mits de garantie van de geleverde delen van het huis zijn geregeld en er een balans is tussen de verrichte werkzaamheden en datgene wat betaald is.
(...)
Dit betekent dat uw cliënt nog € 110.265,86 aan ons moet betalen.
(...)
Van [het] bedrag dat uw cliënte aan ons moet betalen is reeds aan uw cliënte gefactureerd: € 46.240,92. Bijgesloten is de factuur voor het herstellen en afbouwen van het huis m.b.t. de afgelopen twee weken voor een bedrag van € 14.699,87. Dit bedrag moet binnen 5 werkdagen zijn overgemaakt op rekening (...). De twee reeds gestuurde facturen zouden ook binnen 5 werkdagen moeten zijn betaald. Er zullen nog meer facturen komende weken worden gestuurd voor het afbouwen van reeds opgeleverde en betaalde delen van het huis.
Tot nu toe zijn de gefactureerde bedragen niet ontvangen en hebben we geen regeling ontvangen voor de garantie voor de opgeleverde delen van het huis. We zien ons daarom genoodzaakt de afgifte van de goederen op te schorten totdat de verrekening van het contract en de garantie voor de opgeleverde delen van het huis is geregeld. U zult begrijpen dat we geen ontbinding van het contract kunnen accepteren zonder dat dit alles is geregeld. Wij doen bij het opschorten van de afgifte van de goederen een beroep op het retentierecht.
3.16.
In een e-mailbericht van 24 mei 2019 heeft de toenmalige advocaat van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] aan de advocaat van [eis.conv./ged.reconv.] bericht: [18]
Allereerst zal ik cliënten maandag a.s. bijstaan als advocaat in het kortgeding zoals door uw cliënte aanhangig gemaakt. (...) Een deel van de stukken heb ik kunnen bestuderen en voor zover een en ander niet duidelijk is bericht ik u dat cliënten zich op het standpunt stellen dat de overeenkomst partieel ontbonden is. Voor zover hierover twijfel zou bestaan ontbind ik namens cliënten hierbij de overeenkomst partieel en stel uw cliënte aansprakelijk voor schade welke zij, cliënten, ten gevolge van het niet nakomen van de verplichtingen van uw cliënte lijden en zullen lijden.
3.17.
[eis.conv./ged.reconv.] heeft in kort geding de afgifte gevorderd van zaken die zij ten behoeve van haar werkzaamheden had geplaatst op het perceel van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] . De voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft die vordering afgewezen bij vonnis van 12 juni 2019. [19]
3.18.
Bij beschikking van 12 juni 2019, hersteld op 25 juni 2019, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] bovendien verlof verleend om ten laste van [eis.conv./ged.reconv.] conservatoir eigenbeslag op die zaken te leggen. [20]
3.19.
Op 1 november 2019 hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] in kort geding gevorderd dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland [eis.conv./ged.reconv.] veroordeelt tot betaling aan hen van een voorschot van € 70.000,00 op schadevergoeding. Die vordering is afgewezen bij vonnis van 25 november 2019. [21]

4.Het deskundigenbericht

4.1.
In het vonnis van 16 november 2022 heeft de rechtbank de deskundige vragen gesteld over de werkzaamheden van [eis.conv./ged.reconv.] , de facturering, de bouwtermijn en mogelijke schade. De deskundige heeft gerapporteerd op 20 april 2023. In het deskundigenbericht staat:

5.Inrichting van het onderzoek

(...)
Als agenda en leidraad voor deze bijeenkomst [op 9 februari 2023 in het huis van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] ; toevoeging rechtbank] zijn de, door de rechtbank, gestelde vragen aangehouden. De deskundige heeft daarbij aangegeven dat het ruim vier jaar na dato niet mogelijk is om een deel van de vragen te beantwoorden op basis van eigen bevindingen of constateringen ter plaatse. Er is samen met partijen gezocht naar een methode om toch te komen tot het beantwoorden van de vragen. Tijdens de bijeenkomst zijn door de deskundige beide partijen uitgebreid bevraagd. Partijen zijn uitgebreid in de gelegenheid gesteld om hun standpunten en zienswijzen toe te lichten. In het kader van hoor en wederhoor zijn zij in de gelegenheid gesteld op elkaars standpunten en inbreng te reageren. Mede hierdoor heeft de bijeenkomst ca. vier uur geduurd.
Aan het eind van deze bijeenkomst is afgesproken dat partijen tot en met 13 februari 2023 in de gelegenheid worden gesteld de gepresenteerde en overige nieuwe informatie aan de deskundige en aan elkaar toe te sturen. Vervolgens konden partijen tot uiterlijk 20 februari 2023 daarop reageren. De deskundige heeft aan deze inbreng wel een aantal voorwaarden gesteld. Het moest hier gaan om informatie die van belang was voor de beantwoording van de veertien vragen van de rechtbank aan de deskundige. Verder moest het nieuwe, niet eerder verstrekte informatie betreffen, herhaling van zetten werd niet op prijs gesteld. Bovendien werd aan de reacties van partijen de voorwaarde gesteld dat deze geen aanvullende of nieuwe informatie zou bevatten. Aan bovenstaande voorwaarden is door partijen niet altijd gehoor gegeven. Een overzicht van de aldus verkregen informatie en reacties daarop is schematisch weergegeven in bijlage 5.
De deskundige heeft na de beëindiging van het overleg met partijen een rondgang gemaakt door de woning(en). Er is een korte bezichtiging/inspectie gedaan van zowel de binnenzijde als de buitenkant van het project. (...)

6.Waarvan de deskundige uitgaat

(...)
Bijeenkomst ter plaatse op 9 februari 2023
(...)
Tijdens de bijeenkomst is door de deskundige aan de orde gesteld hoe om te gaan met de stand van het werk op 24 december 2018. Diverse vragen van de rechtbank hebben daarop betrekking. Nu ruim vier jaar later is er geen feitelijke, eigen waarneming meer mogelijk van de stand van het werk op die datum. Het woonhuis is geheel afgebouwd en al enkele jaren bewoond. Er is destijds verzuimd een goede, door beide partijen geaccordeerde, opname van de stand van het werk te doen of onafhankelijk te laten opstellen. Derhalve ontbreekt er een, door beide partijen getekend, “proces-verbaal van oplevering” van 24 december 2018.
Daarmee ontstaat er voor de deskundige een dilemma. Enerzijds is het formeel onmogelijk de betreffende vragen op basis van eigen waarneming te beantwoorden. En anderzijds bestaat er bij de deskundige de noodzaak om zo goed mogelijk antwoord te geven op de gestelde vragen. Om die reden heeft de deskundige aan de partijen voorgesteld om de foto’s, die gemaakt zijn door de heer [naam 2] van het [bedrijf 1] , als uitgangspunt te nemen. Deze foto’s zijn gemaakt op 4 april 2019. [22] Van de zijde van [gedn.conv./eis.reconv. 1+2] bleek er geen weerstand tegen dit voorstel te bestaan. Van de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] bleek deze weerstand er wel en werd er getwijfeld aan de juistheid van de foto’s en aan de juistheid van de stand van het werk. Er was immers enkele maanden verstreken tussen 24 december 2018 en 4 april 2019.
De deskundige heeft, dit alles overziende, toch besloten om de foto’s van de heer [naam 2] van 4 april 2019 voor de beantwoording van de vragen te gebruiken. Daarbij wordt vooral uitgegaan van het feit dat partij [gedn.conv./eis.reconv. 1+2] er geen enkel belang bij heeft om het geleverde werk te verkleinen (verwijderen, slopen). Er is voor partij [eis.conv./ged.reconv.] geen nadeel te verwachten vanwege het toelaten van de betreffende foto’s en deze te gebruiken voor het bepalen van de stand van het werk op 24 december 2018. (...) Deze foto’s zijn als bijlage 6 aan dit deskundigenbericht gevoegd.
(...)

