ECLI:NL:RBGEL:2023:6992

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
05/215035-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en vernieling door met auto in te rijden op personen en hekwerk te vernielen

Op 19 december 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 26 augustus 2023 in Heumen met zijn auto, een Mercedes, op een groep personen is ingereden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor voorwaardelijk opzet op de dood van de betrokkenen. Echter, de rechtbank achtte wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling, omdat hij meermalen met zijn auto op de personen is toegereden, wat de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De verdachte was onder invloed van alcohol en had eerder een strafblad. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder een verbod op alcohol- en druggebruik en deelname aan een behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/215035-23
Datum uitspraak : 19 december 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. T.L.W. Hermens, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 augustus 2023,
te [plaats 1] , gemeente Heumen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een of
meer personen, waaronder een persoon, genaamd [benadeelde 1] van het leven te beroven,
met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto (Mercedes)
(meermalen) is toegereden en/of ingereden op die personen, waaronder die [benadeelde 1] ,
waarbij die [benadeelde 1] door die - door verdachte bestuurde - (personen)auto werd geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 augustus 2023,
te [plaats 1] , gemeente Heumen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer
personen, waaronder een persoon, genaamd [benadeelde 1] ,
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto (Mercedes) (meermalen) is
toegereden en/of ingereden op die personen, waaronder die [benadeelde 1] , waarbij die [benadeelde 1]
door die - door verdachte bestuurde - (personen)auto werd geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 augustus 2023,
te [plaats 1] , gemeente Heumen,
een of meer personen, waaronder een persoon, genaamd [benadeelde 1] ,
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling,
immers is hij, verdachte, als bestuurder van een (personen)auto (Mercedes)
(meermalen) toegereden en/of ingereden op die personen, waaronder die [benadeelde 1]
(waarbij die [benadeelde 1] door die - door verdachte bestuurde - (personen)auto werd
geraakt),
althans feitelijkhe(i)d(en) van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 26 augustus 2023 te [plaats 1] , gemeente Heumen als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig, Mercedes (met
kenteken [kenteken] ), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van
alcoholhoudende drank, dat het dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een
onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994, 530 microgram (ugl), in elk geval hoger dan 220
microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3.
hij op of omstreeks 26 augustus 2023 te [plaats 1] , gemeente Heumen
opzettelijk en wederrechtelijk een hek(werk)/tuinhek, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was
geweest bij een verkeersongeval
dat had plaatsgevonden in [plaats 1] op/aan/in de omgeving van een perceel aan de
[adres 2] ,
op of omstreeks 26 augustus 2023
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan
(goederen toebehorende aan) een ander (te weten [benadeelde 2] ) letsel en/of
schade was toegebracht.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 augustus 2023 is verdachte in [café] in [plaats 1] , gemeente Heumen, geweest. In het café kreeg verdachte ruzie. Nadat hij naar buiten is gegaan, escaleerde de ruzie. Verdachte is vervolgens in een auto gestapt, waarna een incident heeft plaatsgevonden. [2]
Ten aanzien van dit incident is een aantal processen-verbaal van bevindingen opgemaakt van het uitkijken van camerabeelden.
