ECLI:NL:RBGEL:2023:699

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
408144
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over de plaatsing van zonnewering op balkon en de vraag naar onrechtmatige hinder

In deze zaak, die zich afspeelt in Arnhem, hebben eisers c.s. een vordering ingesteld tegen gedaagde met betrekking tot de plaatsing van een zonwering op diens balkon. Eisers c.s. vrezen hinder te ondervinden van de zonwering, die hun uitzicht op de Nederrijn zou kunnen belemmeren. De rechtbank heeft op 15 februari 2023 geoordeeld dat de zonwering mag worden geplaatst. De rechtbank overweegt dat, hoewel de zonwering het uitzicht van eisers c.s. zal verminderen, deze vermindering niet zo ernstig is dat deze onrechtmatig is. De rechtbank wijst erop dat enige hinder van buren vaak onvermijdelijk is en dat bewoners van appartementen niet verplicht zijn om vrij uitzicht te bieden op het terrein van hun buren.

De procedure begon met een tussenvonnis van 16 november 2022, waarin een descente en mondelinge behandeling werd bevolen. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 januari 2023 zijn de standpunten van beide partijen verder toegelicht. Eisers c.s. hebben aangevoerd dat de bouw van de zonwering in strijd is met het Huishoudelijk Reglement van de Vereniging van Eigenaars en dat deze hen onrechtmatige hinder toebrengt. Gedaagde heeft echter betoogd dat de toestemming voor de zonwering door de VvE is verleend en dat de hinder die eisers c.s. ervaren niet onrechtmatig is.

De rechtbank heeft de argumenten van eisers c.s. niet gevolgd en geconcludeerd dat de plaatsing van de zonwering niet in strijd is met het Huishoudelijk Reglement en dat de hinder die door de zonwering wordt veroorzaakt niet onredelijk is. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers c.s. afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn vastgesteld op € 1.510,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 15 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/408144 / HA ZA 22-383
Vonnis van 15 februari 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
advocaat: mr. T.P. Boer te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
advocaat: mr. M.J.C. Wensink te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eisers c.s.] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 november 2022, waarbij een descente en aansluitend een mondelinge behandeling is bevolen;
- de akte overlegging productie 15 van [eisers c.s.] ;
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 12 januari 2023.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1
Dit geschil draait in de kern om de vraag of [gedaagde] een nieuwe zonwering mag plaatsen op zijn balkon. [eisers c.s.] wonen boven het appartement van [gedaagde] en vrezen hinder te zullen ondervinden als de zonwering wordt geplaatst. De hinder bestaat uit de vermindering van hun (uit)zicht op (de oever van) de Nederrijn. De rechtbank oordeelt dat de zonwering mag worden geplaatst. Weliswaar zal een deel van het (uit)zicht daardoor worden ontnomen, maar dit is niet zo ernstig dat dit uitgaat boven hetgeen [eisers c.s.] hebben te dulden. Ook ziet de rechtbank in de andere gronden, die door [eisers c.s.] zijn aangevoerd, geen reden om [gedaagde] de plaatsing van de zonwering te verbieden.

3.De feiten

3.1
[eisers c.s.] wonen in het appartementencomplex [naam appartementencomplex] aan [adres ] . Onder het appartement van [eisers c.s.] , aan [adres ] , bevindt zich het appartement met balkon van [gedaagde] . [eisers c.s.] en [gedaagde] zijn als eigenaars van hun appartementen lid van de Vereniging van Eigenaars [naam appartementencomplex] (hierna: de VvE). [eisers c.s.] hebben vanuit hun appartement en vanaf hun balkon zicht op het lager gelegen balkon van [gedaagde] .
3.2
[gedaagde] wil een permanente zonwering bouwen die zich uitstrekt over het gehele balkon. De zonwering, die [gedaagde] wil plaatsen, bestaat uit een stalen constructie met daarop kantelbare lamellen van aluminium.
3.3
Als de zonwering wordt geplaatst, zal deze, gezien vanuit bepaalde posities van het appartement van [eisers c.s.] , een deel van het (uit)zicht op (de oever van) de Nederrijn ontnemen.
3.4
De eigenaar van het hoger gelegen “appartement nr. [X] ” gelegen aan [adres] beschikt al over een zonwering die hetzelfde is als de zonwering die [gedaagde] op zijn balkon wil plaatsen. De tien leden van de VvE hebben hiervoor in 2018 een handtekeningenlijst ondertekend.