7.Onderzoek en eigen beschouwing

7.1
Offerte, overeenkomst en betalingsschema
Het procesdossier bevat een offerte/contract van 5 november 2017 (productie 1) die door beide partijen is getekend en waarvan elke pagina is geparafeerd door beide partijen. Deze overeenkomst bevat op pagina 20, een gedetailleerd termijn- of betalingsschema. In totaal zijn daarbij 31 betalingstermijnen vastgesteld. (...) Het onderling overeengekomen, op maat gemaakte, betalingsschema sluit, volgens beide partijen, goed aan bij de stand van het werk op het moment van het verschijnen van de betreffende facturen. [gedn.conv./eis.reconv. 1+2] heeft verklaard dat hiermee de termijnfacturen en betalingen een correcte afspiegeling vormen van de geleverde prestaties.
De deskundige trekt daaruit de conclusie dat de facturatie in combinatie met de beoordeling of deze facturatie terecht is, een goede afspiegeling is van de stand van het werk per 24 december 2018.
(...)
Tijdens de bijeenkomst is onderstaand betalingsoverzicht, per onderdeel, uitgebreid aan de orde gesteld. Per termijn is aan [gedn.conv./eis.reconv. 1+2] en aan [eis.conv./ged.reconv.] de vraag gesteld of deze op 24 december 2018, terecht voor betaling is ingediend. Vooral de betalingstermijnen waarop een deelbetaling heeft plaatsgevonden, zijn daarbij uitgebreid besproken.
[volgt een overzicht van facturen en betalingen; toevoeging rechtbank]
De deskundige beperkt zich hier tot de termijnen die geheel of gedeeltelijk ter discussie staan als het gaat om het feit of deze op 24 december 2018 opeisbaar moeten worden geacht:
Termijn 3b: “gereed vloerplaat”(...)
Termijn 4b en 8b: “ramen en deuren begane grond en verdieping op locatie geleverd”(...)
Termijnen 5b en 9b: “gereedkomen wanden ruwbouw begane grond en verdieping”(...)
Termijn 6b: “gereedkomen verdiepingsvloer”(...)
Termijnen 7a en 7b: “Start en gereed plaatsen ramen en deuren begane grond”(...)
Termijn 11b: “gereedkomen dakconstructie”(...)
Termijn 12b: “dakpannen gereed”(...)
Termijnen 13a en 13b: “Start en gereed plaatsen ramen en deuren verdieping”(...)
Termijn 14a: “inkoop binnendeuren”(...)
Samenvatting (tevens aanzet tot de beantwoording van de vragen 1, 3 en 7):
De termijnen 1a t/m 5a ; 6a ; 7a t/m 9a ; 10a ; 11a ; 12a ; 13a en 13b waren op 24 december volledig opeisbaar.
De termijnen 5b en 9b waren op 24 december 2018 [23] voor 75% opeisbaar.
De termijn 6b was op 24 december 2018 voor 85% opeisbaar.
De termijn 11b was op 24 december 2018 voor 70% opeisbaar.
De termijn 12b was op 24 december 2018 voor 80% opeisbaar.
De termijn 14a was op 24 december niet opeisbaar en is ten onrechte in rekening gebracht.
Vanuit bovenstaande samenvatting is het volgende overzicht samengesteld:
[volgt een overzicht van facturen en opeisbare bedragen gegeven de stand van het werk; toevoeging rechtbank]
Op 24 december 2018 was er aan terecht ingediende facturen, op basis van de stand van het werk op dat moment, een betalingsverplichting van [ged.conv./eis.reconv. 1] aan [eis.conv./ged.reconv.] van: € 295.294,77. In een percentage uitgedrukt was het werk voor 83% gereed. Volgens het, door [ged.conv./eis.reconv. 1] ingediende, overzicht is er tot nu toe € 239.892,79 betaald. Er is sprake van een betalingsachterstand van ruim € 55.000,-
Tussen partijen is op pagina 18 van het contract het volgende overeengekomen:
“… leveren van 4 manmaanden voor afbouwen villa met verschillende vakbekwame mensen. (op basis van: 9 manuren per dag van maandag tot en met vrijdag. Zaterdag 6,5 manuren per dag. Deze mensen vallen wat werkzaamheden, toezicht en controle betreft onder verantwoording van de opdrachtgever. Controle werkzaamheden dient ook te gebeuren door de opdrachtgever (dhr. [ged.conv./eis.reconv. 1] ). …”
Een dergelijke afspraak wordt meestal aangeduid als een “stelpost”. Daarbij wordt voor een bepaald bouwonderdeel of materiaalpost een geldbedrag vastgesteld die ter beschikking staat van de opdrachtgever. Dergelijke stelposten worden pas tijdens het werk nader ingevuld. (...)
Hier betreft het een reservering binnen de aanneemsom voor het leveren van arbeid tijdens de afbouwfase. Deze reservering is vrijelijk te besteden door [gedn.conv./eis.reconv. 1+2] . De gekozen eenheid “manmaanden” is nogal bijzonder gekozen. Wellicht waren mandagen of manuren meer voor de hand liggend, maar het staat partijen vrij met elkaar af te spreken wat men wil.
De deskundige is van mening dat deze post voor het leveren van arbeid niet van invloed kan zijn op en geen deel uitmaakt van de totale bouwtijd. (...)
De aanneemsom zonder de 16e termijn bedraagt € 340.929,62. Hiervan was op 24 december 2018 gerealiseerd: € 295.294,77.
De deskundige trekt hieruit de conclusie dat het project voor wat betreft de bouwtijd voor 87% gereed was op 24 december 2018.
(...)
7.2
Bouwtijd, werkbare dagen
(...)
Met betrekking tot de bouwtijd gaat de deskundige uit van de verwachting die [gedn.conv./eis.reconv. 1+2] mocht hebben bij het aangaan van de overeenkomst. Zoals hierboven vermeld mocht [gedn.conv./eis.reconv. 1+2] ervan uitgaan dat de werkzaamheden van [eis.conv./ged.reconv.] binnen 175 werkbare dagen waren voltooid. Met inachtneming van de gangbare verhouding tussen rust- en werktijden gaat de deskundige uit van een vijfdaagse werkweek. Er is bij weten van de deskundige geen enkele, aan de bouw gerelateerde, collectieve arbeidsovereenkomst die uitgaat van werkweken van meer dan 40 uur. Dit uitgangspunt wordt bevestigd door een veelvoud van vijf in het aantal overeengekomen werkdagen.
De verwachte netto bouwtijd komt daarmee op 35 weken. Om te komen tot een verwachte opleveringsdatum moet daarbij worden opgeteld de feest- en vakantiedagen. Er is totaal 1 week toe te rekenen aan de feestdagen: 2e Paasdag, 2e Pinksterdag, Koningsdag, Hemelvaartsdag en de vrijdag daarna. Daarnaast is voor de bouwvakvakantie een periode van 3 weken toe te rekenen. Contractueel bedraagt de totale bouwperiode dus (35+1+3) 39 weken vanaf de start van de werkzaamheden van [eis.conv./ged.reconv.] .
De startdatum wordt bepaald door de uitvoerende partij en niet door de opdrachtgever.
[eis.conv./ged.reconv.] geeft aan op maandag 5 februari 2018 (week 6, 2018) te zijn gestart met de werkzaamheden. Na 39 weken is dan een oplevering te verwachten in week 45, 2018. Dit was in de week van 5 t/m 9 november 2018.
(...)
Op maandag 24 december 2018 (week 52, 2018) was de totale bouwtijd met 7 weken overschreden. Beroep op onvoorziene omstandigheden (art. 6:258 BW) of onvoorzienbare omstandigheden is door [eis.conv./ged.reconv.] niet aannemelijk gemaakt. De deskundige is van oordeel dat de overschrijding van de bouwtijd geheel te wijten is aan [eis.conv./ged.reconv.] .
7.3
Besparing voor [eis.conv./ged.reconv.]
(...)
Op 24 december 2018 was door [eis.conv./ged.reconv.] voor € 295.294,77 aan productie geleverd. Hier stond slechts € 239.892,79 aan betalingen tegenover.
Het niet afbouwen van de woning heeft voor [eis.conv./ged.reconv.] geen besparing opgeleverd. Het is wel aannemelijk dat [eis.conv./ged.reconv.] hierdoor schade heeft geleden.
(...)
7.4
Schade geleden door [ged.conv./eis.reconv. 1]
(...)
Door de deskundige zijn ter plaatse aan de kwaliteit van het werk uitgevoerd door [eis.conv./ged.reconv.] geen gebreken geconstateerd. Er zijn geen objectieve bewijzen en feiten beschikbaar of aangetroffen dat dit wel het geval is geweest. Daarmee resteert alleen de schade die [gedn.conv./eis.reconv. 1+2] heeft geleden ten gevolge van overschrijding van de bouwtijd.
(...)
In paragraaf 7.1 is vastgesteld dat het project voor wat betreft de bouwtijd voor 87% gereed was op 24 december 2018. In theorie zouden er dus nog 13% van 210, zijnde 27 werkdagen, moeten worden gewerkt om het project af te ronden. De totale overschrijding van de bouwtijd komt daarmee op 35 + 27 : 62 werkbare dagen.