Verbalisant [verbalisant 1] beschrijft dat hij achtereenvolgens het volgende ziet gebeuren:
Twee personen rennen richting een Mercedes en stappen in. Een groep personen loopt richting de auto. De Mercedes rijdt in de richting van een persoon en probeert op een persoon in te rijden. Een persoon moet uitwijken voor de Mercedes. Hier wordt de persoon bijna
aangereden. De Mercedes maakt een aantal keer dezelfde rondes op de weg. Hierbij probeert de Mercedes personen aan te rijden. Ik zie dat de auto rechtdoor in de richting van een persoon
rijdt. Je kan zien dat hij op die persoon mikt. Ik zie een groep van zes of zeven personen staan. Ik zie hen teruglopen in de richting van de [plaats 2] . Ik zie de wit grijze personenauto (
rb: deMercedes) tegengesteld op de weg rijden. Ik zie één persoon wegrennen. Ik zie dat de personenauto de persoon raakt en dat de persoon vervolgens op de grond valt. Ik zie dat de personenauto vervolgens wegrijdt. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij degene is geweest, die de grijze personenauto van het merk Mercedes, model e-klasse heeft bestuurd. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair tenlastegelegde feit (poging tot doodslag, meermalen gepleegd) wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van, dan wel op zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde 1] en/of de anderen.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als bestuurder van een Mercedes meermalen is toegereden en ingereden op verschillende personen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of (de Mercedes van) verdachte [benadeelde 1] hierbij heeft geraakt. De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het raken van [benadeelde 1] , anders dan verbalisanten beschrijven, onvoldoende duidelijk uit de camerabeelden kan worden afgeleid. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
[benadeelde 1] heeft aangifte gedaan. Hij verklaart dat de Mercedes recht op hem af reed en hem raakte. [5]
Meerdere verbalisanten hebben een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt van het uitkijken van de camerabeelden. Verbalisant [verbalisant 1] ziet op de beelden dat de personenauto de persoon raakt en dat de persoon vervolgens op de grond valt. [6] Ook verbalisant Willems heeft op de camerabeelden waargenomen dat het grijze voertuig de persoon schepte en deze vervolgens op de grond viel. [7] De rechtbank heeft, zoals besproken ter terechtzitting, in raadkamer de beelden (nogmaals) bekeken. Ook zij ziet op de beelden dat de Mercedes [benadeelde 1] raakt voordat deze op de grond valt (en weer opstaat). [8]
De rechtbank acht gelet hierop eveneens wettig en overtuigend bewezen dat [benadeelde 1] door de auto werd geraakt.
Poging tot doodslag
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld hoe het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van [benadeelde 1] en/of de andere personen. De rechtbank dient daarom te beoordelen of verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van (een van) hen.
Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is sprake indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg (in dit geval de dood) in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier, waarvan de camerabeelden onderdeel uitmaken, en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte met een forse en zware auto, namelijk een Mercedes e-klasse, meermalen is toegereden op [benadeelde 1] en andere personen. Verdachte heeft daarbij meermaals zowel overdwars als in de rijrichting heen en weer gereden op de weg, is meermaals de naastgelegen stoep en opritten opgereden en heeft in relatief kleine cirkels een aantal rondjes over de weg gereden. Bij dit alles is hij telkens weer teruggereden in de richting van de groep mensen. Hij stuurde daarbij doelbewust in de richting van de mensen. Bij één van deze manoeuvres heeft hij [benadeelde 1] geraakt. De groep mensen heeft echter ook zelf de confrontatie gezocht met verdachte. Zij zijn vanaf de stoep de weg op gelopen, hebben verdachte uitgedaagd en zijn op de auto van verdachte afgelopen terwijl verdachte voornoemd rijgedrag vertoonde. Sommigen van hen hebben tegen de auto geslagen en geschopt.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat onmiskenbaar sprake was van een gevaarlijke situatie, die verdachte heeft veroorzaakt. Dat het gevaar echter dusdanig groot was dat sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van [benadeelde 1] en/of de andere personen heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen. Uit het dossier blijkt niet met welke snelheden verdachte heeft gereden. Vaststellingen over snelheden en/of het gevaar zijn niet gedaan. De rechtbank ziet op de beelden dat verdachte meermalen afrijdt op personen, maar hoe gevaarlijk dit daadwerkelijk is geweest, kan zij daaruit niet afleiden. Daarom kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat naar algemene ervaringsregels de kans op een dodelijke afloop bij een aanrijding in deze situatie aanmerkelijk is geweest. Bij haar afweging neemt de rechtbank in ogenschouw dat de personen op wie verdachte meermalen is afgereden, zich in de richting van de auto zijn blijven begeven. Het handelen van verdachte heeft hen, terwijl zij (beter) zicht hadden op de omstandigheden waaronder verdachte reed, er kennelijk niet van weerhouden dit te blijven doen. Dit gegeven sluit een aanmerkelijke kans op de dood niet uit, maar is bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing van die kans daarvoor wel een contra-indicatie. De rechtbank zal verdachte gelet op het voorgaande van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Poging tot zware mishandeling
De rechtbank overweegt dat het bovenstaande handelen van verdachte zonder meer een poging tot zware mishandeling oplevert. Het meerdere malen toerijden en inrijden met een auto op [benadeelde 1] en andere personen roept namelijk de aanmerkelijke kans in het leven dat zij als voetgangers zwaar lichamelijk letsel oplopen, wanneer zij geraakt zouden worden door de auto en/of wanneer zij als gevolg daarvan ten val zouden komen. Dat iemand geraakt zou kunnen worden blijkt al uit het feit dat [benadeelde 1] daadwerkelijk is geraakt. De gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde 1] en andere personen.