4.Het geschil

4.1
[eisers c.s.] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde] de bouw van een permanente overkapping op het balkon aan [adres ] te verbieden, op straffe van aan [eisers c.s.] te verbeuren dwangsom van € 5.000,- per dag (of dagdeel) als de bouw voort wordt gezet of voortduurt, met een maximum van € 100.000,-;
- onder veroordeling van [gedaagde] in de kosten.
4.2
[eisers c.s.] leggen aan de vordering ten grondslag dat de bouw van de zonwering in strijd is met het Huishoudelijk Reglement Vereniging van Eigenaars Rijnappartementen [naam appartementencomplex] (hierna: het Huishoudelijk Reglement).
Daarnaast zijn [eisers c.s.] van oordeel dat de bouw leidt tot onrechtmatige en onredelijke hinder aan de zijde van [eisers c.s.] en in strijd is met artikel 5:50 lid 4 BW.
4.3
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers c.s.] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers c.s.] in de kosten van deze procedure.

5.De beoordeling

Huishoudelijk Reglement
5.1
In artikel 8 onder f van het Huishoudelijk Reglement is het volgende bepaald:
“uitsluitend door de vergadering/het bestuur naar model, kleur en constructie goedgekeurde zonneschermen, screens of enig andere soort zonneweringen mogen worden aangebracht of vervangen. Zonweringen, zoals hiervoor omschreven, waarvoor reeds door de vergadering en/of het bestuur toestemming is verleend zijn toegestaan.”
5.2
[eisers c.s.] leggen aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] geen beroep kan doen op de toestemming die door de eigenaars voor de zonwering van appartement nr. [X] is verleend, omdat deze gebrekkig zou zijn. In dit verband is naar voren gebracht dat de toestemming buiten vergadering is gegeven en alleen [eiser sub 1] de handtekeningenlijst heeft ondertekend en [eiser sub 2] niet. Bovendien stellen [eisers c.s.] dat deze toestemming, zo deze rechtsgeldig is, alleen geldt voor appartement nr. [X] .
5.3
De rechtbank volgt de stellingen van [eisers c.s.] niet. Als, zoals in dit geval, alle leden van een VvE eenstemmig tot een bepaald besluit komen, geldt dit besluit als een geldig door de vergadering van eigenaars genomen besluit, ongeacht of dit besluit tot stand is gekomen in de formele (fysieke) vergadering. Dit volgt uit artikel 5:125 lid 3 BW, gelezen in samenhang met artikel 2:40 lid 2 BW. Niet in geschil is bovendien dat het Modelreglement bij splitsing in appartementsrechte 1992 van toepassing is. Uit artikel 35 van dat reglement volgt dat, als een appartementsrecht aan meerdere eigenaars toekomt, hun stemrecht slechts kan worden uitgeoefend door middel van “één hunner”. Dat [eiser sub 1] in 2018 niet haar handtekening heeft gezet maakt het voorgaande dus niet anders.
5.4
Gelet op de formulering van artikel 8 lid 1 onder f van het Huishoudelijk Reglement is het model, de kleur en de constructie van de in 2018 bij appartement nr. 9 geplaatste zonwering toegestaan. Nu [gedaagde] , zo is niet in geschil, qua model, kleur en constructie, dezelfde zonwering wenst te plaatsen is daarvoor geen aparte toestemming van de VvE nodig. Dat de andere zonwering op de bovenste verdieping is geplaatst, is gezien de formulering van artikel 8 van het Huishoudelijk Reglement, niet van belang. Dat de leden van de VvE zich dit niet hebben gerealiseerd bij het geven van de toestemming is daarom, voor zover al juist, evenmin van belang. Dit maakt niet dat de toestemming daardoor gebrekkig is of dat daarop door [gedaagde] geen beroep kan worden gedaan.
Onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 BW
5.5
Op grond van artikel 5:37 BW mag een eigenaar van een erf aan eigenaars van andere erven geen hinder toebrengen in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is. In deze bepaling zijn enkele vormen van hinder met name genoemd. Het ontnemen van uitzicht wordt in dit artikel niet specifiek genoemd, maar kan er ook onder vallen. De beantwoording van de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval. Bij de vaststelling of de hinder als onrechtmatige gekwalificeerd kan worden, gaat het om objectieve gegevens en niet om wat in de subjectieve beleving van de betrokkenen als hinder kan worden ervaren.
5.6