8.Antwoorden op de vragen

1.
[eis.conv./ged.reconv.] heeft [gedn.conv./eis.reconv. 1+2] facturen gestuurd, met betrekking tot de onderdelen genoemd in standpunt 1a tot en met 10a en stap 11a tot en met 14a. Kunt u aangeven welke van de hier opgenomen werkzaamheden al door [eis.conv./ged.reconv.] uitgevoerd waren per 24 december 2018?
De werkzaamheden volgens de termijnen 1a t/m 5a ; 6a ; 7a t/m 9a ; 10a ; 11a ; 12a ; 13a en 13b waren op 24 december volledig uitgevoerd.
De werkzaamheden volgens termijnen 5b en 9b waren op 24 december 2018 voor 75% uitgevoerd.
De werkzaamheden volgens termijn 6b waren op 24 december 2018 voor 85% uitgevoerd.
De werkzaamheden volgens termijn 11b waren op 24 december 2018 voor 70% uitgevoerd.
De werkzaamheden volgens termijn 12b was op 24 december 2018 voor 80% uitgevoerd.
De werkzaamheden volgens termijn 14a was op 24 december, in het geheel, niet uitgevoerd en zijn ten onrechte in rekening gebracht.
2.
Hoe beoordeelt u op basis van uw eigen bevindingen de staat van de werkzaamheden van het doorrh uitgevoerde werk per 24 december 2018?
Op basis van eigen bevindingen kan er geen oordeel worden gegeven van de staat van de werkzaamheden van het door [eis.conv./ged.reconv.] uitgevoerde werk per 24 december 2018.
Op 9 februari 2023, ruim 4 jaar later, is er door mij ter plaatse een bezichtiging uitgevoerd zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde. De werkzaamheden van [eis.conv./ged.reconv.] betroffen voornamelijk de ruwbouwfase. De door of namens [ged.conv./eis.reconv. 1] uitgevoerde afbouwwerkzaamheden hebben de werkzaamheden van [eis.conv./ged.reconv.] bijna volledig aan het oog onttrokken. Voor zover dit nu nog mogelijk is, zijn er geen op- en aanmerkingen te maken over de staat van de werkzaamheden van [eis.conv./ged.reconv.] van destijds. Hiervoor zou destructief onderzoek nodig zijn en daarvoor is geen enkele aanleiding.
3.
Kunt u per onderdeel toelichten welke werkzaamheden [eis.conv./ged.reconv.] aan [gedn.conv./eis.reconv. 1+2] mocht factureren? Welk bedrag mocht [eis.conv./ged.reconv.] daarvoor in rekening brengen, gelet op de tussen partijen gemaakte afspraken?
De beantwoording van deze vraag sluit aan bij de beantwoording van vraag 1. (...)
(...) Daarmee staat mijns inziens ook vast dat [eis.conv./ged.reconv.] de werkzaamheden als volgt mocht factureren:
De termijnen 1a t/m 5a ; 6a ; 7a t/m 9a ; 10a ; 11a ; 12a ; 13a en 13b waren op 24 december volledig opeisbaar.
De termijnen 5b en 9b waren op 24 december 2018 voor 75% opeisbaar.
De termijn 6b was op 24 december 2018 voor 85% opeisbaar.
De termijn 11b was op 24 december 2018 voor 70% opeisbaar.
De termijn 12b was op 24 december 2018 voor 80% opeisbaar.
De termijn 14a was op 24 december niet opeisbaar en is ten onrechte in rekening gebracht.
4.
Indien u gebreken in de staat van de door [eis.conv./ged.reconv.] uitgevoerde werkzaamheden heeft geconstateerd, kunt u aangeven wat hiervan de oorzaak is?
Er zijn op 9 februari 2023 in de staat van de door [eis.conv./ged.reconv.] uitgevoerde werkzaamheden door mij geen gebreken geconstateerd.
[eis.conv./ged.reconv.] heeft destijds de opdracht gekregen om voor [gedn.conv./eis.reconv. 1+2] een ruwbouw/casco woning te bouwen, waarbij vele met name afbouwerkzaamheden buiten de opdracht van [eis.conv./ged.reconv.] vielen. De door [eis.conv./ged.reconv.] uitgevoerde werkzaamheden hadden dus voornamelijk betrekking op de ruwbouw. Van deze ruwbouw is nauwelijks meer iets te zien, de afbouwwerkzaamheden hebben de ruwbouw grotendeels aan het oog onttrokken. Daarmee is een zorgvuldige beoordeling van de werkzaamheden uitgevoerd door [eis.conv./ged.reconv.] niet mogelijk.
5.
Indien u de oorzaak van de geconstateerde gebreken kunt aanwijzen, ligt deze in de risicosfeer van [eis.conv./ged.reconv.] of van [gedn.conv./eis.reconv. 1+2] ?
Uit het antwoord op vraag 4 volgt dat deze vraag niet van toepassing is.
6.
Indien de oorzaak van de geconstateerde gebreken in de risicosfeer van [eis.conv./ged.reconv.] ligt en herstelwerkzaamheden noodzakelijk zijn, welke zijn dit dan en welke kosten zijn hiermee – per onderdeel aangegeven – gemoeid?
Uit het antwoord op vraag 4 en 5 volgt dat deze vraag niet van toepassing is.
7.
Kunt u een oordeel geven over de waarde van de werkzaamheden die [eis.conv./ged.reconv.] naar uw oordeel juist heeft uitgevoerd tot 24 december 2018? Zo ja, hoe hoog is naar uw oordeel dat bedrag?
Deze waarde volgt uit de beantwoording van de vragen 1 en 3. Uit de beantwoording van deze vragen blijkt, binnen redelijke marges, de stand van het werk per 24 december 2018. Deze is vast te stellen op basis van de door partijen afgesproken termijnregeling en de percentages aan uitgevoerd werk van de termijnen die gedeeltelijk waren uitgevoerd.
De termijnen 1a t/m 5a ; 6a t/m 9a ; 10a ; 11a ; 12a ; 13a en 13b waren op 24 december 100% opeisbaar. € 225.510,74
De termijnen 5b en 9b waren voor 75% uitgevoerd € 29.298,64
De termijn 6b was voor 85% uitgevoerd € 18.111,89
De termijn 11b was voor 70% uitgevoerd € 12.429,73
De termijn 12b was voor 80% uitgevoerd € 9.943,78
De termijn 14a was op 24 december niet uitgevoerd
€ 0,00
Totaal: € 295.294,77
8.
Waren de werkzaamheden op 24 december 2018 al zover gevorderd als op grond van de tussen partijen gemaakte afspraken mocht worden verwacht? Zo nee, waarom niet en voor wiens rekening en risico behoort dat naar uw oordeel te komen?
Nee, de werkzaamheden waren op 24 december 2018 niet zover gevorderd als op grond van de tussen partijen gemaakte afspraken mocht worden verwacht.
Over het “waarom” kan de deskundige, bij gebrek aan voldoende inzicht in het bouwproces en de bedrijfsvoering van [eis.conv./ged.reconv.] , geen uitspraak doen.
[eis.conv./ged.reconv.] heeft zich niet gehouden aan de afgesproken bouwtermijn van 175 werkbare dagen, naar mijn oordeel komt dit voor rekening en risico van [eis.conv./ged.reconv.] .
[eis.conv./ged.reconv.] heeft niet aannemelijk kunnen maken dat de overschrijding van de bouwtijd buiten zijn invloedssfeer is veroorzaakt. Er hebben zich geen onvoorziene of onvoorzienbare omstandigheden voorgedaan.
9.
Hoeveel werkbare dagen waren er op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst verstreken op 24 december 2018, mede rekening houdende met het antwoord op de vorige vraag voor zover eventuele overschrijding van de werkbare dagentermijn in de risicosfeer van [gedn.conv./eis.reconv. 1+2] ligt?
Op maandag 24 december 2018 (week 52, 2018) waren er 210 werkbare dagen verstreken. Dit betreft de periode tussen de start van de werkzaamheden op 5 februari 2018 (week 6, 2018) en 24 december 2018 (week 52, 2018) verminderd met 4 werkweken (20 werkbare dagen) ten gevolge van de feestdagen en de vakantieperiode.
(...)
10.
Als het aantal overeengekomen dagen van 175 werkbare dagen is overschreden, is dan naar uw oordeel sprake van een verschoonbare of verwijtbare termijnoverschrijding?
De overschrijding van de bouwtijd is een verwijtbare termijnoverschrijding.
11.
Wat is naar uw oordeel de hoogte van het bedrag dat [eis.conv./ged.reconv.] heeft bespaard door de woning niet af te bouwen, gelet op de tussen partijen gemaakte afspraken?
Het niet afbouwen van de woning heeft voor [eis.conv./ged.reconv.] geen besparing opgeleverd. Het is wel aannemelijk dat [eis.conv./ged.reconv.] hierdoor schade heeft geleden. (...)
12.
Wat is naar uw oordeel de door [gedn.conv./eis.reconv. 1+2] geleden schade doordat [eis.conv./ged.reconv.] de woning niet heeft afgebouwd?
[gedn.conv./eis.reconv. 1+2] heeft schade geleden door de overschrijding van de bouwtijd. Vanwege het ontbreken van een onderling overeengekomen boeteclausule is de schade bepaald aan de hand van een bekende en veel toegepaste rekenmethode waarbij 0,25 promille van de aanneemsom, per kalenderdag als schadevergoeding wordt bepaald. Hieruit volgt dat [gedn.conv./eis.reconv. 1+2] een schadevergoeding van € 7.635,40 toekomt.
13.
Heeft [eis.conv./ged.reconv.] naar uw oordeel goed en deugdelijk werk afgeleverd gelet op de afspraken die partijen hebben gemaakt?
Ruim vier jaar later is het niet mogelijk om een oordeel te geven of er destijds sprake was van goed en deugdelijk werk. Op basis van mijn bezoek aan het project op 9 februari 2023, ben ik van oordeel dat er goed en deugdelijk werk is geleverd. Zie ook het antwoord op vraag 4.
(...)