Gelet op het bovengenoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal rijden onder invloed, p. 24-27;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 december 2023.
Ten aanzien van feit 3:
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is op 26 augustus 2023 in [plaats 1] met zijn auto (een Mercedes met
kenteken [kenteken] ) tegen een hek aangereden, nadat hij de macht over het stuur verloor. [9] Dit gebeurde toen hij dwars over de rotonde reed. [10] Hierdoor is het hekwerk van [benadeelde 2] vernield. Dit hek is namelijk uit de grond getrokken en stond krom. [11] De verbalisanten, die ter plaatse kwamen, zagen bandensporen van het voertuig van de rechterrijbaan, komende uit de richting van de Randwijksingel schuin over de weg naar links trekken, de fietsstrook over, schuin over het gras de struiken in, precies tussen een verkeersbord en boom door, en een platgereden struik. Verdachte is vervolgens plankgas weggereden. [12] Hierna is verdachte onderworpen aan een ademanalyse. Het onderzoeksresultaat van deze ademanalyse bedroeg 530 ugl. [13]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair tenlastegelegde (vernieling) wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op het vernielen van het hekwerk.
Beoordeling door de rechtbank
Vaststaat dat verdachte degene is geweest die het hekwerk van [benadeelde 2] kapot heeft gereden. De rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunten, waaruit kan worden afgeleid dat verdachte vol opzet had op het vernielen van het hekwerk. De rechtbank dient daarom te beoordelen of verdachte voorwaardelijk opzet had op het vernielen van dit hekwerk. Zij overweegt hiertoe het volgende.
Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is sprake indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is - zoals hiervoor onder feit 1 al overwogen - afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte dwars over de rotonde reed. Dit moet met enige snelheid hebben plaatsgevonden, gezien de sporen die daarna door de verbalisanten zijn vastgesteld. Verdachte is vervolgens plankgas weggereden. Ook was verdachte op dat moment onder invloed van alcohol.
Door met alcohol op, op snelheid dwars over een rotonde te rijden, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij ergens tegenaan zouden rijden en iets zou vernielen. Dat is ook daadwerkelijk gebeurd. Verdachte heeft de macht over het stuur verloren en heeft een hekwerk geraakt/vernield. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het vernielen van het hekwerk. Hiermee acht de rechtbank de onder feit 3 tenlastegelegde vernieling wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 subsidiair, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
subsidiair
hij op
of omstreeks26 augustus 2023,
te [plaats 1] , gemeente Heumen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
een ofmeer
personen, waaronder een persoon, genaamd [benadeelde 1] ,
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet als bestuurder van een
(personen
)auto (Mercedes)
(meermalen
)is
toegereden en
/ofingereden op die personen, waaronder die [benadeelde 1] , waarbij die [benadeelde 1]
door die - door verdachte bestuurde -
(personen
)auto werd geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks26 augustus 2023 te [plaats 1] , gemeente Heumen als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig, Mercedes (met
kenteken [kenteken] ), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van
alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een
onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994, 530 microgram (ugl), in elk geval hoger dan 220
microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn
3.