In dit geval geldt dat het vrije (uit)zicht op (de oever van) de Nederrijn gezien van vanaf posities in de directe nabijheid van de ramen of vanaf het balkon van [eisers c.s.] door de nieuwe zonwering zal worden verminderd. Bovendien zal deze vermindering permanent zijn, ervan uit gaande dat de lamellen meestal gesloten zullen zijn en er doorgaans dus ook niet door de overkapping heen gekeken zal kunnen worden. De rechtbank is echter van oordeel dat de vermindering van het vrije zicht beperkt zal zijn en niet zodanig ernstig zal zijn dat deze uitgaat boven hetgeen [eisers c.s.] hebben te dulden. Voor de beoordeling is van belang dat in algemene zin geldt dat enige hinder van buren vaak onvermijdelijk is en daarom in beginsel geduld zal moeten worden. Specifiek in dit geval geldt dat sprake is van balkons waarop vanuit hoger gelegen appartementen nu eenmaal zicht is. Die balkons staan ter beschikking van de bewoners van de appartementen waartoe deze balkons behoren en zij zijn niet verplicht om van bovenaf vrij uitzicht te blijven bieden op het daaronder gelegen terrein. Daarnaast is het niet zo dat het zicht op het onderliggende terrein en het water volledig zal worden ontnomen. Het appartement van [eisers c.s.] heeft immers drie raampartijen en het balkon van [gedaagde] bevindt zich alleen onder één van die drie raampartijen. Gezien vanuit de andere raampartijen zal het zicht op de oevers van de Nederrijn niet of slechts in zeer geringe mate worden gehinderd.
5.7
Naar aanleiding van de door [eiser sub 1] geuite vrees, dat de zonwering zal vervuilen, heeft [gedaagde] daarnaast toegelicht dat de lamellenstructuur meebrengt dat deze van onderaf eenvoudig schoongemaakt kan worden. Hoe dit kan, is gedemonstreerd bij appartement nr. [X] tijdens de descente. De rechtbank leidt hieruit af dat de zonwering goed schoon te houden is. De enkele zorg dat [gedaagde] de lamellen niet schoon zal houden, is onvoldoende om te kunnen spreken van onrechtmatige hinder.
Onredelijke hinder in de zin van artikel 17 van het Huishoudelijk Reglement
5.8
Ter zitting is namens [eisers c.s.] nog een beroep gedaan op artikel 17 van het Huishoudelijk Reglement. Hierin staat dat iedere eigenaar en gebruiker recht heeft op het uitsluitend gebruik van zijn privé gedeelte mits daarbij aan andere eigenaars en gebruikers geen onredelijke hinder wordt toegebracht.
5.9
Afgezien van het feit dat voor de door [gedaagde] gewenste zonwering toestemming is verleend door de VvE, en dat het niet de bedoeling kan zijn dat met dit algemene artikel een opening wordt geboden om een goedgekeurde zonwering alsnog te laten verbieden, is de rechtbank van oordeel dat de plaatsing op zichzelf ook geen onredelijke hinder op zal leveren. Zij verwijst daarvoor naar hetgeen hiervoor onder 5.6 en 5.7 is overwogen. Gesteld noch gebleken is overigens dat met de norm ‘onredelijke hinder’ iets anders bedoeld zou zijn dan met ‘onrechtmatige hinder’.
Artikel 5:50 BW (Vensters en balkons van naburige erven)
5.1
Ter zitting is namens [eisers c.s.] verder nog gesteld dat de bouw van de zonwering kwalificeert als een soortgelijk werk in de zin van artikel 5:50 lid 1 BW. Volgens [eisers c.s.] zou artikel 5:50 BW, en in het bijzonder het vierde lid, in de weg staan aan de plaatsing van de zonwering door [gedaagde] .
5.11
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Artikel 5:50 lid 1 BW beoogt de nabuur te beschermen tegen de mogelijkheid dat inbreuk wordt gemaakt op de privacy. Het gaat in het bijzonder om de visuele privacy, waarbij deze bepaling ertoe sterkt de mogelijkheid van uitzicht op naburige erven te beperken door een bepaalde afstand voor te schrijven voor vensters of andere muuropeningen, zoals balkons, tot het erf van de buren. Niet ter discussie staat dat het werk dat uitzicht verschaft – in dit geval het balkon van [gedaagde] – al rechtmatig aanwezig is. De situatie dat een venster of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken worden gecreëerd is hier niet aan de orde. Artikel 5:50 lid 4 BW ziet specifiek op de situatie dat iemand door verjaring niet meer bedreigd kan worden met de vordering tot wegneming van een opening of werk (zoals een balkon). Ook die situatie is hier niet aan de orde.
5.12
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [eisers c.s.] worden afgewezen.
Veroordeling proceskosten
5.13
[eisers c.s.] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2 punten × € 598,00)
Totaal
1.510,00
5.14
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1
wijst de vorderingen van [eisers c.s.] af,
6.2
veroordeelt [eisers c.s.] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.510,00,
6.3
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Harten en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2023
56498