5.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

Verzuim
5.1.
Volgens [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] is [eis.conv./ged.reconv.] in verzuim. [24] Zij lichten dat op verschillende manieren toe.
Verzuim: termijn van 175 werkbare dagen
5.2.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] stellen dat zij met [eis.conv./ged.reconv.] zijn overeengekomen dat zij het huis zou bouwen in 175 werkbare dagen. Volgens [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] is dat een fatale termijn. [25] Volgens [eis.conv./ged.reconv.] is dat niet zo. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] verbinden aan hun standpunt niet het gevolg dat [eis.conv./ged.reconv.] reeds in verzuim was doordat zij deze bouwtermijn heeft overschreden. Voor zover zij dat, met een beroep op art. 6:83 aanhef en sub a BW, wel hebben willen doen, overweegt de rechtbank als volgt (art. 25 Rv).
5.3.
Of partijen bij het sluiten van de overeenkomst de bedoeling hadden dat de termijn van 175 werkbare dagen een fatale termijn zou zijn, in die zin dat overschrijding van die termijn leidt tot het verzuim van [eis.conv./ged.reconv.] , moet worden beoordeeld door de overeenkomst uit te leggen. In die overeenkomst staat over de bouwduur: ‘Het aantal benodigde werkbare dagen voor de bouwduur: 175 dagen.’ [26] Die tekst geeft geen uitsluitsel over de vraag of de termijn van 175 werkbare dagen een fatale termijn is. Bij de uitleg van een overeenkomst kunnen ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang zijn. [27] [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben [eis.conv./ged.reconv.] in hun brief van 24 december 2018 een aantal verwijten gemaakt, zowel het verwijt dat zij de termijn van 175 werkbare dagen heeft overschreden, als verwijten over de kwaliteit van het uitgevoerde werk. Zij hebben [eis.conv./ged.reconv.] vervolgens in die brief een termijn gesteld om gebreken te herstellen en het werk te voltooien. Nadat deze termijn was verstreken, hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] [eis.conv./ged.reconv.] opnieuw een termijn gesteld. Daaruit leidt de rechtbank af dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] de termijn van 175 werkbare dagen toen niet beschouwden als een fatale termijn. Als zij die termijn toen immers wel beschouwden als een fatale termijn en aan de overschrijding daarvan de conclusie hadden willen verbinden dat [eis.conv./ged.reconv.] in verzuim verkeerde, dan zouden zij haar niet in de gelegenheid hebben gesteld het werk alsnog naar behoren uit te voeren zonder erbij te vermelden dat [eis.conv./ged.reconv.] reeds in verzuim verkeerde.
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank was de termijn van 175 werkbare dagen dus geen fatale termijn en heeft overschrijding ervan niet geleid tot het verzuim van [eis.conv./ged.reconv.] .
Verzuim: mededeling [naam 3]
5.5.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] stellen verder dat de heer [naam 3] , directeur van [eis.conv./ged.reconv.] , heeft gezegd dat hij het was die bepaalde wanneer materialen zouden worden geleverd en dat dit zou kunnen betekenen dat het huis pas over één of twee jaar klaar zou zijn. Volgens [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] heeft [eis.conv./ged.reconv.] daarmee onmiskenbaar laten blijken dat zij de afspraken in de aannemingsovereenkomst niet zou nakomen. Zij leiden daaruit af dat
[eis.conv./ged.reconv.] toen al in verzuim is geraakt (art. 6:83 aanhef en sub c BW). [28] Ook stellen zij dat [eis.conv./ged.reconv.] in feite zelf de aannemingsovereenkomst partieel heeft ontbonden doordat zij de bouwmaterialen van de bouwkavel wilde afhalen, wat een duidelijk teken was dat zij het werk niet op korte termijn wilde afmaken. [29]
5.6.
Ter zitting heeft [naam 3] verklaard dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en hij tijdens het gesprek van 5 december 2018 (kennelijk het gesprek waarop [ged.conv./eis.reconv. 1] doelt) beiden boos waren en dat hij ( [naam 3] ) toen heeft gezegd dat het werk ook één of twee jaar zou kunnen duren als [ged.conv./eis.reconv. 1] zich zou blijven bemoeien met de planning en het werk. [30] [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben daarop ter zitting niet meer gereageerd, anders dan door te verklaren dat er een opname van het gesprek is gemaakt. De rechtbank gaat daarom uit van de lezing van [naam 3] . Naar het oordeel van de rechtbank hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] uit deze in een ruzie geuite mededeling van [naam 3] niet mogen afleiden dat [eis.conv./ged.reconv.] de afspraken uit de aannemingsovereenkomst niet meer zou nakomen. Ook de wens van [eis.conv./ged.reconv.] om de bouwmaterialen op te halen hebben zij niet zo mogen begrijpen, omdat [eis.conv./ged.reconv.] in haar e-mailbericht van 13 februari 2019, waarin zij die wens heeft geuit, bovendien heeft verklaard dat zij wel degelijk bereid is de woning af te bouwen maar haar werkzaamheden opschort omdat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] geen afspraken willen maken over betaling van openstaande facturen en voorts dat zij in een procedure nakoming zal vorderen. Uit de opstelling van partijen nadien, in het bijzonder de discussie over hervatting van het werk, leidt de rechtbank af dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] de mededelingen van [eis.conv./ged.reconv.] ook niet zo hebben begrepen dat [eis.conv./ged.reconv.] niet meer zou nakomen.
5.7.
Deze mededeling van [naam 3] en de wens van [eis.conv./ged.reconv.] om de bouwmaterialen van het werk op te halen hebben er naar het oordeel van de rechtbank dus ook niet toe geleid dat het verzuim van [eis.conv./ged.reconv.] zonder ingebrekestelling is ingetreden.
Verzuim: deelopleveringen
5.8.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] stellen voorts het volgende. [eis.conv./ged.reconv.] heeft bepaalde delen van het werk opgeleverd. Daarvan zijn opleverprotocollen gemaakt, waarin gebreken aan het opgeleverde zijn opgenomen. [eis.conv./ged.reconv.] wilde die gebreken niet herstellen. Daardoor voldeed zij niet aan haar verplichting om gebreken binnen drie maanden te herstellen. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] concluderen daaruit dat [eis.conv./ged.reconv.] feitelijk al voor de ingebrekestelling in verzuim was. [31]
5.9.
[eis.conv./ged.reconv.] brengt hier het volgende tegen in. In de aannemingsovereenkomst wordt gesproken over meerdere deelopleveringen van bouwonderdelen ten behoeve van ijkpunten voor betalingstermijnen. Dat neemt niet weg dat de overeenkomst voorziet in slechts één eindoplevering van het gehele werk. Resterende gebreken worden opgenomen bij die eindoplevering en binnen drie maanden na de datum van die eindoplevering door [eis.conv./ged.reconv.] hersteld. Dat is ook de gebruikelijke gang van zaken in de bouw. [eis.conv./ged.reconv.] ontleent dit standpunt aan een rapport dat [naam 4] in haar opdracht heeft uitgebracht op 11 april 2022. [32]
5.10.
In de aannemingsovereenkomst staat hierover: [33]
Voor alle betalingen zult u een factuur met een betalingstermijn van vijf (5) dagen ontvangen. (...)
Bij elke oplevering van een product (stap 1b, 2b, 3b, 4b, 5b, 6b, 7b, 8b, 9b, 10b, 11b, 12b, 13b, 14b, 15b, 16) wordt er een protocol van oplevering gemaakt. Indien in Protocol van Oplevering tekortkomingen zijn opgenomen dan wordt niet het gehele bedrag dat voor het product is afgesproken, betaald. Het afgesproken bedrag wordt dan verminderd met de kosten voor de werkzaamheden om de geconstateerde tekortkomingen op te lossen.
(...)
Werkbare werkdagen en oplevering
(...)
4. Onder datum van oplevering wordt in de aannemingsovereenkomst verstaan de datum waarop de opdrachtgever, nadat rapport van eventuele tekortkomingen is opgemaakt en door of namens beide partijen is ondertekend, de sleutels van de woning in ontvangst heeft genomen. De datum van oplevering moet door de opdrachtnemer ten minste veertien dagen tevoren schriftelijk aan de opdrachtgever worden meegedeeld.
(...)
Herstel tekortkomingen
1. De opdrachtnemer verbindt zich de eventuele tekortkomingen, zoals opgenomen in het rapport als vermeld in artikel Werkbare werkdagen en oplevering lid 4 van deze algemene voorwaarden onverwijld, maar uiterlijk binnen drie maanden na de datum van oplevering te herstellen. (...)
(...)
5.11.
Ter zitting hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] gesteld dat was afgesproken dat de gebreken binnen drie maanden na deeloplevering zouden worden hersteld en dat dit niet is gebeurd. Zij hebben betwist dat het werk pas na eindoplevering zou moeten worden hersteld. Zij verwijzen naar e-mail- en whatsappberichten daarover. [34] Van de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] is daarover ter zitting opgemerkt dat werk dat nog niet goed was uitgevoerd, tijdens de bouw zou worden hersteld en dat op het einde zou worden gekeken of het werk goed was uitgevoerd en zou worden opgeleverd. [35]
5.12.
Het standpunt van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] komt erop neer dat partijen zijn overeengekomen dat [eis.conv./ged.reconv.] gebreken die bij deelopleveringen zouden worden geconstateerd, zou herstellen binnen drie maanden na de deeloplevering, bij gebreke waarvan het verzuim zou intreden ter zake van de gehele overeenkomst. Of partijen dat zijn overeengekomen moet worden beoordeeld door de overeenkomst uit te leggen. In de bepaling over herstel van tekortkomingen waarop [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] zich kennelijk beroepen (hierboven geciteerd), is als termijn opgenomen: ‘uiterlijk binnen drie maanden na de datum van oplevering’. In de bepaling daarvoor (ook hierboven geciteerd) wordt ‘de datum van oplevering’ gedefinieerd als ‘de datum waarop de opdrachtgever, nadat rapport van eventuele tekortkomingen is opgemaakt en door of namens beide partijen is ondertekend, de sleutels van de woning in ontvangst heeft genomen.’ Dat is niet anders te begrijpen dan de datum van de eindoplevering. Als het standpunt van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] is dat zij een afspraak met [eis.conv./ged.reconv.] hebben gemaakt die afwijkt van de schriftelijke overeenkomst, dan hadden zij dat standpunt nader moeten toelichten. Nu zij dat niet hebben gedaan, legt de rechtbank de overeenkomst op grond van de definitie die erin is opgenomen zo uit dat [eis.conv./ged.reconv.] gehouden was tot herstel binnen drie maanden na eindoplevering en dus niet telkens binnen drie maanden na deelopleveringen.
