ECLI:NL:RBGEL:2023:6989

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
10402169 CV EXPL 23-1010
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling na WhatsApp-fraude met onverschuldigde betaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en [gedaagde]. De zaak betreft een vordering van [eiseres] tot terugbetaling van een bedrag van € 2.204,73, dat zij op 20 april 2022 heeft overgemaakt naar de bankrekening van [gedaagde], nadat zij via WhatsApp was opgelicht door iemand die zich voordeed als haar dochter. [eiseres] heeft aangifte gedaan van oplichting en haar gemachtigde heeft [gedaagde] verzocht het bedrag terug te storten, maar zonder resultaat.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiseres] slachtoffer is geworden van WhatsApp-fraude, maar dat niet bewezen kon worden dat [gedaagde] actief betrokken was bij de oplichting. De enkele omstandigheid dat het geld naar de rekening van [gedaagde] is overgemaakt, is onvoldoende om te concluderen dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. De vordering op basis van onrechtmatige daad is dan ook afgewezen.

Echter, de rechter heeft wel geoordeeld dat [eiseres] een vordering uit onverschuldigde betaling heeft, omdat zij zonder rechtsgrond een bedrag aan [gedaagde] heeft betaald. De rechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] het bedrag van € 2.204,73 aan [eiseres] moet terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de overboeking. Daarnaast is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 484,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Apeldoorn
Zaaknummer: 10402169 \ CV EXPL 23-1010
Vonnis van 4 oktober 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. J.P. van Veenendaal,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.I. L'Ghdas.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 maart 2023,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 20 april 2022 heeft [eiseres] via WhatsApp contact gehad met iemand die zich voordeed als haar dochter. Naar aanleiding van dit contact heeft [eiseres] op dezelfde dag een bedrag van € 2.204,73 overgemaakt naar een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] .
2.2.
Op 22 april 2022 heeft [eiseres] aangifte gedaan bij de politie van oplichting.
2.3.
Bij brief van 27 mei 2022 heeft de bank van [eiseres] meegedeeld dat de bankrekening waarnaar zij het geld heeft overgemaakt op naam van [gedaagde] stond.
2.4.
De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] verzocht het overgemaakte bedrag terug te storten, maar hierop is geen reactie gekomen.

3.Het geschil en de beoordeling daarvan

3.1.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling aan haar van een bedrag van € 2.204,73, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de proceskosten.
3.2.
Tegen de achtergrond van de hiervoor vermelde feiten, legt [eiseres] aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] jegens haar een onrechtmatige daad heeft gepleegd. De onrechtmatige handeling bestaat er volgens [eiseres] uit dat [gedaagde] haar heeft opgelicht en haar zo geld afhandig heeft gemaakt. Hiermee heeft [gedaagde] gehandeld in strijd met haar wettelijke plicht. Het bedrag dat zij heeft overgemaakt, moet als schade worden gezien.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, waaronder de nakosten, met rente. [gedaagde] voert daartoe aan dat niet zij, maar haar inmiddels ex-vriend, van wie zij de naam uit veiligheidsoverwegingen niet kan noemen, degene is geweest die [eiseres] heeft opgelicht.
Volgens [gedaagde] had zij daarbij geen enkele betrokkenheid en is zij als katvanger misbruikt. Het geld dat [eiseres] naar haar rekening heeft overgemaakt is uiteindelijk door een derde, naar alle waarschijnlijkheid haar ex-vriend, opgenomen, aldus [gedaagde] , zodat haar geen blaam treft. Tot slot had [eiseres] zelf beter moet opletten. Oplichting via WhatsApp is inmiddels algemeen bekend en kan gemakkelijk voorkomen worden. Er is daarom sprake van eigen schuld.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] slachtoffer is geworden van zogeheten WhatsApp-fraude. Waar zij wel over twisten is of het [gedaagde] is geweest die [eiseres] op dergelijke wijze geld afhandig heeft gemaakt. Die vraag kan in deze procedure niet bevestigend worden beantwoord. Anders dan [eiseres] namelijk meent, betekent de enkele omstandigheid dat bij de oplichting van de bankrekening van [gedaagde] is gebruikgemaakt, niet zonder meer dat [gedaagde] daar actief bij betrokken was. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, kan daarom niet worden vastgesteld dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld. Dat betekent dat de vordering van [eiseres] niet op grond van onrechtmatige daad kan worden toegewezen.
4.2.
Het debat van partijen is echter ook zijdelings gegaan over de omstandigheid dat het geld naar de bankrekening van [gedaagde] is overgemaakt, terwijl zij op die betaling eigenlijk geen recht had. Volgens de wet heeft degene (hier: [eiseres] ) die een ander (hier: [gedaagde] ) zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, zoals bijvoorbeeld een geldbedrag, een vordering uit onverschuldigde betaling op die ander. Omdat tussen partijen niet in geschil is dat [eiseres] zonder dergelijke grond aan [gedaagde] heeft betaald, moet op grond van de feiten en onder aanvulling van de rechtsgronden worden geconcludeerd dat [eiseres] een vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling heeft en zij in beginsel recht heeft op terugbetaling.
4.3.
De omstandigheid dat het geld uiteindelijk niet aan [gedaagde] , maar aan een derde ten goede is gekomen, doet aan het voorgaande niet af. Ook in dat geval heeft namelijk nog steeds te gelden dat [eiseres] zonder rechtsgrond heeft betaald.
4.4.
Het beroep op eigen schuld kan [gedaagde] in dit kader evenmin baten, omdat ook een betaling die uit onoplettendheid of onzorgvuldigheid is gedaan, als onverschuldigd betaald kan worden teruggevorderd.
4.5.
De conclusie van het voorgaande is dat de door [eiseres] gevorderde hoofdsom van
€ 2.204,73 zal worden toegewezen. De hierover gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de datum van overboeking.
4.6.
Gelet op deze uitkomst, wordt geen aanleiding gezien om het verzoek van [eiseres] tot het houden van een mondelinge behandeling te honoreren.
4.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Aan [eiseres] is een toevoeging verleend. Daarom zijn in deze zaak de explootkosten door de griffier voorgeschoten. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling aan de griffier van de voorgeschoten explootkosten niet mogelijk. Daarom zullen de proceskosten worden toegewezen tot een bedrag van € 86,00 aan griffierecht en € 398,00 aan salaris voor de gemachtigde, totaal € 484,00.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.204,73, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 20 april 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 484,00,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.
fh