primair
hij op
of omstreeks26 augustus 2023 te [plaats 1] , gemeente Heumen
opzettelijk en wederrechtelijk een hek
(werk
)/tuinhek, in elk geval enig goed,dat
/diegeheel of ten dele aan [benadeelde 2]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (530microgram)
Ten aanzien van feit 3 primair:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte - voor de feiten 1 primair, 2 en 3 primair - zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden, die door de reclassering zijn geadviseerd. Daarnaast verzoekt de officier van justitie om aan verdachte op te leggen een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van 18 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen conform het voorarrest. Dit kan eventueel aangevuld worden met een voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van twee jaren. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat er ook een witte bestelbus op verdachte is ingereden en dat de auto waarin hij reed, die van zijn ex-vriendin is, total loss is. Deze omstandigheden rechtvaardigen niet het handelen van verdachte, maar dienen wel meegewogen te worden bij de oplegging van de straf. Daarnaast zou verdachte zijn woning verliezen als hij langer gedetineerd blijft zitten.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling door na een ruzie over iets futiels bij een café meerdere keren op personen, onder wie [benadeelde 1] , in te rijden. Verdachte heeft [benadeelde 1] bij één van deze manoeuvres geraakt. Dit alles heeft verdachte gedaan, terwijl hij onder invloed was van alcohol. Door zijn gedrag heeft verdachte [benadeelde 1] en de andere personen in gevaar gebracht. Het feit dat zij er goeddeels ongeschonden vanaf zijn gekomen, is een omstandigheid die niet aan verdachte te danken is. Zij moesten meerdere keren uitwijken voor de op hun inrijdende verdachte. Kennelijk is een ruzietje om niks met een onbekende man in het café voldoende aanleiding geweest voor verdachte om zo buitensporig te reageren. Dit rekent de rechtbank verdachte ernstig aan en het baart de rechtbank zorgen.
Daarnaast heeft verdachte door zijn rijgedrag het hekwerk van [benadeelde 2] vernield. [benadeelde 2] is tijdens zijn vakantie door de politie gebeld met de mededeling dat zijn hek is vernield. Hierdoor heeft hij schade en ongemak opgelopen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het
justitiële documentatieregister van 13 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte zich binnen de afgelopen vijf jaar één keer eerder schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en rijden onder invloed. De rechtbank meent dan ook dat sprake is van relevante recidive.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank allereerst gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten en gelet op de straffen, die in vergelijkbare gevallen doorgaans worden opgelegd. De oriëntatiepunten van het LOVS, zoals die door rechtbanken worden gehanteerd, gaan bij een voltooide zware mishandeling, waarbij sprake is van het opzettelijk toebrengen van zeer zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen), uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een jaar. In dit geval is echter geen sprake van een voltooid delict, maar van een poging tot zware mishandeling. Hier houdt de rechtbank rekening mee bij het bepalen van de straf.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 21 november 2023. Daaruit volgt dat alcoholgebruik, in combinatie met stress, een belangrijke factor lijkt te zijn bij het plegen van geweldsdelicten door verdachte. Hij stond eerder, tussen 2013 en 2016, onder toezicht van de reclassering en heeft destijds een behandeling gericht op agressieregulatie bij Kairos afgerond. Hij is in april 2023 aangehouden wegens het bezit van cocaïne. Verdachte stelt zelf geen drugs te gebruiken, maar onlangs heeft hij, na een verlof wegens een begrafenis, geprobeerd een forse hoeveelheid softdrugs in de PI in te voeren. Dit zou hij op verzoek van anderen hebben gedaan, waarvoor hij een financiële vergoeding zou krijgen. Gelet hierop acht de reclassering een verbod op het gebruik van drugs, naast een meldplicht, een ambulante behandeling, wederom bij Kairos dan wel bij IrisZorg of soortgelijke ambulante zorg, en een alcoholverbod, geïndiceerd. Dit alles om het recidiverisico, dat de reclassering als hoog inschat, in te kunnen dammen.