5.13.
Naar het oordeel van de rechtbank is het verzuim van [eis.conv./ged.reconv.] dus ook niet ingetreden doordat zij niet binnen drie maanden na deelopleveringen gebreken heeft hersteld.
Verzuim: ingebrekestelling van 24 december 2018
5.14.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] stellen voorts het volgende. In hun brief van 24 december 2018 aan [eis.conv./ged.reconv.] hebben zij alle tekortkomingen uitvoerig aan haar toegelicht en haar een week gegeven om een detail-planning af te geven voor de werkzaamheden die zij nog moest uitvoeren en vijf weken om het huis af te bouwen en gebreken te herstellen. In die brief hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] ook aangekondigd dat zij de nakoming van hun betalingsverplichtingen opschortten totdat de werkzaamheden zouden zijn afgerond. Daarmee hebben zij [eis.conv./ged.reconv.] in gebreke gesteld. Op 5 januari 2019 hadden [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] de detail-planning nog niet ontvangen. Zij concluderen daaruit dat [eis.conv./ged.reconv.] toen in verzuim was. [36] Zij stellen voorts dat zij [eis.conv./ged.reconv.] na de ingebrekestelling in een tijdsbestek van vijf maanden tot drie maal toe de kans hebben gegeven het huis te herstellen en af te bouwen maar dat [eis.conv./ged.reconv.] dat niet heeft gedaan. [37]
5.15.
[eis.conv./ged.reconv.] meent dat zij niet in verzuim is en dat zij niet de kans heeft gekregen haar werk op te pakken. Zij stelt dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] haar op 24 december 2018 van de bouwplaats hebben weggestuurd. Dat was volgens haar te vroeg. [38] [eis.conv./ged.reconv.] meent dat zij niet is tekortgeschoten: zij was niet te laat, zij heeft goed werk geleverd en zij had nog genoeg tijd om eventuele gebreken op te lossen. [eis.conv./ged.reconv.] meent dat de ingebrekestelling ‘geen stand houdt’. [39] Zij baseert zich daarbij op het rapport van Verriet van 11 april 2022. [40] Verder meent [eis.conv./ged.reconv.] dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] in schuldeisersverzuim verkeren, waardoor haar verzuim (dat van [eis.conv./ged.reconv.] ) nooit is ingetreden dan wel is geëindigd. In dit verband stelt [eis.conv./ged.reconv.] dat er een fors bedrag aan facturen openstond, terwijl [eis.conv./ged.reconv.] zich bovendien bereid heeft verklaard haar werkzaamheden te hervatten en heeft geprobeerd afspraken te maken over het uitvoeren van werkzaamheden en het betalen van facturen. [41]
5.16.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben [eis.conv./ged.reconv.] met hun brief van 24 december 2018 in gebreke gesteld. In reactie daarop heeft [eis.conv./ged.reconv.] meer dan eens aangeboden de werkzaamheden te hervatten, namelijk bij e-mailberichten van 8 januari 2019, 15 januari 2019 en 23 januari 2019. Zij heeft daarbij de voorwaarde gesteld dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] de openstaande facturen, althans een substantieel deel daarvan, zouden betalen. Als [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] de nakoming van hun betalingsverplichting mochten opschorten, dan had [eis.conv./ged.reconv.] die voorwaarde niet mogen stellen (art. 6:54 BW aanhef en onder a en 6:59 BW). In dat geval is het verzuim van [eis.conv./ged.reconv.] ingetreden doordat zij de werkzaamheden niet binnen de gestelde termijn heeft hervat. Als [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] de nakoming van hun betalingsverplichting echter niet mochten opschorten omdat [eis.conv./ged.reconv.] haar verplichtingen naar behoren had uitgevoerd, dan zijn zij ( [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] ) van hun kant in verzuim geraakt doordat zij hun betalingsverplichting ten onrechte hebben opgeschort. In dat geval is [eis.conv./ged.reconv.] niet in verzuim komen te verkeren door de werkzaamheden niet te hervatten op de grond dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] de nakoming van hun betalingsverplichtingen opschortten. Het is aldus de vraag of [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] de nakoming van hun betalingsverplichting mochten opschorten. Als dat zo is, dan is [eis.conv./ged.reconv.] in verzuim geraakt, als het niet zo is, dan is [eis.conv./ged.reconv.] niet in verzuim geraakt.
Opschorting door [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2]
5.17.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben in de brief van 24 december 2018 waarin zij [eis.conv./ged.reconv.] in gebreke hebben gesteld, tevens bericht dat zij de nakoming van hun betalingsverplichting opschortten. Zij verwijten [eis.conv./ged.reconv.] dat zij het werk niet goed heeft uitgevoerd. Volgens hen had [eis.conv./ged.reconv.] de bekisting niet goed uitgezet, had zij de wapening van het fundament foutief gemaakt, waren de uitvoeringstekeningen niet volledig, was de verdiepingsvloer ondeugdelijk, werden er verkeerde materialen besteld, waren de buitenwanden niet geïsoleerd, enz. [42] Zij verwijst voor de gestelde tekortkomingen naar de ingebrekestelling van 24 december 2018. [43]
5.18.
De rechtbank heeft een deskundige benoemd en vragen aan hem gesteld over de staat van het werk per 24 december 2018. De deskundige heeft zich rekenschap gegeven van de mogelijkheden die hij vier jaar na dato had om die vragen te beantwoorden. Hij heeft gerapporteerd dat hij daarover op basis van zijn eigen bevindingen geen oordeel kan geven.
5.19.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] vinden het uitermate onbevredigend dat de deskundige zich niet uitlaat over de kwaliteit van het werk. Zij menen dat de deskundige te weinig heeft gedaan met de informatie die zij in het kader van het deskundigenbericht hebben aangeleverd. Volgens hen had de deskundige op basis van het dossier moeten beoordelen of [eis.conv./ged.reconv.] goed en deugdelijk werk heeft afgeleverd. Zij menen dat de deskundige het rapport niet deugdelijk heeft onderbouwd en dat het op een groot aantal onderdelen niet in stand kan blijven. Zij verzoeken de rechtbank daarom om het deskundigenbericht op deze onderdelen niet over te nemen en desnoods een comparitie te gelasten waarbij de deskundige op deze onderdelen nader kan worden bevraagd. [44]
5.20.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben dit standpunt ook ingenomen in reactie op het conceptrapport van de deskundige. [45] In zijn reactie daarop heeft de deskundige erop gewezen dat de rechtbank hem in vraag 2 expliciet heeft gevraagd om de kwaliteit van de werkzaamheden door [eis.conv./ged.reconv.] te beoordelen op basis van eigen bevindingen. [46]
5.21.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Zij heeft de deskundige gevraagd hoe hij de staat van het door [eis.conv./ged.reconv.] uitgevoerde werk per 24 december 2018 beoordeelt op basis van zijn eigen bevindingen. [47] De deskundige heeft zich gerealiseerd dat hij hierdoor was beperkt in zijn mogelijkheden om de vragen te beantwoorden, omdat [eis.conv./ged.reconv.] zich voornamelijk heeft beziggehouden met de ruwbouw van het huis en haar werk aan het oog is onttrokken doordat het huis inmiddels geheel is afgebouwd en bovendien al enkele jaren is bewoond, terwijl de staat van het werk op 24 december 2018 niet is opgenomen. Hij heeft daarover gerapporteerd dat hij dit dilemma met partijen heeft besproken en dat hij heeft besloten om de foto’s te gebruiken die de heer [naam 2] van [bedrijf 1] op 4 april 2019 heeft gemaakt. Voorts heeft hij partijen in de gelegenheid gesteld hun standpunten over en weer kenbaar te maken en heeft hij het huis binnen en buiten geïnspecteerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de deskundige in redelijkheid kunnen besluiten zo te werk te gaan. Zou hij zich mede hebben gebaseerd op de documenten die [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben aangeleverd, dan zou daarmee een subjectief element zijn ingevoerd dat voor de deskundige niet te hanteren zou zijn geweest. Door wel gebruik te maken van de foto’s van [naam 2] en partijen uitgebreid de gelegenheid te geven hun standpunten kenbaar te maken, zowel mondeling als schriftelijk, heeft de deskundige in de gegeven omstandigheden het redelijkerwijs mogelijke gedaan om de vragen van de rechtbank zo goed en objectief mogelijk te beantwoorden. Hij heeft zich bij de beantwoording van de vragen mogen baseren op zijn intuïtieve oordeel, gebaseerd op zijn kennis en ervaring. De rechtbank zal zich daarom bij de verdere beoordeling van het geschil op het deskundigenbericht baseren.
5.22.
De deskundige heeft gerapporteerd dat de facturen die [eis.conv./ged.reconv.] op 24 december 2018 had ingediend voor € 295.294,77 terecht waren en dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] toen € 239.892,79 hadden betaald, zodat zij toen een betalingsachterstand hadden van ‘ruim € 55.000,00’. De rechtbank gaat daarvan uit. Gegeven die betalingsachterstand heeft [eis.conv./ged.reconv.] aan haar aanbod de werkzaamheden te hervatten de voorwaarde mogen stellen dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] de openstaande facturen, althans een substantieel deel daarvan, zouden betalen. Omdat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] dat niet deden, is [eis.conv./ged.reconv.] niet in verzuim geraakt door de werkzaamheden niet te hervatten (art. 6:61 lid 2 BW).

6.De vorderingen in conventie

Eisvermeerdering
6.1.
[eis.conv./ged.reconv.] heeft na het deskundigenbericht haar eis aangevuld met twee vorderingen. De eerste is een vordering om [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] te veroordelen aan haar een billijke vergoeding te betalen voor het gebruik door hen van roerende zaken die toebehoren aan haar. De tweede is een vordering om hen te veroordelen aan haar proceskosten te vergoeden in verband met het kort geding over die roerende zaken.
6.2.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben er geen bezwaar tegen gemaakt dat [eis.conv./ged.reconv.] haar eis heeft vermeerderd. De rechter ziet geen gronden om de eisvermeerderingen ambtshalve buiten beschouwing laten. Die worden daarom toegestaan (art. 130 Rv).
Ontbinding (vordering onder 1)
6.3.
[eis.conv./ged.reconv.] vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat de ontbinding van de aannemingsovereenkomst door [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] geen werking heeft. Omdat
[eis.conv./ged.reconv.] niet in verzuim was, zoals hiervoor onder 5.22 overwogen, waren [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] op 24 mei 2019 of daarvoor niet bevoegd de aannemingsovereenkomst partieel te ontbinden (art. 6:265 BW). Hun verklaring dat zij de overeenkomst ontbonden heeft daarom geen effect gehad. De rechtbank zal de gevorderde verklaring voor recht daarom geven.
Betaling openstaande facturen (vordering onder 2)
6.4.
[eis.conv./ged.reconv.] vordert dat de rechtbank [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hoofdelijk ertoe veroordeelt de overeenkomst na te komen door openstaande facturen te betalen. Zij stelt daartoe dat zij in totaal € 321.172,86 aan [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] heeft gefactureerd en dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] daarvan € 237.892,89 hebben betaald. [eis.conv./ged.reconv.] maakt aanspraak op betaling van het verschil van € 83.279,97. [48]
6.5.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] brengen hiertegen in dat [eis.conv./ged.reconv.] op vele fronten is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. Zij menen dat zij daarom niet gehouden zijn de facturen van [eis.conv./ged.reconv.] te voldoen. Zij gaan niet betalen voor slecht werk van [eis.conv./ged.reconv.] dat niet is hersteld dan wel voor materialen die niet of niet volledig zijn geleverd. Overigens stellen [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] dat zij niet € 237.892,89 hebben betaald, maar € 256.662,79. [49]
6.6.
De rechtbank heeft in verband met deze vordering aan de deskundige gevraagd welke van de gefactureerde werkzaamheden op 24 december 2018 waren uitgevoerd (vraag 1), welke bedragen [eis.conv./ged.reconv.] mocht factureren (vraag 3) en wat de waarde is van de correct uitgevoerde werkzaamheden (vraag 7). De deskundige heeft op deze vragen geantwoord, in het bijzonder op vraag 7, dat de waarde van de correct uitgevoerde werkzaamheden € 295.294,77 bedroeg. De deskundige heeft tevens op grond van een door [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] ingediend overzicht vastgesteld dat zij € 239.892,79 hebben betaald. De rechtbank gaat daarvan uit. De vordering van [eis.conv./ged.reconv.] tot betaling van € 83.279,97 aan openstaande facturen zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 55.401,98 (het verschil) en voor het overige worden afgewezen.
Schadevergoeding (vordering onder 3)
6.7.
[eis.conv./ged.reconv.] vordert dat de rechtbank [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hoofdelijk ertoe veroordeelt € 13.148,15 aan haar te betalen als vergoeding van het positieve contractsbelang. Zij stelt daartoe het volgende. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben de overeenkomst ten onrechte ontbonden. Daardoor heeft [eis.conv./ged.reconv.] niet de kans gekregen het werk af te maken. Zij lijdt daardoor schade, te begroten door de situatie waarin zij zou hebben verkeerd als zij die kans wel had gekregen te vergelijken met de situatie waarin zij verkeert nu zij die kans niet heeft gekregen. Het verschil is de misgelopen winst. Volgens [eis.conv./ged.reconv.] bedraagt die misgelopen winst € 13.148,15, dat is het verschil tussen het bedrag van € 31.962,15 dat zij nog niet in rekening heeft gebracht en een bedrag van € 18.814,00, dat zijn kosten die [eis.conv./ged.reconv.] niet heeft hoeven maken doordat zij het werk niet heeft afgemaakt. [50]
6.8.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] brengen hiertegen in dat zij de overeenkomst rechtsgeldig partieel hebben ontbonden. [51]
6.9.
Zoals hiervoor onder 6.3 overwogen, zal de rechtbank voor recht verklaren dat de ontbinding van de aannemingsovereenkomst door [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] geen werking heeft. Dit verweer van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] wordt daarom verworpen. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] voeren geen verweer tegen de begroting van de schade. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van deze schade daarom toewijzen.
Meerwerk (vordering onder 4)
6.10.
[eis.conv./ged.reconv.] vordert dat de rechtbank [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hoofdelijk ertoe veroordeelt € 84.441,77 te betalen als vergoeding van uitgevoerd meerwerk. Zij legt daartoe dertien facturen over. [52]
6.11.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] brengen hier het volgende tegen in. In de aannemingsovereenkomst staat dat [eis.conv./ged.reconv.] bij wijzigingen in de opdracht de prijs schriftelijk moet opgeven en dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] die opgave schriftelijk moeten goedkeuren. Die opgave en die goedkeuring zijn er niet. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben de facturen waarvan [eis.conv./ged.reconv.] betaling vordert pas ontvangen na de ingebrekestelling. [53]
6.12.
De advocaat van [eis.conv./ged.reconv.] heeft ter zitting gesteld dat er over meerwerk overleg is geweest tussen partijen. Daarop heeft [ged.conv./eis.reconv. 1] ontkend dat hij ooit een mededeling heeft gekregen dat er sprake was van meerwerk. Hij heeft wel van [eis.conv./ged.reconv.] verlangd dat zij ondeugdelijk werk zou herstellen, maar dat is volgens [ged.conv./eis.reconv. 1] geen meerwerk.
6.13.
In de aannemingsovereenkomst staat hierover dat meerwerk dat tijdens het project ontstaat, alleen zal worden uitgevoerd wanneer dit werk op een separate opdrachtbevestiging door beide partijen is ondertekend. [54] [eis.conv./ged.reconv.] heeft niet gesteld dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] haar op deze manier opdracht hebben gegeven om meerwerk uit te voeren. Ook heeft zij niet duidelijk gemaakt op welke andere grondslag zij aanspraak kan maken op vergoeding van meerwerk. De vordering tot vergoeding van meerwerk zal daarom worden afgewezen.
Rente (vordering onder 5)
6.14.
[eis.conv./ged.reconv.] heeft bij dagvaarding gevorderd dat de rechtbank [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van wettelijke handelsrente dan wel wettelijke rente vanaf de datum van verzuim. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eis.conv./ged.reconv.] geen aanspraak op vergoeding van wettelijke handelsrente omdat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] consumenten zijn. Daarom zal de rechtbank de gewone wettelijke rente toewijzen. In de toelichting op deze vordering heeft [eis.conv./ged.reconv.] aanspraak gemaakt op vergoeding van rente vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen. [55] De deskundige heeft in zijn rapport per factuur opgenomen welk deel ervan op 24 december 2018 verschuldigd was en welk deel [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben betaald. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben hun vordering tot vergoeding van rente niet aan het rapport aangepast. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van rente daarom toewijzen met ingang van de datum van de dagvaarding, dat is 11 januari 2022.
Buitengerechtelijke incassokosten (vordering onder 6)
6.15.
[eis.conv./ged.reconv.] vordert dat de rechtbank [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan haar van € 2.583,70 als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zij stelt dat zij vergeefs heeft geprobeerd haar vordering buiten rechte voldaan te krijgen en dat zij daarvoor kosten heeft gemaakt die een afzonderlijke vergoeding rechtvaardigen. [56]
6.16.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] brengen hiertegen in dat [eis.conv./ged.reconv.] niet onderbouwt, laat staan bewijst, dat de werkzaamheden die zij heeft laten verrichten verder gaan dan hetgeen is verdisconteerd in een proceskostenveroordeling. Zij menen dat de vordering daarom moet worden afgewezen. [57]
6.17.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Uit de emailcorrespondentie van januari 2019 blijkt afdoende dat [eis.conv./ged.reconv.] werkzaamheden heeft laten verrichten om betaling buiten rechte te verkrijgen. [58] De kosten voor deze werkzaamheden komen voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarvoor een bedrag toewijzen van € 1.329,02. Dat bedrag is berekend volgens het tarief dat is bepaald in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, afgestemd op het toe te wijzen bedrag aan facturen van € 55.401,98.
Eigendommen terug op straffe van dwangsommen (vorderingen onder 7 en 8)
6.18.
[eis.conv./ged.reconv.] stelt dat er zich nog eigendommen van haar bevinden op het perceel van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] en dat zij weigeren die aan haar af te geven. Zij vordert afgifte ervan op straffe van een dwangsom. [59]
6.19.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] beroepen zich erop dat [eis.conv./ged.reconv.] in kort geding de afgifte van deze eigendommen heeft gevorderd, en dat de voorzieningenrechter die vordering heeft afgewezen op grond van het retentierecht van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] . Volgens [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] kan afgifte pas aan de orde zijn als de rechtbank heeft geoordeeld over hun vordering in reconventie. [60]