Gelet op de ernst van de feiten, waarbij het zwaartepunt ligt bij de poging tot zware mishandeling, en de relevante recidive kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden volstaan met een gevangenisstraf. Bij de vaststelling van de duur daarvan acht de rechtbank een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals door de verdediging is bepleit, gelet op de ernst van de feiten niet passend. Ook zijn persoonlijke omstandigheden geven hiertoe geen aanleiding.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Hierop zal in mindering worden gebracht de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank komt uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij uitgaat van een andere bewezenverklaring onder feit 1. Aan het voorwaardelijk deel van de straf verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden, zoals hiervoor genoemd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient als pressiemiddel om zoveel als mogelijk te waarborgen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. Daarnaast zal zij aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen opleggen voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Ook hier heeft het voorwaardelijke deel te gelden als ‘stok achter de deur’. Op de ontzegging van de rijbevoegdheid zal in mindering worden gebracht de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, zonder adequate behandeling, weer een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in verband met feit 1 subsidiair een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 7.317,64 aan materiële schade en € 2.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor de helft kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel aan materiële schade en smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of benadeelde in zijn vordering tot schadevergoeding ontvankelijk is. Uit artikel 51f Sv volgt dat daartoe onder meer is vereist dat komt vast te staan dat tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de door benadeelde gestelde schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat benadeelde door dit handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Benadeelde grondt zowel zijn vordering tot vergoeding van zijn materiële als zijn immateriële schade in de kern op de stelling dat hij lichamelijk letsel heeft opgelopen door het onder feit 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte. De rechtbank kan op grond van de stukken die benadeelde in het geding heeft gebracht en de gemotiveerde betwisting daarvan door de advocaat van verdachte echter niet vaststellen of de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen en zo ja, of dit door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in verband met feit 3 primair een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 6.019,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor de helft kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel aan materiële schade en smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Overweging van de rechtbank
Op basis van het dossier staat voor de rechtbank vast dat [benadeelde 2] schade heeft geleden door het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat [benadeelde 2] ontvankelijk is in zijn vordering. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of de vordering voldoende is onderbouwd. De rechtbank stelt vast dat de onderbouwing uitsluitend bestaat uit het door [benadeelde 2] zelf ingevulde formulier ‘verzoek tot schadevergoeding’ en dat is in het licht van de betwisting door de advocaat van verdachte niet voldoende. De rechtbank heeft geen onderliggende stukken en kan daarom niet de omvang van de schade vaststellen. [benadeelde 2] heeft toegelicht dat hij meer stukken naar de rechtbank heeft opgestuurd, maar die zijn kennelijk niet in het dossier terechtgekomen. Daarnaast heeft [benadeelde 2] toegelicht dat zijn verzekeraar waarschijnlijk nog schade zal vergoeden. Nadere onderbouwing van de vordering door [benadeelde 2] zou echter een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 45, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- 8, 176, 179 a van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair ten laste gelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
 beveelt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt dat
een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaar niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • zich binnen drie dagen na invrijheidstelling telefonisch meldt bij Reclassering op het telefoonnummer 088-8041405 om een afspraak te maken voor zijn eerste gesprek. Hierna moet hij zich blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht;
  • wordt verplicht zijn medewerking te verlenen aan nadere diagnostiek en behandeling bij Kairos, IrisZorg en/of soortgelijke ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • geen drugs gebruikt en meewerkt aan de controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
 stelt als
overige voorwaardendat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;

ontzegtverdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
18 (achttien) maandenmet aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest;
 bepaalt dat een gedeelte van deze ontzegging, te weten
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A. van den Toorn (voorzitter), mr. J.M. Graat en
mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2023.
Mr. S.A. van den Toorn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023391468, gesloten op 28 augustus 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 december 2023.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 44-45.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 december 2023.
5.Het proces-verbaal van aangifte, p. 9.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 45.
7.Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen (met proces-verbaalnummer PL0600-2023391336-8), p. 1.
8.De waarneming van de rechtbank gedaan in raadkamer.
9.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 december 2023.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 134.
11.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , p. 12.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 30.
13.Het proces-verbaal van rijden onder invloed, p. 25.