6.20.
Hierna zal de vordering van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] in reconventie worden afgewezen. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben dus geen vordering op [eis.conv./ged.reconv.] . Aan hen komt daarom ook geen retentierecht toe. De rechtbank zal hen daarom veroordelen de eigendommen van [eis.conv./ged.reconv.] aan haar terug te geven.
6.21.
[eis.conv./ged.reconv.] heeft een lijst in het geding gebracht van de eigendommen die [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] volgens haar onder zich hebben en die zij niet willen teruggeven. [61] Volgens [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] klopt deze lijst niet. Zij stellen bij conclusie van antwoord dat werknemers van [eis.conv./ged.reconv.] , onder wie Oncea, een aantal materialen van de werkplaats hebben gehaald, te weten een steiger, een kettingzaag, een puntlasapparaat, een schaaf/vandiktebank, een kist met handgereedschap, een compressor, werkkleding, veiligheidshelmen, spijkertackers en spijkers. [62] [eis.conv./ged.reconv.] betwist dat zij dan wel Oncea deze materialen heeft opgehaald. [63]
6.22.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] houden eigendommen van [eis.conv./ged.reconv.] onder zich met een beroep op een retentierecht. Zij hebben dat standpunt ook in kort geding ingenomen. Volgens hen kan afgifte aan [eis.conv./ged.reconv.] van haar eigendommen pas aan de orde zijn als de rechtbank heeft geoordeeld over hun vordering in reconventie. Het had naar het oordeel van de rechtbank van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] mogen worden verwacht dat zij hadden toegelicht hoe het mogelijk is dat ondanks dit principiële standpunt toch veel eigendommen van [eis.conv./ged.reconv.] zijn opgehaald, zoals zij stellen. Dat hebben zij niet gedaan. De rechtbank gaat daarom aan die stelling, als onvoldoende toegelicht, voorbij.
6.23.
[eis.conv./ged.reconv.] vordert dat de rechtbank aan de veroordeling om de eigendommen van [eis.conv./ged.reconv.] aan haar af te geven een dwangsom verbindt van € 20.000,00 per dag met een maximum van € 200.000,00. Zij licht die vordering niet toe. [64] [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] menen dat de gevorderde dwangsom exorbitant hoog is. [65] De rechtbank acht het gezien de verhouding tussen partijen geraden om aan de veroordeling tot afgifte van de eigendommen een dwangsom te verbinden. Deze zal worden beperkt en gemaximeerd als hierna in het dictum op te nemen.
Schadevergoeding voor onrechtmatig achterhouden van eigendommen: verwijzing naar schadestaat en voorschot (vordering onder 9 en vermeerderde vordering)
6.24.
[eis.conv./ged.reconv.] heeft vernomen dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] , zonder haar toestemming, van haar eigendommen gebruik hebben gemaakt. Volgens [eis.conv./ged.reconv.] blijkt dat ook uit foto’s bij het deskundigenbericht. Zij kan ook na het deskundigenbericht nog steeds niet inschatten hoe hoog de schade zal zijn die zij hierdoor lijdt. Daarom handhaaft zij haar aanvankelijk ingestelde vordering om [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] te veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat. Omdat de schade deels inzichtelijk is te maken, vordert zij bovendien een voorschot. Primair vordert zij als voorschot een billijke vergoeding voor het gebruik van de eigendommen en subsidiair een vergoeding van kosten voor het huren van vervangend materieel. [66]
6.25.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] voeren verweer. Zij wijzen erop dat hun beroep op een retentierecht in kort geding is gehonoreerd. De conclusie van [eis.conv./ged.reconv.] dat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] ten onrechte een beroep hebben gedaan op een retentierecht, is volgens hen voorbarig. Zij menen voorts dat [eis.conv./ged.reconv.] haar eigendommen had kunnen terugkrijgen door het huis af te bouwen en dat het haar eigen keus is dat zij dat niet heeft gedaan. Ook stellen zij dat zij [eis.conv./ged.reconv.] hebben voorgesteld haar eigendommen terug te geven tegen storting van een borg op de derdenrekening van haar advocaat (die van [eis.conv./ged.reconv.] ), maar dat zij daarvan geen gebruik heeft gemaakt. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] betwisten dat zij de eigendommen van [eis.conv./ged.reconv.] hebben gebruikt en menen dat het aan [eis.conv./ged.reconv.] is haar stellingen daarover te bewijzen. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] voeren voorts gemotiveerd verweer tegen de hoogte van het primair en subsidiair gevorderde voorschot. [67]
6.26.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Zoals hiervoor onder 6.20 overwogen, hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte een beroep gedaan op een retentierecht. Zij hebben aldus ten onrechte geweigerd eigendommen van [eis.conv./ged.reconv.] aan haar terug te geven. Daarmee hebben zij een inbreuk gemaakt op haar eigendomsrecht. Dat is onrechtmatig. Of [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] de eigendommen hebben gebruikt, is voor dat oordeel niet van belang. De rechtbank leidt uit de vorderingen van [eis.conv./ged.reconv.] af dat de schade op vergoeding waarvan zij aanspraak maakt het gevolg is van het achterhouden van de eigendommen, zodat [eis.conv./ged.reconv.] die zelf niet kon gebruiken, en niet op het gebruik ervan. Of [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] de eigendommen hebben gebruikt, kan daarom onbeslist blijven. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] zijn gehouden om aan [eis.conv./ged.reconv.] de schade te vergoeden die zij lijdt doordat zij ( [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] ) haar eigendommen niet aan haar hebben afgegeven.
6.27.
[eis.conv./ged.reconv.] rekent voor dat zij € 279.549,00 aan inkomsten had kunnen verwerven als zij haar eigendommen gedurende de periode van 24 december 2018 tot 24 juli 2023 zou hebben verhuurd. Zij maakt primair aanspraak op een voorschot ter hoogte van dit bedrag als billijke vergoeding. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] brengen hiertegen in dat [eis.conv./ged.reconv.] zich volgens het handelsregister niet bezighoudt met verhuur van bouwmaterieel maar met de bouw van houten huizen. [eis.conv./ged.reconv.] heeft niet toegelicht dat het voor haar een reële optie was om het materieel te verhuren. Daarom kan in dit vonnis niet als voorschot op schadevergoeding het primair gevorderde bedrag van € 279.549,00 worden toegewezen.
6.28.
[eis.conv./ged.reconv.] brengt voorts facturen in het geding voor de huur van vervangend materiaal (steigers en een Manitou) tot een bedrag van in totaal € 130.956,50. Zij maakt subsidiair aanspraak op een voorschot ter hoogte van dit bedrag. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] brengen daar onder meer tegen in dat deze facturen een gekunstelde indruk maken omdat zij afkomstig zijn van [eis.conv./ged.reconv.] Houtbouw B.V., een vennootschap die is gelieerd aan Ro [eis.conv./ged.reconv.] . Ook stellen zij dat de steigers en de Manitou € 800,00 en € 15.000,00 waard zijn, zodat het ongeloofwaardig is dat [eis.conv./ged.reconv.] het gevorderde bedrag aan huur zou besteden om dit materiaal te vervangen. Gezien deze verweren kan in dit vonnis ook niet als voorschot het subsidiair gevorderde bedrag van € 130.956,50 worden toegewezen.
6.29.
Omdat het de rechtbank aldus niet mogelijk is de schade van [eis.conv./ged.reconv.] in dit vonnis te begroten, zal zij [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] veroordelen tot schadevergoeding op te maken bij staat (art. 612 Rv).
Proceskosten kort geding (vermeerderde vordering)
6.30.
[eis.conv./ged.reconv.] vordert tevens dat de rechtbank [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] veroordeelt om bij wijze van voorschot € 1.619,00 en nog eens eenzelfde bedrag aan haar te betalen. Zij licht die vordering als volgt toe. [eis.conv./ged.reconv.] heeft in kort geding afgifte gevorderd van haar eigendommen die [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] niet aan haar wilden teruggeven. De voorzieningenrechter heeft die vordering bij vonnis van 12 juni 2019 afgewezen, met veroordeling van [eis.conv./ged.reconv.] in de proceskosten, aan de zijde van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] begroot op € 1.619,00. [68] [eis.conv./ged.reconv.] leidt uit het deskundigenrapport af dat dit oordeel niet juist was. Zij vordert de proceskosten waarin zij is veroordeeld terug, en bovendien nog eens dat bedrag omdat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] eigenlijk in de proceskosten van [eis.conv./ged.reconv.] veroordeeld hadden moeten worden. [69]
6.31.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] voeren verweer. Volgens hen staat de proceskosten-veroordeling in kort geding vast omdat [eis.conv./ged.reconv.] niet tegen het vonnis in hoger beroep is gegaan. [70]
6.32.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Als de bodemrechter anders oordeelt dan de voorzieningenrechter, dan kan dat leiden tot het einde van de getroffen voorziening (aangenomen dat de voorzieningenrechter een voorziening heeft getroffen), maar het andersluidende oordeel leidt niet tot de vernietiging van het vonnis in kort geding. [eis.conv./ged.reconv.] is niet tegen het vonnis in kort geding in hoger beroep gegaan. Dat vonnis is dus in stand gebleven. De rechtbank ziet dan ook geen grond om [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] te veroordelen om het bedrag van € 1.619,00 aan [eis.conv./ged.reconv.] terug te betalen en ook niet om [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] te veroordelen nog eens eenzelfde bedrag aan haar te betalen. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten waaronder nakosten (vorderingen onder 10 en 11)
6.33.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] zullen als de grotendeels in het ongelijk te stellen partijen worden veroordeeld in de proceskosten waaronder de nakosten en de kosten van de deskundige.

7.De vorderingen in reconventie

7.1.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] vorderen dat de rechtbank [eis.conv./ged.reconv.] veroordeelt tot betaling aan hen van € 115.683,48 te vermeerderen met wettelijke rente. Zij lichten die vordering als volgt toe. Volgens hen is [eis.conv./ged.reconv.] structureel tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hebben daarin aanleiding gezien om die overeenkomst te ontbinden. Doordat [eis.conv./ged.reconv.] structureel is tekortgeschoten, hebben [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] schade geleden. Het gevorderde bedrag is het verschil tussen het totaal van drie schadeposten die [eis.conv./ged.reconv.] volgens [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] aan hen moet vergoeden en het onbetaalde deel van de aanneemsom. [71]
7.2.
[eis.conv./ged.reconv.] brengt hier het volgende tegen in. Zij is niet tekortgeschoten. De termijn van 175 dagen was geen fatale termijn en [eis.conv./ged.reconv.] heeft ook geen fouten gemaakt in de uitvoering van haar werk. Als dat al anders is, dan had het werk moeten worden geïnspecteerd toen [eis.conv./ged.reconv.] van het werk werd gestuurd en niet maanden later. De ingebrekestelling van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] houdt geen stand. Daardoor is [eis.conv./ged.reconv.] niet in verzuim. Bovendien zijn [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] zelf in schuldeisersverzuim. [72]
7.3.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Voor zover [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] vergoeding vorderen van schade die zij stellen te lijden doordat [eis.conv./ged.reconv.] is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, zal de rechtbank de vordering afwijzen omdat [eis.conv./ged.reconv.] niet in verzuim is (art. 6:74 lid 2 BW). Voor zover [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] vergoeding vorderen van schade die zij stellen te lijden doordat de overeenkomst niet volledig is nagekomen maar partieel is ontbonden, zal de rechtbank deze vordering afwijzen omdat de ontbinding geen werking heeft (art. 6:277 BW). De rechtbank heeft deze oordelen hierboven gemotiveerd in het kader van de vorderingen in conventie.
7.4.
[ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] zullen in het ongelijk worden gesteld. Zij zullen daarom worden veroordeeld in de proceskosten.

8.De beslissing

De rechtbank
in conventie
8.1.
verklaart voor recht dat de ontbinding van de aannemingsovereenkomst van 5 november 2017 door [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] geen werking heeft,
8.2.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hoofdelijk, zo dat als de een betaalt ook de ander voor dat deel is gekweten, tot betaling aan [eis.conv./ged.reconv.] van € 55.401,98 inclusief btw te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2022 tot aan de dag der algehele voldoening (facturen),
8.3.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hoofdelijk tot betaling aan [eis.conv./ged.reconv.] van € 13.148,15 (misgelopen winst),
8.4.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hoofdelijk tot betaling aan [eis.conv./ged.reconv.] van € 1.329,02 als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten,
8.5.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de eigendommen van [eis.conv./ged.reconv.] , zoals beschreven in productie 10 bij de dagvaarding, aan haar af te geven,
8.6.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hoofdelijk tot betaling van een dwangsom van € 5.000,00 voor elke dag dat zij niet aan de veroordeling tot afgifte aan [eis.conv./ged.reconv.] van haar eigendommen voldoen met een maximum van € 100.000,00,
8.7.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] hoofdelijk om aan [eis.conv./ged.reconv.] de schade te vergoeden die zij lijdt doordat [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] haar eigendommen, zoals beschreven in productie 10 bij de dagvaarding, zonder recht heeft achtergehouden, op te maken bij staat,
8.8.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] begroot op € 106,93 aan explootkosten, € 5.737,00 aan griffierecht, € 2.957,50 aan salaris voor de advocaat (2½ punt, tarief IV) en € 6.011,28 voor de kosten van de deskundige,
8.9.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 135,50 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 45,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en het vonnis vervolgens is betekend,
8.10.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.11.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
8.12.
wijst de vordering af,
8.13.
veroordeelt [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] begroot op € 1.880,00 aan salaris voor de advocaat (2 punten × 0,5, tarief V),
8.14.
verklaart de veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.

Voetnoten

1.In het navolgende doelt de rechtbank met ‘het vonnis van 14 september 2022’ op het eerstgenoemde vonnis.
2.vonnis van 14 september 2022 rov. 2.2
3.vonnis van 14 september 2022 rov. 2.5
4.productie 3 bij dagvaarding; vonnis van 14 september 2022 rov. 2.7
5.productie 6 bij dagvaarding
6.productie 6 bij dagvaarding
7.productie 6 bij dagvaarding
8.dagvaarding 13 en productie 5; conclusie van antwoord 40
9.productie 6 bij dagvaarding
10.productie 6 bij dagvaarding
11.productie 6 bij dagvaarding
12.conclusie van antwoord 22
13.productie 6 bij dagvaarding
14.productie 6 bij dagvaarding
15.productie 6 bij dagvaarding, conclusie van antwoord 24
16.productie 6 bij dagvaarding, conclusie van antwoord 25
17.productie 7 bij dagvaarding
18.productie 2 bij conclusie van antwoord; vonnis van 14 september 2022 rov. 2.13
19.productie 9a bij dagvaarding
20.productie 9b bij dagvaarding
21.productie 11 bij dagvaarding
22.vonnis van 14 september 2022 rov. 2.11
23.De deskundige noemt in zijn rapport kennelijk per abuis een aantal keer de datum 24 december 2014; de rechtbank maakt hiervan: 24 december 2018.
24.conclusie van antwoord 28
25.conclusie van antwoord 7, 32, 50 – 53
26.vonnis van 14 september 2022, rov. 2.2
27.ECLI:NL:HR:2012:BX5572 rov. 3.5 slot
28.conclusie van antwoord 14, 15, 36
29.pleitaantekeningen 13
30.proces-verbaal van 20 juni 2022, blz. 2
31.conclusie van antwoord 83
32.conclusie van antwoord in reconventie 22; conclusie van antwoord 11 en 12 en productie 19
33.productie 1 bij dagvaarding
34.proces-verbaal blz. 3
35.proces-verbaal blz. 2
36.conclusie van antwoord 11 – 13, 33, 34
37.pleitaantekeningen 12
38.dagvaarding 42, 44
39.conclusie van antwoord in reconventie 24
40.conclusie van antwoord in reconventie 22 – 24; zie ook conclusie van antwoord in reconventie 11 en 12 en productie 19
41.conclusie van antwoord in reconvent ie 25, 26
42.conclusie van antwoord 4
43.conclusie van antwoord 38
44.conclusie na deskundigenbericht 3, 27 – 30, 55 – 61, 64 – 66
45.brief van 14 april 2023 van de zijde van [ged.conv./eis.reconv. 1] en [ged.conv./eis.reconv. 2] aan de deskundige in reactie op het conceptrapport; deskundigenbericht bijlage 7, tweede gedachtestreepje, blz. 6
46.deskundigenbericht blz. 41 onderaan
47.vonnis van 16 november 2022 rov. 3.1, vraag 2
48.dagvaarding 27 – 29
49.conclusie van antwoord 38 en 86, 87
50.dagvaarding 30 – 33 en productie 15
51.conclusie van antwoord 88, 89
52.conclusie van antwoord 34, productie 16
53.conclusie van antwoord 90 – 93
54.productie 1 bij dagvaarding
55.dagvaarding 29
56.dagvaarding 39
57.conclusie van antwoord 99
58.productie 6 bij dagvaarding
59.dagvaarding 35 – 38
60.conclusie van antwoord 94, 95
61.productie 10 bij dagvaarding
62.conclusie van antwoord 96
63.pleitnotities blz. 5, laatste punt onder ‘resumerend’
64.dagvaarding 36
65.conclusie van antwoord 95
66.dagvaarding 35 – 38, akte vermeerdering eis 1 – 12
67.conclusie van antwoord 98, akte van 30 augustus 2023
68.productie 9a bij dagvaarding
69.akte vermeerdering eis 13, 14
70.akte van 30 augustus 2023 onder 33
71.conclusie van eis in reconventie 105 – 107 en productie 11
72.conclusie van antwoord in reconventie 14, 16, 24, 25